noodige omzichtighoid blyk gaven, maar men was vrij algemeen van gevoelen, dat voorals nog geene voldoende berichten omtrent het ge beurde z\jn ontvangen, om daarover een be paald oordeel uit te spreken. Men achtte het evonwel dringend noodig dat een nauwkeurig onderzoek ter zake van den gang der expe ditie zou worden ingesteld, waarbij ui^" el uitend uit officiëele bronnen behoefde te worden geput. De meening werd geuit, dat de Indische Rogeering op twee gedachten bad gehinkt ten aanzien van het doel der expeditie. Terwijl zij eenerzyds voornemens scheen de Baliërs tot onderwerping te brengeD, stelde zij ander zijds ten doel het gezag der vorsten tegenover do Sasaks, die onze tusschenkomst hadden ingeroepen, te handhaven. Sommige leden hadden gewild dat terstond ware gestroefd naar het invoeren van een rechtstreeksch bestuur; anderen waren daar tegen. Met bevreemding hadden vele leden gezien dat de aan den opperbevelhebber der expeditie aanvankelijk gegeven instructie in do dagbla den is bekend gemaakt. Had men hier te doen met schendiDg van oen ambtsgeheim, dan wonschte men streng onderzoek. Gevraagd werd of de militaire bevelhebber volkomen vrijheid tot handelen heeft gehad of, gelijk bij sommige leden de indruk was, belemmerd kon Worden door den resident. Yan verschillende zijden werd opgemerkt dat de Regeeringstele- grammen omtrent de gebeurtenissen op Lom bok later komen dan particuliere berichten. Overigens werd het gevoelen geuit, dat de Regeering wel wat spaarzaam is met mede- deelingen omtrent den gang der expeditie. Aangaande Atjeh werd gevraagd of het streven om het verzet onder leiding der gees telijke hoofden te fnuiken bereikt is en of de scheepvaartrogeling voldoende resultaat heeft gehad. Opnieuw werd gevraagd of de overneming van do in- en uitvoerrechten en andere inkom sten der hoofden der Atjehsche kustlandschap- pon aanstaande mag worden geacht. Met nadruk werd gewezen op de wenschelijkheid van versterking van het Europoesch o 1 e m e n t in de Indische krijgsmacht. Eenige leden wenschten de zending van do Mariniers aan te bevelen. In eene afdeeling werd de veranderde p o 1 i tiek ter sprake gebracht, welke de Indische regoering in de laatste jaren volgt met be trekking tot den inhoud van overeenkomsten met zelfbosturende Indische Vorsten. De aan dacht werd gevestigd op het nieuwo contract met Siam, waaromtrent inlichtingen werden gevraagd. Ook werden inlichtingen gevraagd omtrent het nemen van gemeenschappelijke maatregelen met den gouverneur van Britsch Borneo tegen zee- en menschenroof in de zeeén van Noord-Borneo, terwijl ten slotte nog mededeelingen werden verzocht omtrent de moeilijkheden welke zich in 1893 en 1894 hebben voorgedaan bij het ten handel komen op Portugee8ch-Timor van lieden uit Kisser, Makasser en Koepang. Ook werd nog gevraagd hoe het stond met de grensregeling op Timor en of niet kon gezegd worden dat de plaat sen, waar thans Roomsch-Katholieke mis siën zijn gevestigd, niet worden begrepen in het aan Portugal af te staan gebied. Lieder-avond van Messcliaert en Röntgen. Rondweg gesproken is het muzikaal genieten, waarop ik mij reeds eenige dagen to voron had gespitst, niet zóó groot geweest, dat het aan mijne hooggespannon verwachtingen ten volle beantwoordde. Indien ik u dit zal trachten te verklaren, stel ik met nadruk op den voorgrond dat ik mij buitengewoon veel van dezon avond had voorgesteld. In de eorste plaats van den zangerik had gehoopt, dat bij hét aanhooren vau dien heerlijken, eenvoudigen, sentimentvollen lieder cyclus „Schwanengesang" van Schubert, een blik mij zou gegund zijn in de intimiteit van des zangers kunstenaarsziel: juist dat verlangen naar intiem genieten had mij met zooveel kracht naar dezen liedor-avond (geen concert!) getrokken. En hierin zag ik mij teleurgesteld. Het scheon mij toe of slechts in oen enkel lied, b. v. in „Am Meer", de zanger zich geheel overgaf aan zijn natuurlijk gevoel. Hiermede wil ik niet zeggen dat in andere liederen er niets te genieten of te bewonderen viel; want dat zou moedwillig negeeron zijn van don diopen indruk, waaronder het weergeven b. v. van „den Atlas," „die Stadt" my bracht. Zeer zeker genoot ik hierin van zijne mees terlijke stemboheersching, van zijne krachtige dictie; dit bleven echter m. i. eigenschappen van don zanger, van den concertzanger; brillante eigenschappen; maar het persoonlijk willen van don kunstenaar werd hierin m(j nitt geopenbaard. Juist gisteravond werd mij duidelijk, dat Messchaerts grootste verdienste gelegen moet zijn in het weergeven van dra matische oratorium-rollen; zijn geheele optre den, zijue wijze van voordragen is breed, forscli, overweldigend somtijds. Dit zoek ik echter niet zoozeer op zulk een liederavond. Juist om het boven geschrevone zal het nu ook duidelijk worden, waarom des zangers optroden m(j meer genot schonk, naarmate hij verder in z(jn programma wasGriegs liedoren, waarmede na de pauzo werd aan gevangen, zijn van minder intiemsentiment dan die van Schubert; door de bekende Griegsche harmonisatie wordt hier wat meer aan het uiterlijk-schoon geofferd, en toen ten slotte de zanger in Löwens balladen aan het woord was, toen verblindde bij ons bijkans (vooral in het Hochzeits lied) door de schittering van zijne technische volmaaktheid. Buiten eenige quaestie deed Messchaert mij gisteravond heelwat meer genieten dan de heer Röntgen, (uitgezonderd in het accom- pagneeren, wat m. i. kortweg volmaakt was). Ik heb speciaal het oog op de soli, die hij ten gehoore bracht: Beethovens bekende Sonate op. 81a (Les adieux) en Variationen und Finale über Ungarische Czard&s van den heer Röntgen zelf; laatstgenoemd werk, een ver bazend moeilijk pianisten stuk, voldeed mij bjj de eerste konnismaking zeer weinig; de motieven, die de componist zich ter bewer king koos, maakten op my den indruk tot de minder typische onder de Hongaarsche te behooren, en het eorste klonk mij zelfs eenigszins banaal; het meest echter hinderde mij doch hier wijs ik uitdrukkelijk nog maals op de omstandigheid, dat ik nooit van te voren dit werk had gehoord de weinige logische kracht in de opeenvolging der varia tien; het werk is m. i. niet vloeiend ge schreven. Ik beschouw het dan ook geheel als eene compositie, door een piano virtuoos geschreven, om aan al de macht, die hy op zffn instrument heeft, hoog relief te geven. Daarvoor is het ten volle geschikt. Wat de uitvoering van Beethovens Sonate betreft, deze leed m. i. onder eind negentiende eeuwsche nervositeit en eone te verfijnde op vatting. De meeste accoorden werden gebroken aangeslagen; in het jubelend motief der finale werd op de eerste achtste van de maat een accent gelegd, dat aan de naivoteit dier vreugde eenigszins afbreuk deed, en zoo waren er meer kleinigheden, die do objectiviteit, voor het Beethoven-spelen zoo vereischt, vermin derden. Bovondien werd de pianist zoker niet geholpen door den eenigszins harden klank van de hoogere helft van zffn instrument. Kortom, m. i. was deze avond voor den pianist geen gelukkige; de heer Röntgen be hoeft echter zyne reputatie niet meer te maken; wy hebben, ook hier ter stede, meer malen zóódanig van zffn spel genoten, dat zyn naam als groot piano-virtuoos door deze dóveine zeer weinig lyden zal. Mr. E. LOMBOK. Een particulier telegram aan het „N. v. d. D." meldt: „Er gaat een gerucht, dat het 5de en het 11 de bat. naar Lombok ter aanvulling gaan." In berichten uit Lombok is gesproken van de overgroote krachtsinspanning, welke van de troepen gevergd moet worden, zoowel wegens de vele werkzaamheden als door den uitgebreiden wachtdienst. Om die reden dus reeds zou eene aanvulling van onze troepen op Lombok mogelyk wezen, doch dan stellig niet in zulk eene mate als waarvan boven vermeld gerucht wil. Onze berichtgever, zegt het „N. v. d. D.", is te accuraat gebleken om niet te vermoeden, dat men hier aan meer dan een los praatje te denken heeft, en als we mogen aannemen dat werkelijk het Indisch opperbestuur besluit tot deze aanzienlijke ver sterking van onze macht op het woerspannige eiland, dan blijft 't geheel in de ljjn, waarop het zich tot dusver bewogen heeft. Van het begin af aan heeft bestaan een vast besluit om 't met dit eiland klaar te spelen, en daarom wordt geen half werk geleverd. Gaat 't moeilijker dan men verwachtte, dan ook meer troepen en meer geschut gezonden, maar al moest 't den laatsten man van Java kosten, de quaestie moet uit. Hier te lande kan zulk eene doortastende wijze van handelen niet anders dan gewaar deerd worden. De betrekkelijk geringe uitwerking van ons geschut op de versterkingen der Baliërs doet de vraag rijzenheeft ons leger op Lombok met de bovenbedoelde versterkingen zal 't een leger van ongeveer 8000 man zjjn heeft dat leger wel het beste, wat ons Rffk aan geschut bezit De uitwerking van het moderne geschut is zóó verschrikkelijk, dat zelfs de dikke muren der Baliërs daar niet tegen bestand kunnon wezen. De standplaatsen der bovengenoemde batal jons zfin: het 5de te Semarang, het 11de te Meester-Cornelis. Men zal zich herinnoren dat tegelijk met het bericht van de aanvulling reeds werd gemeld dat het llae bataljon marschvaardig werd gemaakt om op het eerste bevel scheep te gaan. Gemengd Nieuws. De heer Odrap Cumberland, die verleden week in de Stadszaal alhier optrad, zal a. s. Vrijdagavond aldaar weer eene séance geven. Met het oog op het groote succes, dat hij toen met zijne buitengewone werkzaamheden behaalde, vestigen wij de aandacht op doze voorstelling. Een jongen van dertien jaren, Abr. Pret genaamd en wonende aan de Uiter stegracht alhier, passeerde hedenmorgen even over zevenen het Galgewater (Noordeinde-kant), toen daar by don melkboer B. eone kar stond mot twee hondon, kwaadaardige beesten, zooals weldra bleek; want hoewel zo met een touw aan een kram in den muur van B.'s woning waren gebonden, stormden ze op den knaap af en takelden hem met hunne tanden zóó toe, dat P. het noodig achtto naar het Academisch Ziekenhuis om hulp te gaan. Voortaan gebruike men dus sterker mate rialen voor die bloeddorstige beesten 1 W Ij verwijzen naar de in dit nommer (tweede blad) voorkomende adver tentie van den heer J. H. De Kruis, huis- en kachelsmid. aan de Hooigracht waarbü h(j aankondigt dat de door hem genoemde insluit-haarden of calorifères volgens teekening in den stffl van zjal of zalen kunnon gemaakt worden, zooals er nu een monster in zijn magazijn te bezichtigen is. De haard verdient indordaad wel de aan dacht. Niet alleen is hij groot, maar teven6 kostbaar van bewerking in koper, waarbij de graveur zffne kunst heeft kunnen toepassen. Naar wy vernamen, is deze haard bestemd voor de groote zaal van den huize Wyten- burg, Steenschuur. Als een bewffs, welke stukken soms aan eone redactie worden toegezonden, laten wij hier onderstaand schrijven volgen, dat wy hedenmorgen ontvingen, aan den lezer zeiven overlatende zich er een oordeel over te vormen: Myjnlieerl Wilt U dit opnemen in U