N°. 10627.
Zaterdaa; 13 October.
A0. 1894.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 12 October.
LOMBOK.
F® eullleton.
LIEFDE OF PLICHT?
LEIDSCH
BAG-BLAB
PRIJS DEZER COURAHT:
Yoor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.10.
1.40.
4„ 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1-6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17J. Groctera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
In antwoord op de vele vragen van be
langstellende lezers, tot ons gericht, of er iets
komt van de uitvoering der onderofficieren
van het garnizoen alhier, wat er gedaan zal
worden en wanneer het plaats zal hebben,
kunnen wy meedeelen dat wy ons tot de
commissie hebben gewend, waardoor wjj het
navolgende onder de aandacht onzer lezers
kunnen brengen.
De commissie verklaarde ons, dat er groote
deelneming is bij de onderofficieren van alle
wapenen, zoodat zy eene groote militaire uit
voering kan geven. De verschillende deelne
mers daaraan zyn zich reeds aan 't oefenen,
evenzoo de acteurs voor het tooneelstuk. Ver
schillende goede krachten werken daarin mede.
Verder zullen eenige jongons van de Kweek
school voor Zeevaart gymnastische oefeningen
maken, en wellicht zal er eene apotheose
worden voorgesteld.
Bovendien kan de commissie met zeer
groot genoegen mededeelen, dat de verschil
lende corpscommandanten hunne medewerking
hebben toegezegd, en deze heeren het eere
comité zullen uitmaken.
Door het zich vormen eener sub-commissie
uit leden der burgerij in aansluiting met het
Haagsche comité, is het nog niet mogoiyk den
noodigen voortgang te maken, omdat ver
schillende vergunningen, o. a. met listen te
loopen, of vrydom van localiteit te verkrijgen,
eerst de volgende week verleend zullen worden.
Wy twijfelen niet, of die vergunning zal de
commissie der onderofficieren niet onthouden
worden. Het beste succes worde haar tooge-
wenscht l
Onze geachte stadgenoot dr. W. H. D.
Suringar geniet morgen, Zaterdag, 13 Oct.,
het buitengewoon voorrecht zyn negentigste
levensjaar in te treden. Na meer dan 50-
jarigen dienst aan de Latynsche scholen en
later als rector van het stedelijk gymnasium,
beleeft hy het nog, wat schaars te beurt valt,
onder de talryke leerliDgen, die hy tot het
universiteitsonderwijs bekwaam maakte, te
tellen hoogleeraren aan de verschillende uni
versiteiten, leden van de rechtscolleges in het
ryk: rechtbanken, gerechtshoven, ja, ook van
den Hoogon Raad der Nederlanden.
De gisteravond per Nederlandscbe mail
door ons ontvangen Indische bladen loopen
van 8 11 September.
De daarin voorkomende nadere berichten
omtrent Lombok deelen we in dit en in het
hierbij behoorende Tweede Blad mede.
In den ouderdom van 87 jaren is te
Qroot-Ammers overleden de emerituspredi
kant ds. J. Ph. Ott. De overledene vervulde
van 1835 tot 1891 het predikambt te Groot-
Ammers en had gedurende vele jaren zitting
in de hoogere colleges der Ned.-Herv. Kerk.
Het tijdstip, waarop de nieuwbenoemde
opperrabbijn van 's Gravenhage, de heer Tal,
zijne function zal hervatten, is verschoven
tot 1 April a. 8.
Te Abcoude is in den ouderdom van
65 jaren een bekend Nederlandsch schilder,
de heer L. Lingeman, overleden. Lingeman
was een leerling van P. F. Greive. Hy schil
derde meest genre-stukjes; een paar 17de-
eeuwsche-krijg8knechten om eene tafel, eene
groep ridders uit den Spaanschen tijd en
dergelijken. De overledene, wiens verdiensten
door wylen Z. M. Koning Willem III zeer
erkend werden, was ridder in de orde van
den Nederlandschen Leeuw. In het Rijks
museum vindt men twee stukjes van zijne
hand: „De Bijeenkomst" en „De Wapensmid."
