noodige omzichtighoid blyk gaven, maar men
was vrij algemeen van gevoelen, dat voorals
nog geene voldoende berichten omtrent het ge
beurde z\jn ontvangen, om daarover een be
paald oordeel uit te spreken. Men achtte het
evonwel dringend noodig dat een nauwkeurig
onderzoek ter zake van den gang der expe
ditie zou worden ingesteld, waarbij ui^"
el uitend uit officiëele bronnen behoefde te
worden geput.
De meening werd geuit, dat de Indische
Rogeering op twee gedachten bad gehinkt
ten aanzien van het doel der expeditie. Terwijl
zij eenerzyds voornemens scheen de Baliërs
tot onderwerping te brengeD, stelde zij ander
zijds ten doel het gezag der vorsten tegenover
do Sasaks, die onze tusschenkomst hadden
ingeroepen, te handhaven. Sommige leden
hadden gewild dat terstond ware gestroefd
naar het invoeren van een rechtstreeksch
bestuur; anderen waren daar tegen. Met
bevreemding hadden vele leden gezien dat
de aan den opperbevelhebber der expeditie
aanvankelijk gegeven instructie in do dagbla
den is bekend gemaakt. Had men hier te doen
met schendiDg van oen ambtsgeheim, dan
wonschte men streng onderzoek. Gevraagd
werd of de militaire bevelhebber volkomen
vrijheid tot handelen heeft gehad of, gelijk bij
sommige leden de indruk was, belemmerd kon
Worden door den resident. Yan verschillende
zijden werd opgemerkt dat de Regeeringstele-
grammen omtrent de gebeurtenissen op Lom
bok later komen dan particuliere berichten.
Overigens werd het gevoelen geuit, dat de
Regeering wel wat spaarzaam is met mede-
deelingen omtrent den gang der expeditie.
Aangaande Atjeh werd gevraagd of het
streven om het verzet onder leiding der gees
telijke hoofden te fnuiken bereikt is en of de
scheepvaartrogeling voldoende resultaat heeft
gehad.
Opnieuw werd gevraagd of de overneming
van do in- en uitvoerrechten en andere inkom
sten der hoofden der Atjehsche kustlandschap-
pon aanstaande mag worden geacht. Met
nadruk werd gewezen op de wenschelijkheid
van versterking van het Europoesch
o 1 e m e n t in de Indische krijgsmacht. Eenige
leden wenschten de zending van do Mariniers
aan te bevelen.
In eene afdeeling werd de veranderde p o 1 i
tiek ter sprake gebracht, welke de Indische
regoering in de laatste jaren volgt met be
trekking tot den inhoud van overeenkomsten
met zelfbosturende Indische Vorsten. De aan
dacht werd gevestigd op het nieuwo contract
met Siam, waaromtrent inlichtingen werden
gevraagd. Ook werden inlichtingen gevraagd
omtrent het nemen van gemeenschappelijke
maatregelen met den gouverneur van Britsch
Borneo tegen zee- en menschenroof in de
zeeén van Noord-Borneo, terwijl ten slotte
nog mededeelingen werden verzocht omtrent
de moeilijkheden welke zich in 1893 en 1894
hebben voorgedaan bij het ten handel komen
op Portugee8ch-Timor van lieden uit Kisser,
Makasser en Koepang. Ook werd nog gevraagd
hoe het stond met de grensregeling op Timor
en of niet kon gezegd worden dat de plaat
sen, waar thans Roomsch-Katholieke mis
siën zijn gevestigd, niet worden begrepen
in het aan Portugal af te staan gebied.
Lieder-avond van Messcliaert
en Röntgen.
Rondweg gesproken is het muzikaal genieten,
waarop ik mij reeds eenige dagen to voron
had gespitst, niet zóó groot geweest, dat het
aan mijne hooggespannon verwachtingen ten
volle beantwoordde. Indien ik u dit zal
trachten te verklaren, stel ik met nadruk
op den voorgrond dat ik mij buitengewoon
veel van dezon avond had voorgesteld. In de
eorste plaats van den zangerik had gehoopt,
dat bij hét aanhooren vau dien heerlijken,
eenvoudigen, sentimentvollen lieder cyclus
„Schwanengesang" van Schubert, een blik
mij zou gegund zijn in de intimiteit van des
zangers kunstenaarsziel: juist dat verlangen
naar intiem genieten had mij met zooveel
kracht naar dezen liedor-avond (geen concert!)
getrokken. En hierin zag ik mij teleurgesteld.
