icoLorsriËiV. BATAVIA, 8 tot 11 September. Vervolg De Lombok-expeditie. Do verbittering ten top. Hoe groot de verbittering tegen de Baliörs in Indiö is, blijkt o. a. uit een brief aan bet „Bat. Nbl." uit Ampenan geschreven. De correspondent is militair. Hij begrijpt dus de gevoelens, die in de eerste opwelling van toorn deden uitroepen: „Wraak! wraak! Geen pardon! Alles over do kling!" Ily schrijft o. a. het volgonde: Alzoo was onze troepenmacht een ver lies toegebracht van ongeveer 500 dooden en gewonden, vier veld- en twee bergstukken mot munitie en talrijke geweren vielen in handen van den vijand; alleen de colonne Creutz Lechleitner van Praia bracht zyn ge schut, zijne wapens en munitie behouden bin nen. Dit zy echter geene reden om te onder stellen dat ook de audere troepen niet kranig gevochten hebben; integendeel is hetmyn plicht om te constateerendat onze troepen in dat moordend en onbeschrijflijk vuur een heldenmoed en doodsverachting aan den dag hebben gelegdwaarop geheel N.-Indië trotsch mag zijn. Er zyn talryke staaltjes van helden- mood aan te teokenen, doch te veel om te vermelden. Kapitein Jonker drong tydens den terugtocht van het 7de met 20 man binnen de muren van Mataram, attaqueerde de met lans, kris en schietgeweren bewapende Balièrs on wierp hen hondorden meters terug. Kapi tein Schneider hield met ocne kleine afdeeling stand en schoot eeno voorwaarts rukkende bende Baliërs neer. Kapitein Christan stootte by de Babak op oene bende, die uitdagend riep „Ajo, madjoeblanda!"Hij zettezyne compagnie op de plaats rust en begon de bende met al zyne soldaten hartelijk uit te lachen. Woedend rukte do bende nu voorwaarts, maar toen opende Christan een salvo vuur, dat hen als honden ter neder velde. Kapitein Kamerman en majoor Hamerstor hielden drie dagen stand te Tjakra, zonder voedsel of drinken en omgeven door ontbin dende lyken, die de atmosfeer verpesten. Het spreekt vanzelf, dat een mensch niet van staal is, maar een zenuwstelsel heeft, hetgeen by den een zooveel sterker is dan by den ander. Dientengevolge zyn sommigen erg onder den indruk van het ondervondene en enkelen zelfs eenigszins abnormaal. Maar het gros tintelt van verlangen om de verraders te straften. Wy allen hebben vast besloten om geen steon op den anderen to laten en alle Baliërs, dio onder ons boreik komen, te dooden. Do lafaards hebben ons op laaghartige wyze in een valstrik gelokt en honderdon onzer offi eieren en minderen door een sluipmoord neer geveld! Enkele uitzonderingen daargelaten, hebben wy allen de e9r der wapenen gered in omstandigheden, zooals het Nedorl.-Indische loger die nog nooit kende! Onze vaandels hebbon wo behouden. Als het uur der wrake slaat, zyn wo bereid ons leven voor Koningin on Vaderland te offerenWe zullen niet rusten, voordat Mataram en Tjakra Negara van hot aardryk verdwenen zyn De marine is sedert eenige dagen bezig om Tjakra en Mataram nu en dan op eeno granaat te vergasten en er zyn reeds colonnes van Ampenan uitgezonden ora Mataram te verkennen. Vol moed gaan we er steods op uit en het was aardig om to zien, hoe vrooiyk onze soldaatjes gisteren gestemd waren, toen 2 compagnieën van het 8de en do cavalerie onder kapitein Creutz Lechleitner een dood geschoten Balischen spion binnenbrachten, die reeds een paar malen vorraad jegens ons gepleegd had. Wy branden van verlangen naar het uur dor wraak. In het druk on lovondig bivak ontstaat eensklaps eone doodeiyke stilte, telkens als de donder van hot marioegeschut weer opnieuw hot oogonblik