KOLONIËN.
BATAVIA, 20-23 October.
De Lombok-expeditie.
Brief van „0asak" aan de Java-Bode".
Uit Ampenan wordt van 16 Oct. geschreven
Mataram, de hoofdplaats van het Hindoe-
Balische ryk op Lombok, heeft thans opge
houden te b98taan en zal voortaan tot de
geschiedenis bohooren, want van deze stad
is geen enkele steen meer op den anderen
gebleven. Alles is omvergehaald, ja zelfs de
kostbare boomen zijn niet gespaard en dit
alleen om aan do posten een vry en onbe-
lommerd uitzicht naar alle kanten te goven.
Dat voor de opruiming van de muren in
Mataram de grootste krachtsinspanning werd
gevorderd, behoeft zeker geen betoog; doch
wie nooit deze plaats gezien heeft, kan zich
goone voorstelling maken van den arbeid, die
hierbij werd verricht.
Bleven by ons vroeger verblijf in Mataram
do deuren en poorten der woningen steods
voor iederen vreemdeling gesloten, en konden
wh dus niet doordringen in de geheimenissen
dier verblijven, na de vermeestering hebben
wij alles nauwkeurig kunnen Dagaan en waren
wij verbaasd over de pracht en weelde, welke
in de poeri's en in sommige verblijven van
rijke en aanzienlijke Goesti's hebben ge-
h86rscbt. Dat door do vorwoesting van de
hoofdplaats eene aanzienlijke schade aan oe
Baliërs is toegebracht geworden, zal wel
Diomand betwijfelen. Do kostbaarheden, goede
ren van waarde en andere zaken, welke bij
do vlucht uit Mataram niet konden worden
modogevoerd, werden in den grond begraven,
doch de Sasaks, de hyena's van het slagveld,
wisten al die zaken spoedig uit de bergplaat
sen op te delven en die zich toe te eigenen.
Groote padischuren onder den grond werden
ontdekt, kisten met duizenden kopengs, klee-
diogstukken, enz. werden uit putten gehaald.
Bij den rijken Balinees Goesti Madé Kaleh
werd voor eone aanzienlijke waarde aan geld
en kostbaarheden door de Sasaks uit den
grond opgegraven.
Er is thans oen nieuwe post in Oost-
Mataram opgericht, die door eene compagnie
wordt bezet en later zal worden bewapend
naar ik vernam met 6 stukken 12 cM.
achterlaad. Deze post ligt ter hoogte van de
in Karang Bedil. Van uit dezen post zal
Tjakra Negara onder vuur worden genomen en
moor bepaaldelijk do poeri van den vorst.
Do vy n 1 Lat onbogrypeiykerwtjs niets van
zich hoor. n. Do ingekomen berichten luiden
dat al de 13 .liörs zich te Tjakra ophouden en
zich tot den laatsten man zullen verdedigen.
Het ophiischon van de Hollandscho vlag moet
slechts dienen om ons te misleiden.
Behalve Ida B.igoes Rai, die laatst zich met
een tweehonderd volgelingen hooft onderwor
pon, is er volstrekt nog geen spoor te be-
speuron van eenige toenadering van don vijand
Als de voornaamste hoofden en leiders by
don vyand worden genoemd: Goesti Komang
Ponsong, Ida Gil Gil, en Goesti Godeh Ketas,
on dan nog zekere Goesti Kanginan, die lam
is en by alle gevechten yoor zyn troep uit op
oen stoel wordt gedragen.
Dan wordt er nog verteld, dat de radja
aan ieder, die iets durft ondernemen tegen
gen dor posten, 300 gulden heeft uitgeloofd
J®c toestand te Tjakra, enz.
De tweede correspondent van de „Java-
Bode", die zich .Holland" teekent, schreef
den 16den October aan zyn blad:
Do Sasaks zeggen dat er in Tjakra-Negara
'eol ellende is. Het voedsel moet er schaarsch
zUn en vele lyken moeten er onbegraven liggen.
