N#. 10667. Donderdag SO November. A0.1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Jan de Ingezetenen van Leiden! Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DAGBLAD. PUDS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post AftonderHjke Nommers 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTEËN: Van 1 6 regels ƒ1.05. letters naar plaatsruimte, wordt ƒ0.05 berekend. Iedere regel meer 0.17 Grootere Voor het incasseeren buiten de stad Dit nommer bestaat nit TWEE Bladen. Morgen (Donderdag) zal een aanvang worden gemaakt met het bezoek der Leidache dames t>U de ingezetenen, weldra gevolgd door eene Bchaalcollecte, ten einde bijdragen te ver sameien voor het NationcuU Fonds ter onder steuning der nagelaten betrekkingen van in Indiö gesneuvelde militairen. Eene warme aanbeveling om dit doel by de ingezetenen ingang te doen vinden, zal nauwelyks noodig zijn; zjj, die de gebeurte nissen der laatste weken met belangstelling volgden, hebben met groote vreugde en met niet minder geestdrift kennis genomen van de schitterende overwinningen, door on6 dapper leger op Lombok behaald, weten ook, dat de eer der Nederlandsche vlag hoog is gehouden en dat moed en trouw by den Nederlandschen militair nog geene IJdele klanken zyn geworden. Maar ook weten zy, dat velen, die met mannenmoed en ongeëvenaarde heldhaftig heid streden, hun leven gelaten hebben, ten gevolge waarvan wellicht de eenige steun voor een talrijk huisgezin, voor weduwe en weezen, voor eene bejaarde moeder ver loren ging. Maar die dapperen, zty zjjn uitgetrokken met het vol besef en in het vol vertrouwen, dat, mochten zty ooit voor de eer van het vaderland vallen, het weldadige Nederland zou zorgen voor hen, die in kommervollen toestand zouden achterbleven, dat het zou weten te waardeeren den moed en trouw z\jner dappere soldaten, die in den strijd voor eene goede zaak gesneuveld zyn. En niot tevergeefs hebben zij daarop ver trouwd want aanstonds hebben zich in Neder land, zoowel in de grootste stad als in het kleinste dorp, commission gevormd, om bij dragen te verzamelen ter ondersteuning van de nagelaten betrekkingen van in Indiö ge sneuvelde militairen en zijn van heinde en verre, ja zelfs van het buitenland, ruime en milde bijdragen toegevloeid. Onze geëerbiedigde Koninginnen ztyn voor gegaan en hebben door Hare vorstelijke giften Hare warme sympathie en ingenomen heid met het plan betuigd. Welnu, Leldsche ingezetenen, laten ook wij leder naar ons vermogen het edel streven van het Centraal-Comité steunen; laten ook wij niet achterblijven om met geheel ons hart onze belangstelling te toonen voor het lot der onzent Vloeien alzoo in Leiden de bijdragen mild, opdat door onzen steun het Nationaal Fonds zoo groot mogelijk zy en daarmede tot stand kome het eenig waardig en blijvend monu ment, dat het dankbare vaderland kan opricb ten ter nagedachtenis van zijne dappere en brave zonen! Dit zij zool Het Sub-Comité: Mr. F. Was voorzitter, Mr. J. H. Goud smit secretaris, J. A. Van Hamel penning meester, H. C. Juta, A. L. De Sturler, Dr. M. C. Dekhuyzen, Mr. E. Kist, Mr. P. A. Van der Lith, G. L. Langguth, W. L. Van Kaat- hoven, C. H. De Goeje, Mr. E. De Vries. A. E. Van Kempen, P. L. C. Driessen, Ds. H. G. Hagen, Ds. S. H. J. De Wolff, Ds. C. G Chavannes, Ds. C. A. Evelein, Ds. H. P. Schim van der Loeff, Ds. S. Kutsch Lojenga, J. Bots, J. M. Van Beek, M. J. Van Wezel, D. Hartevelt, F. Beyerink, S. B. Vos, Mr. R. Van