N«. 10649. Donderdag 8 November. A0.1894. geze (/Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per postl.*0- Afzonderlijke Nommersn 0.05. PRIJS DER ADVERTENTEËN: regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grooter# Van 1-6 letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseeren buiten de stad Tweede Blad. De Haagsche Courant is van meening. dat men er wel eens aan mocht gaan denken te breken met de gewoonte om alle menschen eervol te ontslaan. Er kwamen o. a. in de allerlaatste dagen een paar van die ont slagen voor, zegt het blad, waarbij dat „eer volle" een zonderling figuur maakte. Ontsla ambtenaren met de mededeeling, dat dit ge schiedde op verzoek, wegens volbrachten dienBttjjd, wegens leeftijd, ziekte, enz. en bewaar het .eervolle" voor bijzondere om standigheden. De Volksbanier wijst op eenlge zeer hooge traktementen bu sommige Indische Colleges. Er is een Raad van Indië. Alleen aan traktementen van den vice president en de vier leden kost deze Raad ruim ander halve ton gouds per jaarl Hiervan ontvangt de vice-president zee en dertig duizend gulden en elk lid acht en twintig duizend acht honderd gulden. Zjjn dit geene ongehoorde cijfers? Is dat niet overbodig? Er is een Hoog Gerechtshof. Dit hof, hetwelk onlangs door het Kamerlid mr. Levy als een buitengewoon slecht verzorger van het recht aan de kaak werd gesteld; in dit laatste kunnen wij echter niet treden, maar dat ons niettemin aan traktementen jaarlijks bijna driehonderd vier en dertig duizend gulden kostI De president van dit bof trekt jaarlijks niet minder dan vier en twintig dui zend gulden! Zijne medeloden doen bot voor de helft, ieder twaalf duizend gulden, waarmode hunne diensten ook zeker wel zjjn betaald 1 Voor enkele verhoogingen bjj dit hof is voor dit jaar het bagatel uitgetrokken van een en twintig duizend zeshon derd guldenl Van een der departementon ontvangt de alge- meene secretaris en de directeur ieder jaar vier en twintig duizend gu 1 denl Hunne secretarissen genietennegen duizend zeshonderd gulden por jaarI De president en zes leden der Reken kamer kosten ons jaarlijks honderd en vier duizend vierhonderd gulden. Op de lijst van 1893 van verleende pen sioenen komt voor: de minister van koloniën mr. J. H. Bergsma, in zijne qualiteit van oud-raad van Indië, met tien duizend gulden 's jaars 1 De Volksbanier zou tegen dergelijke hooge traktementen nog geen bezwaar hebben, indien nu de zedelijkheidsbegrippen in Indië maar niet beneden het nulpunt stonden. Wanneer Staatslieden met goed beleid niet vragen om de schepping van baantjesgasten, maar een beroep doen op de bevordering der leer van Christus in Indië, dan worden deze mannen door de Staten-Generaal ongeschikt verklaard voor hun ambt en worden zonder vorm van proces aan den d()k gezet, getuige wijlen Keuchenius. De Weesinrichting te Neerbosch! Terwijl men van de toegezegde verbete ringen op Neerboscb zoo goed als niets boort, is thans zelfB gebleken, dat de mis handeling der aan Van 't Lindenbout toe- voi trouwde kinderen nog geen einde heeft genomen. Dezer dagen toch moest de rechtbank te Arnhem zich weder bemoeien met een zeer ernstig geval, waarbij een der onderwijzers van Neerbosch als beklaagde wegens mis handeling terechtstond. Bij het onderzoek ter terechtzitting erkende bekl., zekere Lagewen, dat hij den 21aten Sept., des avonds te halfelf, den verpleegde J. W. F. Hofman, een jongen van 16 jaren, uit xyn bed heeft laten oproepen en bij zich laten komen op het voorportaal der onder wijzerslokalen en hem daar met een wandel stok heeft afgeranseld. Hjj heeft hem dien nacbt bjj zich gehouden en hem twee dagen op den zolder opgesloten. De jongen had den moed zich over het ondervonden leed te beklagen bjj den veld wachter Sybrandi, die, als getuige gehoord, verklaarde dat, toen de jongen bij hem kwam klagen, hi) hem heeft onderzocht en den dokter van het gesticht De Blécourt heeft kennis gegeven. Het bleek „dat hjj meer dan dertig slagen had ontvangen op armen, beenen, rug