aankondigt, waarop een vernielend projectiel naar do ver raders wordt geslingerd. Met ingehouden adem luistert een ieder naar het brullend geluid van do kolossale granaat, die het luchtruim doorklieft, en als dan eeno losbarsting, uit de verto vernomon, aankondigt, dat het doel getroffen en de granaat uitefngebarsten is, dan toonen onze soldaatjes door eon daverend applaus hunne groote vreugde. Er zyn duizend geweren van Java aange vraagd om do bowapening der Sasaks te versterken. Ook zy zien met verlangen het oogenblik tegemoet, waarop zy wraak zullen kunnen nemen. Zoodra de geweren er zyn, zal de kapitein van den generalen staf Willem Btyn zich derwaarts begoven, om de Sasaks aan to voeren. Met succes kan de marine nu granaten van groot kaliber in Tjakra en Mataram werpen, omdat do juiste ligging dier plaatsen ons nu bekend ia en zy zóó uitgebreid zyn, dat het er minder toe doet of de uit werking al dan niet wordt waargenomen. Elk schot is, om zoo te zeggen, een eendvogel. Volgens do mededoslingon van Sasaksche spionnen moet dan ook reeds menig Balier door die vuuruitwerking in het zand gebeten hebben. Nu en dan rukken van hier colonnes uit, die Mataram tot op duizend a twaalfhonderd moters naderen. Uit de aldus ondernomen verkonningon is gebleken, dat de oosteiyke muur van dat moordhol is versterkt, terwyi op 2- a 300 M. vóór dien muur kleine ver sterkingen zyn gemaakt, waarin do vyand zich nostelt. Nauwolyks vertoonen zich onze troepen, of er wordt op do tong-tong geslagen en alles wat Bali> r is verzamelt zich ter hoofdplaats. In het voorterrein durven de lafaards zich echter niet vertoonen. Als ons geschut hunne muren omvergeworpen heeft, zullen onze soldaatjes hen wel nader spreken. Gisteren werd de luitenant Becking met eene sectie bergartillorie aan eene colonne toegevoegd. (Deze sectie geschut was de eenige, die wy behielden en die zulke goede diensten had bewezen by het oprukken der colonne Creutz Lechleitner door Tjakra naar Mataram, alsook by den terugtocht van Mataram naar Ampenan). Becking schoot nu wederom den vijand uit zyne versterkingen vóór Mataram en, vóór dat de colonne terugkeerde, wierp hy, op verzoek van den kapitein van den generalen staf Willem- styn, onverwachts oen viertal granaten achter de muren van Mataram, waar veel monschen verzameld schonen te zynalthans nauwo lyks waren de granaten gesprongen, of er ging uit het vervloekte moordhol een helscb, oor- verdoovend geschrei op, alsof alle duivels uit do hel lo3gobrokon waren. Die granaten schynen dus eene fameuse uitwerking gehad te hebben. Het is te hopen, dat spoedig het oogenblik aanbreken zal, waarop wo de laffe sluipmoor denaars zullen kunnen toonen, wat wo kunnen, als wo op hunne schurkerij zyn voorbereid. Wy allen zyn doordrongen van het besef, dat Mataram en Tjakra geraseerd en alle verraders met den dood gestraft moeten worden. Zulk schurkentuig behoort van Gods aardbodem te verdwynen. Ware niet eon Sasak by den kapitein Schmidhamer, beheerder der dwangarbeiders, gekomen om van het verraad kennis te geven, dan zou de goheele staf met de civiele ambte naren vermoord zyn geworden in de kleine Poeri. Lombok alt de Indische pers. In de Djokdja'sche „Mat.1* komt oen oud officier in een hoofdartikel, getiteld: „Een onhandige vriend" op tegen de zienswyze van de „Loc." in zake de Lombok-aange legenbeden, gepubliceerd onder het hoofd „Zaken van Lombok" en waaraan wij reeds een en ander ontleenden. „Een onhandige vriend is," dus vangt het blad aan, „dikwyls schadelyker