MENGELWERK. Brieven aan een Kapelmeester. J a o ]\X anclerc, XJit het Fransch van André Theuriet. I. Onberispelijk gerokt en wit-gedast, het knoopsgat versierd met hot rozetje van officier van het Legioen van Eer, wacht Jean Manclerc tot het tijd is zich naar een officiéél diner te begeven. Hij heeft zich in een gemakkelijken stoel laten zinken, naast den haard, en laat zijn blik door het vertrek gaan zonder iets op te merken. Chrysanthen en lichte rozen, bleeke herfstbloemen, verspreiden een sterken geur in de welverwarmde kamer; ongemerkt voort die aromatische geur, doordringend als die van versch gemaaid koren, hem terug naar vroeger dagen. Bulten ratelen de rijtuigen voorbij in den mistigen November-avond, door geene enkele ster verlicht. Jean Manclerc is 46 jaar, zijn baard begint te grijzen en het dunne haar is als gepoederd. Zijne jeugd is voorbij en de parlementaire redevoeringen hebben menigen rimpel in zijn voorhoofd getrokken. Het leven heeft hem veel gegeven: wat zijne hand deed, gelukte hem, in zijne woorden zocht men te ver geefs het woordje tegenspoed. Algemeen be nijdt men hem de positie, die by in het Parle ment inneemt; reeds is zijn naam genoemd als aanstaand minister. Vijftien jaar geleden sloot hjj een rijk huwelijk met de eenige dochter uit een oud adeliyk geslacht. „Manclerc gaat het in alles voor den wind", zeiden zijne minderbedeelde vrienden, en toch was hy niet gelukkig. II. Hy ziet zich weer terug als student in do rechten met vacantie thuis by zyne ouders, die in de provincie woonden. HU was den begroeiden heuvel afgedaald, vlak by het dorpje, waar by woonde, en liep, genietend van de Septemberzon, langs een korenveld, dat men bezig was te maaien. Midden tus- schon de schooven staat oen jong meisje van achttien jaar, Reine Bardin, de krullende haren in den wind, de droomende oogen gericht op de wereldstad voor haar, waar schoone dames in prachtige kleederen langs de met zyden stoffen gevulde magazynen wandelon. Zoo stelt zy zich de metropolis voor, het naïeve buitenkind. Jean Manclerc is haar weldra genaderd en daar de jeugdige maaister zich juist ver- frischt met het heldere water uit het beekje, dat tusschen de bebloemde oevers voort kabbelt, vraagt hy haar glimlachend om een vorfrisschenden dronk. Blozend strykt zy zich het baar uit de oogen, dat verward over het voorhoofd valt, om vervolgens hare bekertje te vullen en het den vreemdeling toe te reiken. Beschaamd ziet zy naar baar bloote armen en korte rokken, uitgerafeld en hier en daar gescheurd door de struiken. De jonge man heeft slechts oogen voor het aardige figuurtje en voor de heldere kfikers, klaar als het reine bronwater. „Niets heeft my ooit heeriyker gesmaakt dan deze koele dronk," zeide hy, het bekertje teruggevend, en een zachte blik uit de donkere oogen beloonde hem voor zyn vriendeiyk woord. In de pruimeboomen langs don heuvel zingt een roodborstje en bontgekleurde kapellen fladderen over het beekje. Zy praten over de vogels en over de bloe men, over het maaien van het koren en over de heeriyke najaarszon, die hun vergunt het koron droog binnen te halen. Jean Manclerc vertelt van do groote stad, een onbekend tooverland voor Reine, en do groote oogen schitteren van genoegen by het hooren van al die wonderen. Na oen uurtje noomt Jean Manclerc den terugwog weer aan; lang nog biyft Reine hem nastaren op den gelen, zauderigen weg, omzoomd met pruimeboomen. Zy zucht zachtjes, de kleine maaister, en hare gedachten verge zellen den schoonen jongen man naar de groote stad. „Als hy oens van my hield, zóó veel van my hield, om my tot vrouw te nomen," zoide zy halfluid; „men heeft toch gekker dingen zien gebeuren, en dan zouikookeene dame worden en altyd mooi gekleed zyn...." Ondertusschen beklimt Jean Manclerc lang zaam don heuvol en ook hy denkt aan de donkere oogen en aan de kinderiyk eenvou- digo vragen van het maaistertje. „Was ik slechts een eenvoudige boeren arbeider, dan kon ik met haar