N°. 10624. Woensdag lO October. A\ 1894 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. De Lombok-expeditie. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per postl-*0. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels f 1.05. letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Iedere regel meer f 0.17 Grootere Voor het incasseeren buiten do stad Tweede Blad. KOLONIËN. BATAVIA, 1 tot 7 September. Plannen voor den overval. Het „Soer. Hbl." somt eenige feiten op, om te bew\Jzenf. dat men reeds lang van te voren moet zijn opmerkzaam gemaakt, dat er onder de Baliërs iets broeide. 1°. Een luitenant schrijft dd. 30 Augustus aan een zijner familieledenJelui denkt zeker allen, dat wij hier zoo rustig zitten, maar binnen korten tijd worden wij allen in de pan gehakt. Het verraad schuilt in alle hoeken. 2®. Volgens ooggetuigen werden ongeveer twee weken geleden-ter reedo Ampenan kisten met geweren en patronen voor den vorst van Lombok aangevoerd, die door den scheeps kapitein zijn aangehouden. Nadat hierover aan den opperbevelhebber was gerapporteerd, werd door dezen last tot doorzending aan den vorst gegeven. 3°. Uit een brief van den adjudant-onderoffi cier aan een zjjner vrienden: „Hedenmorgen (de brief was gedateerd 18 Augustus) werden twee verdachte Baliërs gearresteerd, door de poortw'acht van bet kampement te Mataram naar de wacht gebracht en in tegenwoordigheid van den bivak commandant en den dokter aan den lijve gevisiteerd." Men vond brieven, behelzende nadere gege vens omtrent eene bestaande samenzwering ten doel hebbende de troepen te Ampenan, Mata ram en Tjakra-Negara op een nog nader te bepalen dag te vermoorden en dan in zee te werpen; zich meester te maken van onze wapenen en ammunitie, om zoodoende met vrucht weerstand te kunnen bieden, indien het gouvernement eene nieuwe expeditie mocht uitzenden. De coup de main zou beginnen te Mataram en Tjakra-Negara, daar men het vooral gemunt had op het materiëel der artillerie. „Van Ampenan naar Mataram en Tjakra- Negara werden onder geleide van een officier dagelijks sappies verstrekt door Djilantik. Op den dag van het onheil wachtte de daarmede belaste luitenant tevergeefs op die levende vervoermiddelen; waaraan hy het geluk te dankenheeft gehad by den overval niet tegen woordig te z(jn geweest." (Deze arrestatie wordt echter door generaal Vetter beslist onwaar genoemd.] Nog verzekert een reiziger van eeneSinga- poorsche firma, dat gedurende onze occupatie van het eiland 15,000 repeteergeweren op de Oostkust zijn binnengesmokkeld en het wachten om ons aan te vallen alleen op deze geweren was geweest. Vandaar dan ook de schijnbare onderwerping in don aanvang. Het aanbod van den koning van Clova. Omtrent het aanbod van den koning van Gowa leest men in de „Java Ct.": Aanstonds na het bekend worden op Zuid- Celebes van hetgeen op Lombok was voor gevallen, kwam de door den dood zijns vaders tot den troon van Gowa geroepen Radja van dat landschap met zijne naaste verwanten by den Gouverneur van Celebes en Onderhoorig- heden en bood aan ons op Lombok met hulptroepen by te staan. Hem werd namens den Gouverneur-Generaal medegedeeld dat zyn aanbod zeer wordt gewaardeerd en ook ter kennis van H. M. de Koningin zal worden gebracht, en voorts dat Z. E. daarover met den Opperbevelhebber der Lomboksche expe ditie zal te rade gaan. Het „Soer. Hbld." het zich daarover in den volgenden geest uit: Het natuuriyk zeer gewaardeerde aanbod van den jongen radja van Gowa, die biyk- baar niets