Bij schryven van den minister van bin-
nehtaód&che zaken is er de aandacht op ge-
vestig^'vdat in den laatsten tijd weer eenige
malen door besturen van gemeenten, aan
welke tijdelijk de vrijstelling was verleend,
bedoeld in het 2de of in het 3de lid van
art. 14 der wet op het middelbaar onderwijs,
verlenging van den termijn, waarvoor de vrij
stelling verleend was, eerst werd aangevraagd
na het verstrijken van dien termijn. Daarom
wordt herinnerd aan eene circulaire van 28
Mei 1885, waarin gewezen is op de wensche-
lykheid, dat aanvragen om verlenging der
bovenbedoelde vrijstellingen aan den Koning
worden ingediend ten minste twee maanden
vóór dat de vroeger verleende verstrijkt."
De voordracht ter benoeming van een
rector aan het gymnasium te Schiedam
bestaat uit de heeren dr. C. J. Vinkesteyn,
te Amsterdam, dr. J. L. Chaillet, te Sneek,
en dr. A. Smit, te Deutichem.
De kunstschilder de heer Van Essen
heeft gistermiddag geheel hersteld het aca
demisch ziekenhuis te Utrecht verlaten.
Door den minister van oorlog is op een
daartoe gedaan verzoek toegestaan, dat aan
het internationaal wapenfeest en den scherm,
weusiryu in nei faleis voor Volksvlijt te
Arasterdam op 17, 18 en 19 November a. s.
door 6 onderofficieren, korporaals en soldaten
van elk der corpsen artillerie en infanterie
zal worden deelgenomen aan de corpswedstry-
den op het geweer en op de sabel en dat
aan die deelnemers voor Rijksrekening vervoer
van hunne garnizoenen naar Amsterdam en
terug is toegestaan, terwijl zy gedurende hun
verblyf te Amsterdam bij het 7de regiment
infanterie en by het 2de regiment vesting-art.
zullen worden gehuisvest en in onderhoud
zullen worden opgenomen.
Gisteren vertrokken van de instructie-
compagnie te Schoonhoven 8 korporaals-titu
lair in den effectieven graad van korporaal naar
de verschillende regimenten vesting artillerie.
Tweede Kamer. Aangevangen is het
debat over het ontwerp tot ondersteuning van
het weduwen- en weezenfonds van officieren
der landmacht in Ned.-Indië mot 300,000
jaarlijks.
De heer De Ras bestreed het ontwerp als
ongemotiveerd, zoolang niet aangetoond is, dat
het niet voordeeliger ware met solide levens
verzekering-maatschappijen eene overeenkomst
te sluiten, in plaats van dit fonds te besten
digen.
De minister van koloniën achtte eene der
gelijke verzekering ortgewenscht. By artikel
I kwam aan de orde het amendement-Bool, tot
vermindering der ondersteuning van 300,000
tot 150,000 jaarlijks.
Hedennamiddag halfdrie voortzetting.
By beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken zijn benoemd in de
commissie, in 1894 belast met het afnemen
der examens in de Fransche taal, voor de in
December en, zoo noodig, in November dezes
jaars te 's-Gravenhage te houden examens
voor het middelbaar onderwijs: N. L. Verlint,
leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool te
Utrecht; A. Bourquin, leeraar aan het gym
nasium te Utrecht; F. Rode, leeraar aan de
handelsschool te Amsterdam; dr. J. J. Sal-
verda de Grave, .belast met het geven van
onderwijs aan Hare Majesteit de Koningin;
H. C. P. Dirks, leeraar aan de gemeentelijke
kweekschool voor onderwijzers en onderwij
zeressen te Amsterdam; F. H. Delachaux,
leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool te Alk
maar; en tot leden-plaatsvervangers: A.Sunier,
leeraar aan hot gymnasium te's Gravenhage;
L. M. Baale, leeraar aan de tweede hoogere
burgerschool met 3 jarigen cursus te Amster
dam dr. J. Balland, oud-leeraar aan het gym
nasium te Zutfen. Tot lid en voorzitter dier
commissie is benoemd dr. A. G. Van Hamel,
hoogleeraar aan do Ryks-universiteit te Gro
ningen.
Ten behoeve van den kustwachtdienst
zullen de eilanden Terschelling en Vlieland
in telephonischo gemeenschap worden gebracht.
