Leiden, 15 October. der Baliërs gelegen zyn, en die, om de erven van elkaar te scheiden, wederom door muren in kleinere vakken verdeeld zyn. Alle muron waren tydens het verraad van talryke, kleine geweerschietgaten voorzien. De tuinmuur van den vorst en do muren van zyn verbiyf waren voorzien van étages- gewys aangebrachte schietgaten. Toen het verraad gepleegd werd, stonden 2 compagnieën van het 6de, 1 compagnie van het 7de, vele paarden der artillerie en de opperbevelhebber met zyn staf in de open ruimte cl, waar zy voornamdf\jk beschoten werden uit de schiet gaten van het vorstelijk paleis en den vorste- ïykon tuin en door de Baliërs, die over den ten Z. van die ruimte gelege&iniuir vuurden. De colonne-Van Byievelt van Praja volgde eerst den zeer langen hoofdweg van Z naar N., maar sloeg vervolgens een zy weg in, die naar Mataram voerde. De colonne-Van Pabst volgde den hoofdweg van O. naar W., maar weldra aag de voorato compagnie zich genoodzaakt door een zyweg naar het noorden uit te wyken, de achterste compagnie bleef met do gewonden achter. Hun, die belangstellen in myne later te ver melden boschouwingen, verzoek ik beleefd het liierby gevoegd schetsje met de daarop be trekking hebbendo aanteekeningen te bewaren. Daar ik my, van Ampenan uit, meermalen naar Mataram en Tjakra begaf en zelfs ge- ruimen tyd te Mataram vertoefde, ben ik vol komen op de hoogte van de terreinen, waar alles werd afgespeeld, en van de legering en opstelling der troepen, zoodat ik zal kunnen oordoelon zonder my schuldig te maken aan feuten of vergissingen van beteekenis. Djilantik van Ëuropce«ehe afkomst. Eenige dagen geleden namen wy uit de „Loc." een bericht over, waarin betoogd werd, dat Goesti Djilantik, de beruchte Balische vorst, van Europeesche afkomst is. Men schryft nu hieromtrent van bevoegde zyde: „Het boricht heeft xeer veel grond voor waarscbynlykheid. Is het waardan ben ik overtuigd, dat de grootvader van Goesti Djilantik, zoo die nog in leven is, De Kiover heet en nu 84 of 85 jaar oud moet zyn. De Kiever was vroegor, toen ik hem kende, luitenant ter zee. Destyds was hij zeer onte vreden, omdat hy meende onbiliyk te zyn bohandeld, toen men hem overplaatste by do Koninklijke Nederlandsche Marine. De eerste officier aan boord van de brik „de Panter", in de jaren 1842 '43 wachtschip te Soerabaia, was do luitenant ter zee lsto klasse Viewég, eveneens een koloniaal officier. Dezo raadde hem (D. K.) steeds aan om te verzoeken by de land-marine (zooals die des tyds heette) over te gaan. Dit heeft hy ook gedaan, doch het verzoek werd niet ingewilligdwel werd hom de raad gegeven om als ziekenoppasser in dienst te treden. Ik zie hem nog, op ontvangst van dit bericht in tranen uitbarstende. Hy kreeg daarna twee jaren verlof en voer op eene Arabische brik, „De Goede Hoop", varende tusscben Soerabaia en Ternate en geladen met stukgoederen. De brik bereikte nooit hare bestemming; zy viel in banden van Balische zeeroovers en sedert vernam men niets van haar, noch van hare beman ning. Dat De Kiever zeeroover is geworden, is niet zeker; wel, dat de hier bedoelde brik, ik meen in de Laboean amok baai by Karan- gassom is afgeloopen, en daarna tot zeeroo vers-vaartuig bestemd. Drie jaren lang is toen door de marine daar gekruist, zonder dat men de roovers heeft kunnen vatten. De Kiever echter is later meermalen door matrozen te Soerabaia gezien, waar by zyne oude moeder, die in kampong Baroe over de marino-werf woonde, bezocht; niemand wilde hem echter vorraden. Hy was een kranig officier, zooals zoovele Indo's, die toentertyd van de cadettenschool te Semarang afkomstig