blad misschien red Gy er een iong leven mee. Zondag avond van myn vrienden huiswaarts koerende liep ik op 't Rapenburg by de vliet daar zag ik een jufvr. langs de boomen gaan eerst wilde ik naar haar toegaan zoo als wy gewoonlijk zyn, maar daar zff een rare houding aan nam bleef ik achter haar loopen. Ineens bleef zy staan by een lantaarn nam iets uit haar zak las het rolde het op nam haar hoed af en stopte het er in ik ging achter een boom staan zoo dat zy my niet zag zy liep even in gedachte door ik volgde haar zy lag haar hoed op de kant van het water keek rond of zy niemand zag zy scheen my niet te zien ik liep zacht naar haar toe en hoorde haar de woorden zeggen God ver lost my van deze aarde, had ik een oogenblik geaarzelt en z(j had te water gegaan ik vatte haar en zie wat gaat gy doen zy schrok ge weldig nam haar hoed en wilde vluchte maar ik hield haar tegen ze koek my aan met oogen die vuur schooten maar zij veranderde keek my aan en zei zoo zacht mogelyk zeg nooit aan iemand wat ik heb willen doen. Mynheer wees zoo goed en neemt hier iets uit wie weet als hy of haar die haar iets geschreven heeft zich overhaar ontfermd want ik ben er altijd niet by wie weet wat haar hart vervult. ik noem mfi U abonné den Heer K. Slecht geschreven maar geen tyd. De bouw der voortgezette ry „Eigen-Haard"-woningen op „Vreewijk", nabij den Witten Singel, gaat met grooten spoed. Van een verheven punt van een gedeelte dier huizen wapperde heden de vlag, het gewone teoken, dat men reeds een eind gevorderd is. Men kan tegenwoordig vlug bouwen! In een week of zes wordt heelwat gedaan. Als gauw en goed nu maar samengaan, dan schaadt dit haasten niet. Een wonder te Zoeterwoude! Door den baggerman J. Van Kins werd gisteren in do Vrouwen vaart te Zoeterwoude gevangen eene jonge schol, die, zegt onze berichtgever, ook levend was. Van de haringvisscherlj arri veerde 22 Oct. to Maassluis de Katwijksche logger „Arie," D. De Haas, met 20 last pekol- en 1 last steurharing. Tevens kwamen binnen de Scheveningsche bommen „Frank en Elisa beth" en „Volharding I," beide met 22 last. Hedennacht omstreeks twee uren brak er een brand uit in een hooiberg, toebe- hoorendo aan den landbouwer J. Rotteveel, te Lisso, welke brand zich spoedig meedeelde aan de naby staande woning en de schuur. In een oogwenk stond alles in lichterlaaie. Alles is dan ook totaal afgebrand. De inboedel werd gered. Alles was verzekerd. Oorzaak is zeer waarschyniyk hooibroeiing. De uitslag van de gehouden loting voor de nationale militie van de gemeente Zoetermeer is als volgt: A. Van der Beukei no. 7, A. Bos no. 2, J. Bos no. 6, H. Van Dorp no. 8, J. Hartman no. 1, C. Kouwen- hoven no. 5, G. Van der Velden (broederdienst) no. 11, A. Voskamp (broederdienst) no. 12, B. Weening no. 9, H. Weening (broederdienst) no. 3, F. De Wilde no. 13, C. De Wilde (broederdienst) no. 4. By een arbeider aandenSloter- weg, by den Kruisweg, zyn Zondagnachtko- nynen gestolen. De bestolene, eenig geraas hoorende, ging naar buiten en wist de dieven te gr\jpen. Men zegt dat het waren de socialist J. De L. en diens schoonzoon C. H., beiden te Haar lemmermeer. De oholeralyder te Boskoop is hersteld. Tot heden hebben er zich geene nieuwe gevallen van cholera asiatica voorgedaan. Drie der lyders aan cholera asiatica in de Martha-Stichting te Alfen zyn overleden, zoo dat nu te zamen 4 personen stierven. Hermanus Kloosterman, die in den avond van 27 Augustus jl. op den N. Z. Voorburgwal te Amsterdam eene brutale aan randing pleegde op den heer J. C. Dommering, die met een kennis en twee dames naar huis terugkeerde, werd heden door de arrondisse- ments rechtbank aldaar