en achterste. Van achter was bij zoo zwart als de kachel, een oor was blauw, hjj had kneuzingen aan het hoofd en kon niet liggen van pijn." Dit alles geschiedde In tegenwoordigheid van den opzichter Gerritsen, terwijl drie andere beambten mede van die mishandeling wisten. Geen hunner gaf echter aan de zaak eenig gevolg, ja, een dezor lieden, de onderwijzer Verschuur, had zjjn plicht zelfs zóó ver ver geten, dat bi) den jongen dwong een briefje aan den veldwachter te onderteekenen, waar bij hjj zjjne klacht verklaarde in te trekken 1 Deze dingen komen dus in elk opzicht overeen mot de vroeger reeds bekend gewor den feiten en bewijzen, dat ook zj] zich hebben vergist, die nog hoopten dat althans de rucht baarheid, aan het te voren bedreven kwaad gegeven, het personeel van NeerbOBCh, z(j het dan ook moer uit vrees dan uit verteedering des harten, van het plegen van verdere wreed heden zou terughoudon. De schuldige onderwijzer hoorde een eisch van twee maanden gevangenisstraf tegen zich uitspreken en is natuurlijk ook ontslagen. Zoowel de onderwijzer Verschuur, die het briefje het schrijven, als de andere beambten, die met de zaak bekend waren, doch haar geheim hielden, zjjn echter tot dusver nog niet weggezonden. Als zulke dingen kunnen gebeuren, vlak nadat de aandacht van heel Nederland op Neerbosch gevestigd was aldus besluit Het Dagblad (Amstordam), waaraan we dit een en ander ontleenen, bestaat er dan niet reden te over voor de vrees, dat de oude ruwheid en wreedheid in haren vollen omvang zullen terugkeeren, zoodra de oogen van 't publiek meer nog dan thans helaas reeds het geval is, van Neerbosch zullen zjjn afgewend? Wij vinden in deze feiten opnieuw het be wijs, dat men nimmer de ongelukkigen, die daarginds worden gehuisvest, met gerustheid aan hun lot zal kunnen overlaten, zoolang de ondernemer van weezenverpleging Van 't Lindenhout en zjjne familie daar als heer- scher8 blijven tronen, en zoolang niet een streng toezicht van overheidswege op dergelijke ge stichten zal worden uitgeoefend. Maar wanneer zal het daartoe komen in Nederland Het hoofdstuk Justitie heeft in de afdeelingen der Kamer wederom tot heelwat beschou wingen aanleiding gegeven, maar voor de arme, verwaarloosde kinderen van Neerbosch had ook thans weer niemand een woord! Hoe geheel anders was dit, toen enkele jaren geleden de jongelui van de Kon. Militaire Academie wat last hadden van influenzal Toen werd er in de Kamer met groote belang- stelling naar hunne verzorging geïnformeerd en werden er allerlei wenken aan de hand gedaan, opdat er aan hunne verpleging toch maar niets zou ontbreken. Daar hadden wi) natuurlijk niets tegen, maar waarom nu zulk eene volslagen onver schilligheid betoond tegenover de ongelukkige weezen, die zeker duizendmaal meer zorg en bescherming noodig hebben dan de .jongelui" van Breda? In de afdeelingen der Tweede Kamer is aangedrongen op eene tabaksbelasting, ,te heffon als vergunningsrecht". Dit denkbeeld vindt toejuiching in het Dagblad voor Zuid-Holland en 's Gravenhage, dat zegt: „Met genoegen zagen wy ook eene Tabaks belasting genoemd, te heffen als vergunnings recht voor den verkoop. Die heffing zou heil zaam kunnen werken als dam tegen den wassenden stroom van sigarenwinkels." "Wfi dachten altijd, zegt De Residentiebode naar aanleiding hiervan, dat het vergunnings recht een middel was om het misbruik van sterken drank tegen te gaan, maar thans komt de aap uit de mouw. Het heeft alleen ten doel geld voor de schatkist bijeen te brengen en is als zoodanig bestemd, om, naarmate do behoefte toeneemt, ook andere en onschuldiger artikeltjes te treffen. Het spreekt toch wel vanzelf, dat, wanneer men eenmaal van den sterkon drank tot de tabak komt, er geene enkele reden is om op dien weg niet voort te gaan als „dam tegen den wassenden stroom" van achter eenvolgens alle overige magazijnen en winkels. Zulk een vergunningsrecht is trouwens niet nieuw. Het patentrecht was in anderen vorm en gedaante en onder een anderen naam ook een vergunningsrecht, dat tegen den stroom van concurrenten een dam moest opwerpen. 