Men boort vertellen dat de aaar aanwezige
vyand, na den aanval van Mataram, geheel
ontmoedigd is en dat de tegenstand in Tjakra
niet erg groot moer zijn zal. Men hoort even
wel ook het tegendeel.
Wie zal zeggen wat waar ia? Het lukt ons
niet zekere berichten uit Tjakra te krygen.
Wat wo onlangs wel gekregen hebben, op
den lOden, zyn twee muildieren. Éón werd op
Kaleh, het andere op Pagasangan Oost binnen
gebracht. De beesten zagen er slecht uit en
hadden ergen honger. Zy moeten 's nachts
uit Tjakra gestolen zyn. Nu, wat toonden zo
een biydschap, toen ze buDne makkers weer
terugzagen en weer in hun gewonen doen
kwamen.
De verkloining der bentings, waarvan ik u
Li myn laatsten schreef, is thans tot stand
gekomen. Een halve compagnie is thans eeno
voldoend sterke bezetting, waardoor we voor
verder ageeren meer troepen vry krygen.
De bentings zyn zeer sterk gebouwd, met
hoogo palissadeeringen, zoodat ze onneembaar
genoomd mogen worden voor een aanval met
het geweer. Dat mag ook wel, want het is
hier algemeen bekend dat op den 12den door
don ouden vorst vrywilligers gezocht zyn om
een onzer bentings aan te vallon. De beloo-
aing zou bestaan, voor eiken deelnemer, uit
200 ryksdaalders en een stuk sawah later.
Tot heden schijnen geene liefhebbers ge
noeg zich aan te molden, althans geen onzer
bentings heeft nog een aanvaller gezien. Ze
moesten hot maar eens doen. Die verhalen
van aanvallen hebben we nu al zoo dikwijls
gehad, en er is nog nooit iets van gekomen.
Het zal wel steeds by 't voornemon biyven.
Van hot Noord oostelijk kwart van Mataram
bestaat intusschen nog heelwat, achter de
Antjar ligt nog geen muur om. Het stuk is
evenwel door den vyand verlaten. Er moet
heelwat gewerktj worden eer zoo'n heele
stad mot den grond gelijk gemaakt isl
We deden intusschen nog wat anders dan
verwoesten. De weg voor de Decauville-bsan,
van Ampenan over Kaleh naarPagasangan-Oost,
is nu klaar. Hot is evenwol door den regen
zoo'n modderig pad, dat het in den regel niet
bruikbaar is. Het is ook thans niet noodig, want
onze transporten volgen weder den ouden weg,
den grooten hoofdweg over Aroeng-Aroeng en
Mataram.
Den 14den, dus eergisteren, zyn weer twee
bataljons uitgetrokken met een troop koelies
en, ik geloof, alle genietroepen. Men heeft toen
van Pagasangan-Oost uit, een punt in Mataram
bezet, in het zuid-oosten,Karang-bedil genaamd,
liggende vlak in het verlengde van den weg
van Tjakra Negara. Wie nu de kaart ter hand
neemt, kan het punt best vinden. Het ligt
precies in den rand van Z. O. Mataram.
Weer maakten we gebruik van eene be
staande dewah. Daarnaast werd een groot
sterk bastion gebouwd, waarin zes stukken
van 12 cM. komen. Aan dat bastion, aan die
benting en aan dien weg werd den ganschen
dig met alle kracht gewerkt, 's Avonds keer
den de troepen vermoeid terug over den
grooten weg naar Ampenan.
Hot had in den middag nogal geregend en
iedereen verlangde naar huis om te kunnen
wisselen van kleeren en to kunnen gaan iusten.
Men is al dicht by Ampenan en moet nog
maar even de brug over, over den Djangkok.
Maar de brug was weg. De kali was hoog
gerezen. Een zware stroom had onzeschoono
brug weggeslagen.
En niet alleen dat men de brug niet meer
vond, maar de hooggezwollen rivier bleek
ondoor waadbaar.
En daar stond het heele 7de bataljon, met
eene groote afdeeling dor landingsdivisie, in de
modder, met Ampenan, het beloofde land, op
tien minuten afstands, en toch onbereikbaar.