waren. Waarom men Djilantik liet gaan. Hot „Bat. Nbl." ontving het Agendo ant woord op do vraag, waarom men Goesti Djilantik heeft toegestaan naar Karangassem over te steken: Goesti Djilantik kan in Karangassem, als hy werkeiyk verraad in don zin heeft, niets anders doen dan zich versterken. De omliggende vorstendommen Bangli, Gianjar en Kloenkoeng zyn hem alle vijandig; Kloenkoenj» bovenal, omdat vroeger Ka rangassem een deel uitmaakte van dat ryk. Hy is dus, al stookt hy verraad in zyn landje, voor ons onschadelyk. Het is waarscbynlyk deze overweging, die er toe geleid heeft, dat men hem ongemoeid heeft laten gaan; wellicht komt later, na deze expeditie, voor hem de afrekening. De ydcllicid van generaal Vetter. In het „Sper. Hand." leest men o. m. het volgende: „K loetenzynoraadgevers zyn overtuigd van onzo domheid en toegevendheid. De ervaring, die zy daarvan hebben opgedaan, kan hen op dat gebied alles doen verwachten. Vermoedelijk dachten zy, toen zy hun laatsten briefschre ven, nog aan zoo menig uurtje van gezellig samonzyn. waarin zy volkomen als de gelyken der opperbevelhebbers en onze hoofdofficieren als hunne minderen werden beschouwd en be handeld. Misschien dachten zy nog wel aan do aangename stonde, waarin zy met do beide generaals, resident Dannenbargh en de geheele staf werden gecontorfeit. Zy weten te goed, dat zy van generaal Vetter alles kunnen ver krijgt n door een schyn van toegevendheid en eenig ydel vriendschapsbetoon. Zal men zich nu weder laten vangen in denzelfden strik? Van generaal Vetter en resi dent Dannenbargh kan men het verwachten; van generaal Segov en directeur Schererniet. De eerste is niet ydel, de tweede kont vol doende den inlander, om to weten, dat hy op hot terrein der diplomatie altyd onze meer dere is. Maar wat geeft hun meerdere ervaring en dieper blik, zoolang niet zy, maar generaal Vetter, die geheel onder don invloed van resident Dannenbargh schynt te staan, de leiding der expedi ie behouden?" BlyJj.ens mededeelingon van den redacteur zelf van hot „Soer. Hbld." zou de verstandhouding tusscben den generaal Vetter en den resident Dannenborgh, zyn raadsman, eener-, den gene raal Segov en den directeur Scherer andorzyds, minder goed zyn. Dit lag voor de hand, zegt de „J.-B." Deoersto dezer beide laatsten werd, zegt men, door gen. Vetter ongeschikt ver klaard voor bevordering en ontkwam zyner pensionneering slechts, omdat men hem noodig had. Do directeur Scherer kwam daar blykbaar als dwarskyker. Nieuw bombardement. Do telegrammen, door ons in de vorige mail aangetroffen, liepen tot 11 Sept. en ver meldden o. a. de beschieting van Aroeng- Aroeng en de uitwijking van Goesti Djilantik naar Karang-Asem. Den 12den ontving de „Java-Bode" depe- ches uit Boeleleng, inhoudende, behalve laatst genoemde mededeeling, de volgende tydingen Wanneer het zware geschut aan den wal is, zal tegen het ten zuidon van Mataram gelegen Pasangan worden geageerd. Mataram is ten gevolge van ons vuur zoo goed als verlatende bevolking is naar Tjakra- Negara en Goenoengsari gevlucht. Dageiyks komen vermiste dwangarbeiders, gewapende kettinggangers en officiers-bedien den terug, zy worden gewantrouwd en daarom terstond naar boord gebracht. Een part. telegram aan het „Bak Nbl." uit Boeleleng, dd. 12 S6pt., meldt het volgende: ,,Eene colonne onder generaal Segov rukte tegen Rembega op, gelegen ten noorden van Mataram, en beschoot met granaten Rembega, waarna overal door de bevolking de witte vlag word geheschen. In Mataram is alles doodstil. De vijand loste geen enkel schot. Het bombardement duurt voort, maar de meeste vuurmonden zyn nog aan