N°. 10636.
Woensdag 34 October
A0. 1894,
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit noiumer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Premie.
Leiden, 23 October.
PRIJS DEZER COURANT:
"Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1-6 regels 1.05.
letters naar plaatsruimte,
wordt 0.05 berekend.
Iedere regel meor 0.17J. Grootere
Voor het incasseeren buiten do stad
Heden den twintigsten October 1800 vier en
negentig, des voormiddags te elf uren.
Ten verzoeke van den Heer Albertus
Wii.lem Sijthoff, boekdrukker, boekbinder
en uitgever, wonende te Leiden.
Heb ik, Pleter Hendrik Van Thiel, Dour-
waarder bü de Arrondisseroents-Rechtbank
e 's-Gravenhage, wonende en kantoor hou
dende te Leiden aan het Rapenburg No. 80,
in tegenwoordigheid van Gkrrit Tierolf,
zonder beroep, wonende te Leiden, en Wilhelm
Christiaan Van Evert, stereotipeur, wonende
te Zoeterwoude, als getuigen, mij vervoegd
ten kantore van den requirant aan deDoeza
straat te Leiden, ten eindo aldaar tegenwoordig
te zijn by het verzegelen van eene glazen
flesch, voor de helft ongeveer gevuld met
1 ruineboonen.
En is door my deurwaarder
Bevonden
dat die glazen flesch, nadat ik het aantal
boonen in dezelve nog met eenige handen
ongetelde boonon heb aangevuld, is gesloten
met eene glazen stop, dat twee strooken
papier kruiselings over die stop zyn geplakt
en de uiteinden dier strooken papier met een
touwtje zyn verzegeld geworden, zoodat het
zich in die flesch bevindende aantal boonen
aan niemand bekend is of kan zyn.
Van al hetwelk door my deurwaarder is
opgemaakt dit proces-verbaal, om te dienen
waar zulks noodig zal worden bevonden te
behooren.
G. Tierolf. P. H. Van Thiel,
W. C. Van Evert. Deurwaarder.
Een paar premleboekcn zijn Ier
hand gesteld aan den Ueer H0O9E-
9IANI, die ze voor zijn raam etaleert
en ze tevens op verlangen aan belang
stellenden ter Inzage geeft.
Officieel© Kennisgeviugeo.
DRANKWET.
Burgomeeater en Wotboaders der gomeeoto Leiden
breDgon bij deze tor algomeeoe kennis, dat door
F. LOONER, wonende alhier, een verzoekschrift ie
ingediend om vergunning voor den kleinhandel ia
eterken drank in hot perceel Groenhazengraobt No. 10.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. was, Burgemeester.
22 Oct. 1804. E. KIST; Secretaris.
-
De ledên tftr afdoeling Leiden on Omstre-
ken der Maatschappij tot bevordering der
Bouwkunst worden by advertentie in dit blad
opgeroepen tot de 202de vergadering op a. s.
Donderdagavond in het Nutsgebouw. De heer
C. W. H. Verster zal er eeno bijdrage leveren
over „Heraldiek".
Voor de verbouwing van het perceel in
de Nieuwsteeg No. 29 alhier (architect de heer
W. F. Van der Heyden) zyn 9 biljetten inge
komen; de hoogste inschrijver was de heer
P. L. Van Erkel, voor 2855; de laagste de
heer H. De Jongh, voor 1998, aan wien het
werk is gegund.
Aangenomen is het beroep naar de Ned.-
Herv. gem. to Utrecht door ds. B. Van Meer, te
Wijk; bedankt voor Hillegom door ds. J. W.
Gunning, te Eerbeek.
Ds Raad van Toezicht op de spoorweg
diensten zal 24 dezer in een daartoe te
's Gravenhage aangekomen inspectie rijtuig
eene opneming langs verschillende spoorweg-
lijnen verrichten.
Akte examens L. O. Te 's-Gravenhage
zijn toegelaten de dames J. W. Theuns en
P. E, Van der Heyden, te 's-Gravenhage; H.
Key, te Leidon; P. C. Janssen, te Rotterdam
B. J. Huiswaard, te Schiedam; en A. Van
Besk, te 's-Gravenhage.