Nu, men berust te velde in alles. De troep
marcheerde een eindjo terug on men legerde
zich in de sawahs. Weer begon het te onwee-
ren en te regenen. Toen werd men nat, aan
gezien er goen parapluies in voorraad waren
medegenomen.
Het was een ontzettende moeite deze troe
pen van eten te voorzien. En toch is dat
gelukt. Over het strand heen heeft men hun
langs een omweg hard brood doen toekomen
en gehakt en jenever. Men dronk een extra-
oorlam en men hield zich goed. Den volgen
den morgen was de rivier zoo ver gezakt dat
men or ten minste door kon, al ging men er
tot de schouders in.
Dat was zoo erg niet, want wo waren
immers toch al natl En toen we dan einde-
ïyk 's morgens Ampenan bereikten, werden
we allemaal getrakteerd op een dosis chinine.
Inderdaad zyn er sedert niet voel onzer, die
aan dat nachtje deelnamen, ziek geworden.
Het werk in Z. O. Mataram, waar dadeiyk
eene bezetting is achtergebJoven, is intusschon
zoo goed als gestaakt. Eerst moeten we de
communicatie over die rivier herstellen. Een
der vlotten uit de zee is uit elkander geno
men en er hedenmorgen heengesleept. Daar
hebben de matrozen zich flink by geweerd.
Eón hunner is by dat werk onder een
zwaren last terechtgekomen en terstond
naar het hospitaal vervoerd. Hy is zwaar
gekneusd. Verder is er al een yzeren brug
besteld en we rekenen dat morgenavond de
noodbrug en de gierpont klaar zullen zyn.
Behalve dit koopje dat de westmoesson ons
leverde, werd ook een gedeelte van het bivak
te Ampenan door het water onbewoonbaar. Men
heeft nu ook vandaag nieuwo barakken daar
voor gebouwd, op veiligor plaats. Wat zal de
westmoesson ons nog moer brongen?
De officiöele „Javasche Courant" van 23
October bevat nog de volgende mededeeliDg:
Na eene zware regenbui, dio een paar uur
aanhield, ontstond in den namiddag van 19
dezer opnieuw bandjir in de Soengei Djangkok,
waardoor deze buiten hare oevers trad, doch
het water daalde spoediger dan de vorige maal,
wellicht ten gevolge van het sedert gegraven
afvoerkanaal.
In de nieuw aangelegde battery by Karang-
Bedil werden op genoemden datum twee
kanonnen van 12 cM. achterlaad in battery ge
bracht en werd ook daaruit het vuur op
Tjakra-Negara geopend. Tevens werd de plaats
bepaald, waar eene tweede battery zou worden
opgericht, aan den Noordelyken rand van den
grooten weg, een weinig bewesten het punt,
waar deze naby het verlaten bivak van het
7de bataljon in Zuid oostelijke richting breekt.
Den volgenden dag werd de bezetting dier
stelling voorbereid en had by de werkzaam
heden te dier plaatse een klein vuurgevecht
plaats tusschon de dekkingstroopen en den in
Mondjok en Tamanradja genostelden vyand,
hetwelk ons echter geene verliezen bezorgde.
Yoor de plaats, waarheen het bivak Ampenan
gedeelteiyk zal worden overgebracht, is een
terrein gokozen, gelegen bonoorden den grooten
weg naar Mataram ter hoogte van Kapitan.
Met openkappen werd aldaar een aanvang
gemaakt.
Do gezondheidstoestand veranderde niet
sedert de verzending van het bericht daarom
trent, voorkomende in de Javasche Courant
van 19 Oct. jl.
Slechte voeding.
In een brief uit Ampenan aan de „Soer. Crt."
door een officier geschreven, wordt zoo hevig
geklaagd over de slechte en onvoldoende voeding
van den troep op Lombok en over de uitdeeling
aldaar van hetgeen het Roode Kruis schenkt,
dat een onderzoek door het legerbestuur en
door het hoofdcomitó van het Roode Kruis
□aar de juistheid dier klachten niet kan uit-
blyven.