Dr. A. Kuyper is uit Brussel vertrokken
naar Pau, in het zuiden van Frankrijk. Vor-
moedelijk zal hy daar den geheelen winter
doorbrengen.
Het hoofdbestuur der posterijen hoeft in
de kleur der Nederlandscho» postzegels eenige
is8rnei?^isfstlin^pelr,tot vernietiging dier zegels
duidelijker te doen uitkomen. De teekening der
zegels is onveranderd gebleven. De kleur van
het lichtgele 3 cents-postzegel is olijfkleurig
geworden, die van het lichtblauwe 5 cents
zegel korenblauw, die van het rose 10 cents
zegel paarsachtig rood, die van het grauwe
zegel van 12'/2 cent lichter, ongeveer de kleur
van eene vetvlek. Ook het blauw der verschil
lende postzegels is meer intensief geworden.
De nieuwe zegels worden eerst u.tgegeven
wanneep de zegels van de vorige emissie zyn
uitverkocht. (D. C.)
Het stoomschip „Lawoe", van Rotterdam
naar Batavia, vertrok 11 Oct. van Marseille;
de „Admiral", van Hamburg naar Oost-Afrika,
vertrok 10 Oct. van Aden; de „Amsterdam",
van Nieuw York naar Rotterdam, passeerde
II Oct. Wight; de „Drente", van Rotterdam
naar Java, passeerde 11 Oct. Gibraltar; de
„Kaiser" vertrok 10 Oct. van Durban naar
Hamburg; de „Burgemeester Den Tex", van
Batavia naar Amsterdam, vertrok 12 Oct.
van Port Said.
By koninklijk besluit is pensioen verleend
aan: mr. G. A. H. Loix,/"1067J. Joldertsma,
ƒ181; C. Van Eist, 345; A. Van den Einden,
weduwe van den gewezen brieven- en telegram
besteller M. Cortenbach, ƒ200; M. H. Joskin,
wed. H. J. Van Engelshoven, commies by
's Rijks belast., ƒ124; S. Dieleman, wed. D.
Buurman, rijksveldwachter, ƒ224de kinderen
van wylen J. Sier, deurwaarder by 's Ryks
belast., ƒ85 's jaars.
Het „N. v. d. D." heeft een telegram ont
vangen omtrent den toestand op Lombok, het
welk in hoofdzaak eene bevestiging is van
twee feiten, vermeld in het particuliere tèle-
gram, Zaterdag door drie andere bladen open
baar gemaakt. Daarin werd nl. medegedeeld,
medeneming van alle gewonden, zouden
terugtrekken; de gewonden werden door
dwangarbeiders gedragen in zoogenaamde
tandoe's, dat is eene soort van zeil, dat aan een
langen stok is uitgespannen. Door verschillende
omstandigheden, voornamelijk door de groote
opstopping, konden vele gewonden, waaronder
ik, niet volgen. Zoodoende bleven in hot bivak
achter: drie ongedeerde officieren, de dokter,
ik en 60 ongedeerde mindere militairen,
benevens 40 gewonden. Daar zaten wy nu
afgesloten zondor eten of drinken en voort
durend door den vijand beschoten, steeds
hopende op hulp van buiten, doch tevergeefs.
Zoo zaten we den geheelen Zondag en Maan
dag en toen werd besloten 's avonds in alle
dat op Tjakra-Negara de witte vlag was ge-
heschen en eenige hoofden zich met hunne af te trekken. Dit gebeurde ook, doch
volgelingen hebben overgegeven, terwijf'thèró buiten de bivakplaats waren, werd
het „Nieuws" meldt:
„Ida Bagoes Rai (een Balisch hoofd) heeft
zich met 200 volgelingen onderworpen.
„De bevolking van Tjakra-Negara goeft
teekenen van onderwerping."
Het „Utr. Dbl." ontving inzage van een
paar brieven, waarin een officier, die in het
bivak te Tjakra Negara gelegerd was en by
den overval in den nacht van 25 op 26
Augustus gewond werd, z(jn wedervaren be
schrijft.