Het reeds in de „Sts. Ct." opgenomen
verslag aan de Koningin-Weduwe, Regentes
van het Koninkrijk, betreffende den dienst der
Rijks-postspaarbank over het jaar 1893, is,
naar gewoonte, weder afzonderlijk als boek
werk verschenen, verrijkt met een aantal
gr.iphische voorstellingen, waarin tal van
gewichtige bijzonderheden graphisch zijn toe
gelicht, en wel:
a. De toeneming van het gemiddeld saldo-
egoed, voor elke provincie afzonderlijkb. dj
verhouding tusschen het aantal inleggers en
de bevolking, mede voor elke provincie afzon
derlijk; c. het getal boekjes, uitgegeven, ge
heel afbetaald en per saldo in omloop, in het
gansche rijk; d. het bedrag der inlagen, der
terugbetalingen en van het saldo tegoed, over
het gansche rijk; e. het aaotal in omloop
zijndo boekjes, benevens het saldo-tegoed der
inleggers wederom voor elke provincie afzon
derlijk; de vergelijking, per maand, van
het bedrag der inlagen met dat der terugbe
talingen, over het gansche rijk.
Met voldoening kan worden geconstateerd,
dat de percentsgewijze verhouding tusschen het
algemeen totaal der aan het einde van dit jaar
in omloop zijnde boekjes en het totaal der
boekjes, op dat tijdstip ten name van werk
lieden staande, voor de meeste provinciën
aanmerkelijk gunstiger was dan in het vorige
jaar. Alleen in Noord-Brabant en Limburg
is die verhouding, zonder verklaarbare redenen,
eenigszins achteruitgegaan. Zy bedraagt voor
die provinciën thans respectievelijk 29.3 en
25.7, tegen 31.1 en 28.6 in 1892. Over hot
geheele rijk genomen, bedraagt de percents
gewijze verhouding 25.7, tegen 23.3 In hot
vorige jaar.
Van de 62,623 personen, in 1893 als nieuwe
inleggers toegetreden en als zoodanig behouden,
heott naar verhouding de jeugd het grootste
contingent gevormd. Daarna bleken de dienst
boden, alsmede de bedienden van allerlei aard,
verreweg het sterkst vertegenwoordigd, terwijl
verder met een bevredigend percentage volgen
enkele andero categorieën van personen, die
nog gerekend kunnen worden tot die maat
schappelijke kringen te behooren, uit welken
deRyk-spostspaarbank hare deelnemers by voor
keur diont te trekken. De beteekenis van het
groot aantal boekjes, ten name van kinderen
gesteld, wordt echter eenigszins verminderd
door het feit, dat soms personen, die gaarne
grootere sommen dan het by de wet vast
gestelde maximum rentegevend bedrag van
ƒ800 bij de Rijks-postspaarbank vruchtdra
gend wen8chen te beleggen, het surplus op
naam van hunne minderjarige kinderen doen
stellen.
Het aantal vereenigingen van allerlei aard,
welke hare kasgelden bij de Rijks postspaar
bank beleggen, vermeerderde in 1893 met 350
en bedroog op 31 December van dat jaar 1786.
Het gemiddeld saldo-tegoed der inleggers
in het geheele rijk beliep over 1893 ƒ80.405,
tegen ƒ76.885 over 1892.
Te 's-Gravenhage is overleden de heer
A. B. A. Hekking, gepensionneerd late luit.
van het Oost-Indisch leger.
Dr. J. Ritzema Bos, te Wageningen, is
verkozen lot buitenlandsch lid van de Ameri-
kaansche „Association of Entomologists."Tot
dusver telde deze wetenschappelijke vereeni-
ging nog slechts drie leden in Europa.
Mond- en klauwzeer. Onderstaande
opgave voor het aantal gevallen van mond
en klauwzeer, in de maand September hier
te lande voorgekomen, is getrokken uit een
in de Staatscourant opgenomen „staat van de
gevallen van besmettelijke veeziekten in Neder
land, in de maand September 1894."
(Het cijfer tusschen haakjes geeft aan het
aantal eigenaars, onder wier vee de ziekte
voorkwam.)
Noord-Brabant 101 (21)
Gelderland 206 (25)
Zuid-Holland 74191 (3363)
Noord Holland 19675 (1351)
Zeeland 88 (13)
Utrecht 18263 (1038)
Friesland 801 (16)
Groningen 1 (1)
In de provinciën Drente, Limburg en Over-
ijsel werd geen enkel geval geconstateerd,
terwijl het centrum van het land het meest
besmet is.