Overste Scbeaer.
In een brief uit Lombok aan de „Loc." leest
men het volgende over dezen wakkeren
overste
„Mon Dieu, quel hommel" is men geneigd
uit te roepen, als men dien hoofd-officier hier
aan het werk ziet.
Een echt soldaat, flink het gezag hoog hou
dende en onvoorwaardeiyke gehoorzaamheid
eischende, is hy toch bemind door elk officier
ea mindere van zyn bataljon.
Steeds gezonden wordende, waar het 't hard
ste spant, is men verzekerd, dat by hem het
woord terugtrokken onbekend is en dat hy do
oude Indische tactiek „jy er uit én ik er in"
huldigt. Toch tracht hy dat doel niet langs
onverstandigen weg te bereiken, maar doet
by zoo lang mogelyk beleid en grooto voor
zichtigheid aan onverschrokken moed paren.
Is echter onstuimig optreden op een zeker
oogenblik noodig om den toestand te redden
of om een twyfelachtige tot eene schitterende
ovorwinning te maken, dan aarzelt hy geen
oogenblik en laat zich door niets weerhouden,
om den vyand te lyf te gaan.
Zyn kort bevel daartoe electriseert dadeiyk
zyn gansche bataljon, en de Europeanen
zoowel als do kleine betrekkeiyk nietige
Javaantjes van zyn corps hebben hier alweder
verscheidene malen de waarheid bevestigd,
dat geen inlandsche vyand stand houdt voor
den krachtig ondernomen en goed doorgezetton
stormaanval van onze troepen.
Overste Scheuer draagt in het gevecht
nooit een hoed, maar zyne pet met den uit
de verte zichtbaren gouden band, heeft eene
revolver, maar geen sabel en bestiert alles
met een klein rottantje in de hand, dat men
steeds by hem aantreft.
Met de andere hand in den zak, is hy
steeds in de voorste linie en loopt hy in het
zwaarste vuur des vyands zyn geliefkoosd
deuntje „alles kost een dubbeltje" te zingen.
Een wenk met zyn stekje, een „vooruit
jongens" is voldoende om zyn soldaten te
brengen waar hy ze hebben wil, ieder gaat
blindelings waarheen hy gezonden wordt.
Als deze dappere maar niet ten slotte het
slachtoffer wordt van zyn onverschrokken
heid, is de verzuchting die velen slaken.
De nadoereezen.
De barisans, zoo wordt aan de „Loc." go
schreven, hebben ongeveer hetzelfde werk als
de marino-landingsdivisie: het bezetten van
posten, hot begeleiden van transporten enz.
De „Loc." schryft verder van de barisans:
Zy zyn gekleed en gewapend evenals onze
inlandsche infanterie, met die uitzondering,
dat alle officieren en minderen, zonder uit
zondering aan de rééhterzyde een kris dragen.
Deze kris wordt en bandoulière medegevoerd
aan linten van de meest uiteenloopende kleur,
hetgeen den troop onder de wapenen een
zeer aardig aanzien geeft. Bovendien moot
als eigenaardigheid worden medegedeeld, dat
als er uitgerukt wordt, de colonne steeds
fraaie lansen worden nagedragen die te Djaga
raga door de barisans zyn buitgemaakt. Deze
lansen, in hoezen vervoerd, zijn toevertrouwd
aan inlandsche bedienden van de officieren
en mankeeren nooit op hot appèl.
„Frou-Frou".
Henri Meilhac is een der meest vruchtbare
Fransche tooneelschryvers; by na ontelbaar
is het aantal dramatische schetsen, dat hy
sedert het jaar 1856 voor het voetlicht heeft
gebrachtop dezelfde eer, op denzelfden rykdom
van geest en talent kan ook Ludovic Halévy,
de bekende tekstschryver van den componist
Offenbach, zich beroemen. Aan zyne hand
hebben wy dan ook het ontstaan te danken van
„Orphée aux eDfers," „la belle Hólène," „la
Grande-Duchesse de Gérolstein" en meer
andere, die niet alleen in gehoel Europa,
maar zelfs in de gebeele wereld zulk een
uitbundig succes hebben mogen inoogsten.