trouwen", peinst hy; „maar nu, de eenige zoon van eene aanzienlijke familie Wat zou myno moeder zeggen met haren burgerlyken trots en hare onomstootelyke vooroordeelen, en myne zusters, die beiden met deftige magistraten gehuwd waren, als ik hun mfin huweiyk met een booronmeisjo aankondigde 1" Hy schudde het hoofd en verbande voor goed de gedachte aan zulk een onbekookt plan uit zyn hart. Aan Reine Bardin dacht hy niet meer. III. Twintig jaren zyn verloopon en Jean Man- clorc hooft de vruchten geplukt van zyne vroeg- rype wysheid. Hy bekleedt nu eene invloed- ryko politieke betrekking en heeft op aan raden van zyne moeder een aanzieniyk huweiyk gesloten. Op den boulevard Hausmann bowoont by oen hotel, dat steeds schitterend verlicht is, en de couranten wyden op haro eerste blad- zyde lange artikelen aan zyne onovertroffen feeston. Als hy spreekt in do Kamer, zfin de tribunes geheel gevuld. Toch is Jean Manclerc niet gelukkig! Hy heeft eene vrouw van do wereld gehuwd, leeg van hoofd on koud van hart; eene vrouw, die opgaat in kleinigheden en zyn leven verbittert door kleingeestigheden; eene vrouw, die hy niet kan liefhebben en zeker niet kan achten. Kinderen hebben zy niet, hunne omgeving is woelig zonder vroo- lykheid, de atmosfeer in huis is kil, alsof de glad gepoly ste haarden geene warmte uitstralen. De omstandigheden en het leven hebben zyn hart verkildals een land dor en zonder water is hy geworden. Hy is opgerezen uit zyn stoel naast den haard en loopt nu in het vertrek op en neer, te midden der luxueuze pracht en der sterk geurende herfstbloemen. „Was ik slechts vry en jong, zooals ik was op den dag, toen ik Reine Bardin aantrof tusschen het koren I Myne ydelheid en aan myne ambitie is voldaan, maar weegt dit ook maar eenigszins op tegen het gevoel, dat ik had, toen ik met het eenvoudige boerinnetje praatte? Wat zyn den dwaallichte van den roem anders dan het bleeke schynsel van de herfst zon, zooals die onderging dien September avond, over het landschap aan myne voeten? Hoe gaarne zou ik een glas van den kost baarsten wyn geven voor eene teug van het zuivere water, dat ik toen uit het bekertje van de kinderiyke Reine dronk! Ik kan zelfs geene vergelyking maken tusschen de officiëele feesten, die ik genoodzaakt ben by te wonen en die dikwyis ter myner eer gegeven wor den en waar ik overal myne verveling en myn koud, dood hart medesleep, en de vallei aan den voet van den begroeiden heuvel met het zacht klaterende beekje. Arme Reine, men heeft my verteld dat zy getrouwd is met een lompen boerenarbeider en dat zy eene massa kinderen hebben. Haar leven is niet gelukkig geweest; oud en ver- grfisd vóór den tyd, denkt zy misschien nog menigmaal terug aan de dagen van bare jeugd, toen zy onbezorgd het koren maaide. Wie weet of zy zich des avonds, in haren bedompt kamertje gezeten, tegenover haai man, die een onnoemeiyk aantal pypjes rookt, niet afvraagt of zy ook gelukkiger zou ge weest zyn, indien zU met den student ge trouwd was, die eens een praatje met haar maakte op dien zonnigen herfstavondl" IV. „Het had zóó kunnen zyn!" Treurige woorden om steeds weer te her halen zonder ééne sprank van hoop, wanneer de gelegenheid, die wy verwaarloosd hebben, ver achter ons ligt; wanneer de jeugd is voorbygegaan, wanneer het onherstelbare met zfin onvruchtbaar naberouw en zijn drom van verwelkte herinneringen ons als een spook onophoudeiyk voor oogen staat! Er is een oogenblik, dat wy het in onzo macht hebben met eigen hand ons lot te scheppen, maar dat oogenblik gaat even snel voorby als die kortstondige zonnestralen, die heendansen over do velden, on als wfl het ongobruikt hebben laten vervliegen, vinden wy hot nimmer weder. Het korenveld strekt zich nog altyd uit langs het kabbelende beekje en wordt nog iederen herfstavond beschenen door de schuine stralen der ondergaande zon, maar Jean Manclerc en Reine zullen elkander daar nim mer terugvinden zóu als dien eersten keer. In stee van het bekertje zuiver