Het hevigst heeft het mond en klauwzeer
geheerscht iu Zuid-Holland. Alleen in de ge
meente Bodegrave kwamen 4286 gevallen by
111 eigenaars voor. Hierop volgt Noord-Hol
land, in welke provincie Nieuwer-Amstel met
3528 gevallen by 105 eigenaars de kroon
spant. De derde provincie is Utrecht, waar
de meeste gevallen waren te Mijdrecht: 1748
bij 89 eigenaars.
In het overige deel van ons land kwam
de ziekte sporadisch voor.
Het geheel aantal gevallen van mond- en
klauwzeer in September bedroeg 113,326 by
het vee van 5828 eigenaars.
Verder kwamen nog voor: kwade droes 5,
schurft 76, vlekziekte 261, miltvuur 12, rot-
kreupel 176 gevallen.
De he3r G. J. Tb. Beelaerts van Blok
land is naar Berlyn vertrokken, alwaar hy
als gezant van de Transvaalsche Republiek
is geaccrediteerd.
Volgens particuliere berichten uit Peking
heeft onze minister-resident, de heer Ferguson,
by de gegronde vrees, dat het oprukken der
Japanners gisting zal veroorzaken en de
veiligheid der Europeanen in gevaar zal
brengen, voor ongeveer twee maanden de hoofd
stad verlaten en zich naar de kust begeven,
waarschynlyk meenendo daar de Nederlandscho
belangen evengoed te kunnen behartigen. De
overige gezanten zyn vooralsnog te Feking
gebleven. Vad
BIykens oen by het departement van
marine ontvangen bericht, is Hr. Ms. pantser
dekschip „Koningin Wilhelmina der Neder
landen," onder bevel van den kapitein ter zee
P. Zegers Veeckens, adjudant van H. M. de
Koningin, den 20sten dezer te Malta aange
komen en denzelfden dag weder van daar
vertrokken. Aan boord van dien bodem was
alles wel.
Het stoomschip „Koningin-Regentes",
van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 22
October te Southamptonde „Salak" arriveerde
21 Oct. van Rotterdam te Batavia; de „Soe-
rabaia", van Rotterdam naar Java, passeerde
21 Oct. Ponta da Guia; de „Prins Willem IV"
arriveerde 21 Oct. van Amsterdam te Para
maribo; de „Prins Maurits" vertrok 22 Oct.
van Paramaribo naar Amsterdamde „General"
arriveerde 21 Oct. van Hamburg en Amster
dam te Durban; de „Obdam" arriveerde 22
Oct. van Rotteidam te Nieuw Yorkde „Veen-
dam", van Nieuw-York naar Rotterdam, pas
seerde 23 Oct. Prawlepoint.
By komnklyk besluit zyn benoemd 'oy
het wapen der inf. van het leger in Ned. Indië
tot tweeden luit., de sergeanten L. J. A. Holle,
van het reg. gren. en jagers; L. C. Jullien,
van het 7de, C. J. G. G. Van Doorn en M.
Kole, beiden van het 5de; J. C. Lamster, van
het 8ste, H. N. Boerrigter, van het lste, C.
B. H. Von Hombracht, van het 3de, P. J. De
Roock, van het 6de, J, C.'A. Fischer, van het
5de reg. inf., J. Van den Berg, van het reg.
gren. en jagers, K. P. Doornbos, van het lste,
mitsgaders M. J. C. W. Van Viierden, van
het 8ste reg. inf.
Benoemd, by het personeel der militaire
adm. van het leger in Ned.-Indië: tot tweeden
luit. kwartierm., de sergeanten A. Terwiel,
van het 3de, F. Kenninck en J. G. Smit,
beiden van het 7de, alsmede E. C. Van Schuy-
lenburch, van het tweede regiment infanterie
Madame Sans-Gêne.
Sardou is een handig man, dat zal wel
niemand togenspreken. Hy nam op zich eens
eene rol te schryven voor Mme. Rójane, dus
een komisch typeer moest en zou gelachen
worden; en nu is het verbazend handig om
zóó om die ééne karakteristieke rol, waar alios
op neer komt en alles om draait, de overige
moer of min handelende personen te schikken,
dat het geheel er tameiyk afgerond uitziet.