Boneval Faure, Ds. J. H Donner, Mr. H. L. Drucker, Ds. P. H. Roessingh, Dr. E. F. Van Dissel, Dr. J. E. Van Iterson, G. Y. C. Fraser, J. A. Esche, Dr. J. H. C. Kern, Dr. M. J. De Goeje, Jhr. J. C. Rappard, J.J. Vernieuwe, P. v. d. Burgt, Ds. J. Holster, Mr. M. d'Aumery, C. Van Proosdij, Mr. C Cock, Mr. L. M. J. H. Kerotens, A. Kuenen, Ds. P. M. Van Loon, Mr. H. Neeb, C. J. Leendertz. Leiden, 28 November. Bij den heer L. J. Veen, to Amstordam, is verschenen„Het scheefgroeien der kinderen en hoe men dit voorkomen kan", door den heer W. Scharroo, leeraar in de gymnastiek te 's Gravenhage. Het is eene Nederlandsche bewerking van dr. Muller's „Die schlechte Haltungen der Kinder". Het leert ouders en onderwijzers, die met de opvoeding van kin deren belast zijn, hoe zy ten opzichte der lichamelijke opvoeding van de geboorte af te handelen hebben en maakt hen teven6 be kend met de oorzaken, die het scheefgroeien kunnen ten gevolge hebben of begunstigen. Een en ander wordt door afbeeldingen op gehelderd. De heer G. H. Van Dissel, arts en orthopaedist te Leiden, heeft een woord van aanbeveling voor het boek geschreven. Htl zegt o. a.„Daar, waar ouders en op voeders attent gemaakt worden op den nor malen bouw van het lichaam, waar hun de oogen geopend worden voor de meest voor komende gebreken en waar hun de weg gewezen wordt, waarop deze gebreken te herkennen en in hot grootst aantal den ge vallen te voorkomen zijn, is dit boekje duide lijk en goed bewerkt." Uit het feit, dat des heeren Van Dissels oordeel gevraagd werd, blijkt hoe hoog hy ook elders als orthopaedist staat aangeschre ven en des te meer waarde heeft het daarom, als htJ de lectuur van dit werkje een ieder, doch ouders en opvoeders in het bijzonder, warm aanbeveelt. WtJ als zijne stadgenooten mogen het boven dien waardeeren hem onder onze verdienste lijke en nuttige medeburgers te mogen rekenen, hem in ons midden als praktizeerend arts en aan do universiteit als preceptor verbonden te zien. De jaarwedde van den secretaris en van den ontvanger der gemeente Sassenheim zjjn by koninklijk besluit van 18 dezer ieder met f25 verhoogd. Te Woubrugge werd 24 dezer het 10de jaarfeest der Christelijke Jongelings-Vereoni- ging „Timotheüs" gevierd. De vergadering werd geopend met het zingen van Psalm 138: 1 en gebed door den heer P. J. Gijsman. Deze sprak een schoon openingswoord naar aan leiding van Prediker 12: 1, waarvoor hem by monde van een der leden dezer Vereeniging werd dank gezegd, terwijl de wensch werd uitgesproken, den heer Gysman nog laüg in hun midden te mogen zien optreden. De ver slagen van secretaris, penningmeester en bibliothecaris werden uitgebracht, volgens welke do Vereeniging 24 leden telt (gedurende haar 10-jarig bestaan zyn reeds 102 jongelingen voor korten of langen tjjd lid geweest, of zyn het nog) en 57 begunstigers, en hare bibliotheek 265 nummers bevat. Afgevaardigden van Alfen, Aarlanderveen, Koudekerk, Leiderdorp, Oude Wetering en Lei muiden waren tegenwoordig, brachten hunne groeten en wenschen over, en gaven nog iet6 ten beste. Voorgedragen werden de verzen: „Israël en Nederland" en „Jacob by Betthel." Gereci teerd werden de samenspraken: „De Vege tariör" en „de Geuzen-vergadering voor Den Briel." Ter sprake werd gebracht een dictaat over do „Geheel onthouding", waarover nog eenige discussie gevoerd werd. Na het zingen van Psalm 95:1, sloot de heer Gysman do vergadering met dankzegging. Het