water, dat met zooveel vreugde werd gevraagd en aan geboden, zullen zy van den bitteren kelk des levens niets meer smaken dan den tegenzin in hun tegenwoordig bestaan mot het knagend berouw over de kortstondige bloemen die hadden kunnen ontluiken, maar die door het onherstelbare noodlot zyn afgemaaid. V. Tot zoover is Jean Manclorc gekomen mot zyne herdenking van vroeger geluk, als er aan de deur wordt geklopt en een kamer dienaar in onberispoiyke livrei den stroom van herinneringen botweg afbreekt met de mede- deeling, die hy als een automaat opzegt: „Mynheer, mevrouw laat zeggen dat zy klaar is om naar het diner te gaan; het rytuig staat voor." Een onzer kapelmeesters houdt er eene verzameling brieven op na, die hem gedurende zyne loopbaan werden toegezonden en óf om den zonderlingen vorm óf om den inhoud tot de rariteiten gerekond mogen worden. Met die verzameling kennis makende, stond hy er op ons verzoek enkele af. De merkwaardigste is wel een brief uit Rotterdam. Onze kapelmeester had mot zyn corps op 3 Augustus '89 in do Rotterdarascho Diergaarde een concert gegeven, don dag na Koninginne-vorjaardag. Het concert werd geopend met het Oude Wilhelmus, dat, toen echter nog weinig bekend, onopgemerkt voorbyging. Yan het geroep om Volksliederen, waarvan in den brief gesproken wordt, had de kapel meester niet het minst bemerkt, zoodat men zyne verwondering kan begrypen, na ontvangst van den volgenden brief. Rotterdam, 2 Sept. '89. Mynheer de kapelmeester. Door deze Kom ik uit naam Van honderde leden van de Rotterdamsche Dieretuin tot U om U dank te zeggen voor de Vééle Volkslierde die ge te gehoore heb gebrocht, En werd er door vele Heere gezegd die pedante vent is beter geschikt om by een begraveuis te spele dan op dag als deze het program als alles gespeeld was zoo als het behoorde, was heel mooi, maar niet op een feestdag en als deze waar door de goed heid der commissie de Kinde toe gelate wordt, die zig dodeiyk ver veeld. Hoewel ik geen Kinde heb hoorde ik het gemor van alle kanteen niet tegestaand het geroep der jonge luit om Volksliederen, gaf ge eindeiyk één couplet uit Wilhelmus de algemene opinie was dan ook die ver waande vent is zeker Katholiek of sosialist en zal men zeker het volgende jaar wel poginge doen om de commissie er na drukkeiyk op te wyze zoon anti-konings gezinde kapel meester. met zyn onbetekend korps niet meer met zoon dag op te late trede, het aploodisere dat enkel van de Kinde Kwam om ze wakker te houde was niet om het mooye of aange name van het spel waar een heele valsche Trompet ook een groote rol speeld. Uitnaam van vier honderdo leden B C. D. geen lid der diergaarde. De volgende zyn niet minder curieus. 's-Gravenhage 1 April 1884. Wel Edele Heer. Dat in de courant gelezen heb dat U mucicus ken gebruiken zoo meld ik my tot U ofu ook een Al trambonist (alt-trambinen) in het stryk- orcest en Althoorn in het Harrcotu' en ook viool speelt. in Afwachting. W. E. Heer. Daar ik met U. E. oftspraak heb gedaan om Maandag 26, Z. a. S. by U. E. te kommen zoo Moet ik U. E. Melden dat ik U. E. Vrien delijk bedankt voor do moeden die U. E ge daan hep zoo moet ik U. E. bedanken voor het angesement dat U. E. voor myn had om redden dat de Noraover Wiselaars te veel willen hebben Zoo hep ik maar geteekent by het Konukleike Kapel. Die zich noempt, U. E. Dienaar 26, 2, 84, den Haag. Apeldoorn 14 Febr. 1884. Wel Edele Heer. Gelezen hebbende het advertencio in Het n. v. d. Dag waarby Musici by het Park orkest gevraagd wordon, wilde ik, (voor dat ik my tot UEd. vervoege) gaarne weten of by het Parkorkest bet macheeren verplich tend is, daar ik, wel kunuonde loopen niet tot macheeren in staat bon. Met het beantwoorden dezer vraag zult UEd. my ten zeerste verplichten. In afwachting, Wol Edel Hoer. Met haast kom ik van U. Edel verzoeken myn echtgenoot te verschoonen dat hy de raatineé niet bywoond, want gisteren avond thuis komende ten 9'/a uur, is hy ziek ge worden: dat wil zeggen