liever wenscht dan met ons in vrede te leven, kan uiteraard niet door de regeering worden aangenomen. Wy moeten en kunnen zeiven de smet op onze vlag uit- \vasschen en zyn daarvoor sterk genoeg. Dank ky dezen landvoogd, die den toestand beoor delen kan en tevens flink onder de oogen tiurft zien, zyn in zeer korten tyd zooveel troepen naar Lombok gezonden, dat wy daar ginds nu een compleet bataljon sterker dan twee maanden geleden zyn. Aan de over winning behoeft dan ook niet getwyfeld te 'worden. Maar laat nu niet meer gedaan worden aan politiek. Elke Lombokker is onze vyand, en de verrader Goesti Djilantik is wel de ergste ^van allen. Slechts dan kan Lombok worden (bevredigd en onderworpen, wanneer die man met de zynen over de kling is gejaagd. Dus geen onderhandelen meer. Kogel en fbayonet moeten nu hunne bloedige taak vol brengen. Alleen zy brengen duurzame verdragen tot stand. Plannen Tan wederwraak. De „Java-Bode" deelt nog het volgende mede, onder dagteekening van 3 September: De vyand versterkt zich op den weg van Mataram naar het zuideiyk daarvan gelegen Sekarbela, om ons het opdringen van die zyde te beletten. De Sasaks uit Praja bezetten daarentegen Grogol ten westen van Kedirie, aan den oostelyken oever van de Babak- rivier. Als den voomaamsten aanstoker tot het plan van de overvalling noemt men den poengawa Goestie Ketoet Goesa. Goesti Dji lantik (over wiens houding de Regeering gis teren zeer uitvoerige inlichtingen ontving) is in denzelfden nacht, dat de overvalling plaats had, met al zyn volk uitgeweken naar de noordoosteiyk, aan de Bentehrivier gelegen 6trand-dessa Telok Komba; van daaruit be tuigde hy zyne onschuld aan het gebeurde en verzocht hy met zyne volgelingen te worden overgevoerd naar Karang Assem (BaliJ generaal Vetter liet hem antwoorden dat daarvoor geen stoomschip beschikbaar was, maar dat hy met inlandsche vaartuigen kon gaan. De Regeering moet gisteren een advies van generaal Vetter ontvangen hebben om dit toe te staan; anderen zyn van oordeel, dat wy ons daardoor op Bali een opstand op don hals zouden halen. Behalve de trein is ook het geheele arnbu- lance-materiëel, d. w. z. de draagbaren, de medicyn- en verbandkisten, in de overrom pelde bivouakken verloren gegaan, zoodat de voorloopige verpleging der gekwetsten treurig moet geweest zyn. Alle kleeding giDg ver loren, zoodat de centrale magazynen ten be hoeve van Lombok geheel geplunderd zyn; o. a. werden 1700 veldransels aangevraagd. Al de geweren der gesneuvelden en gewonden en een groot aantal kiöten patronen violen in handen der Baliërs, die getoond hebben er mede te kunnen omgaan. Behalve het archief van het civiel bestuur en van den Generalen Staf vielen al de instrumenten en al het door de opname verrichte werk in handen van den vyand. Generaal Vetter durft de infanterie niet meer wagen onder het plongeerend vuur in de straten van Mataram en Tjakra Negara en wil daarom de kleimuren daarvan eerst voet voor voet platschieten, althans het verbiyf er achter door eene overstelpende kanonnade onhoudbaar maken; blykens een gisteren door ons ontvaDgen telegram is daarmede op bescheiden voet reeds een aanvang ge maakt door de eenige ons gebleven twee bergstukjes. Terwyi de artillerie na opwerping van de noodige belegeringsbatteryen, door de marine gesteund, de vorstelyke verbiyven onder vuur zal nemen, zal de infanterie er tegen waken, dat de Baliërs noord- of zuidwaarts uitwy- ken en zullen de Sasaks dit in het oosten beletten; zoodoende hoopt generaal Vetter