lokaal was eivol. Op de vyfde lyst van den secretaris- penningmeester van het centraal-comité voor het byeenbrongen van een Nationaal Fonds tot ondersteuning van do nagelaten betrekkin gen van in Indió gevallen militairen komen o. a. voor het sub-comité to Koudekerk f 23.86, dat te Waarder f 12.43s on v. P. L., te Zeven huizen, by Gouda, f 2.50 De vyfdo lyst bedraagt tezamen/"24,183.86s. vormende met do eersto vier lysten een totaal bedrag van ƒ94,328.14. Te 's Gravenhage is overleden de kamer heer in buitengowonen dienst van wyien Z. M. den Koning O. Th. baron Sloet van Touten burg, wiens benoeming tot dien titel dag- toekent van 16 Febr. 1858. -- Dr. Middendorp, oud-hoogleeraar aan de hoogeschool te Groningen, is benoemd tot officier der orde van Medjidie van Turkye. Naar men te 's-Hage vernoemt, is er thans ernstig sprake van dat gevolg zal wor den gegeven aan een reeds oenigen tyd ge leden door baron Gericke van Herwynen te kennen gegeven verlangen om van zyne be trekking als buitengewoon gezant en gevol machtigd minister te Brussel wegens zyn hoogen leeftyd te worden ontheven. Onder de leden van het corps diplomatique, die naar anciënniteit aanspraak zouden kunnen maken op dozen post, behooren ook twee leden van de Tweede Kamer, nl. de heeren jhr. Van Karnebeek en W. graaf Van Bylandt, beiden minister ter beschikking. Tevens wordt gemeld dat de heer Zilcken, secretaris generaal by het departement van buitenl. zaken, wegens zyn gezondheidstoe stand weldra 's lands dienst zou gaan verlaten. Van den geestigen en pikanten schryver Jerome K. Jerome is weer een nieuw werk verschenen: „Schetsen naar het leven". Het merkwaardig talent van den auteur van „Drie Man in een Boot" en „In ledige uren gedacht", om in luchtigen, soms kluchtigen vorm diepen ernst te spreken, komt vooral in zyn jongste werk treffend uit. Het aantal in dezen bundel vereenigde schetsen is twaalf en in ééne daarvan zegt „de man, die voor anderen leefde": Ik ben er nooit voor om iemands gevoelens te kwet sen, als ik het ten minste eenigszins kan vermyden. Dit is ook de karaktertrek van den Engel- schen schryver in zyn geheelen bundel, waarin de dwaasheden der menschen, hunne gebreken, hunne waanwysheid worden in het licht gesteld op eene wyze, zooals Jerome dat kan, want by is een kenner van het leven en de men schen en meester van de pen. Zyne schetsen zyn pittig, onderhoudend, zonder daarom eene te veel inspannende lectuur te vormen. Wat er in gezegd wordt, is zoo eenvoudig en zoo waar, wel niet nieuw, maar nooit zóó gezegden daarom zal men menige bladzyde, na ze gelezen te hebben, nog eens en nog eens lezen. By uitzondering veroorloven wy ons eene aanhaling: „Op de levenszee moet ieder zelf zyn eigen roer beheeren, en niemand kan ons hulp of raad geven, want niemand kent, of heeft ooit gekend, den gebaanden weg over dien on- gebaanden oceaan. Aan den hemel boven ons straalt de zonen als do nacht aanbreekt, komen de sterren te voorschyn; en volgens deze moeten wy, opwaarts ziende blyven, sturen en God zy met ons op die wateren I Want de Levenszee is zeer diep, en niemand heeft haar ooit weten te peilen, en niemand kent haar blinde klippen en rotson, noch de sterke stroomingon, die zich boneden hare zonnige oppervlakte bewegenwant haar zand is altyd in beweging, en hare watergetyden zyn altyd afwisselend, en voor de schepen op hare golven bestaan er geen zeekaarten." Inderdaad, een werk zoo uitstekend