Geen wonder derhalve dat de samenwerking
van deze twee genieën stukken heeft gewrocht,
waarop ons hedendaagsch tooneel met trots
mag wyzen.
Hun eerste gemeenscbappelyk werk dag-
teokent van het jaar 1860 en was getiteld
„Ce qui plait aux hommes", dat reeds terstond
door de Parfische pers en door het publiek
gunstig werd ontvangen.
Toch bleef de gemeenschappelijke arbeid niet
voortduren. Eerst negen jaren, later had er
weer eene vereeniging tusschen beide mannen
plaats, eene vereeniging, welke de schoonste
en rykste vruchten heeft voortgebracht. In
1869 werd het eerst in de Gymnase hun
„Frou-Frou" opgevoerd, een drama, of tooneel-
spel in vyf bedryven, dat do combinatie
Meilhac-Halévy eene eereplaats in de iiterari-
sche wereld verzekerde.
Frou Frou is de bynaam van Gilberte Bri-
gard, een schatryk en mooi meisje. Ze is
wuft en lichtzinnig; haar doel is slechts:
genot; haar eenig streven: vermaak. Zy be
schouwt het leven als eene aaneenschakeling
van pleizier en vreugde, waarin mooie toilet
ten, bals en partyen de hoofdfactoren vormen.
In haar gemoed schynt een eeuwigdurend
helder glanzend lentezonnetje en zy is zich
niet bewust dat eenmaal die glans zal ver
minderen, dat het glimmend en schitterend
licht verduisterd zal worden door de orkanen
en stormen des levens.
Ziedaar Frou-Frou op het oogenblik toen
zy ten huweiyk gevraagd werd door Henri
De Sartory8, een der bekwaamste Fransche
diplomaten. Ze geeft hem het jawoord, niet
zoozeer aan hemzelven, maar meer aan zyne
betrekking. Zy zal de echtgenoot zjjn van
een ambassadeur, de gevierde vrouw op de
schitterende partyen en feesten, welke zy zal
by wonen aan de zyde van haren man, den
gezant!
Heeft dit huweiyk haar alle grootsche
idealen doen koesteren, het heeft tegeiyker-
tyd alle illusies ontnomen aan hare meer met
den ernst des levens bezielde zuster Louiso.
Deze had lief met allen gloed en hartstocht,
en beminde den man, die nu haar schoon
broeder zou worden. Zy heeft echter de kracht
die aandoeningen, die zielesmart te verbergen
zy is zelfs nog in staat om hare zuster
Gilberte het vereerend aanzoek van De Sar-
torys mode te deelen, haar don raad te geven
hare hand aan den man te schenken. Dit is
de inhoud der eerste acte.
De tweede acte schetst het echtpaar De
Sartorys. Hun huweiyk is gezegend met éón
kind. En toch heeft er in het wezen, in het
karakter van Gilberte geen ommekeer, zelfs
geene verandering plaats gehad; zy is nog
altyd de luchthartige, coquette vrouw; zy is
gebleven eone der lionnes van Parys; zy is
noch echtgenoote van haren man, noch moeder
voor haar kind.
Als eeno reddende engel verschynt thans
Louise in dit huis; gekomen als gast, als
logée, heeft men haar niet zonder eenige
tegenkanting van hare zyde de belofte afge
dwongen om hier de plaats in te nemen,
welke ontbreektzy belast zich met het
huishouden, |zy zorgt voor de opvoeding van
het kind.
Gilberte heeft inmiddels en thans voor het
eerst van haar leven liefgekregen, en die
liefde geldt niet haren man, maar een ander,
den graaf Paul De Valréas een harer vroegere
aanbidders. Zy bekent die liefdo aan hare
zuster, zy verwijt haar tevens dat zy wel
gewaakt heeft over haren man, over haar
kind, maar niet over haarzelve; zy worpt
haar nu de liefde, welke zy, Louise, voor
Do Sartorys koestert, voor de voeten; oene
hevige scène volgt en Frou-Frou verlaat het
huis om den man te volgen, dien zy bemint.