Het scheon mij toe of slechts in oen enkel
lied, b. v. in „Am Meer", de zanger zich geheel
overgaf aan zijn natuurlijk gevoel. Hiermede
wil ik niet zeggen dat in andere liederen
er niets te genieten of te bewonderen viel;
want dat zou moedwillig negeeron zijn van
don diopen indruk, waaronder het weergeven
b. v. van „den Atlas," „die Stadt" my bracht.
Zeer zeker genoot ik hierin van zijne mees
terlijke stemboheersching, van zijne krachtige
dictie; dit bleven echter m. i. eigenschappen
van don zanger, van den concertzanger;
brillante eigenschappen; maar het persoonlijk
willen van don kunstenaar werd hierin m(j
nitt geopenbaard. Juist gisteravond werd mij
duidelijk, dat Messchaerts grootste verdienste
gelegen moet zijn in het weergeven van dra
matische oratorium-rollen; zijn geheele optre
den, zijue wijze van voordragen is breed, forscli,
overweldigend somtijds. Dit zoek ik echter niet
zoozeer op zulk een liederavond.
Juist om het boven geschrevone zal het nu
ook duidelijk worden, waarom des zangers
optroden m(j meer genot schonk, naarmate
hij verder in z(jn programma wasGriegs
liedoren, waarmede na de pauzo werd aan
gevangen, zijn van minder intiemsentiment dan
die van Schubert; door de bekende Griegsche
harmonisatie wordt hier wat meer aan het
uiterlijk-schoon geofferd, en toen ten slotte de
zanger in Löwens balladen aan het woord
was, toen verblindde bij ons bijkans (vooral
in het Hochzeits lied) door de schittering van
zijne technische volmaaktheid.
Buiten eenige quaestie deed Messchaert mij
gisteravond heelwat meer genieten dan de
heer Röntgen, (uitgezonderd in het accom-
pagneeren, wat m. i. kortweg volmaakt was).
Ik heb speciaal het oog op de soli, die hij
ten gehoore bracht: Beethovens bekende
Sonate op. 81a (Les adieux) en Variationen und
Finale über Ungarische Czard&s van den heer
Röntgen zelf; laatstgenoemd werk, een ver
bazend moeilijk pianisten stuk, voldeed mij
bjj de eerste konnismaking zeer weinig; de
motieven, die de componist zich ter bewer
king koos, maakten op my den indruk tot
de minder typische onder de Hongaarsche
te behooren, en het eorste klonk mij zelfs
eenigszins banaal; het meest echter hinderde
mij doch hier wijs ik uitdrukkelijk nog
maals op de omstandigheid, dat ik nooit van
te voren dit werk had gehoord de weinige
logische kracht in de opeenvolging der varia
tien; het werk is m. i. niet vloeiend ge
schreven. Ik beschouw het dan ook geheel
als eene compositie, door een piano virtuoos
geschreven, om aan al de macht, die hy op
zffn instrument heeft, hoog relief te geven.
Daarvoor is het ten volle geschikt.
Wat de uitvoering van Beethovens Sonate
betreft, deze leed m. i. onder eind negentiende
eeuwsche nervositeit en eone te verfijnde op
vatting. De meeste accoorden werden gebroken
aangeslagen; in het jubelend motief der finale
werd op de eerste achtste van de maat een
accent gelegd, dat aan de naivoteit dier vreugde
eenigszins afbreuk deed, en zoo waren er
meer kleinigheden, die do objectiviteit, voor
het Beethoven-spelen zoo vereischt, vermin
derden. Bovondien werd de pianist zoker niet
geholpen door den eenigszins harden klank
van de hoogere helft van zffn instrument.
Kortom, m. i. was deze avond voor den
pianist geen gelukkige; de heer Röntgen be
hoeft echter zyne reputatie niet meer te
maken; wy hebben, ook hier ter stede, meer
malen zóódanig van zffn spel genoten, dat
zyn naam als groot piano-virtuoos door deze
dóveine zeer weinig lyden zal. Mr. E.
LOMBOK.
Een particulier telegram aan het „N. v. d. D."
meldt:
„Er gaat een gerucht, dat het 5de en het
11 de bat. naar Lombok ter aanvulling gaan."
