N°. 10636. Woensdag 34 October A0. 1894, feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit noiumer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Premie. Leiden, 23 October. PRIJS DEZER COURANT: "Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1-6 regels 1.05. letters naar plaatsruimte, wordt 0.05 berekend. Iedere regel meor 0.17J. Grootere Voor het incasseeren buiten do stad Heden den twintigsten October 1800 vier en negentig, des voormiddags te elf uren. Ten verzoeke van den Heer Albertus Wii.lem Sijthoff, boekdrukker, boekbinder en uitgever, wonende te Leiden. Heb ik, Pleter Hendrik Van Thiel, Dour- waarder bü de Arrondisseroents-Rechtbank e 's-Gravenhage, wonende en kantoor hou dende te Leiden aan het Rapenburg No. 80, in tegenwoordigheid van Gkrrit Tierolf, zonder beroep, wonende te Leiden, en Wilhelm Christiaan Van Evert, stereotipeur, wonende te Zoeterwoude, als getuigen, mij vervoegd ten kantore van den requirant aan deDoeza straat te Leiden, ten eindo aldaar tegenwoordig te zijn by het verzegelen van eene glazen flesch, voor de helft ongeveer gevuld met 1 ruineboonen. En is door my deurwaarder Bevonden dat die glazen flesch, nadat ik het aantal boonen in dezelve nog met eenige handen ongetelde boonon heb aangevuld, is gesloten met eene glazen stop, dat twee strooken papier kruiselings over die stop zyn geplakt en de uiteinden dier strooken papier met een touwtje zyn verzegeld geworden, zoodat het zich in die flesch bevindende aantal boonen aan niemand bekend is of kan zyn. Van al hetwelk door my deurwaarder is opgemaakt dit proces-verbaal, om te dienen waar zulks noodig zal worden bevonden te behooren. G. Tierolf. P. H. Van Thiel, W. C. Van Evert. Deurwaarder. Een paar premleboekcn zijn Ier hand gesteld aan den Ueer H0O9E- 9IANI, die ze voor zijn raam etaleert en ze tevens op verlangen aan belang stellenden ter Inzage geeft. Officieel© Kennisgeviugeo. DRANKWET. Burgomeeater en Wotboaders der gomeeoto Leiden breDgon bij deze tor algomeeoe kennis, dat door F. LOONER, wonende alhier, een verzoekschrift ie ingediend om vergunning voor den kleinhandel ia eterken drank in hot perceel Groenhazengraobt No. 10. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. was, Burgemeester. 22 Oct. 1804. E. KIST; Secretaris. - De ledên tftr afdoeling Leiden on Omstre- ken der Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst worden by advertentie in dit blad opgeroepen tot de 202de vergadering op a. s. Donderdagavond in het Nutsgebouw. De heer C. W. H. Verster zal er eeno bijdrage leveren over „Heraldiek". Voor de verbouwing van het perceel in de Nieuwsteeg No. 29 alhier (architect de heer W. F. Van der Heyden) zyn 9 biljetten inge komen; de hoogste inschrijver was de heer P. L. Van Erkel, voor 2855; de laagste de heer H. De Jongh, voor 1998, aan wien het werk is gegund. Aangenomen is het beroep naar de Ned.- Herv. gem. to Utrecht door ds. B. Van Meer, te Wijk; bedankt voor Hillegom door ds. J. W. Gunning, te Eerbeek. Ds Raad van Toezicht op de spoorweg diensten zal 24 dezer in een daartoe te 's Gravenhage aangekomen inspectie rijtuig eene opneming langs verschillende spoorweg- lijnen verrichten. Akte examens L. O. Te 's-Gravenhage zijn toegelaten de dames J. W. Theuns en P. E, Van der Heyden, te 's-Gravenhage; H. Key, te Leidon; P. C. Janssen, te Rotterdam B. J. Huiswaard, te Schiedam; en A. Van Besk, te 's-Gravenhage. Het reeds in de „Sts. Ct." opgenomen verslag aan de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, betreffende den dienst der