ver taald en zoo aangenaam lezend als dit, kan niet anders dan zeer welkom zyn. De heer H. Honig, te Utrecht, zorgde voor eene nette en duideiyk gedrukte uitgave. In zyn antwoord omtrent het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) der Staatsbegrooting van 1894, ver klaart de minister, dat do voorgenomen her stellingen in het gouvernementsgebouw te 's-Hertogenbosch onafhankelyk zyn van de werken, op de begrooting voor 1895 voorgesteld, en een gedeelte van het hotel betreffen, dat by de verbouwingsplannen niet betrokken is. Binnenkort kunnen de volledige adviezen van het Geneeskundig Staatstoezicht, omtrent de bereiding van heilserum, worden tegemoet gezien. In afwachting wenscht de minister zfin oordeel omtrent het door de Regeering ten deze in te nemen standpunt vooralsnog op te schorten. Aangenaam intusschen was het hem, te ontwaren, dat een eventueel voorstel tot toekenning eener Ryksbydrage op steun zal mogen rekenen. Een vasten maatstaf aan te geven, naar welken in alle gevallen de vergoeding voor opstalling of ophokking van vee wordt bere kend, zal niet mogelyk biyken. Men moet zich beperken tot eene tegemoetkoming in de buitengewone kosten van veevoeder ten gevolge der bevolen opstalling of ophokking. De graaf De Grelle-Rogier, gezant van België by ons Hof, heeft thans zijn huis be trokken in de Oranjestraat te 's Gravenhage, waarin ook voortaan do kanselary van het gezantschap gevestigd is. Tot stationschef te Kuilenburg is, met ingang van 1 Dec. a. s., benoemd de heer De Kok, thans als zoodanig te Voorburg. De toestand van don heer E. A. Jordens, oud-burgemeester van Haarlem, die door een hevigen aanval van bronchitis is aangetast, moet zeer zorgoiyk zyn. Men vreest dat do krachten van den 72 jarigen patiënt, die dezen zomer reeds een aanval dier ziekte te ver duren had, thans te kort zullen schieten. Tegen diphtheritis. Gisteren heeft dr. De Ranitz, te Amsterdam, f 500 ontvangen van HH. MM. de Koninginnen. In bet bege leidend schryven wordt gezegd, dat „deze som namens HH. MM. de Koningin en de Koniugin- Regentes beschikbaar wordt gesteld als bydrage voor en als bewys van belangstelling in het doel, dat U WelEdei Geleerde tracht te bovor- deren om het heilserum tegen ciphtheritis in het algemeen, maar vooral ook voor minver mogenden, verkrygbaar te stellen'1. Wy ontvingen den kalender voor 1896 dor „Nationale Levensverzekering-bank", Boompjes 9, te Rotterdam. Op elk der week blaadjes zfin spreuken en aan den achter kant medodeelingen, de Maatschappy betref fende, gedrukt. Zooals reeds gemeld werd, zal het 40- jarig bestaan der Theologische School te Kam pen op 6 Dec. aanstaande herdacht worden. Nader bericht men dat er geene feesteiyk- heden zullen plaats hebben, zelf6 in eigen kring niet. Eene commissie, uit de burgery gevormd, zal een geschenk aanbieden met een album, waarin de namen der gevers. Dr. H. Bavinck zal 's middags eene rede uitspreken in de Gereformeerde kerk. De minister van justitie heeft met ingang van 16 Doc. a. s.a. den inspecteur der Pyks- veldwacht in het 6de district P. M. E. Soeters te Amsterdam aangewezen voor het 4de district der Ryksveldwacht met standplaats 's Graven hage, ter vervanging van den inspecteur G. B. De Jong, overleden; b. den inspecteur dor Ryksveldwacht in het 8de district H. Q. Var Buseck te Zwolle aaDgewozen voor het Cd. district der Ryksveldwacht met standplaats Amsterdam. De gewone audiöntiön van de ministère van marine en koloniën op 80 dezer znllen niet gehouden worden. 