boord. Zware branding en het gemis van een pier maken de landing langzamerhand levens- govaariyk." Het „Bat. Nbl." teekent by dit telegram het volgende aan: „Het telegram geeft veel te denken. Eigen aardig, dat de vyand geen enkol schot heeft gelost en toen de colonne-Segov naar Rembega opgerukt was en die plaats met granaten beschoot, door de bevolking overal do witte vlag word geheschen. „Zouden wy hier niet in die uiting van vrees van do zyde des vyands een nieuwen truc moeten zoekenOnzes inziens kunnen wy hier niet genoeg tot voorzichtigheid aansporen, daar de ondervinding genoeg geloerd heeft wy willen het ten minste hopen dat de voetangels en klemmen op Lombok velen zyn. „Verder vinden wij vermeld dat Mataram doodstil is en valt hieruit te besluiten, dat de plaats waarscbynlyk verlaten is. „Zoolang de zware branding het lossen van het geschut bemoeilykt, zal er van een krachtig offensief optreden nog geen sprake kun nen zyn." Verdere operation legen den vyand. Particuliere telegrammen van de „Deli-Grt." van 15 September melden het volgende Batavia, 14 Sept., (9 u. 20 m.): Een telegram uit Boeleleng aan de „Java- Bode" meldt het volgende: Eene verkenning van twee sectiën uit Kaleh word uit kampong Poema beschoten, de vyand werd verdreven met verlies van twee doodon en vier gevangenen. Onzerzyds goene verliezen. Wapens werden buit gemaakt. Do bezetting van Aroeng beschikt over vier twaalf c.m. achterlaad kanonnen, twee mortieren van 20 c.m. en twee veldstukken Kaloh heeft vier veldstukken. Pasingahan, Zuidwaarts van Mataram, is onder vuur ge nomen. Heden (waarscbynlyk 13 September), rukten u t het tweede, zevende en negende bataljon, benevens bergartillerie, om Pasin gahan to vermeesteren en te bezetten. Het volk van Mataram is liier verzameld. De majoor Rost van Tonningen is ziek. Batavia, 14 Sept. (10 u. 5 m.): Een tweede telegram aan de „Java-Bode" luidt: Pasingahan is door ons genomen. Wy haddon twee dooden en vior gewonden. De geheelo troep is den geheelen dag in het vuur geweest. Het negende bataljon bezet Dewa on Pasingahan. Heden wordt verder geageerd De vyand versterkt de kampongs vóór Matajam. De andere troepen zyn weder to Ampenan terug. Batavia, 14 Sept. (12 u. 41 m.): De directeur Scherer biyft voorloopig te Lombok. De staf denkt Mataram binnen eene week te vermeesteren. De Sasaks, die de Baliërs benoorden Mataram verwoed aanvallen, verbranden Noenoengsari. Batavia, 15 September: Volgens een regeeringstelegram van gisteravond werd met een bataljon met honderd dwangarbeiders uit gerukt naar Pasangahan tot bevestiging van dc positio aldaar. De troepen keerden 's avonds in het bivak terug. Gesneuveld fuselier De Meyer, 9de bataljon, zwaar [gewond kanon nier Stoker, van de vyfde compagnie. De Resident keerde gisteravond van Laboean Hadjie terug en had te Mas Bagei eene samen komst met de voornaamste Sasakhoofden ge had, voorzoover dezen niet reeds Westelyk waren opgerukt. De stemming der Sasaks was zeer gunstig. De Resident kwam 13 dezer ten anker voor Laboean Tjarik, bezocht die dessa den volgen den morgen en werd daar vriendschappeiyk ontvangen. Van daar tot Lekok kwamen hoofden van allo aan het strand gelegen dessa's hunne opwachting maken aan boord van de „Argus". Voorby Lekok hebben de dessa's eene Baliueesche bevolking en zijn ingevolge vertrouwelyke mededeeling versterkt. Kan de oorlog op Lombok nog lang duren? Wanneer hier to lande de telegrammen over Lombok lang wegblijven en ook wan neer deze ten slotte komen, is een gewone klacht, dat mon mot onze krygsoperaties zoo langzaam vordert. In verband daarmee is van het uiterste