Rijks-postspaarbank over het jaar 1893, is, naar gewoonte, weder afzonderlijk als boek werk verschenen, verrijkt met een aantal gr.iphische voorstellingen, waarin tal van gewichtige bijzonderheden graphisch zijn toe gelicht, en wel: a. De toeneming van het gemiddeld saldo- egoed, voor elke provincie afzonderlijkb. dj verhouding tusschen het aantal inleggers en de bevolking, mede voor elke provincie afzon derlijk; c. het getal boekjes, uitgegeven, ge heel afbetaald en per saldo in omloop, in het gansche rijk; d. het bedrag der inlagen, der terugbetalingen en van het saldo tegoed, over het gansche rijk; e. het aaotal in omloop zijndo boekjes, benevens het saldo-tegoed der inleggers wederom voor elke provincie afzon derlijk; de vergelijking, per maand, van het bedrag der inlagen met dat der terugbe talingen, over het gansche rijk. Met voldoening kan worden geconstateerd, dat de percentsgewijze verhouding tusschen het algemeen totaal der aan het einde van dit jaar in omloop zijnde boekjes en het totaal der boekjes, op dat tijdstip ten name van werk lieden staande, voor de meeste provinciën aanmerkelijk gunstiger was dan in het vorige jaar. Alleen in Noord-Brabant en Limburg is die verhouding, zonder verklaarbare redenen, eenigszins achteruitgegaan. Zy bedraagt voor die provinciën thans respectievelijk 29.3 en 25.7, tegen 31.1 en 28.6 in 1892. Over hot geheele rijk genomen, bedraagt de percents gewijze verhouding 25.7, tegen 23.3 In hot vorige jaar. Van de 62,623 personen, in 1893 als nieuwe inleggers toegetreden en als zoodanig behouden, heott naar verhouding de jeugd het grootste contingent gevormd. Daarna bleken de dienst boden, alsmede de bedienden van allerlei aard, verreweg het sterkst vertegenwoordigd, terwijl verder met een bevredigend percentage volgen enkele andero categorieën van personen, die nog gerekend kunnen worden tot die maat schappelijke kringen te behooren, uit welken deRyk-spostspaarbank hare deelnemers by voor keur diont te trekken. De beteekenis van het groot aantal boekjes, ten name van kinderen gesteld, wordt echter eenigszins verminderd door het feit, dat soms personen, die gaarne grootere sommen dan het by de wet vast gestelde maximum rentegevend bedrag van ƒ800 bij de Rijks-postspaarbank vruchtdra gend wen8chen te beleggen, het surplus op naam van hunne minderjarige kinderen doen stellen. Het aantal vereenigingen van allerlei aard, welke hare kasgelden bij de Rijks postspaar bank beleggen, vermeerderde in 1893 met 350 en bedroog op 31 December van dat jaar 1786. Het gemiddeld saldo-tegoed der inleggers in het geheele rijk beliep over 1893 ƒ80.405, tegen ƒ76.885 over 1892. Te 's-Gravenhage is overleden de heer A. B. A. Hekking, gepensionneerd late luit. van het Oost-Indisch leger. Dr. J. Ritzema Bos, te Wageningen, is verkozen lot buitenlandsch lid van de Ameri- kaansche „Association of Entomologists."Tot dusver telde deze wetenschappelijke vereeni- ging nog slechts drie leden in Europa. Mond- en klauwzeer. Onderstaande opgave voor het aantal gevallen van mond en klauwzeer, in de maand September hier te lande voorgekomen, is getrokken uit een in de Staatscourant opgenomen „staat van de gevallen van besmettelijke veeziekten in Neder land, in de maand September 1894." (Het cijfer tusschen haakjes geeft aan het aantal eigenaars, onder wier vee de ziekte voorkwam.) Noord-Brabant 101 (21) Gelderland 206 (25) Zuid-Holland 74191 (3363) Noord Holland 19675 (1351) Zeeland 88 (13) Utrecht 18263 (1038) Friesland 801 (16) Groningen 1 (1) In de provinciën Drente, Limburg