veroordeeld tot eene gevangenisstraf voor den tyd van zeven jaren. De eisch was ook zeven jaren. In het perceel Keizersgracht 398, een smal huis met twee étages, te Amsterdam, ontstond gisteravond omstreeks negen uren een felle uitslaande brand. De brand, ontstaan op eene achterkamer van de tweede verdie ping, deelde zich spoedig aan het aangren zende vertrek, aan de Keizersgracht gelegen, mede. De brandweer was spoedig ter plaatse en met een paar slangen op de Vechtwater- leiding was binnen weinige minuten het vuur gebluscht. De achterkamer van de tweede verdieping is uitgebrand' in de voorkamer is veel schade aangericht; in het geheele huis is de water schade groot. Ook het huis er naast, hoek Kei zersgracht en Runstraat, waarin eene bakkery is gevestigd, heeft aan de achterzijde eenigszins door het vuur geleden. Hot huis, waarin de brand is ontstaan, word bewoond door de weduwo J. Fernbout en vfff kinderen. De bewoonster was van plan oerstdaags te verhuizen; daarvoor was al een gedeelte van het meubilair naar eene andere woning overge bracht. De vaHclic Bankbiljetten. Naar wy reeds meldden, werd gisteren door het gerechtshof te Amsterdam een aanvang gemaakt met de behandeling in hoogar beroep van de zaak der valsche bankbiljetten. De belangstelling van het publiek in deze vroeger zoo geruchtmakende zaak bleek zeer verminderd te zyn. Wel bevond zich op de publieke tribune eone tamelijk talryke menigte, doch de getuigenbanken waren niet druk bezet. De beklaagden waren allen aanwezig; de meesten zagen er bleek en afgevallen uit. Löschke, die door de rechtbank werd vrijge sproken, verscheen, nadat de 9 anderen waren binnengeleid, en allen zetten zich stil en somber neder, luisterende naar het verslag, door den raadsheer-rapporteur uitgebracht van de beslissing der rechtbank in deze zaak. Dezelfde advocaten fungeerden als raads lieden voor de beklaagden als voor de rechtbank. Het eerst werd als getuige a décharge ge hoord Joh. Schönlem, zincograaf, die verschil lende malen op het atelier van Krausso ge weest was en verklaarde, dat de door Krausse langs pholographischen weg vervaardigde valsche bankbiljetten met het materiaal, dat Krausse ten dienste stond, veel beter vervaar digd hadden kunnen worden. Hetzelfde ver klaarde de volgonde getuige a décharge, Max Kostka, plaatdrukker. Do kosten voor het hoognoodige om bankbiljetten na te maken, bedroegen niet veel, f 1000 a 1500. Het huishouden van Krausse was gewoon burger- lyk; hfizelf leefde nogal op grooten voet. Een handelaar in machinerieën verklaarde eene boekdrukpers aan Krausse geleverd te hebben met nog eenige andere zaken voor f 686 18'/2. Beklaagde Krausse maakte by het verhooren van dezen getuige de opmer king, dat, had h(j eene machine willen koopen voor de vervaardiging van bankbiljetten, de machine ve9l kleiner had kunnen zyn. Nieuwe gezichtspunten leverde het getui genverhoor niet op. Toen de hoofdinspecteur van recherche, de heer C. Batelt, als getuige verhaalde hoe hy by de wed. Toubaerts 's avonds was gekomen en haar vroeg naar de bankbiljetten en hoe zy toen antwoordde: „Er is niets, ik heb den boel verbrand", stond deze beklaagde op en verklaarde deze woorden niet gebezigd te hebben, „want", zoozeidezy met uitgespreide handen en omhoog getrokken schouders, „ik wist niets van bankjes". De koopman Louis Jordan, die voor de rechtbank als getuige niet was verschenen wegens afwezigheid, verklaarde thans, dat Sinnige hem eene schuld had betaald met een bankbiljet van f 100 en f 100 klein geld. Getuige was naar Beriyn vertrokken en had daar een telegram van Sinnige ontvangen, waarin iets omtrent eene werkstaking stond, maar