In berichten uit Lombok is gesproken van
de overgroote krachtsinspanning, welke van
de troepen gevergd moet worden, zoowel
wegens de vele werkzaamheden als door den
uitgebreiden wachtdienst. Om die reden dus
reeds zou eene aanvulling van onze troepen
op Lombok mogelyk wezen, doch dan stellig
niet in zulk eene mate als waarvan boven
vermeld gerucht wil. Onze berichtgever, zegt
het „N. v. d. D.", is te accuraat gebleken om
niet te vermoeden, dat men hier aan meer
dan een los praatje te denken heeft, en als
we mogen aannemen dat werkelijk het Indisch
opperbestuur besluit tot deze aanzienlijke ver
sterking van onze macht op het woerspannige
eiland, dan blijft 't geheel in de ljjn, waarop
het zich tot dusver bewogen heeft. Van het
begin af aan heeft bestaan een vast besluit
om 't met dit eiland klaar te spelen, en daarom
wordt geen half werk geleverd. Gaat 't moeilijker
dan men verwachtte, dan ook meer troepen
en meer geschut gezonden, maar al moest
't den laatsten man van Java kosten, de
quaestie moet uit.
Hier te lande kan zulk eene doortastende
wijze van handelen niet anders dan gewaar
deerd worden.
De betrekkelijk geringe uitwerking van ons
geschut op de versterkingen der Baliërs doet de
vraag rijzenheeft ons leger op Lombok met
de bovenbedoelde versterkingen zal 't een leger
van ongeveer 8000 man zjjn heeft dat leger
wel het beste, wat ons Rffk aan geschut bezit
De uitwerking van het moderne geschut
is zóó verschrikkelijk, dat zelfs de dikke
muren der Baliërs daar niet tegen bestand
kunnon wezen.
De standplaatsen der bovengenoemde batal
jons zfin: het 5de te Semarang, het 11de te
Meester-Cornelis. Men zal zich herinnoren dat
tegelijk met het bericht van de aanvulling
reeds werd gemeld dat het llae bataljon
marschvaardig werd gemaakt om op het eerste
bevel scheep te gaan.
Gemengd Nieuws.
De heer Odrap Cumberland, die
verleden week in de Stadszaal alhier optrad,
zal a. s. Vrijdagavond aldaar weer eene séance
geven.
Met het oog op het groote succes, dat hij
toen met zijne buitengewone werkzaamheden
behaalde, vestigen wij de aandacht op doze
voorstelling.
Een jongen van dertien jaren,
Abr. Pret genaamd en wonende aan de Uiter
stegracht alhier, passeerde hedenmorgen even
over zevenen het Galgewater (Noordeinde-kant),
toen daar by don melkboer B. eone kar stond
mot twee hondon, kwaadaardige beesten,
zooals weldra bleek; want hoewel zo met
een touw aan een kram in den muur van
B.'s woning waren gebonden, stormden
ze op den knaap af en takelden hem met
hunne tanden zóó toe, dat P. het noodig
achtto naar het Academisch Ziekenhuis om
hulp te gaan.
Voortaan gebruike men dus sterker mate
rialen voor die bloeddorstige beesten 1
W Ij verwijzen naar de in dit
nommer (tweede blad) voorkomende adver
tentie van den heer J. H. De Kruis, huis-
en kachelsmid. aan de Hooigracht waarbü
h(j aankondigt dat de door hem genoemde
insluit-haarden of calorifères volgens teekening
in den stffl van zjal of zalen kunnon gemaakt
worden, zooals er nu een monster in zijn
magazijn te bezichtigen is.
De haard verdient indordaad wel de aan
dacht. Niet alleen is hij groot, maar teven6
kostbaar van bewerking in koper, waarbij de
graveur zffne kunst heeft kunnen toepassen.
Naar wy vernamen, is deze haard bestemd
voor de groote zaal van den huize Wyten-
burg, Steenschuur.
Als een bewffs, welke stukken
soms aan eone redactie worden toegezonden,
laten wij hier onderstaand schrijven volgen,
dat wy hedenmorgen ontvingen, aan den lezer
zeiven overlatende zich er een oordeel over
te vormen:
Myjnlieerl
Wilt U dit opnemen in U blad misschien
red Gy er een iong leven mee.