en Over- ijsel werd geen enkel geval geconstateerd, terwijl het centrum van het land het meest besmet is. Het hevigst heeft het mond en klauwzeer geheerscht iu Zuid-Holland. Alleen in de ge meente Bodegrave kwamen 4286 gevallen by 111 eigenaars voor. Hierop volgt Noord-Hol land, in welke provincie Nieuwer-Amstel met 3528 gevallen by 105 eigenaars de kroon spant. De derde provincie is Utrecht, waar de meeste gevallen waren te Mijdrecht: 1748 bij 89 eigenaars. In het overige deel van ons land kwam de ziekte sporadisch voor. Het geheel aantal gevallen van mond- en klauwzeer in September bedroeg 113,326 by het vee van 5828 eigenaars. Verder kwamen nog voor: kwade droes 5, schurft 76, vlekziekte 261, miltvuur 12, rot- kreupel 176 gevallen. De he3r G. J. Tb. Beelaerts van Blok land is naar Berlyn vertrokken, alwaar hy als gezant van de Transvaalsche Republiek is geaccrediteerd. Volgens particuliere berichten uit Peking heeft onze minister-resident, de heer Ferguson, by de gegronde vrees, dat het oprukken der Japanners gisting zal veroorzaken en de veiligheid der Europeanen in gevaar zal brengen, voor ongeveer twee maanden de hoofd stad verlaten en zich naar de kust begeven, waarschynlyk meenendo daar de Nederlandscho belangen evengoed te kunnen behartigen. De overige gezanten zyn vooralsnog te Feking gebleven. Vad BIykens oen by het departement van marine ontvangen bericht, is Hr. Ms. pantser dekschip „Koningin Wilhelmina der Neder landen," onder bevel van den kapitein ter zee P. Zegers Veeckens, adjudant van H. M. de Koningin, den 20sten dezer te Malta aange komen en denzelfden dag weder van daar vertrokken. Aan boord van dien bodem was alles wel. Het stoomschip „Koningin-Regentes", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 22 October te Southamptonde „Salak" arriveerde 21 Oct. van Rotterdam te Batavia; de „Soe- rabaia", van Rotterdam naar Java, passeerde 21 Oct. Ponta da Guia; de „Prins Willem IV" arriveerde 21 Oct. van Amsterdam te Para maribo; de „Prins Maurits" vertrok 22 Oct. van Paramaribo naar Amsterdamde „General" arriveerde 21 Oct. van Hamburg en Amster dam te Durban; de „Obdam" arriveerde 22 Oct. van Rotteidam te Nieuw Yorkde „Veen- dam", van Nieuw-York naar Rotterdam, pas seerde 23 Oct. Prawlepoint. By komnklyk besluit zyn benoemd 'oy het wapen der inf. van het leger in Ned. Indië tot tweeden luit., de sergeanten L. J. A. Holle, van het reg. gren. en jagers; L. C. Jullien, van het 7de, C. J. G. G. Van Doorn en M. Kole, beiden van het 5de; J. C. Lamster, van het 8ste, H. N. Boerrigter, van het lste, C. B. H. Von Hombracht, van het 3de, P. J. De Roock, van het 6de, J, C.'A. Fischer, van het 5de reg. inf., J. Van den Berg, van het reg. gren. en jagers, K. P. Doornbos, van het lste, mitsgaders M. J. C. W. Van Viierden, van het 8ste reg. inf. Benoemd, by het personeel der militaire adm. van het leger in Ned.-Indië: tot tweeden luit. kwartierm., de sergeanten A. Terwiel, van het 3de, F. Kenninck en J. G. Smit, beiden van het 7de, alsmede E. C. Van Schuy- lenburch, van het tweede regiment infanterie Madame Sans-Gêne. Sardou is een handig man, dat zal wel niemand togenspreken. Hy nam op zich eens eene rol te schryven voor Mme. Rójane, dus een komisch typeer moest en zou gelachen worden; en nu is het verbazend handig om zóó om die ééne karakteristieke rol, waar alios op neer komt en alles om draait, de overige moer of min handelende personen te schikken, dat het geheel er tameiyk afgerond uitziet. Ik zeg: uitziet, d. w. z. het maakt er een oogenblik den indruk