67) Beneden ln de restauratie'zaal komende, moest zy toch hare oo^en dichtknepen, ver blind ale »y was door het vele licht en door het flikkeren van al het kristal en zilver in de groote zaal, die als In eene zee van electriech licht voor hare verbaasde oogen geopend werd. De kellner liet haar binnengaan en daar was Gerd ook roede naast haar. Hy zag er zoo Innig vergenoegd uit en hy monsterde zyne beschermeling zoo vriendeiyk eo teeder, dat zyn eigen gelaat als van blydechap schitterde. Walburga was nu ook gerust. Zyne goede, trouwhartige oogen en het vaderiyke in zyne manieren tegenover haar deden haar zöd aangenaam aan, dat zy zich volstrekt niet verlaten gevoelen kon. Hy geleidde haar naar eene kleine, gedekte tafel, vlak by een der nu met dikke over- gordijnen behangen vensters, en nam de plaats tegenover haar in beslag. Hy gaf haar de spyelyst. Walburga had nog nooit iets dergelyks in de hand gehad. Zy liet haar oog over de met fraaie lettere bedrukte bladzyden gaan - het was een klem boekdeel en iedere soort van epyzen had eene bladzyde op zichzelve noodig - en het boekje aan Gerd teruggevende, zeide zy een voudig: ,Ik heb er geen verstand van om eene keuze te doen; ik ken al die .etene", *ie hier opgenoemd worden, niet, ten minste niet onder die vreemde namen. Ik heb nog nooit in een hotel gegeten. Dit is myne eerste reis. Alles is voor my nieuw, vreemd en be nauwend prachtig. U moet asjeblieft maar voor my denken en doen." Het bekooriyk-vrymoedige harer bekentenis trok Gerd byzonder aan. Menig jong meisje zou gedacht hebben, dat zy moest veinzen die dingen te kennen en zich vooral niet verwonderd over iets mocht toonen. Juist de jeugd komt er vaak zoo moeilyk toe, om bare onervarenheid en onbeholpenheid ronduit te verklaren. Graaf Gerd bestelde. Vervolgens keek hy Walburga weer aan en vroeg naar allerlei kleinigheden van de reis, alleen om haar aan het praten te brengen. Hy wist ook niet, waarover hy anders met haar zou kunnen spreken. Het zou natuuriyk geweest zyn, als hy naar hare moeder had gevraagd; naar de geliefde zyner jeugd; naar de edele, hoog hartige, door hem nog altyd zoo bewonderde Joséphine. Maar, 't was vreemd: de gedachte aan Joséphine had opeens voor hem iets nu ja, iets lastigs. Toen Walburga, na een poosje over de reis te hebben gepraat, vroeg: „Nietwaar, moeder was uwe vriendin, een kameraadje van uw leeftyd, toen gy Jong waart?" ant woordde hy snel: „Dat is te zeggen uwe moeder was heel- wat ouder dan ik." Toen hy dit gezegd had, bloosde hy en verwonderde hy er zich over, dat hy het had gezegd. Walburga bestudeerde haren beschermer op hare beurt ook zorgvuldig. Zy kon uit zyn gelaat niet recht wys worden. Het was edel in vorm en uitdrukkingde groote blauwe oogen keken haar zoo vriendeiyk en trouw hartig aan; en ondanks dien machtig grooten, rosachtigen baard, scheen zyn aangezicht er toch volstrekt niet streng of militair uit te zien. Walburga was nog te onervaren, om te begrypen, dat over deze trekken eene uit drukking van al te groote weekhartigheid lag, die er den stempel van echte manlyk- heid aan ontnam. Maar iets begreep zy vol komen in hemde onbeschryflyk vriendeiyke goedhartigheid, die uit zyn geheele wezen tot haar sprak; en deze vervulde haar met een onbeperkt vertrouwen op hem. Weldra was Walburga moe en slaperig en zoodra hy dit opmerkte, gaf hy haar den raad, maar