Zondag avond van myn vrienden huiswaarts
koerende liep ik op 't Rapenburg by de vliet
daar zag ik een jufvr. langs de boomen gaan
eerst wilde ik naar haar toegaan zoo als wy
gewoonlijk zyn, maar daar zff een rare houding
aan nam bleef ik achter haar loopen.
Ineens bleef zy staan by een lantaarn nam
iets uit haar zak las het rolde het op nam
haar hoed af en stopte het er in ik ging
achter een boom staan zoo dat zy my niet
zag zy liep even in gedachte door ik volgde
haar zy lag haar hoed op de kant van het
water keek rond of zy niemand zag zy scheen
my niet te zien ik liep zacht naar haar toe
en hoorde haar de woorden zeggen God ver
lost my van deze aarde, had ik een oogenblik
geaarzelt en z(j had te water gegaan ik vatte
haar en zie wat gaat gy doen zy schrok ge
weldig nam haar hoed en wilde vluchte maar
ik hield haar tegen ze koek my aan met oogen
die vuur schooten maar zij veranderde keek
my aan en zei zoo zacht mogelyk zeg nooit
aan iemand wat ik heb willen doen.
Mynheer wees zoo goed en neemt hier iets
uit wie weet als hy of haar die haar iets
geschreven heeft zich overhaar ontfermd want
ik ben er altijd niet by wie weet wat haar
hart vervult. ik noem mfi
U abonné den Heer K.
Slecht geschreven maar geen tyd.
De bouw der voortgezette ry
„Eigen-Haard"-woningen op „Vreewijk", nabij
den Witten Singel, gaat met grooten spoed.
Van een verheven punt van een gedeelte dier
huizen wapperde heden de vlag, het gewone
teoken, dat men reeds een eind gevorderd is.
Men kan tegenwoordig vlug bouwen! In een
week of zes wordt heelwat gedaan. Als gauw
en goed nu maar samengaan, dan schaadt
dit haasten niet.
Een wonder te Zoeterwoude!
Door den baggerman J. Van Kins werd gisteren
in do Vrouwen vaart te Zoeterwoude gevangen
eene jonge schol, die, zegt onze berichtgever,
ook levend was.
Van de haringvisscherlj arri
veerde 22 Oct. to Maassluis de Katwijksche
logger „Arie," D. De Haas, met 20 last pekol-
en 1 last steurharing. Tevens kwamen binnen
de Scheveningsche bommen „Frank en Elisa
beth" en „Volharding I," beide met 22 last.
Hedennacht omstreeks twee uren
brak er een brand uit in een hooiberg, toebe-
hoorendo aan den landbouwer J. Rotteveel, te
Lisso, welke brand zich spoedig meedeelde
aan de naby staande woning en de schuur. In
een oogwenk stond alles in lichterlaaie. Alles
is dan ook totaal afgebrand. De inboedel werd
gered. Alles was verzekerd. Oorzaak is zeer
waarschyniyk hooibroeiing.
De uitslag van de gehouden loting
voor de nationale militie van de gemeente
Zoetermeer is als volgt: A. Van der Beukei
no. 7, A. Bos no. 2, J. Bos no. 6, H. Van
Dorp no. 8, J. Hartman no. 1, C. Kouwen-
hoven no. 5, G. Van der Velden (broederdienst)
no. 11, A. Voskamp (broederdienst) no. 12,
B. Weening no. 9, H. Weening (broederdienst)
no. 3, F. De Wilde no. 13, C. De Wilde
(broederdienst) no. 4.
By een arbeider aandenSloter-
weg, by den Kruisweg, zyn Zondagnachtko-
nynen gestolen. De bestolene, eenig geraas
hoorende, ging naar buiten en wist de dieven
te gr\jpen.
Men zegt dat het waren de socialist J. De
L. en diens schoonzoon C. H., beiden te Haar
lemmermeer.
De oholeralyder te Boskoop is
hersteld. Tot heden hebben er zich geene nieuwe
gevallen van cholera asiatica voorgedaan.
Drie der lyders aan cholera asiatica in de
Martha-Stichting te Alfen zyn overleden, zoo
dat nu te zamen 4 personen stierven.
Hermanus Kloosterman, die in
den avond van 27 Augustus jl. op den N. Z.
Voorburgwal te Amsterdam eene brutale aan
randing pleegde op den heer J. C. Dommering,
die met een kennis en twee dames naar huis
terugkeerde, werd heden door de arrondisse-
ments rechtbank aldaar veroordeeld tot eene
gevangenisstraf voor den tyd van zeven jaren.