belang, wat een inzender, die herhaaldelyk op Lombok on Bali heeft ver blijf gehouden en do tosstanden daar nauw keurig kent, schryft in het „Bat. Hbl." In de eerste plaats deelt hy mode, dat de algemeeno opinie onder de inlanders op Bali is, dat Nederland in zyn strijd tegen Lombok zal overwinnen, hoewel het waarscbynlyk lang zal duren en groote bloedige en gelde- lyke offers zal krsten. Deze opinie steunt op het feit, dat onze regeering in staat is geble ken om de mislukte eerste expeditie in een oogwenk aan te vullen mot eene tweede, waaruit valt af te leiden dat zy by machte is om nieuwe verscho troepen aan te voeren wanneer dit noodig mocht blijken, terwyl de Sultan van Lombok hiertoe niet in staat is. Verder doet deze schryver do volgende belangryke mededcelingen Zooals reeds gebleken is, moeten de verster kingen der Sultansverblyven en der kampongs achtereenvolgens genomen worden en is het eenig daartoe dienstig middel, ze plat te schie ten. De Sultansverblyven zyn drie in getal, t. w.: Mataram, Tjakra-Negara en Goenoeng- Sari. Deze zyn omgevon door achter elkander met groote tusschenruimten gelegen muren van steen, zoo vast en hecht, dat het gewone veldgeschut er geen vat op heeft en zy met grof geschut aangetast moeten worden. Door de ondervinding geleerd, is men thans hiermee bezig, maar dat het weken zalduron eer tabula rasa gemaakt is, laat zich voorzien. Zyn eenmaal do vorstelyke verblyven (poeries) met den grond gelijk gemaakt dan nog zyn zy niet onschadelyk, want onder allen loopen gangen, met genoegzame ruimte tot het opne men van legerafdeelingen, bestemd om ons op het onverwachts te bespringen. Dat zy hier en daar met dynamiet zouden zyn gevuld is wel beweerd, maar niet bewezen mogelyk is het echter. Die gangen zyr. stelselmatig gebouwd om den Sultan en den zynen, in geval van eventueelen opstand, een veilig verbiyf te verzekeren en later een goed heen komen te bezorgen. Ongetwyfeld zullen do genoemde drie poeries do centra van den oorlog worden, want do Balinees, afkeerig van den oorlog in het open veld, zal, wanneer by door het geschut uit zyne woning is verdreven, derwaarts vluchten. Zijn eenmaal de poeries plat geschoten, dan zullen de sultan, alsmede zyne zonen en volgelingen, ongetwyfeld hun heil trachten te zoeken in het gebergte. Gelukt hem dit, en kunnen de Sasaks hot hem niet beletten, dan zullen onze troepen voor een guerilla-oorlog staan, welke, al zou bij, met het oog op het terrein en de getalsterkte des vyands, nimmer die in Atjeh kunnen evenaren, in duur, toch nog onze troepen langer zou bezighouden dan te wenschen is. Een pleidooi voor de Baliërs. Toen in Indië pas de berichten omtrent den overval bekend waren geworden, ging er oen kreet van afschuw op over de snood- heid en laagheid der Baliërs. Welke gruwelen vindingryke menschen van hen wisten te verziunon laat zich niet beschryven; op af- schuwelyke wijze heetten zy de Europeanen te verminken en met ontzettende wreedheid te vermoorden. Men zal zich herinneren, dat reeds dadeiyk door den hoer Haakman in het „Bat. Hbld." daarvoor gewaarschuwd werd. Daarna kwam het bericht, dat kapitein Lindgreen en de zynen waren vrygelaten en zy geenszins onmenschelyk waren behandeld. Dit feit doet den beer Eyssel in de „Soer. Ct." betoogen, dat wy ons ook in dezen en de Baliërs hebben vergist. Erkennen we eerlyk, dus schryft hy, nu we beter weten, dat de onbeschaafde Balinees, hoe geducht slim en bloeddorstig een vyand hy zich by die slachting en hare voorbereiding ook hebbe betoond, en hoezeer wy tot al te bloedigen prys hebben moeten leeron dat we verkeerd deden met hom zoo