van, want in de wer kelijkheid is het stuk slechts oeno aaneen schakeling van losse tooneelen, waarin hot karakter der hoofdpersoon moet geschilderd worden. De geheele geschiedenis van graaf Neipperg is byzaak en slechts eene meer uilgu werkte omstandigheid, waardoor het karakter van Mme. Sans Gêne in een byzonder helder licht wordt geplaatst. Catharina Hübscher, de waschvrouw uit het voorspel, maakt als de echtgenoote van den seigeant Lefèbvre diens Napoleontische pro motie mee en verscbynt dus in het eigenlyko stuk als hertogin van Dantzig aan het hof van Napoleon, naar uiteriyke omstandigheden veranderd, doch innerlyk de eenvoudige, onge geneerde ziel van vroeger gebleven. Haar op treden te midden van oen aantal echte graven, hertogen, enz. en vooral van parvenu's, die han diger zyn dan zy, vormt den inhoud der drie lange bedryven. Sardou heeft daaraan heelwat goed humeur, losse joligheid en hier en daar echten geest ten koste gelegd. Er moest gelachen wordtn, welnu: er wordt gelachen en veel ook. Dat is de hoofdzaak; letterkundige waarde moet men niet zoeken, daarvoor is Mme. Sans Gêne niet geschreven, maar men moet liooren 6n zien. Niet lezen, het is geen stuk om gelezen te worden, maar op het tooneel, daar komt het tot zyn recht en is het voortreflelyk. De kloeke hertogin is een vermakelyk type. Zy doelt links en rechts aan het hof, aan den keizer en zyne familie niet het minst, onge zouten waarheden uit, doet leuk onhandig, onbegrypeiyk groen en onbeschaafd, is in do hoogste mate familiaar met iedereen en brengt, byna zonder ophouden, de lachspieren in be weging. Wilde ik nu gaan uitpluizen, dan zou ik wel al het onwaarschynlyke en over drevone van zulk eene figuur kunnen aan toonen, (byv.: eene vrouw, die reeds twee jaren aan het hof verkeert en nog niet weet waartoe haar waaier dienen moet! en zoo zyn er verscheidene voorbeelden aan te halen), maar wat zouden wy daaraan hebben? Het type is er nu eenmaal en or valt niets meer aan te veranderen. Deze hoofdfiguur moest nu omringd door byfiguren, die licht en schaduw aanbrachten en verdeelden, en hiertoe koos Sardou de hoogst onbelangryko zaak van graaf Yon Neipperg, die verdacht wordt eene liaison met de keizerin zelve te hebben, daarom verbannen wordt, aan dat keizeilyk bevel geen gehoor geoft en by zyne laatste poging, om de keizerin te zien, door Napoleon betrapt wordt. Uit het dreigende levensgevaar, waarin hy dientengevolge raakt, is het Mme. Sans Gêne, die hem redt. Deze persoon, de graaf Yon Neippsrg, is zwak geteekend; men hoort veel Ö7er hem, maar ziet en hoort to weinig van hom of uit zyn eigen mond, om ook maar óón oogen blik ons belangstelling voor zyn persoon en zyn lot te kunnen afdwingen. Het eenige, wat ons in spanning houdt, is de vraag: Wat zal Mme. Sans-Gêne nu doen? Hoö zal zy hem er uit redden? De teekoning van do intieme verhouding tusschen Napoleon en zyne zusters, en van die dames onderling, dient waarschynlyk om aan te toonen hoe aan zulk een hof, in zulk eene omgeving eene ver- schyning als de hertogin van Dantzig niet reeds lang eeno pure onmogelykheid geworden was. En nu mogen deze détailschilderingen onder ling weinig bindende kracht bezitten, de Fransche dramaturg heeft ze met bewon derenswaardige handigheid saamgevoegd, hierbU zelfs den onvermydelyken brief niet vergeten en boven dat alles geplaatst de lei dende persoonMme. Sans Gêne. Alles komt by dit stuk dus aan op de uitvoering. Nu weet iedereet) welke droevige gebeurtenis gedurende ééne der opvoeringen te Rotterdam heeft plaats