De eisch was ook zeven jaren.
In het perceel Keizersgracht 398,
een smal huis met twee étages, te Amsterdam,
ontstond gisteravond omstreeks negen uren
een felle uitslaande brand. De brand, ontstaan
op eene achterkamer van de tweede verdie
ping, deelde zich spoedig aan het aangren
zende vertrek, aan de Keizersgracht gelegen,
mede. De brandweer was spoedig ter plaatse
en met een paar slangen op de Vechtwater-
leiding was binnen weinige minuten het
vuur gebluscht.
De achterkamer van de tweede verdieping is
uitgebrand' in de voorkamer is veel schade
aangericht; in het geheele huis is de water
schade groot. Ook het huis er naast, hoek Kei
zersgracht en Runstraat, waarin eene bakkery
is gevestigd, heeft aan de achterzijde eenigszins
door het vuur geleden.
Hot huis, waarin de brand is ontstaan, word
bewoond door de weduwo J. Fernbout en vfff
kinderen.
De bewoonster was van plan oerstdaags te
verhuizen; daarvoor was al een gedeelte van
het meubilair naar eene andere woning overge
bracht.
De vaHclic Bankbiljetten.
Naar wy reeds meldden, werd gisteren door
het gerechtshof te Amsterdam een aanvang
gemaakt met de behandeling in hoogar beroep
van de zaak der valsche bankbiljetten.
De belangstelling van het publiek in deze
vroeger zoo geruchtmakende zaak bleek zeer
verminderd te zyn. Wel bevond zich op de
publieke tribune eone tamelijk talryke menigte,
doch de getuigenbanken waren niet druk
bezet.
De beklaagden waren allen aanwezig; de
meesten zagen er bleek en afgevallen uit.
Löschke, die door de rechtbank werd vrijge
sproken, verscheen, nadat de 9 anderen waren
binnengeleid, en allen zetten zich stil en
somber neder, luisterende naar het verslag,
door den raadsheer-rapporteur uitgebracht
van de beslissing der rechtbank in deze zaak.
Dezelfde advocaten fungeerden als raads
lieden voor de beklaagden als voor de rechtbank.
Het eerst werd als getuige a décharge ge
hoord Joh. Schönlem, zincograaf, die verschil
lende malen op het atelier van Krausso ge
weest was en verklaarde, dat de door Krausse
langs pholographischen weg vervaardigde
valsche bankbiljetten met het materiaal, dat
Krausse ten dienste stond, veel beter vervaar
digd hadden kunnen worden. Hetzelfde ver
klaarde de volgonde getuige a décharge, Max
Kostka, plaatdrukker. Do kosten voor het
hoognoodige om bankbiljetten na te maken,
bedroegen niet veel, f 1000 a 1500. Het
huishouden van Krausse was gewoon burger-
lyk; hfizelf leefde nogal op grooten voet.
Een handelaar in machinerieën verklaarde
eene boekdrukpers aan Krausse geleverd te
hebben met nog eenige andere zaken voor
f 686 18'/2. Beklaagde Krausse maakte by
het verhooren van dezen getuige de opmer
king, dat, had h(j eene machine willen koopen
voor de vervaardiging van bankbiljetten, de
machine ve9l kleiner had kunnen zyn.
Nieuwe gezichtspunten leverde het getui
genverhoor niet op. Toen de hoofdinspecteur
van recherche, de heer C. Batelt, als getuige
verhaalde hoe hy by de wed. Toubaerts
's avonds was gekomen en haar vroeg naar
de bankbiljetten en hoe zy toen antwoordde:
„Er is niets, ik heb den boel verbrand", stond
deze beklaagde op en verklaarde deze woorden
niet gebezigd te hebben, „want", zoozeidezy
met uitgespreide handen en omhoog getrokken
schouders, „ik wist niets van bankjes".
De koopman Louis Jordan, die voor de
rechtbank als getuige niet was verschenen
wegens afwezigheid, verklaarde thans, dat
Sinnige hem eene schuld had betaald met een
bankbiljet van f 100 en f 100 klein geld.