dadeiyk naar bed te gaan. By het goeden-nacht-zeggen sprak hy haar op hartelyken toon in dezer voege toe: „Ik hoop, lieve Walburga, dat ge zonder vrees aan uw volgenden levenskring zult willen denken, al is die ook van uwe vorige omgeving verschillend. Gy bezit eene hoeda nigheid, die u overal den juisten toon zal doen aanslaan en u ieders achting zal ver werven: een oeriyk, onbedorven, een voudig hart." Walburga staarde hem verbaasd aan. Na zich even fee hebben bedacht, antwoordde zy „Ik ben er volstrekt niet bang voor ge weest en ik ben bet nu ook nog niet, al heb ik ook op dezen eenen dag reeds veel gezien, dat voor my vreemd en nieuw is. Zooals moeder mU geleerd beeft, dat ik mil gedragen moet, zal het overal in de wereld wel goed zijn, denk ik. Zou u dat ook niet denken? Natuuriyk vergist men zich toch wel eens; ik ben nog jong en kan niet zoo dadelijk weten, wat ik doen of laten en wat ik zeggen moet, zooals moeder dit weten zou. Yaak komt het eerst in my op, dat ik beter had kunnen doen, of iets anders zeggen, als het verkeerde er al uit is. Maar dit is dan myne eigen schuld. Aan myne opvoeding ligt het niet." In alles wat zy sprak vond Gerd aanleiding tot nieuwe bewondering. In plaats van eene fijn gevoelde vrees uit hare woorden te hooren, eene bezorgdheid, dat men hare moeder zou kunnen wantrouwen, hare dochter niet in elk opzicht uitstekend te hebben opgevoed, tegen welk wantrouwen zy haar by voorbaat wilde verdedigen, zag Gerd in die uitdrukking alleen het bewys van een fier, zelfstandig karakter, dat zich overal op zyne plaats gevoelt. Ten slotte is zy toch ook eene „Roth- kreuz"; en telkens kwam de gedachte, dat zy er weder eene worden kon, in hem op, als hy zich opgewekt met hare toekomst bezighield. Hy zou eens met Thilo spreken 1 Den halven nacht bracht hy wakende door, vervuld met allerlei aandoeniyke tooneelen voor de toekomst. Den volgenden dag vroeg hy Walburga of zfi niet gaarne een dag langer hier zou willen blyven en het een en ander van Beriyn zien? In stilte bekende hy zichzelven, dat zjj een zonderling paar zouden vormen: Graaf Gerd Yon Rakitsch met de gezelschapsjuffer zyner tante alleen te BerlUn. Walburga zou dolgaarne dien dag ovorge- bleven zyo; maar zy antwoordde bescheiden „Ik dank u wel voor uwe vriendeiykheid mynheer. Maar uwe tante wacht my heaon en ik zou myne nieuwe betrekking by me vrouw niet gaarne met een verzuim wilier, beginnen." Dus werd de reis na het ontbyt vervolgd. Gerd had som6 waariyk nog iets van eon schooljongen. Hy dacht er over, of men op het station di3 mooie jonge dame, met wia hy gearmd ging, voor zyn vrouwtje houden zou? De voorstelling, dat dit mogelyk wgI het geval was, vermaakte hem zeer. Het was reeds vry laat, toen zy aan het station te Kozlin aankwamendus reed Wal burga in het donker naar hare toekomstige woonplaats. Gerd trachtte haar door zyne beschryvinjoi te vergoeden wat het oog miste. Hy staard in het donker en noemde nu eens de grens van zyn landgoedzyn boschverschillende plekken van den straatweg, van waar men ae naaste bezitting, het kasteel van Zembowitsch, by dag kon zien liggen; dan weer de groote vyvere; het dorp alles somde hy voor haar op. „Dat zal ik morgen alles goed kunnen zien", zeide Walburga. Zy vond die bescha ving tamelijk onnoodig en al die voortdu rende moeite van haren geleider, om haar bezig to houden, waariyk byna benauwend. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1