De eerste brief, welke den 24sten Augustus
verzonden is, bevat met het oog op den
datum opmerkelijk als bewijs, dat al staan
er nu 'tal van ongeluksprofeten op, die bt»
weren wel te hebben voorzien wat er zou
gebeuren, in het bivak zelf geen kwaad ver
moeden heerschte enkel eene klacht over het
vervelende leven in het bivak, waarom een
spoedig vertrek naar Magelang terug door
allen wordt gewenscht. „Hot is dan ook wel
tftu de briefschrijver - dat
met het oog op de naderende'naltè'TflbëbbVll",
want wij liggen hier in zeer lichtgebouwde
barakken van bamboes, die natuurlijk geeno
voldoende beschutting geven tegen voort
durende zware regens, zooals men die hier
in de natte moesson heeft; tot heden too
hebben wij hier nog geen regen gehad."
De tweede brief vermeldt het aandeel, dat
de schrijver gehad heeft in den vreeselyken
slag, welke onze troepen getroffen heeft.
In den avond van den 25sten Augustus, te
kwart voor twaalven, vielen de eerste schoten
van den vjjand, welke onmiddellijk door de
onzen beantwoord werden. In zeer weinig tijd
stonden onze troepen onder de wapens en
hielden moedig stand. Zeer groot waren echter
de verliezen, door het vijandelijk vuur teweeg
gebracht, zoodat de troep zeer veel te lijden
had. In den morgen, nadat dus het gevecht
den geheelen nacht had geduurd, werd ikzelf
door een kogel getroffen in het rechter dijbeen,
doch er is niets geen gevaar by, aangezien
alleen vleesch en geen been is getroffen, zoo
dat ik na ongeveer drie weken weder geheel
hersteld hoop te zyn. Ik werd terstond ver
bonden en heb dus zeer weinig bloed verloren.
Zondagmorgen, dus den 26sten Augustus,
werd order gegeven dat de troepen, met
er loos alarm gemaakt, met het gevolg, dat
de dwangarbeiders, die my droegen, hun last
neerwierpen, zoodat ik weder op den grond
lag. Met behulp van myn bediende en een
korporaal krabbelde ik weer op en werd de
tocht voortgezot, zonder dat de vijand ons
verder lastig viel. Maar wat een tocht was
dat: ik werd tusschen twee anderen in met
mijn doorschoten been als 't ware gesleept
dwars over velden, door rivieren en poelen, enz.,
en dit duurde van 's Maandagsavonds 9 uren
tot den volgenden morgen 7 uren, toen wy
aan het strand kwamen en door eenige sloepen
van de oorlogsschepen werden opgenomen.
Ik werd toen terstond naar het ziekenschip
gebracht, dat reeds overvol met gewonden
was, en zoodoende naar Soerabaia gebracht,
alwaar ik nu deze schrijf *n het hospitaal.
Ik voel mij volkomen gezond, doch moet
natuurlijk steeds stilliggen, omdat het been
rust moet hebbenik ben er echter goed afge
komen en ijs nog by de gedachte aan alle
verschrikkelijkheden, welke ik heb gezien.
heer Bartelds, is vóór eenige weken met do
„Medan" naar Ampenan vertrokken, waar hy
trachten zou van generaal Vettei de ver
gunning te verkrijgen om den tocht naa
Mataram mee to maken.
Van den heer J. F. Ten Bruggen Hugen-
holtz, die volgens de regeeringsielegrammen
bij den beruchten overval werd gewond, is
door de familie te 's Gravenhage bericht ont-.
vangen, dat zijn been is verbrijzeld.
Het „Centrum" is van oordeel, dat nu nog
niet de vraag kan worden opgelost, hoe» Let
mogelijk was, dat de staf zich zoozeer hoeft
kunnen vergissen en men zoo geheel het eon-
maal aangevatte systeem van vertrouwen en
nogmaals vertrouwen heeft kunnen volhouden
„Dat ook na het gepleegd verraad Goerfci
Djilantik niet als vijand is behandeld, schyrit
te bewijzen dat het Indische gouvernomen.
voornemens is, zijn systeem ten deze vol te
houden en is dan ook, in verband met de
handhaving van generaal Vetter als opperbe
velhebber, wel niet te verwachten, dat de
animositeit, welke zoowel hier te lande als in
Indië bestaat, veel voet zal krijgen.