dan een vyand; deze dikwerf gebezigde uitdrukking moet zeer zeker ieder militair en oud militair in de gedachte zyn gekomen by het lezen van mr. Brooshooft's opstel „Zaken van Lombok" in zyn „Locomotief" van Zaterdag 1 September ofwil do redacteur de pu blieke opinie bewerken? door voornamelijk hun, wien alle technische kennis ontbreekt, eene valsche meening op te dringen, met eene hardnekkigheid, dat zo zelfs daar weer klank vinde, waar eenmaal geoordeeld moet worden?" „Wy weten hot nietmaar.... van een intelligent man als mr. Brooshooft kunnen wy niofc veronderstellen dat hy workeiyk oeno lezing als door hem wordt aangeboden voor goede munt zou kunnen opnemen." Al dadeiyk trekt ook deze schryver te velde tegen de vrylating van Goestie Djilautik en put uit het telegram van generaal Vetter om vergunning tot den overvoer van dien man met zijne 1200 volgelingen bewijs, dat zy nog goede trouw zien dartr, waar iedereen overtuigd is verraad to zien. Do schryver kan niet begrypen, hoe men in dezon man nog een vriend ziet by de wetenschap, dat hy, als vazaldoor don Lom- bokschen vorst werd opontboden om doel te nemen aan den stryd. „Zou hy, zegt het blad hiervan, hebben verklaard niets met zijns leenheers voornomen te makon te hebben allons done er zyn grenzen ook aan goed vortrouwen. Vreemd noomt de schryver het, dat, waar do „Loc." zelf dit be&amt, datzelfde blad het vortrouwen van generaal Vetter in Goesti Djilantik verdedigt. Over de meening, dat de beide generaals tegenover elkaar stonden, "en die in de „Loc." ook bestreden werd, zegt do „Mat.:" „Animositeit in hot hoofdkwartier is onzin by brave mannen als Vetter en Van Ham kan van zoo iets te velde geen sprake zyn on wie Van Ham kont, weet ook dat als hij de houding roekeloos hadde gevonden, hy zich zou hebben doen gelden. Een 2de bevel hebber heeft daartoe het recht is daartoe verplichtwanneer hy zyn deel in de verant woording meent niet te kunnen dragen." De keuzo van het bivak en de zorglooze wyze van bewaking daarvan, getuige de wel gelukte aanval, worden scherp gewraakt en in stryd genoemd met alle to dien aanzien bestaande voorschriften. Schrijver wil, dat men hadde begrepen in een vftandeiyk land to zyndat de vorst geen good hart kon toedragen aan do mannen, die hom zyno heerschappij kwamen ontnemen en hem in zyne tot dusverre onbeperkte macht kwamen bekorten. Moest deze overweging alleen van de houding der Baliörs niet de opvatting geven, dat zy 2ich goedwillig betoonden om later te doen boeten voor een goed vertrouwen en is de aansporing tot troepenverdeeling (ailzenden van colonnes) van eene zyde, welke „logisch ge dacht" tegenover ons moet staan, niet reeds door de raadgeving zelve verdacht? zyn vra gen, dio schryver stolt. Wat betreft de keuzo van het bivak lozen wy o. m.: „Het reglement op den velddienst scliryft voor aan een bivakkeerenden troep in vyan- aeiyk land (ook de heer B. geeft toe dat men was in vyandeiyk land) do inrichting van voorpostendienst. „In open terrein wil zy daarby, dat do uiterste schildwachten circa 100 passen van de veldwachten, dezon circa 250 van do voor posten-detachementen en deze laatsten onge veer 600 passen van het gros der voorposten verwydord zyn. Eerst dan dacht het regle ment dat in geval van verrassing of overrom peling de rustende troep slagvaardig kan komen alvorens de vyand tot haar zij door gedrongen." „Arme sergeant, die dit niet weet, wan neer zyn luitenant-adjudant op de theorie hem terzake ondervraagt." „De tactiek echter heeft ook