den vyand op zyne beurt in te sluiten. In- tusschen zal dit dool, vooral het opwerpen der battoryen, veel tyd kosten en nadert de westmousson met rassche schredendan wordt het terrein drassig en kunnen de hygiëni sche toestanden zeer nadeelig worden; zelfs is verbreking van do communicatie met de reede mogelyk. Wel is de baai van Laboean Tring ten allen tyde veilig, maar van daaruit kan met artillerie niet over land naar Am penan gemarcheerd worden; op den onmid- dellijken aanleg van een havenhoofd voor het bivouak van Ampenan is dan ook met klem aangedrongen. De commandant van de scheeps macht adviseerde dat de maanden September en October zeer gunstig zyn, maar daarna durft hy niets meer bepalen; spoedig ageeren is dus niet alleen gewenscht, maar ook gebiedend noodig. In do „Javasche Courant" van 7 Sept. komt het volgende voor: Blykens een gisteren van generaal Vetter ontvangen telegram bezetten twee comp. in fanterie met eene sectie veldartillerie vyf dezer de kampong Kalé, gelegen aan den zuidelyken oever van de soengei Antjar, met het doel om de operation te steunen, welke den volgenden dag tegen Aroeng Aroeng zou den ondernomen worden. Nopens den afloop daarvan seinde de opper bevelhebber het volgende: In den ochtend van uit Kapitan, een dessa vooraan op den weg naar Mataram, vuur geopend met twee twaalf centimeter op kampong Aroeng-Aroeng. Terzelfder tyd uit gerukt met een bataljon infanterie, vier veldstukken, genietroepen, ambulance, enz., een bataljon reserve. Door zuidelyke omvat ting Aroeng-Aroeng genomen, waarby ge schutvuur uit Kalé en uit Moentjo, noordeiyken oever Soengei Bangkok, ondersteuning ver leende. In weg Ampenan Aroeng-Aroeng waren verhakkingen gelegd; van zuidweste- lyken hoek Aroeng Aroeng, richting Noord Zuid, was eene zware borstwering aangelegd, die zich tot Soengei-Antjar uitstrekte en van legio bamboezen kokers tot schietgaten voorzien was. Daarachter halverwege Aroeng- Aroeng tweede borstwering, dwars over weg Aroeng-Aroeng. Werd genomen zonder tegen stand, alleen worden uit westeiyken ingang Mataram een viertal kanonschoten gedaan, biykoaar uit door ons achtergelaten veldge schut. Do projectielen kwamen in zeo terecht en het vuur werd spoedig tot zwygen ge bracht. Dewahhuis te Aroeng-Aroeng bezet met twee compagnieën infanterie en twee veldstukken, commandant kolonel Swart. In kampong Aroeng-Aroeng vele nieuw systeem en andere geweren en wapens buit gemaakt. Goesti Djilantik. Over de wyze, hoe met Goesti Djilantik moest gehandeld worden, adviseerde de „Loc." Generaal "Vetter vreest terecht, by eene rechtstreeksche weigering aan Djilantik, die zich buiten ons bereik met ruim 1000 man heeft opgesloten, hem te zien overloopen naar Tjakra Negara, zoodat wy dan een 1000 Baliërs, die met geweren van den vorst ge- makkeiyk kunnen worden gewapend, meer tegenover ons hebben. Daarentegen moet de regeering terecht vree zen, waarop ook ik reeds herhaaldeiyk wees, dat Djilantik, naar Karang Asem teruggezon den, aldaar verzet tegen ons zal prediken, als wanneer de poppen op Bali en Lombok tege- lyk zouden aan 't dansen zyn. In dit dilemma is m. i. slechts éóne keus mogelyk. Alles staat thans voor ons op 't spel; wy mogen niet kieskeurig zyn in de middelen. Wy moeten Djilantik zoowel verhinderen, zich op Lombok tegenover ons te stellen, als op Karang Asem verzet te organiseeron. Daartoe moeten wy zyn verzoek in willigen, hem met zyne ongewapende volgelingen inschepen op een stoomer, maar dit schip, eenmaal in zee, naar