26) Zij sloeg geen acht op de menschen, die op den weg waren, en hierdoor stiet zjj ge heel onverwacht tegen Heribert Van Holten aan. Zjj had veel pret over deze ontmoeting; maar toch werd dit tegen elkander stooten van hare z\jde instinctmatig door een terug treden gevolgd. Daar stond Heribert voor haar, de hakken zijner laarzen tegen elkander slaande, zijn afgenomen hoed met strakken arm boven zijn hoofd houdend. „Altijd beleefd en aardig; en hoe keurig gekleed!" dacht zij, hem in stilte bewonde rende. Zjj had een bijzonder zwak voor goede manieren en sierlijke kleeding. „Waarheen gaat uw weg, mejuffrouw?" vroeg Van Holten, die door de jongens prompt op de hoogte van Walburga's lesuren ge houden werd. „Naar school, Latijn", antwoordde zjj, op den eigenaardigen toon van iemand, die eene treurige, maar onwrikbaar vaststaande waar heid verkondigt. „Mag ik een eindje met u meeloopen?" „Natuurlijk; met pleizler", luidde hare onvoorwaardelijke toestemming. Voor die ge vallen had men haar geen bepaalden regel voorgeschreven; het gezelschap van Heribert Van HoltJen vond zjj al even prettig en even uurljjk als dat van eene van hare school kennissen. Dus wandelde zjj eenvoudig naast hem voort, evenals straks een weinig met de schooltasch slingerende en den weerspannigen hoed tus8chenbeide een duw gevende. „Ik zal u maar dadelijk bedanken, mijnheer, voor iets, dat u waarschijnlijk volstrekt niet weet en dat u zeker niet voor my bedoeld zal hebben. De jongens hebben mjj al drie maal eene doos met chocolade gegeven, die van u kwam." „Zoooo", dacht hij. „Zjj komt mij heel behendig halfweg te gemoet. Die tegenwoor dige jonge meisjes houden er eene alleraar digste, slimme manier op na. „Maar, juffrouw Walburga pardon, maar ik hoor uw naam zoo dikwijls door mijne neven u heeft toch zeker gegist, dat de zaak in omgekeerden zin op te vatten isdat de jongens integendeel het lekkers alleen aan u verplicht z(jn, want dat mjjne mildheid tegenover die bengels eenvoudig het doel was om een weg tot u voor mjj te openen?" ijverde Van Holten. „Zoo?" Walburga zag hem werkelijk ver bluft aan. „En waarom zou ik het ook geheim hou den", vervolgde hjj, „alleen om u ben ik bij uwe ouders aan huis gekomen. Ik had niet den minsten lust om mjj met die neven van mjj te bemoeien. Maar toen zag ik u eens op de straat. Ik ben u dikwijls tegengekomen - nageloopen ook! Maar u scheen er hoege naamd niets van te vermoeden, dat ik u volgde. Misschien wel aan een dozijn men schen had ik reeds gevraagd, wie toch dat mooie, jonge meisje was, toen ik eindelijk iemand vond, die my antwoordde„Dat is do mooie Walburga Steinor; maar hare ouders leiden een zeer afgezonderd leven en dr. Steiner is een despoot; hij was onderwijzer in m(jne klas." Steiner?... Steiner?.Die naam klonk mij bekend in de ooren en toen bedacht ik opeens, dat bij hem mijne neefjes in huis waren. Reods den volgenden dag kwam ik b(j u. Dat ik mijn bezoek niet spoediger herhaald heb, was uit voorzichtig heid en met degelijk overleg." Walburga stond stil. Zjj waren bij de stads poort gekomen en de zwart-met-roode muur met het grijze dak kwam scherp uit tegen den helderen zomerhemel. Rechts en links van den vierkanten toren van het gebouw trokken de lompe, zware stadsmuren aan weerszijden hunne lijn: hier naar de kaai aan de rivier, die als handelsweg naar zee leidde; ginds tot aan de kalme watervlakte van een meertje, waarover een wit zeil voort gleed. En op den smallen, hoogen djjk tus- schen de rivier en het meertje, die hier elkander bjjna raakten, prijkte de lente in hare volle pracht van bloemen en groen. Voor de donkere stadsmuren stonden twee over- oude kastanjes, die met een aantal witte „kaarsen" prijkten. Door de kleine, ronde poortgang had men het gezicht in de stad. Ginds lag de zonneschijn op het plaveisel; de tram kwam juist aangereden en gleed als een stuk speelgoed licht en gemakkelijk door den middelsten boog der