nog wat te zeggen Zy wil dat de bivakplaats niet van eenig nabygelegon punt kan worden beheerscht en dus blootgesteld worden aan plongeerend vuur." „Zy wil, dat zoo eenigszins doonlyk niet worde gebivakkeerd in of in denabyhoid van kampongs of bosschen, waarvan de ran den niet kunnen bezet wordenop plaatsen, waar geen drinkwater aanwezig is of althans dit or.ontbeerlyke levensmiddel niet onvoor waardelijk in de macht is van den bivakkee renden troep, is en moet blijven." „En dan die opstelling! een doel in een hooger gelegen terreindeel achter een lagen muur (was daarin in dio benting geene plaats voor allen?), met hoe weinig moeite ware dat muurtje eene voorgracht te geven ge weest of hoe dan ook het. verdedigingsvermogen er van verhoogd. Het overige gedeelte werd niet achter die benting, neen, er vóór gelegerd tot byna tegen de muren der poeri waarlyk het staat er, doch is byna niet to gelooven of die ommuurde plaats had het geheele bataljon met vivres, munitie, enz. moeten kunnen opnemen en ruimte geven als bij een langdurig bivakkeeren noodig óf wel men had aan de van den vyand afgekeerde zyde voor verhakking of vluchtige veldverschansing er een weerbaar kampementje achter hebben moeten kunnen maken (Poe-oe en Edi in 76 en 77 Segli in 79) óf het onder voldoende bezetting gebruiken als bergplaats van vivres, munitie, enz., of ais het voor niets daarvan kon worden gebruikt en men absoluut in de ongelukkige nabyheid der Poeri had willen blyven, had men de muren moeten slechten en elders in open veld bivakkeeren, maar dan toch zeker vóór een der saillanten der Poeri en Diet evonwydig aan de face er van. Immers, men ziet het dadelyk hoe de toe stand, hoe slecht ook toch gunstiger ware geweest. Stel P de poeri, 1 de opstelling van het 6de zooals die was, en I welke het onder overigens geiyke omstandigheden had kun nen zyn, dan springt dadelyk in het oog, dat het boren van schietgaten in schuine richting door don muur vrywat moeilijker ware geweest dan het nu was, in» dien niet, zooals 1 my door iemand; op Bali bekend, werd verzekerd; die schietgaten steeds in eiken muur voorhanden zyn, doch in vredestyd van buiten met kléi zyn dicht- gestopt. Is dit zoo, dan hadden de Baliërs niets aan hunne rechthoekig geboordo schiet gaten gehad en de vuuruitwerking zou zeker veel minder moorddadig geweest zyn. De heer Brooshooft ik ben er zeker van noemt dit alles rodeneeringen après coup, en toch schreef ik geen woord, dat valt buiten de verplichtend gestelde reglementen en voor schriften. Vertrouwt men echter den toestand zóódanig, dat men op eigen gezag de regle mentaire voorschriften buiten toepassing stelt, kan er dan ooit verschooning worden gepleit, indien dat vertrouwen misplaatst blykt? De schryver zegt in hot slot van zyn opstel nog: „In ieder geval blykt dat by zaken als deze geheel onkundigen als mr. Brooshooft beter doen te zwygen dan door den ergerlyksten onzin te verkoopon deskundigen te dringen tot replie ken, welke wellicht niet in het belang van de zaak zyn." Strengere blokkade. De „Soer. Crt." verlangt dat er behoorlyk gewaakt zal worden tegen verzuim op mari tiem gebied. Het blad zegt hieromtrent: Sluiting dor kust door middel van eene be hoorlijk afgekondigde blokkade is noodig; niet een halve maatregel geiyk tot dusverre. Weet men hoe de duizenden repeteergewe ren, van welke onze troepen nu een zoo noodlottig souvenir bekwamen, daar zyn ge komen? Ik zal het u vertellen. De 200 drukko vaart van de Cbineesche bootjes met hare Engelse!)e, van