hy was ziek toen ik thuis kwam. Dezen avond zal hy zyn best doen om te komen, wilt UEd. ondorzook doen kunt U vry van overtuigen. Met achting en eerbied dat hy zal ver schoon zyn. Mej 's Hage 31 Aug 1893. Geachte Mynheer! Met groot leedwezen heb ik in do courant gelezen hoe of U behandelt wordt van hooger hand, toen ik mot myn zoontje by den Inten dant kwam en zelfs een brief van U er by kan ik daar duideiyk uit begrypen dat zy u toen al in het vaarwator zaten, want U heb drie hoornisten en U moest er vier hebben terwyl diezelfde hoer don vorige keer zeide het is jammer, bet is zoon aardig ventje, ik weet zeker mynheer als op de zelfde voet gebloven was, dan had myn zoontje zeker geplaatst geworden. Maar geachte heer daar moet U maar in getroosten, zy hebben den Heere Jezus ook onschuldig veroordeelt. Nu geachto Heer ik hoop toch een passende be trekking voor myn zoontje te vindon, U toe- wenschende dat God U en Mevrouw mag zegenen en dat het U moge welgaan in U verdere roeping. U dienaar. Vormakelyk is het volgende programma, door een Stafmuzikant samengesteld, een Solist van hetRog. Infanterie. 1. Bettelstoudent Marsch. 2. Ouvertoure norma. 3. Weiner Blud walser. 4. Lied onne worte. 5. Voust (Faust) fantacie solo viollino. 6. Zernade de mandelienne (Sérónade des Mandolinos). 7. Onze Wenzel Marsch. 8. Oreryzelse Volkslied. Pouse (Pauze). 9. Vollenter Marsch (Marche des Volon taires). 10. groodmoeder (Grossmütterchen). 11. heuzelmenschen (die Heinzelm&nnchen). 12. immortelle Walser. 13. Kwartet van heiden (quartet van Haydn). 14. Oud Nederlands liederen. 15. Abendstendjeu van Tadewald solo violon Cello (Abendstaodchen). 16. la Belle Heleennaa. 17. vantanietszamarsch (Fatinitza). 18. louveraar walzer (Laura). 19. de leutige Krieg. 20. strous walzer. 21. bokaasio Pophori (Boccaccio Potpourri). 22. la kleene Polka (L'Enclume). 28. Bokaasio walzer. Van denzelfden(deelname aan een door het orkest te geven krans aan iemand). „Ik voor myn pezoon geef vyftich centen in dien het meer moet zyn ook anders bovengenoemden. De handschriften dezer brieven berusten by den heer Gottfried Mann. buitenland. I>ui r scli 1 and. De oneeniglieid onder de sociaal-democraten in Duitschland wordt dagelyks erger en wanneer niet eene dwangwet de party redt, schynt eene scheuring onvermydelyk. Grillen- berger en Bebel polemiseeren allerheftigst, maar gevaarlyker is voor den laatste de aanval van Vollmar, den bekwamen lyder der Beiersche socialisten. Deze beschuldigt Bebel van blindo halsstarrigheid en van onop rechtheid. Bebel heeft onder de Berlynsche partygenooten ook vele tegenstanders, maar geen is tegen hem opgewassendoch in Beieren heeft hy den man gevonden, wiens aanval het hem moeite zal kosten, zegevierend af te slaan. Ook in Hessen komen de sociaal democra tische leiders in verzet tegen de hoofden der party. Te Weimar on te Eisenach heerscht algemeene rouw over den dood van den erf prins Karei August. Da overleden erfgroothertog Karei August, geboren in 1844, had eene uitstekende opvoe ding genoten, onder leiding vart zyne moeder, de zuster van wylen onzen koning Willem IH. Maar ook aan 't krygsbedryf was hy niet vreemd. In den Fransch Duitschen oorlog was hy in den staf van kroonprins Friedrich Wil helm, en liy was by de overgave van Sedan en by do uitroeping van den koning van Pruisen tot keizer, in Versailles. Kort naden oorlog huwde hy prinses Pauline van Saksen- Wtimar, dochter van een neef zyns vaders, prins Hermann, generaal der cavalerie in Wurtemberg. De overledene was Pruisisch en koninklyk Saksisch generaal van de cavalerie en la suite van twee Weimarsche en een Saksisch regiment. Uit Dar-es-Salam (Duitsch Oost-Afrika) is van den gouverneur Von Schele bericht ontvangen, dat den 30sten October de hoofd stad Kulrenga, in het Wahehe-gebied, bestormd en na een stryd van vele uren ingenomen is. De Duitschers verloren luitenant Maasz en acht Askari's; het verlies der Wahehe's is zeer aanzieniyk. Eene