De Sartorys wordt ziek, langen tyd ver
keert hy in doodsgevaar en oindeiyk, toen
hy geheel hersteld was, begeeft hy zich naar
zyne trouwelooze gade, werpt haar den bruids
schat, welken zy heeft medegebracht, voor
do voeten, want hy wil niet dat zyn kind
ooit dat bezoedelde geld zal aanraken, en
doodt vervolgens in een tweegevecht den
verleider, Paul De Yalróas.
De laatste acte brengt Frou Frou weer
terug in de echtelyko woning; zy is ziek, den
dood bijna; met uiterst veel inspanning, met
verzameling barer laatste krachten heeft zy
zich tot hier gesleept om van haren man ver
giffenis af te smeeken, om haar kind een
laatst vaarwel to zeggen.
Het bovenstaande is slechts eene korte
schets van het tooneelspel, dat gisteravond in
de Stadszaal alhier als vierde nommer van
het abonnement door de leden van het „Neder-
land8ch Tooneel" werd opgevoerd.
De vertooning was prachtig, boeiend. Alle
optredenden werkten daartoe mede en hebben
aanspraak op dank. Enkele jaren geleden
werd hot stuk hier ter stede reeds door de
Rotterdamsche tooneelisten van de heeren
Le Gras en Haspels opgevoerd. Daardoor zou
men allicht vergelijkingen gaan maken. Maar
waartoe zou dat dienen I Het stuk werd gister
avond gespoeld zooals by mogelykheid kon
verlangd worden, en dat is voldoende, ook al
mochten anderen het nog beter doen.
Dat de hoofdrol in handen was van mevrouw
Frenkel Bouwmeester was een zekere waar
borg dat het genot niet minder zou zyn dan
dat, hetwelk indertyd Marie Vink aanbood,
toen deze dezelfde rol vervulde. Gaf deze ons
de Frou Frou in al bare vroolykheid en dartel
heid weer; teekende zy toen de vrouw der
wereld met haar lach en luchthartig optreden
op uitstekende wyze, en kwam haar evenveel
lof toe by de meer ernstige passages, niet
minder was dit nu het geval met mevrouw
Frenkel Bouwmeester, die ook in haren dia
loog met hare zuster Louise aan het einde der
derde acte, en in hare tweespraak met haren
echtgenoot als deze haar den bruidsschat komt
terugbrengen, meesteriyk, vol innigheid, vol
gevoel was.
Ook in de stervens-scène toonde zy wederom
welk eene geniale vrouw deze kunstenares is.
Hare kostumes, welke in dit stuk mede
eene voorname plaats innemen, waren keurig.
De zaal was goed bezeten het publiek
gaf by herhaling zyne bewondering over het
spel onbewimpeld te kennen.
Harktberlohtent
INLANDSCHE GRANEN.
Rotterdam, 19 November. Do marl toonde woder
een goed voldoenden aanvoer, waaronder veel van
afw^konde qualiteit, die moeiljjk pla&tsiDg vond.
Yan Witte Tarwe werd do Jarige goed pijjshoudend
genomen, de aanvoer daarvan verminderd echter
sterk. De Nieuwo was in de besto qualiteit onver
anderd, maar de gewone soorten 10 tot 25 centslager.
N. Vlaam.cn Zoouw., de besto 5.25, ƒ5.50 tot ƒ6.75
dito dito middelb. 4.60, 4.80 6.10
Flakk. en Overm., do beste 6.—„5.20 „6.40
dito dito middelb. 4.40, 4.60 4.80
Mindere soorten3.76 4.20
J. Vlaamscbo en Zeeuwsche „6.20, „6.40 „6.75
Flakkeesche en Overm. 5.70, 6.6.40
Mindere en geringe qual.
Voorts werd verkocht per 100 Kilo.