Singapore afkomstige, kapiteins, stuurlieden, machinis ten, enz., zij waren do groote aanvoerders van al die contrabande. Geen dier bootjes kwam daar aan, of do kapitein, de stuurman, de machinist, de Stewart, etc., etc. hadden één, twee, drie of meer kisten met contrabande voor do Loinbokscho heeren aan boord; (de thans opgevatte agent dier stoomvaartiynen zou onzen generaal dienaangaande heelwat leerzaams kunnen mededeelen als t|y wilde). Laat ons nu verstandig zyn en daaraan voorgoed een eind maken. Biykens de in het nummer van 11 Sept. der „Jav.-Ct." openbaar gemaakte ordonnantie van 9 dezer zyn dan ook met ingang van 13 dezer de Noord- en Westkust van Lombok voor allen in- en uitvoer, behoudens het ver- leenon van licenties aan welgezinden (Sasaks en Makassaren), gesloten verklaard. Aan die ordonnantie ontleenen wy het volgende: Art. 1. Allo in- en uitvoer op de Noord en Westkust van het eiland Lombok anders dan ten bohoeve van den lande of met eene byzondere vergunning van de militaire of civiele autoriteit, die met hot hoogste civiele gezag op genoemd eiland bekleed is, is vor- boden. Art. 2. Overtreding van het in artikel één omschroven verbod wordt gestraft met eeno geldboete van één duizend tot vyftig duizend gulden, en verbeurdverklaring van de goederen, waarmede de overtreding is gepleegd. De vaartuigen en goederen, de laatste voor zooveel zij niet zyn of behooren te worden verbouid verklaard, waarmedo de overtreding is geschied of beproefd, zijn voor de betaling van de opgelegde boeten en van de kosten der gerechtelyke vervolging aansprakelyk. Art. 3. Poging tot overtreding van het in artikel één omschreven verbod, is strafbaar met dezelfde straf, als op do overtreding zelve gesteld is. Het niet binnen den gestelden tyd opvolgen van eene door de bevoegde autoriteit gedano aanmaning aan uit zee gekomen vaartuigen om het onvry zeegebied te verlaten, wordt met strafbare poging gelykgesteld. Art. 4. Als schuldig aan de begane over treding of poging tot overtreding worden aan gemerkt lo. de gezagvoerders der schepen of vaar tuigen of hunne vervangers; 2o. alle opvarenden, indien er aan boord van het vaartuig geen erkend gezagvoerder, noch een persoon, die hem vervangt, aan wezig is. Dc Insubordinatie van kapt. Christan. „De bron van dit bericht riekt op mylen afstand", ziedaar de qualificatie van mr. Broos hooft in do „Loc." voor het bericht van do „Java-Bode" omtrent de insubordinatie van kapitein Christan en den slechten geest der troepen. Het behoort blykbaar, zegt het blad, tot de to Batavia rondloopende praatjes, zooals ze ook hier en te Soerabaia by hondorden circuleeren. „Die en die heeft een brief ontvangen, waarin dat en dat wordt gezegd." Ziedaar d9 herkomst van het praatje, en daarbij komt zonneklaar uit dat „die en die" een geslagen vyand is van Generaal Vetter. De by voeging „met zyne gewone barschheid" is daarvoor reeds sprekend. Het feit, dat soldaten onder elkaar zullen hebben gezegd, desnoods luidruchtig: „laat die maar naar zyn vriend Djilantik gaan," wat by de eerste verbittering en het opper vlakkig oordeel van „den man" wel juist zal zyn, wordt door dien goeden vriend over gebriefd, alsof de Generaal in 't bivak luide werd nageschreeuwd, wat ik zeer bepaald betwyfel. En die oneerbiedigheid zou dan üiet zjju te straffen voor een krygsraad. Waarom niet? Ik meende tot nu toe, dat zulke dingen in tyd van oorlog juist zoo streng mogelyk kunnen worden gestraft. Het „onhoudbare der positie' van Generaal Vetter geloof ik dan ook