groote hoeveelheid vee, zeer veel ivoor, de geweren der Lekefiski- oxpeditio en een groote voorraad kruit vielen den overwinnaars in handen. Ongeveer 1500 geroofde vrouwen en kinderen werden bevryd. Blykens de laatste volkstelling bedroeg het getal der inwoners van Beriyn op 28 Oct. jl. 1,713,723. België. Het „Journal de Lióge" meldt dat geen van de leden der socialistische meerderheid van de Provinciale Staten van Luik de noodige bekwaamheid bleek te bezitten om verslag over de ontwerpbegrooting uit te brongen. Men heeft deze taak aan een lid van de minderheid moeten toevertrouwen. By de Kamer van Vertegenwoordigers is door de rechterzyde oen voorstel ingediend om de bolasting voor inlandsche tabak op te heffen. De „Moniteur" bevat 't volgend koninklyk besluit: Art. 1. Er wordt een arbeidsdienst ingesteld by het ministerie van landbouw, nyveiheid en openbare werken, dat voortaan de benaming zal dragen van ministerie van landbouw, ny verheid, arbeid en openbare werken. Art. 2. De dienst van den arbeid zal voor zending hebbon lo. Al de inlichtingen aangaande den arbeid te verzamelen, te ordenen en af te kondigen, wat nameiyk den toestand en de ontwikkeling van de voortbrenging betreft, de inrichting en de vergelding van het werk, zyne betrek kingen met het kapitaal, den toestand der werklieden, den vergelykonden toestand van den arbeid in België en in den vreemde, de ongevallen van het weik, do werkstaking, den arbeidstilstand, de uitwerksels der wetten, welke byzondorlyk de ny verheid en don arbeid aanbelangen 2o. deel te nemen in het bestudeeren der nieuwe wettelyko maatregelen en do verbete ringen, aan de bestaande wetgeving toe te brengen; 3o. te waken op de uitvoering der wetten betrekkelyk het werk binnen de palen, die in het reglement van inrichting zullen aangeduid worden. Art. 3. De dienst der tramwegen, diligences en messageries wordt gevoegd by den dienst der gemeentewegen. Italië» De groote grondbezitters op Sicilië verzetten zich tegen allo pogingen der Italiaanscho regeering, om het lot der landarbeiders door hervorming der wetten en beperking derlati- fundiën te verbeteren. Zy hebben een „bond van groote grondbezitters op Sicilië" gesticht, om hunne belangen te verdedigen. De regeoring evenwel stoort zich niet aan den Bond en is reeds eenige weken met het verschaffen van grondbezit aan kleine land bouwers begonnen. Hierdoor heeft zy bewezen, dat het haar ernst is met de uitvoering der nieuwe agrarische wet op Sicilië. Zoo lang de kleine hoeven van den aan den Staat toebehoorenden grond werden ge nomen, vergenoegden de groote grondbezitters zich met scherpe afkeuring in woord en ge schrift. Maar nu kondigt de regeering een wetsontwerp aan om ook particulier eigendom na onteigening te verdeelen. Hiertegen heeft de Bond geprotesteerd en men heeft nu een verbitterden stryd te wachten. De Fransche kapitein Romani, die in Italië als spion was gearresteerd, stond gisteren voor de rechtbank van San-Reino terecht. By zyne inhechtenisneming waren potlood schetsen van de verdedigingswerken aan de grens op hem gevonden. Ondanks het protest van zyne verdedigers, werd het proces met gesloten deuren behan deld. De beschuldigde werd veroordeeld tot veertien maanden gevangenisstraf, 1200 fr. boete en in de kosten van het proces. Rusland* Uit St.-Petersburg komen weer zeer on gunstige berichten over den toestand van grootvorst George, den tweeden zoon van Czaar Alexander IH, die na het overiyden des czaren als de vermoedeiyke troonopvolger is aangewezen. De reis van dezen prins naar Kopenhagen, waar hy eenigen tyd zou ver toeven, is reeds opgegeven. Grootvorst George Zil nu zoo spoedig mogelyk vertrekken naar den Kaukasus, waar hy den winter zal door brengen. Naar men weet, ïydt de Russische troonopvolger reeds sedert geruimen tyd aan eene ernstige longaandoening. De keizerin-weduwe vertrekt onmiddellyk na het huweiyk van den keizer ook naar den Kaukasus. Van de talryke groote briljanten, waar