Goede qualiteit Niouwo Witte. 7.30 a 7.50
Middel 7.— 7.20
Mindere 6.— a 6.60
Roode Tarwe zonder aanvoer en ook zonder vraag.
Rogge was weinig van voldoende qualiteit aan-
gebraoht en prtjzen meestal 10 cents lager.
Zeeuwsche en VI., n. qual., 3.80, ƒ4.tot ƒ4.25
Overm. en N.-Brab., „3.50, „8.70 m „3.90
Geringere soorten 2.90, „3.10 3 80
Gerat vond weder weinig aftrekvooral do Zomer-
bleek moeilyk te verkoopen eu liep 20 oents lager.
Ohevali r onveranderd.
Vlaam. en Zeeuwsobe Winter- van 3.50 tot ƒ8.75
Overmaasohe on Flakk. 3.20 8.40
Afw. on mindere soorten 2.25 3.
Vleam., Zeeuw, en Flakk. Zomer- S.— 8.80
Mindere qualiteit 2.40 2.80
Chevalier2.50 4.60
Voorts werd Zomer- ook tot ƒ6.50 en Chevalier-
tot ƒ6.per 100 kilo verkocht.
Haver zonder verandering; goede qualiteit ia zeer
zeldzaam.
Blanke en wichtige qualiteit van f tot
Zeeuwsoho en andere inl. Voera.„2.76 „3.
Liohtore dito dito „2.„2.40
Geringoro soorten1.50 1.75
Voorts werd gedaan per 100 Kilo.
Middel qualiteit Voerƒ5.tot 5.50
Mindere 4.50 4.86
Spelt van ƒ2.60 tot ƒ3.40.
Paardenboonen van ƒ4.70 tot ƒ5.45.
Duivenboonen van 5 30 tot J 5.90.
8chapenboonen 4.50 tot f 5.23.
Bruineboonen waren voldoende aangevoerd maar
mcerendeels van ongewensohte qualiteit; pryzen
blevon onveranderd.
Walcherschevan 14 tot ƒ14.00
De boete Vlaam. en Zeeuw. 13.25 u 14.
Ordmairo dito dito 12. 12-75
Geringere en wakke. 9.50 10.50
Van Witteboonen werden alleen de beste onver
anderd verkocht; voor de mindere soorten waren
geen koopers.
Walcherechevan ƒ14.tot ƒ14.60
Vlaam. en Zeeuw, de botte. 13.13.50
dito dito ordinaire 11.12.50
Mindere en geringoro soorten 7.10.—
Blauwe Erwten wer len 25 tot 50 cents lager af
gegeven; alleen de pnikste kooksoorten bleven na
genoeg onveranderd.
Walcherschevan ƒ9.—tot 9.75
De beste Zeeuwsche en Vlaamsche „8.8.75
Middelb. qual. dito en Flakkeesche „6.7.23
Geringere5.— 5.50
Sohokkers kwamen wedor zeer weinig voor.
Koolzaad zonder aanvoer.
Hennepzaad ƒ6.75 tot ƒ8.50.
Kanaritzaad onveranderd.
Het beste 10.tot 10.50, middol-qualiieit ƒ8.76
tot ƒ9.26 en geringoro soorten ƒ7.25 tot ƒ8.
BUITENLAND8CHE GRANEN.
Tarwe was zeer weinig aan de markt. Benoodigdeu
botaaldea van den zolder boogero prijzen. Ook werden
een paar stoomende partijen voor den Ryu genomen
tot ƒ5.— hooger dan 11. Zaterdag.
8toomende Bodwinter 2 werd met ƒ154 betaald.
Rogge bleef op verhoogde prijzen goeden aftrek
vindeD.
Helona volgens qualiteit ƒ110 tot ƒ112
dito stoomeude 108 „115
Taganrog98 108
dito stoomende 102 104
Odessa102 104
dito stoomende volgens qualiteit „101 „105
Dnieper103 104
Genotscbck103 „105
Nicolajef106 107
dito stoomende volgons qualiteit 101 „105
Moldau stoomende105
Gerst in loco schaars.