Soerabaia doen koersen in plaats van naar Karang Asem. Aan boord, waar eene compagnie met scherp gewapende soldaten moet aanwezig zyn, wordt den Baliërs gelast twintig aan twintig voor te komen (als er meer opdringen, worden de geladen geweren op hen gericht) en aan elkaar gebonden. Te Soerabaia of, zoo daar geen plaats is, te Semarang en Batavia, worden deze men- schen gevangen gehouden tot de oorlog is ge eindigd, en wy op ons gemak te Karang Asem maatregelen van zekerheid kunnen nemen voor hunne eventueels terugzending. Djilantik zelf worde gedirigeerd naar Batavia, en daar worde door zaakkundigen zyne schuld of onschuld onderzocht. Wij mogen, geloof ik, niet anders handelen. Men spreke niet van „minder fair" of tets dergëiyks. Na het verraad van 25 Aug. houdt al zulk gebeuzel op. Het is bovendien niet de vraag van fair of unfair, maar van eenige Baliörs tegenover onze soldaten. Van genen wil ik slechts een duizend door list doen gevangennemenvan dezen staat, by verzuim, het leven op 't spel. Liefst zag ik Djilantik onmiddellyk na aan komst gefusilleerd. Hy is in ieder geval een onderdaan van den vorst, die onze troepen heeft uitgemoord. Alleen daarom reeds, al doet hy zich nog zoo lief voor, moest men den man executeeren. Is er ooit iets bekend geweest van mindere gehoorzaamheid van dezen vazal jegens zynen vorst op Lombok? Niemand heeft er ooit van vernomen. En thans, nu hy zonder aannemelyke rode- nen verklaart op onze hand te zyn tegen zyn vorst, zou men hem gelooven? Want let weldoor naar Karang Asem terug te keeren, komt hy er in ieder geval zonder kleerscheuren af. Wint de vorst van Lombok, dan zegt hy naar Karang Asem te zyn gegaan om opstand tegen ons te prediken, en doet dat waarschyn- ïyk ook. Winnen wy, dan heeft hy de verdienste, als Balinees niet met zyn vorst tegen ons te hebben medegedaan. Nogmaals: hem naar Karang Asem te laten gaan, is het gevaariykste wat wy kunnen doen. Myn ernstige raad is, hem, onder den schyn van zyn verzoek in te willigen, naar Ampenan te lokken, en dan zoowel hem als zyne volge lingen op eene of andere wyze onschadeiyk te maken tot na afloop van den oorlog. Omtrent de afkomst van Djilantik zegt de „Loc."; Ik noemde Djilantik een Balinees,en van moederszyde is hy dit zeker. Evenzeer door zyn radjaschap en zyne naturalisatie in dat land. Mag ik echter my van niet verwerpelyke zyde geworden inlichtingen gelooven, dan is hy van grootvaderiyke afkomst een Europeaan. Daaruit zou worden verklaard zyn optreden tegenover d9 generaals Vetter en Van Ham, zyne voorgewende sympathie voor ons, zyne aandoenlyke betuigingen van gehechtheid. Do grootvader van Djilantik moet, volgens deze inlichtingen, een Europeaan (geen Hol lander) zyn geweest, die in Ned.-Indischen dienst trad, quaesties kreeg njet het gouver nement, den dienst verliet en zeeroover werd. Na dit bedryf eenigen tyd te hebben uitge oefend, zou hy zich op Bali hebben gevestigd, daar invloed gekregen, door aanhuwelyking een der groote ooraes op Karang Asem zyn geworden en den naam van Djilantik hebben aangenomen. De tegenwoordige Goesti zou zyn klein zoon wezen. Ik sta niet absoluut in voor de juistheid van dit verhaal, maar het schynt aannemeiyk, wyl men my verzekert dat andere afstammelingen van dion grootvader nog leven in West-Java en zelfs in gouvernementsdienst zyn, watge- makkelyk door de Regeering is te controleeren. Het „Bat. Hbl." meldt: De belangstelling in de expeditie naar Lombok is te Semarang ook onder de Chineezen zeer groot. Als een