mede de Russische keizerskroon versierd is, wordt er één vermist; by de overbrenging van het lyk van Alexander III van het Nicolai- spoorstation naar de Peter-Paulsvesting is zy verloren geraakt. Mogelyk echter zal zy nog tusschen de fluweelen voering teruggevonden worden. Armenië. Alle Engelsche bladen behelzen berichten over de nieuwe Armenische gruwelen, terwyl de „Times" den tekst meedeelt van eene memorie, door de Armenische Vereeniging te Londen aan den minister van buitenlandsche zaken gezonden, waarin, onder verklaring dat deze door de Turken in Armenië gepleegde gruwelen geiyk staan met die in Bulgaryo in 1876, Engeland6 tusschenkomst geëischt wordt, alsmede de opheffing van het Turksche beheer over Armenië. Door de genoemde ver eeniging worden in een schryven verdere byzonderheden medegedeeld, volgens welke Turksche soldaten op rechtstreekscho bevelon van de Turksche autoriteiten 20 of 30 Arme nische dorpen verwoest en honderden Armeniërs vermoord hebben, na afgrysolyko barbaarschheden, waarby vrouwen noch zui gelingen werden gespaard. De „Times" be handelt deze zaak in een hoofdartikel, waarin zy doet opmerken dat de bovenbedoelde bc richten reeds de tusschenkomst van den En- gelschen gezant te Konstantinopel hebbon uitgelokt, terwyl de Porte besloten heeft eene commissie naar Armenië te zenden. De „Times" verklaart echter niet te kunnen toestaan dat de Armeniërs zich beroepen op de Bulgaarsche gruwelen en de Oostersche quaestle heropenen. Ook zou niet gebleken zyn dat de vervanging van het Turksche beheer over Armenië ver betering in de toestanden zou brengen. Intusschen kunnen de in Armenië gepleegde gruwelen nog lastige gevolgen hebben voor de regeering van Turkyo. Ditmaal is er geer sprake van opruiing der Armenische bevolking door buitenlandsche comité's, maar van bar baarschheden van Turksche militaire en bur- gejiyke autoriteiten. Zooveel is zeker: D Kurden brandschatten, onder het voorwendsel de belastingen te innen, Armenische dorpen. Do Armeniërs verzetten zich; de Turksche ambtenaren trokken tegen hen party en de bekende gruwelen waren het gevolg. Zoo de Porte onmachtig blykt oulo en veiligheid te handhaven, hebben volgens het tractaat van Beriyn de mogendheden het recht en den plicht tusschenbeide te komen, hetgeen voor Turkije waarschyniyk het verlies van Armenië zou ten gevolge hebben. Op aandringen van den Engelschen ambas sadeur heeft de Porte bereids eene commissie benoemd om een onderzoek in te stellen, maar wanneer zy niet zeer streng door de Europeosche diplomatie wordt gecontroleerd, betoekent zulk eene commissie al zeer weinig en wanneer Eng-.-land en Rusland olkauder tegenwerken, is de Europoesche contróle ooV niet veel waard. De „Norddeutsche Allgemeine Zeitung" be spreekt eveneens de wreedheden, welko d Baschi Bazoeks in Armenië hebben gepleegd Het blad raadt aan de mededeelingen de Engelsche bladen over hetgeen in Armenië is voorgevallen met voorbehoud aan te nemen. Niet alleen te Beriyn, maar ook te Parys begint men te gelooven, dat de mededeelin- gen der Engelsche bladen zeer overdreven waren. De Turksche regeering stelt zich op hetzelfde standpunt. Volgens de verklaringen der Porte hebben de Turksche soldaten gedaan wat in hun ver mogen was om de Kurden, die zich aan deze balddadigheden schuldig maakten, in bedwang te houden. De Porte verzekert dat de ge pleegde wreedheien niet zoo erg zyn als beweerd wordt, maar in elk geval handhaaft de Turksche regeering haar eerste beweren, dat de Turksche soldaten onschuldig zyn. Byna even gaarne als de sultan wenscht de Engelsche rogeering de gruwelen in Armenië te bemantelen. Zy heeft er van afgezien zelve een onderzoek ter plaatse te laten instellen en laat het over aan den sultan, die een paar generaals er mede heeft belast. Zy zullen, als zy een rapport uitbrengen, dit zoo doen als de sultan wenscht, indien niet de gebeele zaak kan worden doodgezwegen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6