Nicolajeftot ƒ86
Taganrog84 86
Odessa85 86
Azof, stoomende83 8ö
Taganrog „84 „„85
Odessa 83 85
Haver vaster.
St.-Petersburger tot fl.-m
Reval- „6.75
Lib&u6.26 6.50
Boekweit hooger.
Nieuwe Franeohe, Nov.-afltot ƒ186
Canada 146
Libau145
Boo'iweitgrutten stil.
Grove St.-Peteraburger. ƒ211
Middel dito 195
Voer-Erwten werden wat meor govTaagd. De beste
ƒ6.10 tot ƒ6.35; mindere ƒ4.60 tot ƒ6.
Maïs schaars.
Bonte Amerikaansohe tot ƒ142
dito stoomondo 136 139
Donau 128 120
Turksohe uit stoomboot. 128 129
Oinqautine126 190
Rotterdam, 19 November. Op de veemarkt war en
heden aangevoerd: paardon, veulen, 277
rundoren, 77 vette kalve~on, 1 nuchter kalf, 1366
sohapen, 588 varkens, biggon, 2 bokkon, ezel.
Do prjjzen van het vee waren als volgt: runderen
lste qual. 81 82 o., 2do qual. 28 a 29 o., 8de qual.
26 a 27 o.; kalveren lste qualiteit 45 a471/sc., 2do
qual. 40 a 421/9 c.; schapen lste quaL 24 a 251/9 o.,
2do qnal. 22a 23 c., varkens lete qual. 18 a
181/, o., 2do qual. 17 a 17l/j o-. 8de quaL 10 a lGtyi o.,
allee per l/j KG. Handel eenigazins eleepend.
BUITENLAND.
Frankryk.
De laatst onder verdenking van «pionnage
in Frankryk gevangengenomen vreemde
lingen zyn gebleken geene spionnen te zyn.
Onder hen zyn twee Duitschers, jongelieden,'
die te Parys een vrooiyk leven leidden. De
een eischte van een dametje geld terug, dat
sy van hem had weten te krygen. De juffer
riep den bystand in van een advocaat, die geen
beter middel wist om zyne cliënte te redden, dan
den Duitscher aan te klagen, een spion te zyn.
Meer sensatie maakte een ander geval. De
firma Alez, zoo verhaalt de „Frankf. Ztg.", had
veldflesschen voor het leger geleverd, die
werden afgekeurd, maar wist dezelfde flesschen
later als nieuwe te doen aannemen. Toen dit
bekend werd, boden de hoofdredacteuren van
vyf dagbladen aan de firma Alez aan, voor
100,000 fr. te zullen bewerken, dat geene
gerechtelyke vervolging tegen haar werd in
gesteld. Doch, zoo zy al zwegen, andere bladen
deden het niet en hunne verdediging had niet
den verwachten invloed op de openbare meeniDg.
De heeren Alez dreigden de vyf journalisten
wegens oplichterij te vervolgen en dit had ten
gevolge, dat hunne bladen het mogelyke deden,
om een proces tegen de firma te voorkomon,
maar het is nog de vraag, of zy zullen slagen.
Op de lyn Parys - Charleroi is oene nieuwe
poging tot ontsporing gedaan. Men had
nameiyk een signaal gesloten en alzoo het
doorstoomen van den exprestreln belet, die
hierdoor eene groote vertraging ondergaan
moest.
Oroot-Britannlb,
Tegen de tirannie der trade unions in En
geland, die in den laatsten tyd ook meer
socialistische beginselen begonnen te huldigen
door zich voor de nationalisatie van den grond
te verklaren, openbaart zich een steeds krach
tiger wordend verzet en om dit te concen-
treeren, is eene „nationale vrye arbeiders-
vereeniging" opgericht. De leden willen niet
langer aan eene georganiseerde minderheid
gehoorzamen, die willekeurig tot werkstak^n
en hongerlyden dwingt en de werkgevers
noodzaakt, geene werklieden aan te nemqj),
die geen lid van een trade union zya. Ash