bewys daarvan kan dienen de mededeeling, welke wy heden nog uit goede bron ont vingen, dat nl. vanwege de Chineesche ge meente te Semarang aan de op morgen vertrekkende troepen voor hen en hunne kame raden op Lombok worden medegegeven 20,000 sigaren, 10,000 sigaretten, öOKrandjang tabak, benevens eene groote hoeveelheid pypen en sigarettenpapier. Het denkbeeld hiervan is uitgegaan van den kapitein der Chineezen Ooi Tiong Ham. Een kranig officier. Hoewel thans velen het verlies van een echtgenoot, kind of broeder hebben te be treuren, zal toch elk Nederlander trotsch zyn by het vernemen hoe flink en kranig velen onzer dapperen zich hebben gehouden, hoe zjj met doodsverachting hun leven hebben verdedigd. Onder de Lomboksche helden mag in de eerste plaats genoemd worden de luitenant kwartiermeester Pourchez. Niettegenstaande onze troepen door een hevigen kogelregen bestookt werden en ieder trachtte zich te bergen, heeft deze dappere en kranige officier, ziende dat zyn chef, generaal Van Ham, zwaar gewond by een boom neerzeeg, gelyk wy gisteren slechts met een paar woorden vermeldden, zyn leven in de waagschaal gesteld en, met behulp van twee brave fuseliers, (wier namen de brief- schryver hoopt te vernomen om ze bekend te stellen) niettegenstaande het verschrikke lijke vuren van den vyand, zyn chef behouden in den Dewatempel by Mataram gebracht. Neemt men daarby in aanmerking, dat deze dappere kwartiermeester niet lang geleden uit het hospitaal te Ampenan was gekomen, waarin hy verpleegd was voor eene buikziekte, dan begrypt men welk eene krachtsinspanning het hem, nog verzwakt door zyne ziekte, heeft gekost om den zwaar gebouwden generaal een eindweeg3 te dragen. Hulde dus aan dezen kranigen officier en een welgemeende gelukwensch aan zyne echt- genoote, ouders en verwanten, dat hy ge spaard is gebleven. Mot recht kunnen zy trotsch op hem zyn. Men deelt verder mede, dat de woorden van generaal Van Ham, na zyne verwonding tot zyn jongen gesproken, niet luidden „akoe soeda kera peller", doch „akoe soeda kena pellor" (ik ben reeds door een kogel getroffen.) De begrafenis van tuit. Doeremans. Eene lange reeks van rytuigen met officieren van het leger en de schuttery en tal van particulieren de marine schitterde opmerke- lyk genoeg geheel door hare afwezigheid volgde Zaterdag-avond te Soerabaia om vyf uren den militairen lykstoet van luitenant Dooreman9, een der slachtoffers van het Lombok-verraad, wiens stoffelyk overschot op het stille Peneleh aan de aarde werd toe vertrouwd. Ook vóór en op den doodenakker was het vol van belangstellenden. Aan de groeve sprak overste Lutje het eerst. Kort en sober, met bewogen stem, wydde hy eenige woorden, die een diepen indruk maakten, omdat zy uit het hart kwamen, aan de krygsmansdeugden van den veelbelovenden kameraad, wiens levensdraad zoo ontydig was afgesneden door de hand eens verraders. Hy vertrouwde dat zyne stryd- makkers ook hem zouden wreken in de ure der vergelding, die weldra zal slaan. De telegrammen, die de regeering van Lom bok na den overval ontving, werden zeer geheim behandeld. Ook heeft generaal Vetter aan hen, die van Lombok particuliere brieven schreven, op het hart gedrukt daarin niets te zetten over de oorlogszaken. Eene poging, door de „J.