vooralsnog slechts to bestaan in de verbeelding of de bedoeling van mynheer „Die en Die." Evenwel, ik kan my vergissen. Maar dan acht ik door dit feit niet do eer van Generaal Vetter, maar die van het Indische leger aangetast. Vooral ook daarom kan ik er geen geloof aan schonken." Dc veldprediker Rogge. Aan een particulier schryven van den veld prediker Rogge ontleent het „N. v. d. D." het volgende: Wat is alles veranderd! Dat schandelyk verraad -in den nacht van 25 op 26 Augustus bracht mijn leven plotseling in bot allergrootste gevaar. Ik huiver nog bij de herinnering aan de verschrikbelyko tooneelen, waarvan ik ge tuige was. Onder het vuur van den vyand heb ik myn vriend Van Ham, oio doodelyk getroffen was, nog mede helpen trachten te verbinden en in een tandoe nedorgelegd. Het was of de hel was losgebroken: een Bartholomeusnacht, eene slachting, waartegen niets te doen viel. Ik ging met eene sectie van 63 man, waarvan met my slechts 8 man levend in een tempeltje over het bivak van Mataram terechtkwamen. Daar brachten we, opgepakt met gekwetsten en dooden en wat er over was van het 6de en 7de bataljon, een vreeselijken nacht door. Gedurende twee dagen waren wy zonder eten of drinken, elk oogen blik een overval duchtende. Den vyand viel alles in handen, wat we achter hadden moeten laten. Ik had niots meer dan ik aanhad, en myn zakdoek gaf ik nog weg om een ge kwetste to verbinden. De wegen waren bezaaid met dooden en gewonden. Hot was ver- sclirikkelyk! Ik ben boven verwachting gespaard. Van Mataram naar Ampenan gingen we langzaam, over sawahs en door ravynen en rivieren met steile oevers, onder het vuur van Mataram. Ik zakto soms tot aan het midden in de modder en werd door twee soldaten er uit getrokken en eindolyk ondersteund, want ik kon niet meer gaar, daar ik myn voet ver stuikt had. In Sakarbela vonden we eene bevriende Sasaksche kampong, die ons een handje ryst en wat klapperwater gaf. De resi dent noodigdo mij daarna uit met een vlet naar de „Maetsuycker" to gaan. Van daar vroeg ik verlof aan den generaal om met de gekwetsten naar Soerabaia te mogen ver trekken. Het schip was spoedig overdekt met een groot aantal dier ongelukkiger, die ik, geholpen door den zendoling, gedurende da reis met yswater en wyn laafde. Aan den boom to Soerabaia was het stamp vol belangstellenden. Daar trof ik o. a. ook don heer S., die my in zyn huis opnam. Ik zag er uit als een landlooper, doch, dank zy de hartelijkheid dier familie, weldra werd ik van alle noodigo kleederen voorzien. Met de aanvullingstroepen ging ik dadelyk terug. Nu zit ik weer hier in een verschrikke- lyken rommel. Ampenan is rondom versterkt. De marine laat nu en dan met een donderend geweld groote granaten in Mataram vallen. Spoedig en krachtig optreden kan ons mis schien redden en het échec herstellen. God geve onzen troepen met weinig verlie:tn een glansryk succes l Hapt. Lindgrecn en dc zynen. Het aanbod van den Radja om 59 krijgs gevangenen uit te leveren en weer in vrede met het gouvernement te zullen leven, als wy naar Java terugkeerden, heeft in do geheele Indische pers eene expectoratie van verontwaardiging ten gevolge gehad. Zonder uitzondering werd door de bladen geadvi seerd, dit aanbod onbeantwoord te laten. De „Loc." liet zich daarover zeer sarcastisch uit: „Rompelement van ratoe Agoeng Agoeng G'dé, en alsdat het maar een ongelukje is geweest, en of wy nu maar zoo goed zouden willen zyn, weg te gaan. Gaarne zal ratoe Agoeng Agoeng van Selaparang vriendschap- pelyk blyvon