welks doel was, Jordan naar Amsterdam te doen terugkeeren. Sinnige erkende dit; hv) wist niet, dat het door hem aan Jordan gegeven biljet valsch was; hy had een uur na do uitgifte bespeurd dat hy een valsch biljet had uitgegeven, en toen onmiddellyk getele- grapheerd, om het kwaad te herstellen. De getuigen Beausar, manufacturer; J. Cos- tor, kassierster; de tapster wed. Leugers en het dienstmeisje J. A. Klaverstein legden geheel gelykluidende verklaringen af als voor de rechtbank. Het vroegere dienstmeisje van de wed. Tou baerts, M. E. De Bruin, eene nieuwe getuige a décharge, legde verschillende verklaringen af in het voordeel van de wed. Toubaerts. De geheimzinnige „officier" was iemand, die wel veel aan huis kwam, doch hy hoorde niet tot het clubjo van Krausse c. s. In verband met het mysterieuze koffertje deelde deze getuige mede, dat Krausse meer was gekomen met een koffertje in de hand. Zy en een ander dienstmeisje, H. Ter Dyk, verklaarden dat de wed. Toubaerts heel dikwyls „verschnkkelyk dronken was," waarop beklaagde Toubaerts uitriep: „Ja, dat was m'n ongeluk 1" Op den avond der arrestatie was beklaagde ook dron ken geweest; getuige Batelt had hiervan niets bespeurd, en alleen eene groote zenuwachtig heid waargenomen. De wed. Toubaerts, zoo zeide nog eene dezer dienstmeisjes, had een paar maanden aan influenza geleden„mevrouw kwam den laat sten tyd weinig de straat op," en uit deze omstandigheden kon hare zenuwachtigheid by Batelts bezoek verklaard worden. Van halftwee tot twee uren werd de zitting van het Hof geschorst. Na heropening der zitting had het verhoor plaats der beklaagden. Krausse hield een welsprekend betoog, waarin hy wol toegaf dat er plannen hadden bestaan, om valsche bankbiljetten uit te geven, en zoo een grooten slag te slaan, doch dat hy nooit er aan had gedacht, de thans vervaardigde uit te geven. „Het zou het toppunt van stomheid geweest zyn," zoo zeide beklaagde, „deze slecht ver vaardigde biljetten aan den man te brengen." Beklaagde had wel van deze uitgegeven, doch men moest hierby op de omstandigheden letten, waaronder dit geschied was. Gehan deld werd in abnormalen toestand. Beklaagde Toubaerts bleef, evenals Krausse, by de verklaringen, afgelegd voor de recht bank; zy ontkende derhalve pertinent elke medeplichtigheid. Thümm gaf een zeer verward relaas van zyn aandeel in de zaak. Hy was in hooger beroep gekomen, omdat hy niet met opzet gehandeld had, terwyl Krausse zyn hooger beroep verklaarde uit alle afwezigheid van misdadige bedoelingen. Van Liemt was niet in hooger beroep gekomen; by bleef by zyne bekentenis. De overige beklaagden bleven ingelyks by hunne voor de rechtbank afge legde verklaringen. Beklaagde Toubaerts werd nog door den advocaat-generaal aan een scherp verhoor onderworpen. Waarom een viertal der be klaagden poi tinent verklaarden dat zy met de wed. Toubaerts afspraak hadden gemaakt om valsche bankbiljetten uit te geven, en die verklaring gaf niets in hun voordeel wist beklaagde niet uit te leggen. Mr. Op ten Noort wees er op, dat in in richtingen als beklaagde had, men zoo maar niet met koffertjes dynamiet binnenkwam; (zy had verklaard te meenen, dat in het koffertje, by haar thuisbezorgd, dynamiet was geborgen); deze opmerking werd door beklaagde niet ongevat beantwoord met: „o, mynheer, ze brengen wel dynamiet in heel andere inrichtingen." Hierna was het woord aan mr. Op ten Noort, advocaat-generaal van het Hof, tot het nemen van zyn requisitoir. Spr. meende niet in extenso de ten laste gelegde feiten te moeten nagaan; kortelyk constateerde spr. de strafbaarheid van het maken van valsche bankbiljetten,, yierby de juiste