33)
De museums van schilderyen werden niet
bezocht, de groote paleizen werden niet be
wonderd.
Elke dag zonder arbeid, zonder genietingen,
valt lang, zeer lang. Eene eeuwigheid duurt
hy voor hem, die geen oogeDblik tot bezinning
komen mag. Wie als in een droom wil voort
leven, heeft behoefte aan genot.
Des morgens van den derden dag zei Henri
„Adelheid, ik geloof dat mi) de onrust kwelt,
die iederen kunstenaar plaagt. Ik moet reizen.
Altijd, altijd afwisseling en beweging! Dat
zit me zoo in het hoofd, in het hart, in de
voeten het gelijkt wel een vloek, die op
ons, kunstenaars, ligt maar ik heb rust
noch duur. Ik kan hier niet langer blijven;
laten we niet naar Nizza, maar direct naar
Pisa gaan! Ik geloof niet dat het daar zoo
heel druk zal zijn. Bevallen ons daar de om
streken, dan biyven we er; al is het logies
niet zoo goed als te Nizza, licht vinden we
er toch eene geschikte gelegenheid waar we
ons eenigen tyd kuBnen ophouden."
Adelheid liet de lip een weinig hangen.
„Ik had me zoo gespitst op Nizza; en
onze terugreis over Parys dan, komt daar
ook niets van?"
„Zeker, je gaat ook naar Parys," stelde
Henri haar gerust, „maar ik zie niet in,
waarom we niet eerst naar Rome zouden gaan.
En, wil je Napels zien, welnu, dan gaan we
voor 'n veertien dagen naar Napels! We heb
ben den tyd aan ons. In Berlijn zal het wel
iederen dag koekoek-één-zang zijn. Niets belet
ons dus, om naar hartelust rond te zwerven."
Behalve naar Parys, Rome en Napels, zou
Henri Adelheid ook nog beloofd hebben naar
Cairo en Singapore te gaan, alleen maar om
voortdurend te kunnen reizen.
Het eerste station, dat onze reizigers be
reikten, was Nervi.
„Hier ziet men ten minste boomen in plaats
van dakpannen en bergen in stede van muren
van paleizen. Wat is de zee hier blauw en
wat 'n zuivere lucht," zei Henri, diep adem
halend.
Zij wandelden samen langs het strand en
zetten zich daar een oogenblik neder, om het
rollen der golven te aanschouwen. Zacht
murmelend braken de golven tegen het strand;
Henri luisterde naar dien zang.
Vaak, wanneer de ongedurigheid plotseling
van hem week, om plaats te maken voor
een dommeligen toestand, zat hy ingespannen
te luisteren en tevergeefs matte hy zich
af, om aan dat geluid eene melodie vast te
knoopen. Een zonderlinge droom beroerde
zyne ziel. Het was hem te moede, als deed
hy zyn best om zyne stem te doen verstaan
en als werd deze overstemd door het geruisch
der golven. Daarginds, ver voor hem uit,
schreed eene vrouwelyke gestalte; haar wit
gewaad was één met het schuim der golven
yi en licht zweefde zy over het water. In
den linkerarm hield zy eene lier, waaraan
zy met de vingers der rechterhand wonder
schoons melodieën ontlokte. Hy volgde haar,
met altyd haastiger tred, maar steeds bleef
de gestalte zóó ver van hem verwyderd, dat
hy het ten halve naar hem gewende gelaat
niet herkennen kon, en zyn oor slechts nu
en dan enkele tonen van de betooverende
muziek kon opvangen. En wanneer het hom
dan eindeiyk voorkwam dat hy de melodie
gevat had en hy ze bevend begon na te
neuriën, dan verdween de gestalte in den
nevel en zyn oor hoorde niets meer dan een
verward geruisch.
„Kon ik die tonen maar verstaan," dacht
hy in vertwyfeling; „kon ik ze maar neer-
schryven!"