laag te schatten, met alle teekenen, ook alle lessen der ge schiedenis zoo moedwillig in den wind te slaan en te verzuimen erkennen wy eerlyk dat de onbeschaafde Balinees, die in deze geheele zaak de onmiskenbare blyken heeft gegeven van een organisatie en een discipline, zoo on verwacht en buitengemeen; en die in de be handeling zyner krygsgevangen vyanden niet onder deed voor den meest beschaafden Euro- peeër: dat hy niet, gelyk wy tot nog toe slechts al te geneigd waren te meenen, moet worden gelyk gesteld met eene horde wilde roofdieren en hyena's, doch dat hy recht heeft op hooger appreciatie van de zyde eens vyands wien hy, onder welke byzondere om standigheden dan ook, een zeer gevoelige nederlaag toebracht niet alleen, doch wiens machtig leger hy zelfs aan den rand va^ den ondergang te brengen wist. Bestryding, felle bestryding, verdelging over hem, goed, uitstekend zelfs; dat is ons recht, en niet slechts ons recht, ook onze plicht, ware het slechts uit zelfbehoud. Hoe geduchter tegenstander hy zich toonde, hoe meer dit noodig is. Maar achting komt hem toe, in plaats van de minachting, welke we tot nog toe slechts al te veel voor hom gevoelden. "Wat hy deed om ons te vernietigen, de sluwheid van zyn geveins, wie niet erkennen wil dat hy daartoe het volle recht bezat, ook al deedhy het met helsch volgehouden sluwheid voorkomen, dat hy zich gewillig aan ons onderwierp; die ziet door een scheeven bril, omdat wy in ons onverstand de dupe waren van het Balinee- sche spel. Meesterlyk heeft hy gebruik ge maakt van de hem als iederen Oosterling aangeboren kunst van veinzen, de kunst van den diplomaat. Ons om den tuin leidend met een scbyn- bare onderwerpiüg, ons in slaap wiegend en de meest elementaire militaire voorzorgen verzuimen doend, ons meer en meer tot split sing en verdeeling onzer troepen, dieper en dieper het binnenland in, verleidend of to brengen wetend was dat niet zyn recht, waar wy overmachtig tn overmoedig hem kwamon bestryden? Het zyn inderdaad alle maal onze fouten, die togen ons getuigen, waarover wy ons beklagen alsof het zijne schuld was, dat wy zoo dom en verblind, zoo ydel en hersenloos ons toonden, waar hy van den aanvang af zyn spel meesterlyk speoldo en geen zijner troeven losliet voor hy zeker was van den slag. Erkennen wy dit alles en misgunnen wy hem niet do eer, die hom eerlijk toekomt, die hy zuur heeft ver diend, zy hot ten onzen koste. CU een ander oogpunt beschouwd. Van bovoegdo zyde maakt men aan het „Bat. Nbl." de opmerking, dat do ramp te Lombok, hoe verschrikkelyk dan ook in hare byzonderlieden, achteraf beschouwd nog be trekkoiyk gelukkig is afgeloopen. De onderhandtlingen liepen, toen de ver- raderlyke overval plaats greep, op haar einde; de telegraaf had reeds het bericht gebracht, dat het contract gereed was en slechts op vertaling en ondertcekeoing wachtte. Het was dus maar een quaestie van eenigen tyd, dat het grootste gedoelte der troepen naar de garnizoenen zou teruggekeerd zyn, volgens het plan, dat één bataljon voor de handhaving der nieuwo bepalingen zou ach terblijven. Ware het eenmaal zoo ver geweest, en hadden toen do Baliërs met hun overmacht het nog meer in slaap gewiegde legertje over vallen: het ïydt geen twtyfel, dat de geheele macht zou zyn gevallen, en met haar het Europeesche contingent te Lombok (ambte naren en particulieren). Eeno nieuwe expeditie zou noodig geweest zijn, waarby als nadeelen tegenover staan, dat de vyand gedurende eenigen tyd gelegen heid zou hebben gehad zich tot emstigen tegenstand voor te bereiden. Uit dit oogpunt beschouwd is, het „Bat. Nbl." geeft het toe, de