gegrepen; ik behoef dienaangaande niet in byzonderheden te treden. Maar ik wil en kan niet verzwygen dat ik met zeer gemengde gevoelens gisteravond movr. Van Eysden in de titelrol moest zien optreden. Ik miste onze grootste tooneelkun- stonares, Catharina Beersmans! Helaas, dat zulke treurige redenen haar dwingen moesten de rol, waarop zy zich zóó verheugd had, waaraan zy zich met hart en ziel gegeven had, na eene kortstondige schittering weer uit de handen te geven! Wel is het eene korte glorie voor haar geweestDoch evenals zy, de talentvolle, energieke vrouw, den moed en de boop op de toekomst behoudt, willen ook wy blyven hopen en, naast een woord van harteiyke deelneming in hare ziekte, den innigen wen8ch uitspreken, dat zy spoedig vol ledig herstellen moge, om allen, die Jiaar ken nen en waardeeren, nog lang met hare eenige gaven te kunnen bekoren. Eere wie eere toekomt! Eer en hulde aan mevr. Van Eysden, die de hoofdrol dadeiyk op zich nam en zóó vertolkte. Haar spel is inderdaad eiken lof waardig. Het zou my nu te ver voeren hierover nog in kleinigheden uit te weiden, maar ieder, die gisteravond met my hare beminnelyke nonchalance bewonderd heeft, zil het wel toegeven dat de grootste lofspraak, die haar toekomt, deze is: dat zy in dóze rol de moeilykste klip zoo kranig heeft weten te myden en, ondanks al hare ongegeneerdheid, toch steeds zoo by uitstek „fatsoeniyk" is gebleven. Voorzeker eeneniet geringe deugd! De bloemenschatten, haar aan geboden, en het jubelend applaus van hot zeer talryke publiek zullen haar de overtui ging geschonken hebben, dat haar optreden ten hoogste gewaardeerd werd. Naast haar, als de sergeant, later maar schalk Lefèbvre, schitterde de eeuwig jeugdige Van Zuylen. Hy was prachtig I Tooneeltjes als in het eerste bedryf van het eigenlyke stuk, tusschen hem en zyne vrouw, getuigen, als immer, van zyne groote meesterschap en onge broken kracht. Eene nieuwe verschijning, in dit milieu althans, was de heer Frits Bouwmeester; voor hot weergeven van karakterrollen eene niet te versmaden kracht. Wat leek hy heeriyk op NapoleonDat was ongetwyfeld de hoofd deugd van zyn optreden, maar in zyn spel waren toch ook zeer goede eigenschappen. Hy heeft werkelyk uitstekende oogenblikken gehad. Jammer maar dat by soms wat on- duideiyk sprak en zoo af en too een zenuw achtig toedrukken van het rechteroog had, dat waarschynlyk meer eigen is aan hem dan aan den persoon, dien hy voorstelde. Dirk Haspels was als Fouché, de alles wetende, alles uitvorschende speurhond, correct als altyd. Kostelyk was Faassen in zyne rol van dansmeester en professor van welgema- nieidheid; alles aan hem was lachwekkend, t,t zijn voorbeeldig gekozen kostuum toe. Ook de kleinere rollen der dames Van Kerck- hoven, Klein en anderen, der heerati Tartaud en Van Kerckhoven werden in alle opzichten goed weergegeven. Ik kan die Diet alle af- zonderlyk bespreken, de ruimte zou mij daar toe ontbreken. Eéne uitzondering slechts, ten opzichte van den heer Brondgeest, ook oen nieuwe aan winst voor de Rotterdammers. Ik zie in hem een uiterst beschaafd, innemend tooneelspeler, die waarschijnlyk geen moeite zal hebben zoodra hy eens in eene grooiere rol voor ons optreedt, de harten van het Leidsch publiek te winnen. Althans zyn optreden gisteravond was, naar myn inzien, zeer sympathiek en veelbelovend. Zoozou men dan waarlyk niet gezegd hebben, als men het niet wist, dat^dje.diieoUe in do laatste tyden door de ziekte van den heer Le Gras en mevr. Beersmans zulke ge voelige slagen ondervonden