Ik zeg: uitziet, d. w. z. het maakt er een
oogenblik den indruk van, want in de wer
kelijkheid is het stuk slechts oeno aaneen
schakeling van losse tooneelen, waarin hot
karakter der hoofdpersoon moet geschilderd
worden. De geheele geschiedenis van graaf
Neipperg is byzaak en slechts eene meer uilgu
werkte omstandigheid, waardoor het karakter
van Mme. Sans Gêne in een byzonder helder
licht wordt geplaatst.
Catharina Hübscher, de waschvrouw uit het
voorspel, maakt als de echtgenoote van den
seigeant Lefèbvre diens Napoleontische pro
motie mee en verscbynt dus in het eigenlyko
stuk als hertogin van Dantzig aan het hof
van Napoleon, naar uiteriyke omstandigheden
veranderd, doch innerlyk de eenvoudige, onge
geneerde ziel van vroeger gebleven. Haar op
treden te midden van oen aantal echte graven,
hertogen, enz. en vooral van parvenu's, die han
diger zyn dan zy, vormt den inhoud der drie
lange bedryven.
Sardou heeft daaraan heelwat goed humeur,
losse joligheid en hier en daar echten geest
ten koste gelegd. Er moest gelachen wordtn,
welnu: er wordt gelachen en veel ook. Dat
is de hoofdzaak; letterkundige waarde moet
men niet zoeken, daarvoor is Mme. Sans Gêne
niet geschreven, maar men moet liooren 6n
zien. Niet lezen, het is geen stuk om gelezen
te worden, maar op het tooneel, daar komt
het tot zyn recht en is het voortreflelyk. De
kloeke hertogin is een vermakelyk type. Zy
doelt links en rechts aan het hof, aan den
keizer en zyne familie niet het minst, onge
zouten waarheden uit, doet leuk onhandig,
onbegrypeiyk groen en onbeschaafd, is in do
hoogste mate familiaar met iedereen en brengt,
byna zonder ophouden, de lachspieren in be
weging. Wilde ik nu gaan uitpluizen, dan
zou ik wel al het onwaarschynlyke en over
drevone van zulk eene figuur kunnen aan
toonen, (byv.: eene vrouw, die reeds twee
jaren aan het hof verkeert en nog niet weet
waartoe haar waaier dienen moet! en zoo
zyn er verscheidene voorbeelden aan te halen),
maar wat zouden wy daaraan hebben?
Het type is er nu eenmaal en or valt niets
meer aan te veranderen. Deze hoofdfiguur
moest nu omringd door byfiguren, die licht
en schaduw aanbrachten en verdeelden, en
hiertoe koos Sardou de hoogst onbelangryko
zaak van graaf Yon Neipperg, die verdacht
wordt eene liaison met de keizerin zelve te
hebben, daarom verbannen wordt, aan dat
keizeilyk bevel geen gehoor geoft en by zyne
laatste poging, om de keizerin te zien, door
Napoleon betrapt wordt. Uit het dreigende
levensgevaar, waarin hy dientengevolge raakt,
is het Mme. Sans Gêne, die hem redt.
Deze persoon, de graaf Yon Neippsrg, is
zwak geteekend; men hoort veel Ö7er hem,
maar ziet en hoort to weinig van hom of
uit zyn eigen mond, om ook maar óón oogen
blik ons belangstelling voor zyn persoon en
zyn lot te kunnen afdwingen. Het eenige, wat
ons in spanning houdt, is de vraag: Wat
zal Mme. Sans-Gêne nu doen? Hoö zal zy
hem er uit redden? De teekoning van do
intieme verhouding tusschen Napoleon en
zyne zusters, en van die dames onderling, dient
waarschynlyk om aan te toonen hoe aan zulk
een hof, in zulk eene omgeving eene ver-
schyning als de hertogin van Dantzig niet reeds
lang eeno pure onmogelykheid geworden was.
En nu mogen deze détailschilderingen onder
ling weinig bindende kracht bezitten, de
Fransche dramaturg heeft ze met bewon
derenswaardige handigheid saamgevoegd,
hierbU zelfs den onvermydelyken brief niet
vergeten en boven dat alles geplaatst de lei
dende persoonMme. Sans Gêne.