Getuige was naar Beriyn vertrokken en had
daar een telegram van Sinnige ontvangen,
waarin iets omtrent eene werkstaking stond,
maar welks doel was, Jordan naar Amsterdam
te doen terugkeeren. Sinnige erkende dit; hv)
wist niet, dat het door hem aan Jordan
gegeven biljet valsch was; hy had een uur na
do uitgifte bespeurd dat hy een valsch biljet
had uitgegeven, en toen onmiddellyk getele-
grapheerd, om het kwaad te herstellen.
De getuigen Beausar, manufacturer; J. Cos-
tor, kassierster; de tapster wed. Leugers en
het dienstmeisje J. A. Klaverstein legden
geheel gelykluidende verklaringen af als voor
de rechtbank.
Het vroegere dienstmeisje van de wed. Tou
baerts, M. E. De Bruin, eene nieuwe getuige
a décharge, legde verschillende verklaringen
af in het voordeel van de wed. Toubaerts. De
geheimzinnige „officier" was iemand, die wel
veel aan huis kwam, doch hy hoorde niet tot
het clubjo van Krausse c. s. In verband met
het mysterieuze koffertje deelde deze getuige
mede, dat Krausse meer was gekomen met
een koffertje in de hand. Zy en een ander
dienstmeisje, H. Ter Dyk, verklaarden dat de
wed. Toubaerts heel dikwyls „verschnkkelyk
dronken was," waarop beklaagde Toubaerts
uitriep: „Ja, dat was m'n ongeluk 1" Op den
avond der arrestatie was beklaagde ook dron
ken geweest; getuige Batelt had hiervan niets
bespeurd, en alleen eene groote zenuwachtig
heid waargenomen.
De wed. Toubaerts, zoo zeide nog eene dezer
dienstmeisjes, had een paar maanden aan
influenza geleden„mevrouw kwam den laat
sten tyd weinig de straat op," en uit deze
omstandigheden kon hare zenuwachtigheid by
Batelts bezoek verklaard worden.
Van halftwee tot twee uren werd de zitting
van het Hof geschorst.
Na heropening der zitting had het verhoor
plaats der beklaagden. Krausse hield een
welsprekend betoog, waarin hy wol toegaf
dat er plannen hadden bestaan, om valsche
bankbiljetten uit te geven, en zoo een grooten
slag te slaan, doch dat hy nooit er aan had
gedacht, de thans vervaardigde uit te geven.
„Het zou het toppunt van stomheid geweest
zyn," zoo zeide beklaagde, „deze slecht ver
vaardigde biljetten aan den man te brengen."
Beklaagde had wel van deze uitgegeven, doch
men moest hierby op de omstandigheden
letten, waaronder dit geschied was. Gehan
deld werd in abnormalen toestand.
Beklaagde Toubaerts bleef, evenals Krausse,
by de verklaringen, afgelegd voor de recht
bank; zy ontkende derhalve pertinent elke
medeplichtigheid.
Thümm gaf een zeer verward relaas van
zyn aandeel in de zaak. Hy was in hooger
beroep gekomen, omdat hy niet met opzet
gehandeld had, terwyl Krausse zyn hooger
beroep verklaarde uit alle afwezigheid van
misdadige bedoelingen. Van Liemt was niet
in hooger beroep gekomen; by bleef by zyne
bekentenis. De overige beklaagden bleven
ingelyks by hunne voor de rechtbank afge
legde verklaringen.
Beklaagde Toubaerts werd nog door den
advocaat-generaal aan een scherp verhoor
onderworpen. Waarom een viertal der be
klaagden poi tinent verklaarden dat zy met
de wed. Toubaerts afspraak hadden gemaakt
om valsche bankbiljetten uit te geven, en
die verklaring gaf niets in hun voordeel
wist beklaagde niet uit te leggen.
Mr. Op ten Noort wees er op, dat in in
richtingen als beklaagde had, men zoo maar
niet met koffertjes dynamiet binnenkwam;
(zy had verklaard te meenen, dat in het
koffertje, by haar thuisbezorgd, dynamiet
was geborgen); deze opmerking werd door
beklaagde niet ongevat beantwoord met: „o,
mynheer, ze brengen wel dynamiet in heel
andere inrichtingen."
Hierna was het woord aan mr. Op ten Noort,
advocaat-generaal van het Hof, tot het nemen
van zyn requisitoir.