poort. Heribert Van Holten zag, na zijne lange toespraak, Walburga vragend aan. Hij ver wachtte een vriendelijk glimlachje van ge- Nog geen jaar geleden is dit patentrecht verdwenen en kwam daarvoor eene bedrijfs belasting in de plaats, waarin neringdoenden en niet-neringdoenden gelijkelijk worden ge troffen. In dergelijke gelijkheid kan men naar men ziet nog geen enkel jaar be rusten. Reeds dadel yk gaan er stemmen op, om met behoud natuurlijk van de bedrijfsbelasting weer eene nieuwo en andere belasting in te voeren, welke woer alléén en uitsluitend onze nyveren zal treffen. Er moet, naast de belastingen voor allen gelijk, op fiscaal gebied eene nieuwe uitzonderingswet verrijzen tegen de neringdoenden. Eerst voor de sigarenwinkels en, gaat dit goed, dan natuurlijk ook voor auderen, moet het patent terugkeeren. Wij weten wel, dat een wensch in het „Voorloopig Verslag" en een desideratum van het D. v. Z.-H en 's Gr. nog tot geene wetten leiden, maar het is een feit, dat stemmen, die opgaan om neringdoenden zwaarder te be lasten, by Staat en Gemeente gewoonlijk nogal oen gretig oor plegen te vinden, indien dergelijke belastingen worden aangeprezen onder de schoonklinkende leuze, dat men hen, door hen te laten betalen, tegen concurrenten wil beschermen. WU wenscben daarom reeds dadelijk tegen deze nieuwe belasting der neringdoenden te protesteeren en hen op te wekken, krachtig en van den aanvang tegen deze beweging party te kiezen. Zy verliezen toch niet uit het oog, dat, waar het patentrecht den stroom van sigarenwinkels niet heeft kunnen keeren, een dam, geiyk het D. v. Z. H. en 's-Qr. wil opwerpen, een vergunningsrecht zou moeten zun even hoog, zoo niet hooger dan bet afgeschafte patentrecht, hetgeen dan voortaan naast en behalve de bedryfsbelasting zou moeten worden betaald. Overgroot, zegt Het Christelijk Schoolblad, is in sommige streken van ons land de onderwyzersnood en niet hot minst by het openbaar onderwys. Een der bekende advertentiebladen bevatte deze week niet minder dan 93 oproepingen van onder- wyzers en onderwyzeressen, enkel voor het openbaar onderwys. Sommige gemeente besturen gaan maar voort met adverteeren, in plaats van eenvoudigweg de salarissen met 50 of 100 gulden te vorhoogen. Een salaris van minder dan 600 gulden voor een onder- wyzer van buiten-af, die zicb dus kost en inwoning by vreemden verschaffen moet en voor zyne studie elders hulp moet zoeken, is waariyk te gering. En toch gaat men hier en daar voort met tredje voor tredje en niet dan in de uiterste noodzakelykheid een salaris van 500 gulden met 25 gulden te vermeer deren. Eene betere salarisregeling en wel eene, die met de plaatselyke gelegenheden rekening hield, zou het gebrek aan onderwyzers wel niet wegnemen, maar in elk geval de vacatu res wat moer gelykmatig over het land ver doelen en zoo de nadeelige gevolgen voor het onderwys minder groot maken. En zouden sommigo besturen van openbare zoowel als van byzondere scholen niet wys doen met eens na te gaan, wat hun dat herbaalde adver teeren al kost en dan liever maar aanstonds het salaris hooger stellen? Voorts zou het goed zyn, dat even goed voor de openbare als voor de byzon dere scholen het wetteiyk minimum-aanta' onderwyzers als voorwaarde voor de aanspraak op de Ryksbydrage gesteld werd. Zooals het nu is, moet het eene schreeuwende onbiliyk- heid heeten, een meten met twee maten, dat op geen enkelen grond te verdedigen valt. Slechts dan moest de ontoereikendheid of onvoltalligheid van eenig schoolpersoneel met inhouding der Ryksbydrage gestraft worden, als bewezen kon worden, dat er onderwyzers zonder betrekking waren. Het tegendeel is waarer zyn veel meer plaatsen dan beschik bare onderwyzers. Het najaars-examen, dat nu by uitzondering afgenomen wordt, zal nog wel eenigermate den nood verminderen, maar dien niet kunnen opheffen, vooral niet, wanneer, geiyk de vonge week te Amsterdam, er van de 25 candidaten slechts 4 slagen. In elk geval meenen wy te mogen ver wachten, dat het tydstip, waarop een ver hoogd minimum-aantal onderwyzers in de scholen moet werkzaam zyn op verbeurto der Ryksbydrage, weer zal verschoven worden. Het ware tocb ongerijmd do aanstelling van meer onderwyzers te vorderen, als zo er niet zyn. De meest voor de hand liggende middelen, om den nood te doen ophouden, zyn de ver hooging van het wetteiyk minimum-salaris en de daarmee gepaard gaande verhooging van de Ryksbydrage. Onze tegenwoordige akten eischen vry wat meer studie dan voorheen en met name de hoofdakte eischt eene studie, die vry kost baar is. UUITRTESam Datum. Uur Aantal. Gem. Eng. Btandk. 