beteekenis nagaande van: valschheid in geschrifte; om vervolgens de schuld van eiken beklaagde afzonderlyk te omschryven. Breedvoerig betoogde spr. dat beklaagde Toubaerts eenige dagen in het bezit is'ge weest van den inhoud van een koffertje, en dat die inhoud haar bekend was, wat spr. van oordeel was te kunnen aantoonen door tal van omstandigheden. Omtrent beklaagde Keeze, die evenals beklaagde Toubaerts per tinent ontkende, meende spr., dat het eerste ten laste gelegde feit, nl. het in voorraad hebben van valsche bankbiljetten, niet vol doende bewezen was, doch wel het tweede, nl. het gebruikmaken er van. Do schuld van beklaagde Löschke achtte mr. Op ten Noort niet voldoende bewezen. Voorts wees spr. op het feit, dat vóór 185 op het misdryf, waarvoor Krausse terecht stond, de doodstraf werd toegepast; in 1883 nog waren personen wegens dit misdryf tot 10 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. In Krausse zag spreker den hoofdman, die grootendeels oorzaak was van den val dor overige beklaag den. Het ongeregelde leven van den man had hem, naar sprekers oordeel, tot de misdadige handelingen gebracht. De lange tyd der preventieve hechtenis even wel zou voor hem, zoowel als voor de overige beklaagden, in aanmerking genomen worden. Op bovenstaande gronden requireerde do advocaat-generaal het vonnis der rechtbank in deze zaak te vernietigen, wegens schending van art. 221 van het Wetboak. van Strafrecht, in verband met de artt. 23 en 49 van het "Wetboek van Strafvordering, en tov^ioordeo- len Krausse tot eene gevangenisstraf van 6 jaren, Toubaerts tot 4 jaren, Tuümm, Van Liemt en Frey elk tot drie jaren, Sinnige en Arrttz tot 2 jaren, Rempt tot 3 j.iren en Keeze tot 2 jaren en 6 maanden, on voorts om beklaagde Löschke vry te spreken van de hem ten laste gelegde leiten. [Zooals be kend is, werd Krausse door de rechtbank veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 5 jaren, Toubaerts kreeg 3 jaren, Thünm 3, Van Liemt en Frey elk 2 jaren en 0 maanden, Sinnige en Arnt&-olk -2 jaren, Rempt en Keeze elk 2 Jaren en 6 maanden, terwyl Löschke werd «ygèsproken]. De nu tegen Krausse geëieehte straf is-dus één jaar, die tegen Van Liemt en Frey eon half jaar zwaarder dan de door de rechtbank opgelegde. Hierna werd de zitting van het Hof ge schorst tot hedenochtend halfelf voor het houden der pleidooien. BUITENLAIS D. Frankryk. Heden komt de Kamer van Afgevaardigden weer byeen. Daar de bogrooting van den minister Poiucaré nog by de commissie in behandeling is, zal de zitting vermoedeiyk aanvangen met de bespreking der verschillende interpellation, die reeds zyn aangekondigd. Daartoe behoort, naar men weet, ook eene interpellatie van den heer Pierre Alype over Madagascar. I>uit»cl»l ivncL» Op het platteland van Saksen, eene provin cie van Pruisen, is gebrek aan daploonors, zoodat, wanneer daarin niet spoedig wordt voorzien, het te vreezen is dat een groot deel van de nog te veld staande aardappelen en rapen, wanneer het begint te vriezen, ver loren zal zyn. De pogingen eener landbouw- vereemging te Halle, om arbeiders van elders te kr(jgen, zyn mislukt, daar men in Silezie Posen en Pruisen in hetzelfde geval verkeert waarschyniyk doordat wegens de in Rusland heerschende cholera geene arbeiders uit dat rijk worden toegelaten. De HalleSche vereeni- ging heeft zich nu tot de steden der provincie gewend met het verzoek, zo o spoedig mogelyk maatregelen te nemen, opdat de bij haar over bodige werkkrachten, ten minste tydeiyk, naar het platteland terugkeeren. Hoe de steden dat moeten aanleggen, zegt de vereeniging ongelukkig niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2