Spr. meende niet in extenso de ten laste
gelegde feiten te moeten nagaan; kortelyk
constateerde spr. de strafbaarheid van het
maken van valsche bankbiljetten,, yierby de
juiste beteekenis nagaande van: valschheid
in geschrifte; om vervolgens de schuld van
eiken beklaagde afzonderlyk te omschryven.
Breedvoerig betoogde spr. dat beklaagde
Toubaerts eenige dagen in het bezit is'ge
weest van den inhoud van een koffertje, en
dat die inhoud haar bekend was, wat spr.
van oordeel was te kunnen aantoonen door
tal van omstandigheden. Omtrent beklaagde
Keeze, die evenals beklaagde Toubaerts per
tinent ontkende, meende spr., dat het eerste
ten laste gelegde feit, nl. het in voorraad
hebben van valsche bankbiljetten, niet vol
doende bewezen was, doch wel het tweede,
nl. het gebruikmaken er van. Do schuld van
beklaagde Löschke achtte mr. Op ten Noort
niet voldoende bewezen.
Voorts wees spr. op het feit, dat vóór 185
op het misdryf, waarvoor Krausse terecht
stond, de doodstraf werd toegepast; in 1883
nog waren personen wegens dit misdryf tot
10 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. In Krausse
zag spreker den hoofdman, die grootendeels
oorzaak was van den val dor overige beklaag
den. Het ongeregelde leven van den man had
hem, naar sprekers oordeel, tot de misdadige
handelingen gebracht.
De lange tyd der preventieve hechtenis even
wel zou voor hem, zoowel als voor de overige
beklaagden, in aanmerking genomen worden.
Op bovenstaande gronden requireerde do
advocaat-generaal het vonnis der rechtbank in
deze zaak te vernietigen, wegens schending
van art. 221 van het Wetboak. van Strafrecht,
in verband met de artt. 23 en 49 van het
"Wetboek van Strafvordering, en tov^ioordeo-
len Krausse tot eene gevangenisstraf van 6
jaren, Toubaerts tot 4 jaren, Tuümm, Van
Liemt en Frey elk tot drie jaren, Sinnige en
Arrttz tot 2 jaren, Rempt tot 3 j.iren en
Keeze tot 2 jaren en 6 maanden, on voorts
om beklaagde Löschke vry te spreken van
de hem ten laste gelegde leiten. [Zooals be
kend is, werd Krausse door de rechtbank
veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 5
jaren, Toubaerts kreeg 3 jaren, Thünm 3,
Van Liemt en Frey elk 2 jaren en 0 maanden,
Sinnige en Arnt&-olk -2 jaren, Rempt en
Keeze elk 2 Jaren en 6 maanden, terwyl
Löschke werd «ygèsproken].
De nu tegen Krausse geëieehte straf is-dus
één jaar, die tegen Van Liemt en Frey eon
half jaar zwaarder dan de door de rechtbank
opgelegde.
Hierna werd de zitting van het Hof ge
schorst tot hedenochtend halfelf voor het
houden der pleidooien.
BUITENLAIS D.
Frankryk.
Heden komt de Kamer van Afgevaardigden
weer byeen. Daar de bogrooting van den
minister Poiucaré nog by de commissie in
behandeling is, zal de zitting vermoedeiyk
aanvangen met de bespreking der verschillende
interpellation, die reeds zyn aangekondigd.
Daartoe behoort, naar men weet, ook eene
interpellatie van den heer Pierre Alype over
Madagascar.
I>uit»cl»l ivncL»
Op het platteland van Saksen, eene provin
cie van Pruisen, is gebrek aan daploonors,
zoodat, wanneer daarin niet spoedig wordt
voorzien, het te vreezen is dat een groot deel
van de nog te veld staande aardappelen en
rapen, wanneer het begint te vriezen, ver
loren zal zyn. De pogingen eener landbouw-
vereemging te Halle, om arbeiders van elders
te kr(jgen, zyn mislukt, daar men in Silezie
Posen en Pruisen in hetzelfde geval verkeert
waarschyniyk doordat wegens de in Rusland
heerschende cholera geene arbeiders uit dat
rijk worden toegelaten. De HalleSche vereeni-
ging heeft zich nu tot de steden der provincie
gewend met het verzoek, zo o spoedig mogelyk
maatregelen te nemen, opdat de bij haar over
bodige werkkrachten, ten minste tydeiyk, naar
het platteland terugkeeren.
Hoe de steden dat moeten aanleggen, zegt
de vereeniging ongelukkig niet.