Alles komt by dit stuk dus aan op de
uitvoering. Nu weet iedereet) welke droevige
gebeurtenis gedurende ééne der opvoeringen te
Rotterdam heeft plaats gegrepen; ik behoef
dienaangaande niet in byzonderheden te treden.
Maar ik wil en kan niet verzwygen dat ik
met zeer gemengde gevoelens gisteravond
movr. Van Eysden in de titelrol moest zien
optreden. Ik miste onze grootste tooneelkun-
stonares, Catharina Beersmans! Helaas, dat
zulke treurige redenen haar dwingen moesten
de rol, waarop zy zich zóó verheugd had,
waaraan zy zich met hart en ziel gegeven
had, na eene kortstondige schittering weer
uit de handen te geven! Wel is het eene
korte glorie voor haar geweestDoch evenals
zy, de talentvolle, energieke vrouw, den moed
en de boop op de toekomst behoudt, willen
ook wy blyven hopen en, naast een woord
van harteiyke deelneming in hare ziekte, den
innigen wen8ch uitspreken, dat zy spoedig vol
ledig herstellen moge, om allen, die Jiaar ken
nen en waardeeren, nog lang met hare eenige
gaven te kunnen bekoren.
Eere wie eere toekomt! Eer en hulde aan
mevr. Van Eysden, die de hoofdrol dadeiyk
op zich nam en zóó vertolkte. Haar spel is
inderdaad eiken lof waardig. Het zou my nu
te ver voeren hierover nog in kleinigheden
uit te weiden, maar ieder, die gisteravond met
my hare beminnelyke nonchalance bewonderd
heeft, zil het wel toegeven dat de grootste
lofspraak, die haar toekomt, deze is: dat zy
in dóze rol de moeilykste klip zoo kranig
heeft weten te myden en, ondanks al hare
ongegeneerdheid, toch steeds zoo by uitstek
„fatsoeniyk" is gebleven. Voorzeker eeneniet
geringe deugd! De bloemenschatten, haar aan
geboden, en het jubelend applaus van hot
zeer talryke publiek zullen haar de overtui
ging geschonken hebben, dat haar optreden
ten hoogste gewaardeerd werd.
Naast haar, als de sergeant, later maar
schalk Lefèbvre, schitterde de eeuwig jeugdige
Van Zuylen. Hy was prachtig I Tooneeltjes
als in het eerste bedryf van het eigenlyke stuk,
tusschen hem en zyne vrouw, getuigen, als
immer, van zyne groote meesterschap en onge
broken kracht.
Eene nieuwe verschijning, in dit milieu
althans, was de heer Frits Bouwmeester; voor
hot weergeven van karakterrollen eene niet
te versmaden kracht. Wat leek hy heeriyk
op NapoleonDat was ongetwyfeld de hoofd
deugd van zyn optreden, maar in zyn spel
waren toch ook zeer goede eigenschappen.
Hy heeft werkelyk uitstekende oogenblikken
gehad. Jammer maar dat by soms wat on-
duideiyk sprak en zoo af en too een zenuw
achtig toedrukken van het rechteroog had,
dat waarschynlyk meer eigen is aan hem
dan aan den persoon, dien hy voorstelde.
Dirk Haspels was als Fouché, de alles
wetende, alles uitvorschende speurhond, correct
als altyd. Kostelyk was Faassen in zyne rol
van dansmeester en professor van welgema-
nieidheid; alles aan hem was lachwekkend,
t,t zijn voorbeeldig gekozen kostuum toe.
Ook de kleinere rollen der dames Van Kerck-
hoven, Klein en anderen, der heerati Tartaud
en Van Kerckhoven werden in alle opzichten
goed weergegeven. Ik kan die Diet alle af-
zonderlyk bespreken, de ruimte zou mij daar
toe ontbreken.
Eéne uitzondering slechts, ten opzichte van
den heer Brondgeest, ook oen nieuwe aan
winst voor de Rotterdammers. Ik zie in hem
een uiterst beschaafd, innemend tooneelspeler,
die waarschijnlyk geen moeite zal hebben
zoodra hy eens in eene grooiere rol voor ons
optreedt, de harten van het Leidsch publiek
te winnen. Althans zyn optreden gisteravond
was, naar myn inzien, zeer sympathiek en
veelbelovend.