21 Ootober 6.15 7.80 7 16.4 22 6.16 7.45 8 16.8 28 6.15 7.46 7 16.4 24 5.15 7.30 8 16.8 25 5.15 7.45 7 16.8 26 5.15 7.46 8 16.6 27 - 5.15 T.45 8 16.4 Dit betMkoot- W.oneer men 6 cubic feet 111.6 lit-ora per uar vad zulk gas verbrandt in een Sugg's LoDdon-Argand-Standard burner No. 1, met 24 gaatje*, wordt een lioht verkregen, dat in sterkte gelijk staat met 16.4, 16.6 enz. Standaardbaareen, vraarvan elke kaare 20 graine 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. b de Sted. Werklar. s|ja opiciOMCS t DATUM. DiGII. Vol», per». Kinde ren. Te taal. 28 Oot. Zondag 51 13 64 29 Maandag. 76 18 94 80 Dinsdag 72 18 97 31 Woensdag 89 25 114 1 Nov. Donderdag 82 21 103 2 Vrijdag 82 25 107 8 Zaterdag. 73 13 86 vleide ydelheid, misschien wel een verrukten blos te zullen zien. Maar, als uit eene onuitsprekelyke verbazing tot bezinning komend, zeide zy eenvoudig: „Dus met eene leugen is u by ons in huis gekomen? Hoe kan, hoe durft iemand myne moeder beliegen 1" Nu was Heribert de verbaasde. Neen, dit antwoord was geene vrucht van do „sluwe behendigheid", die Van Holten aan „de jonge meisjes van onze dagen" placht toe te schryven. Zyn hart klopte sneller. Eene voor hem buitengewone bedeesdheid overviel hem: eer bied voor de majesteit der onschuld. Edocb, tegelyk met dit ontzag groeide zyne begeerte om deze nog ongerepte ziel te ver overen de eerste te zyn, die haar ten leven, tot de liefde deed ontwaken. „Leugen, u gebruikt een hard woord, mejuffrouw", hernam hy op een eigenaardigen toon van gemengde bescheidenheid en ver- trouwelykheid. „Waarom zouden wy het niet liever eene kleine list noemen, één van de vele onschuldige hulpmiddeltjes, die wel altyd te baat worden genomen door een man, die anders geene kans ziet haar, naar wie zyn hart vurig verlangt, te ontmoetenkennis te maken met het bekoorlyke wezen, dat hem betooverd heeft." Walburga greep naar een kastanjeblad aan een der lang neerbanger.de takken van den boom, waaronder zy stond; zy brak het af en terwyi zy het steeltje, met het groote, waaiervormige blad spelend, tusschen bare vingers liet draaien, hernam zy met eene voor haar ook zeer ongewone verlegenheid in stem en houding: „Och, aan my is niet veel kennis te maken. Ik ben maar een dwaas, dom meisje en ik zal ook stellig by het examen „druipen". „Dat hoop ik", antwoordde hy glimlachend. „Hoe bedoelt u dat?" „Wel, juffrouw Walburga is toch voor iets beters geroepen dan om kleinen kinderen het A-B-C te leerent In de plaats eener school tasch behoorden uwe mooie bandjes alleen den steel van een waaier te dragendit flere kopje is in myne oogen geschikt om met een tooisel van diamanten te pryken, en uwe ryzige, prachtige figuur behoorde in vorstelyke kleeding door het leven te gaan." Walburga staarde hem in de uiterste ver bazing aan. In eene seconde schoot de ge dachte haar door het hoofd, boe zy als heel klein meisje reeds gewenscht had een sloop te mogen dragen en hoe zy den boezelaar der keukenmeid als „manteau do cour" had omgebonden. Ja, waariyk, zy waren wel te benyden, die op zulk een hoogen trap in de maat8chappy geplaatst waren, dat zy al deze kosteiyke dingen mochten hebben I Maar hare moeder had vaak gezegd, dat rykdom alléén niet gelukkig maakt en dat achter uiterlyke pracht en sierlyke namen dik wills bitter leed verborgen iB. En hieraay dacht Walburga nu juist bytyds. Vervolg ommezijde.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5