Lombok-ramp zeker niet zoo groot als zy had kunnen zyn. Niet temin, zonder den bewonderenswaardigen moed onzer troepen by de slachting, had deze even goed grooter afmetingen kunnen nemen. Do vraag is nu maar: in welken geest zal er verder gehandeld worden. Het gisteren ontvangen telegram spreekt van het uitsteken van witte vlaggen door de bevolking, toen Rambega beschoten werd, en uit de bloote mededeeling van dit feit alleen, zonder dat er iets naders bekend is, zou men allicht >- sluiten, dat hierin aanleiding werd gevonden haar ongemoeid te laten. Het kan zyne goede zyde gehad hebben dit by die demonstratie te doen, maar als beginsel aarzelen wy niet dit af te keuren. Lombok ligt, zooals wy reeds zeiden, vol voetangels en klemmenevenmin als men in de vlaggen-uitstekery een vredelievende ge zindheid mo9t zien, is het bewijs geleverd, dat onder dio vredelievenden niet de eersten zyn geweest, die aan het verraad hebben deelgenomen. Men late zich toch vooral niet weder be driegen. Professor Zaayer opende heden zyne academische lessen Maar niet op do gewone wyze; de zaal, anders overvloedige ruimte biedende, scheen thans te klein om allen te bevatten. Wy zagen daar hoogleeraren, vele oud assistenten eu assistenten, talryke belang- stel'enden en ongeveer een honderdtal studen ten aandachtig luisteren naar óe woorden van den gevierden hoogleeraar en hoog- geachten leermeester, die in het afsterven van een man, die gedurende byn3 eene halve eeuw de ontleedkunde heeft fceheerscht. aan leiding vond om. by het openen van zyne colleges, het beeld van dezen grooten man, Joseph Hyrtl, te schetsen. Joseph Hyril werd den 7den December 181Q (of 1811) geboren in eeno liefolyke, wynryko streek Yan Hongarye, te Eisenstadt, bekend door hot met vorstelyke praal ingerichte slot, de residentie van Vorst Esterhazy. Zyn vader was een uitstekend musicus, die goruimen tyd medespeelde in de kapel van Haydn, wiens lieveling hy was; een zyner broeders was als koperotser zeer goed bekend. Op twee jarigen leeftyl reeds kwam Hyrtl te Weenen, waar hy het Gymnasium bezocht en van 1831 -1835 in de geneeskunde studeerde; in dit laatste jaar promoveerde hy aldaar met eene disserta tie: Antiquitates anatomicae rarioresquibus origoincrementa et status anatomes, apud anti- quissimae memoriae gentes, historica fide illu- strantur. Na het hem door de Hoogleeraren Hildenbrand en Rosas aangeboden assistent schap te hebben afgeslagen, werd hy reeds in 1833 prosector onder den Hoogleeraar Berres, van wien Hyrtl met groote achting spreekt en aan wien hy, benevens aan Czermak, zyn bovengemeld proefschrift op gedragen her ft. In 1837, twee jaren dus na de promotie, werd aan den 26 jarigen man de betrekking van Hoogleeraar in de ontleedkundo te Praag opgedragen; hij bekleedde haar tot in 1845 en heeft zieh daarin, naar zfin eigen ge tuigenis, recht gelukkig gevoeld, zoo zelfs, dat hy niet dan op den sterken aandrang der betrokken autoriteiten besluiten kon naar den door den dood van Berres vacant geworden leerstoel in de ontleedkundo te Weenen te dingen. Gedurende 29 jaren, lot in het jaar 1874, heeft Hyrtl aldaar geschitterd als eene ster van de eerste grootte; gevierd als docent, als schryver van talryke werken bewonderd en gehuldigd, als onderzoeker door deskundigen zeer hoog gesteld, in en buiten Weenen met eerbewyzen en onderscheidingen overladen. En niettegenstaande dat alles, kon hy door vermeende of wezeniyke tegenwerking en teleurstelling zelfs in den werkkring, die hem zoo lief was, geene bovrediging vinden. Zoo heeft Hyrtl zich, reeds vóór den wettelyken tyd, uit het openbare leven teruggetrokken