omgaan met Koningin Wilhel- mina der Nedorlanden en jbr. C. H. A. Yan der Wyck, Gouverneur-Generaal vau Ned. Oost-Indië. Over zooveel onbeschaamdheid is het best maar te zwygen. Liever de gunstigo dan de komieke zyde er van gezien, nl. dat de oude schavuit blyk baar begint te begrypen, met zyn gemeenen moord zichzelf in oen rattenval te hebben gebracht. Zyne vredesvoorstellen bewyzen zijn angst." Uit een particulier schryven uit Indiö ver neemt het (Amsterdamsche) „Dagblad", dat kap. Lindgreen en luit. v. d. Plank voor een krygsraad zullen moeten verschynen om zich te verantwoorden over de capitulatie met de Baliërs. In militaire kringen schynt men over hun gedrag minder tevreden te zyn. Eene opmcrlilng. De „Soer. Crt." maakt do opmerking, dat de Regeering, die zoo gul was om de namen der gesneuvelde Europ. on Arab, mindere militairen telegraphisch te publiceeren, deze gulheid niet heeft uitgestrekt tot inlandsche militairen, die toch immers óók hun leven lieten voor hetzelfde doel, .voor dezelfde vlag als de anderen. „Mocht men soms meenon, zegt het blad, dat toch niemand belang stelt in de namen der op Lombok gesneuvelde inlanders óók dwangarbeiders daaronder begrepen dan kan ik verzekeren dat men zicb schromelyk vergist." „De geheele inlandsche en met haar ge- lykstaande gemeente stelt er een levendig belang in." „En in de Maleische bladen, die door dui zenden en duizenden inlanders, Chineezen en Arabieren met belangstelling worden gevolgd, thans vooral zouden dergelyke opgaven ook gretige lezers vinden; hiervan zij men zeker". „Evenzeer als wy belangstellen in bet lot der onzen op Lombok, stelt de inlandsche gemeente belang in dat der haren." De ellende der Sasaks. Aan een particulieren brief van het eiland Lombok ontleent het „H. Dagblad" het vol gende „Wy zitten op het oogenblik of liever zyn gehuisvest in eenige bamboezen hutten op een sawah, naast kampong Soekarara gelegen. Deze kampong zelf ligt op 15 paal afstands van Tjakra Negara. Vorige week Vrijdag zyn wy hierheen ge marcheerd om de rust en orde hier geheel te herstellen, want ge moet weten, dat doze uitgestrekte streek voor 3/; geheel verwoest is ten gevolge van een 4-jarigen oorlog. Wy zijn hier op het tooneel, waar de stryd het hevigst geweest is en waar sommige kampongs nog vyandig tegenover elkaar staan. Ge kunt u geene voorstelling maken van deze uitgestrekte verwoeste streken. Men kan uren ver marcheeren over sawah's, die in geen jaren bebouwd werden en waar thans de alang alang (hoog gras) groeit; en dan weer komt men door een kampong, die in eene volslagen wildernis is veranderd, zoodat raen slechts met moeite door het dichto struikgewas heenbreckten overal langs den weg menschelijko geraamten en schedels, geen spoor van menschen, alles woest, stil en verlaten. In de kampongs, die bewoond zyn, eeno opeengehoopte massa menschen, uitgeteerde wezens, die misschien in geen jaren ryst ge geten hebben en moeten leven van wortels en boombladeren, en vooral eene massa kinde ren, wier ouders vermoord zyn, stumperds, dio er ellendig uitzien, niets dan vel over been, met wie men zielsmedelyden heeft." Uit bovenstaand citaat kan men by ver nieuwing zien, hoe ontzettend de Baliërs hebben huisgehouden in hot land der Sa saks, waaruit de diepe haat moet worden verklaard, die do verdrukten jegens de ver drukkers bezielt en die, naar het „H. Dgbld." meent, hun vertrouwen in ons deed schokken, toen wy met de Baliërs een verdrag wilde slniten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2