-B." gedaan, om alsnog een corres pondent naar Lombok te zenden, is mislukt: deze kon geene vergunning krygen en zonder toestemming van den opperbevelhebber komt men te Ampenan niet aan wal. Uit een particulieren brief uit Magelang van 31 Augustus jl. wordt het volgende medegedeeld: „U heeft zeker al de geheele geschiedenis van Lombok vernomen; o'tis verschrikkelyk. Dinsdag (28 Aug.) morgen hoorden wy iets, maar 's avonds in 't geheel. Als u bedenkt, dat al de gesneuvelden, verwonden en ver misten van hier waren, kunt u zicli eenigszins den toestand voorstellen. Een half uur daarna, toen wy nog vorsch dat alles hadden, was er alarm in de kazerne en moest het tweede bataljon mee. Hoe vreeselyk; 's avonds om acht uren wist myn man het pas; den vol genden morgen om twaalf uren moest hy al weg, enz. „Gisteren ben ik met den vriend van zyn kapitein hem nog in Ambarawa gaan opzoe ken, 25 paal van hier, waar zij een halven dag bleven en dus van morgen eerst weggin gen. Myn man is gelukkig zelf vol mo3d, wat maar 't beste is". De ontvanger van den brief maakt daarby deze opmerking: „Blykbaar is het Indische leger goed geor ganiseerd, dat een bataljon met al zyn na sleep in een halven dag marschvaardig is". Het misschieten der Marine. De „Soer. Ct." schryft: Eén pyniyk punt moet ik nog reluveeren uit een der Regeerings-telegrammen van deze week. Ik bedoel de officiëele mededeling, dat de granaten of kartetsen der marine niet in Mataram, doch daarnaast, ten Z.-O., vielen. In dit bericht op zichzelf zou indien het„ behalve officieel, ook werkeiyk juist, dat is op goeden grond gebaseerd bleek al zoo'n kolossale akte van beschuldiging liggen opge sloten tegen het gebrek aan ernst, dat by de expeditionnairo autoriteiten van den aanvang af zou hebben voorgezeten, dat ik het haast niet gelooven kan zonder nadere bevestiging. Ik moest evenwel aan den anderen kant weder zooveel verbysterends ook vernemen, dat ik waarlyk niet, gelyk ik in andere omstandig heden zeker zou hebben gedaan, durf zeggen het kan niet waar zyn. Maar w&t is dan de waarheid? Hebben wy wezenlyk een paar maanden lang vlak voor Mataram en Tjakra Negara gelegen met onze troepen, die letterlyk niels daar hebben te doen gehad en dus alle tyd en ge legenheid hadden voor alles hebben wy wezenlyk al dien tyd daar gelegen en weten wy nu nóg niet precies, op oen haar, waar die punten op de kaart moeten worden ge plaatst Het zou te gek zyn. Maar hoe komen we dan zelfs in verkeerde richting te schieten, van afstanden dan maar niet gesproken? 't Is heusch te gek l Een brief alt Lombok. Aan een brief van luitenant H. Valkenburg, gericht aan zyne ouders, is door het „Hbl." het volgende ontleend: Ampenan, 29 Aug. 1894. „Ik schryf u dezen brief uit Ampenan, doch ik had niet gedacht, er nog ooit to komen. Den 23sten kregen wy plotseling des avonds om 6 uren bericht, dat er een aanval zou plaats hebben gedurende den nacht. Het voornaamste hoofd hier, Goesti Djilantiek, was van uit het binnenland opgerukt en had zich hier langzamerhand met zyne volgelin gen verzameld. Op zichzelf werd hier niet veel acht op geslagen, en ook omdat wy reeds byna twee maanden te Tjakra-Negara waren en er nooit iets gebeurde, was men wat zorgeloos geworden en had geene versterkin gen aangebracht. Bovendien waren de batal jons verdeeld en was de helft van elk bataljon het binnenland ingestuurd. Om halftwaalf '8 nachts van den 25sten werden wy plotse ling gealarmeerd en kregen vuur uit het paleis van den vorst, dat aan den overkant van den weg langs ons bivak liep, op onge veer 30 tot 50 meter afstand. Het paleis is omgeven door muren van 5 M. hoog en 1 M. dik. Zonder dat w(j het wisten, hadden zii daarin schietgaten gebro-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5