had. Dapper en aaneengesloten bieden de anderen aan de be proevingen het hoofd en zy hebben getoond ook nu nog oen schoon geheel, hun ouden roem waardig, te kunnen schenken. Naar aanleiding van de buitensporige volheid van den Schouwburg mag ik do medodeeling, ten slotte, niet achterwege laten, dat het voornemen bestaat „Mme. Sans-Gêne" binnen een niet te lang tydsverloop hier nogmaals op te voeren. Voor velen zal dit, hoop ik, eene welkome tyding zyn. Ook zonder uit drukkelijke aanbeveling, zal de roep, die van deze prachtige opening van het speelseizoen uitgaat, wel zóó groot zyn, dat wy nog één maal eeno volle zaal kunnen verwachten, v. B. Indische begrooting 1805. Het afdeelingsonderzoek der Tweede Kamer over bovenstaande begrooting gaf aanleiding tot de volgende beschouwingen en opmer kingen Sommige leden hadden verwacht, dat de minister by de indiening der begrooting zyne voornemens omtrent de voornaamste Indische aangelegenheden zou hebben uiteen gezet en men hoopte uit zyn stilzwygen niet te moeten opmaken, dat van hem geenc hervormingen van beteokeni3 zouden zyn te verwachten en dat hy den door zyn ambts voorganger ingeslagen weg, om door bevor dering der welvaart naar verhooging van de draagkracht der Indische bevolking to streven, zou verlaten, hetgeen anderen aanleiding gaf te verklaren, dat zy het zouden goedkeuren, indien de minister zich vooralsnog van diep ingrypende hervormingen onthield. Sommige leden achtten met den minist r versterking der middolon noodig, terwyi andere loden van oordeel wr-ren, dat thans daarvoor geene roden bestaat. Do cyfers der ingediende begrooting kwamen dien loden vry bevredigend voor. Het maakte echter o.> hen wel een eenigszins zonderlingen indruk, dat, niettegenstaande de reeds voor hot op maken der begrooting ontstane verwikkelingen op Lombok, voor uitzending van suppletie troepen minder wordt uitgetrokken dan ten vorigen jare. Intusschen zagen die loden de noodzakelyklieid niet in, om nieuwe lasten op te leggen aan de Indische bevolking. Ook werd opgemerkt dat de uitgaven voor Lombok mogelyk zullen kunnen worden be streden uit de aan den Vorst van Lombok op te leggen oorlogsbelasting. Overigens bleek dat men zich vry algemeen kon ver eenigen met de voorgestelde matige verhooging van de invoerrechten ter Oostkust van Sumatra, met het doel om die rechten in overeenstemming te brengen met het algemoen tarief. De toelichting van de voornemens des Ministers met betrekking tot het tarief ter Oostkust van Sumatra, werd intusschen on volledig on onduidelyk geacht en men verzocht daaiom nadere toelichting. Van verschillondo zyden werd aangedrongen opbez uiniging in de Indische staatshuishouding. Do aandacht werd gevestigd op verschillende in deze be grooting voorkomende poston, die niet op eene algemeene, maar naar baren aard op eene gewestelijke of plaatselyke begroolmg zouden thuisbehooren. Wat Lombok betreft, werd algemeen be treurd de ondervonden tegenspoed by do krijgsverrichtingen op dat eiland, hetgeen het verlies ten gevolge had van zoovele dappere officieren en soldaten. Een woord van huldo werd gesproken naar aanleiding van hetgeen na den vorraderlyken overval der Baliërs in Indië was gedaan. Eenparig wenscht men da Regeering, baar de verantwoordelykheid latende voor haar beleid, te steunen by het tot een gewenscht einde brengen van deze oxpeditie. Ten aanzien van het krygsktindig beleid wer den verschillende opmerkingen gemaakt, welke van twyfel omtrent de inachtneming van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1