en zich te Perchtoldsdorf by Wetnen metter woon gevestigd. Daar heeft hy nog 20 jaren geieefd en in de eerste 10 jaren, door het uitgeven van hoogst belangryke geschriften, blyken gegeven van zyn helderen geest en van zyne onverminderde werkkracht. Zyne laat ste levensjaren bracht hy' in blindheid door en ten slotte verminderde ook de scborpto van bet eenmaal zooveel omvattend hoofd. Gelyk Gladstone op hoogen leefiyd de krachten staalt door het omhakken van hoo rnen, zoo oefende Hyrtl zich door liet kruien van steenen in zyn tuin. Dit deed hy nog, in goeden weistand, den dag vóór zyn dood op de gewone wyze. In den morgen van den 17den Juli werd hy met de armen gekruist op de borst en met gesloten oog op zyne legerstede gevonden. Alles duidde aan dat zyn uiteinde zacht geweest was. Dit is in korte trekken het leven geschetst van den geleerde, wiens genialiteit en reus achtige werkkracht standaardwerken van blyvende waarde hebben gewrocht. In zyne eigenaardige, aangename wyze van spreken toonde «professor Zaayer daarop aan dat-deze standaardwerken, in de zaal tentoon gesteld, Hyrtl voor een deel zoo beroemd hebben gemaakt en schetste hem daarna als mensch, die zyn vermogen naliet aan liefdadige instellingen.' Langdurige, enthusiastische betuigingen van hulde waren de dank aan het einde van zyne rede den hoogleeraar gebracht vanwego het talryke auditorium. Naar aanleiding van de dosbetreffendo ingekomen verzoeken geven B. en Ws. na ingesteld onderzoek in overweging: 1°. Aan de Leidscho Duin wat ermaatschappy vergunning te verleenen om voor de in aan bouw zynde fitters woning aan de Havorzaklaan eene stoeptrede te leggen breed 35 centimeters, hoog löcentimeters.overeenkomstig aanwyziDg van Rooimeesters; 2°. aan de firma J. Parmentier en Zn. ver gunning te verleenen tot het plaatsen van een yzeren paal voor het perceel Mare N°. 3, ver bonden met eene ijzeren staDg in dien gevel op afstand van ten hoogste 50 centimeters van dien gevel, tegen betaliog van de ver schuldigde recognitie. Hierdoor zal worden voorkomen dat de wagens, welke van de brug vóór deLeidsche Broodfabriek afryden, den gevel van het perceel van adressanto beschadigen. - Na overleg met de Commissie van Fabri cage geven B. en Ws. in overweging aan het Bestuur der Leidsche Bouwmaatschappy tot wederopzeggen, behoudens toestemming van de Gedep. Staten, vergunning te verleenen om eene brug te leggen over de zand6loot voor het perceel kadaster Sectie E No. 1541, gemeente Oegstgeest, alsmede eene gas- en waterleidingsbuis naar de te bouwen huizen, onder voorwaarde: 1°. dat adressant tydig schriftelyk kennis geeft aan den Gemeente Architect van hot tydstip, waarop met het werk begonnen wordt, ten einde de juiste plaats der brug te bepalen 2°. dat door de gemeente het noodige hout gewas wordt weggenomen en de berm in ordo wordt gebracht, alles voor rekening van adressant; 3°. dat de brug in voortdurend goeden staat en iD goede aansluiting met den berm ten genoegen van Burg. en Weths. wordt onder houden; 4°. dat eene jaarlyksche recognitie wordt betaald van één gulden. Onder verwyzing naar achterstaande advertentie van de Leidsche Tooneelvereeni- ging „Jacob Cats", kunnen wy nog mede- deelen dat, by gelegenheid van het twintig jarig bestaan der Vereeniging, den 18den November a. s., in den Schouwburg o. a. zal worden opgevoerd: „Eerloos", drama in drie bedrijven van W. G. Van Nouhuys. Behalve de goede krachten, dio de Ver eeniging zelve bezit, heeft zy bovendien eenige dames, voor wie de „planken" verre van vreemd zyn, aan zich weten te ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2