Vaak bracht hy den nacht, wanneer Adel
heid gerust sliep, wakend door en trachtte
de melodieën, die in zyn oor weerklonken,
op het papier te brengen. In angstige span
ning verbeidde hy het oogenblik, waarop het
lot hem, ter vervanging van de verstomde
viool, eene andere gave zou schenken. Tever
geefs hy was niet bestemd iets nieuws
te scheppenhy was slechts bestemd geweest,
weer te geven wat anderen gedacht hadden.
Ten slotte maakte zich een idéé fixe
van hem meester. Hy herinnerde zich, hoe
hy vroeger, wanneer de moed hem begon te
ontzinken, wanneer hy angstig aan zyn talent
getwyfeld had, vaak lang, lang op Hélènes
hoofd had gestaard, wanneer zy yverig
arbeidend aan hare schryftafel zat. Steeds
was toen eene weldadige kalmte in zyn
hart nedergedaald, wanneer hy de witte,
scherpe scheiding tusschen hare gladgestreken
haren zag.
„By het aanschouwen van dat kalme hoofd
vond ik myne zielsrust weder," dacht hy.
Adelheide met gekroesd blond haar bedekt
kopje begon afkeer by hem te wekken. Reeds
sedert eenige dagen had hy zich krachtig
daartegen verzet.
Maar hier, aan het strand van Nervi, waar
die zonderlinge droom hem opnieuw kwelde
en hy, de oogen opslaand, zyne jonge vrouw
op het zand in liggende houding naast zich
zag, hier kon hy dien afkeer niet langer
meester biyven. Hy beschouwde haar eene
wyie opmerkzaam.
Zy had den hoed afgezet en zich gemak-
keiyk in het zand neergeviyd, met hare rood
zyden parasol haar rosekleurig gelaat tegen
de brandende zonnestralen beschermend. Hare
gevulde, slanke gestalte teekende zich bevallig
tegen den gelen grond af. Zy hield de oogen
half gesloten en om hare roode lippen speelde
een gelukkig lachje, dat de schoone witte
tanden te voorschyn deed komen. "Weelderiger
dan anders kroesde het blonde haar op het
voorhoofd; weerspannig bad het zich uit de
wrong op het achterhoofd losgemaakt.
„Adelheid," zei Henri, met heosche stem,
„doe me één plezier, en verander je coiffure;
dat verwarde haar op je hoofd brengt me
gedurig uit m'n humeur."
Lachend richtte Adelheid zich op.
„Wat kan zoo'n kunstenaar toch dwaze
invallen hebben 1 Myn beste Henri, als ik myn
haar gladstryk, zie ik er uit aid een spook.
Maar, wanneer ik er je pleizier mee kan
doen dan ook maar dadeiyk."
Uit den zak harer japon haalde zy eene
nécessaire te voorschyn, waarin zich een kam
metje en een spiegeltje bevondon. Zy hield
den kleinen spiegel tusschen de opgetrokken
knieën en begon eene scheiding te maken,
daarby hare haren aan weerskanten zoo glad
mogeiyk strykende. Zy had er pret over,
zooals zy verzekerde, en wendde nu haar
gezicht naar Henri.
Deze staarde haar ontsteld aan. Hoe waa
het mogeiyk, dat eene zoo onbeduidende om
standigheid als hot veranderen van de dracht
van het haar, het gelaat eener vrouw een
zoo geheel ander aanzien kon geven? Adel-
heids levenslustige, helblauwe oogen hadden
alle uitdrukking verloren, nu zy niet meer
door de dartele blonde krulletjes overschaduwd
werden; en Adelheids neusje, dat by dat ge
kroesde haar zoo ondeugend, zoo allerliefst
stond, gaf haar gelaat nu, in plaats van eene
pikante, integendeel oone zeer ordinaire uit
drukking. Was die bekoring dan alleen in dat
kroeshaar gelegen9 Was dat blonde vrouwen
hoofd, zonder de minste bekoorlykheidwaa
dat gelaat, zonder do minste uitdrukking,
met de meest alledaagsche trekken, de schoon®
Adelheid?
Zy zag zyno verbazing en lachte. Hoe
grynsden hem daarby de witte tanden aanl
„Neen," stotterde hy, het gelaat afwendend,
„zoo begeer ik je niet te zien."
Wordt vervolgd.)