Zoozou men dan waarlyk niet gezegd
hebben, als men het niet wist, dat^dje.diieoUe
in do laatste tyden door de ziekte van den
heer Le Gras en mevr. Beersmans zulke ge
voelige slagen ondervonden had. Dapper en
aaneengesloten bieden de anderen aan de be
proevingen het hoofd en zy hebben getoond
ook nu nog oen schoon geheel, hun ouden
roem waardig, te kunnen schenken.
Naar aanleiding van de buitensporige volheid
van den Schouwburg mag ik do medodeeling,
ten slotte, niet achterwege laten, dat het
voornemen bestaat „Mme. Sans-Gêne" binnen
een niet te lang tydsverloop hier nogmaals
op te voeren. Voor velen zal dit, hoop ik,
eene welkome tyding zyn. Ook zonder uit
drukkelijke aanbeveling, zal de roep, die van
deze prachtige opening van het speelseizoen
uitgaat, wel zóó groot zyn, dat wy nog één
maal eeno volle zaal kunnen verwachten, v. B.
Indische begrooting 1805.
Het afdeelingsonderzoek der Tweede Kamer
over bovenstaande begrooting gaf aanleiding
tot de volgende beschouwingen en opmer
kingen
Sommige leden hadden verwacht, dat de
minister by de indiening der begrooting zyne
voornemens omtrent de voornaamste
Indische aangelegenheden zou hebben uiteen
gezet en men hoopte uit zyn stilzwygen niet
te moeten opmaken, dat van hem geenc
hervormingen van beteokeni3 zouden zyn te
verwachten en dat hy den door zyn ambts
voorganger ingeslagen weg, om door bevor
dering der welvaart naar verhooging van de
draagkracht der Indische bevolking to streven,
zou verlaten, hetgeen anderen aanleiding gaf
te verklaren, dat zy het zouden goedkeuren,
indien de minister zich vooralsnog van diep
ingrypende hervormingen onthield.
Sommige leden achtten met den minist r
versterking der middolon noodig,
terwyi andere loden van oordeel wr-ren, dat
thans daarvoor geene roden bestaat. Do cyfers
der ingediende begrooting kwamen dien loden
vry bevredigend voor. Het maakte echter o.>
hen wel een eenigszins zonderlingen indruk,
dat, niettegenstaande de reeds voor hot op
maken der begrooting ontstane verwikkelingen
op Lombok, voor uitzending van suppletie
troepen minder wordt uitgetrokken dan ten
vorigen jare. Intusschen zagen die loden de
noodzakelyklieid niet in, om nieuwe lasten op
te leggen aan de Indische bevolking.
Ook werd opgemerkt dat de uitgaven voor
Lombok mogelyk zullen kunnen worden be
streden uit de aan den Vorst van Lombok
op te leggen oorlogsbelasting. Overigens
bleek dat men zich vry algemeen kon ver
eenigen met de voorgestelde matige verhooging
van de invoerrechten ter Oostkust van
Sumatra, met het doel om die rechten in
overeenstemming te brengen met het algemoen
tarief. De toelichting van de voornemens des
Ministers met betrekking tot het tarief ter
Oostkust van Sumatra, werd intusschen on
volledig on onduidelyk geacht en men verzocht
daaiom nadere toelichting. Van verschillondo
zyden werd aangedrongen opbez uiniging
in de Indische staatshuishouding. Do aandacht
werd gevestigd op verschillende in deze be
grooting voorkomende poston, die niet op
eene algemeene, maar naar baren aard op
eene gewestelijke of plaatselyke begroolmg
zouden thuisbehooren.
Wat Lombok betreft, werd algemeen be
treurd de ondervonden tegenspoed by do
krijgsverrichtingen op dat eiland, hetgeen het
verlies ten gevolge had van zoovele dappere
officieren en soldaten. Een woord van huldo
werd gesproken naar aanleiding van hetgeen
na den vorraderlyken overval der Baliërs in
Indië was gedaan. Eenparig wenscht men da
Regeering, baar de verantwoordelykheid latende
voor haar beleid, te steunen by het tot een
gewenscht einde brengen van deze oxpeditie.
Ten aanzien van het krygsktindig beleid wer
den verschillende opmerkingen gemaakt, welke
van twyfel omtrent de inachtneming van de