N°. 10624.
Woensdag ÏO October.
A0. 1894.
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 9 October.
Feulileton.
LIEFDE OF PLICHT?
LEIDSCH
DAG-BLAD
PRLJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1-10.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PBIJS DEK ADVEKTENTIKN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Heden viel aan prof. dr. J. J. Prins het
voorrecht te beurt, onder het genot van vol
komen gezondheid en van vele blyken van
belangstelling en vriendschap, zyn 80sten ver
jaardag te vieren.
Een rijke bloemenschat in allerlei vorm werd
hem vereerd.
Door den heer P. K. A. Meerkamp Van
Embden, consul der Nederlanden te Manilla,
zijn aan het Museum van Natuurlijke Historie
te Leiden ten geschenke aangeboden drie
exemplaren van eene zeldzame en merkwaar
dige, op het eiland Mindoro levende buffel-
soort, de Tamarao. Den schenker is daarvoor
de dank der Regeering betuigd.
Door den Raad van Administratie over
het Invalidenhuis werd gisternamiddag de
jaarlijksche aanbesteding gehouden van levens
middelen, enz. ten dienste van die inrichting
over het tijdvak van 1 November 1894 tot
31 October 1895.
De minste inschrijvers bij die aanbesteding
waren, voor:
Rundvleesch en vet, L. A. Werner, ƒ0.53
per kgr.; spek, worst en reuzel, C. Van Haas
teren, 0.64 per kgr.; boter, J. W. Boekwijt,
ƒ1.14 per kgr.; bier, M. H. Van Waveren,
ƒ0.05 per liter; groenten (gezouten), W. F. K.
Buyteweg, ƒ0.10 per kilo; (versche) dezelfde
en J. Segaar, ƒ0.05 per kilo; aardappelen, J.
Segaar, ƒ2.28 p. hl.; steenkolen, W. F. K.
Versteeg, 0.59 per hl.; zoetemelk, W. Van
Steyn, ƒ0.0625 per liter; karnemelk, dezelfde,
ƒ0.018 per liter; wittebrood, A. D. Laqgeveld,
ƒ0.0824 per kgr.; krophfoodi-jlezolfde,/0.075
per kgr.; beschuit, dezelfde, ƒ0.61 de lOOst.
Als gegadigden voor kruideniers- en grut
terswaren zijn opgekomen de firma's J. W.
Boekwijt, J. P. Fontein en W. B. Van Andel,
welke voor de verschillende artikelen afwis
selende prijzen bedongen.
Voor het weghalen van den afval der
menage was hoogste inschrijver M. Van der
Westen, ad ƒ5.60 per maand.
Aan het te garandeeren bedrag van 600
voor het intercommunale verkeer per telephoon
voor onze gemeente ontbreekt nog een klein
gedeelte.
Tot 16 October blijft de inschrijving open;
eenige firma's, die nog niet geteekend hebben,
haasten zich dus!
Met de leiding der vrijwillige oefeningen
in den wapenhandel in deze gemeente wordt
belast de eerste luit. Van Meurs, van het
4de reg. inf.
Gisteren en heden werd over de 5de en
6de battery van het 2de reg. veld art. alhier
eene inspectie gehouden door den kolonel
Verschoor, commandant van dat regiment te
's-Gravenhage.
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Nieuw-York, door
middel van het stoomschip „Obdam", van Rot
terdam vertrekkende. Ten postkantore al
hier moeten de brieven, enz. uiteriyk heden
avond om 10.40 bezorgd zyn.
De wijze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
In de gemeente Zoeterwoude, waar de
burgemeester, mr. H. Hemmingson, als zoo
danig ontslag heeft aangevraagd, circuleert
een adres aan de Koningin Regentes, om H. M.
te verzoeken voor de vaceerende betrekking
te benoemen den heer G. P. Van Outeren,
wiens vader en grootvader ook burgemeesters
van Zoeterwoude zyn geweest, en die in hooge
mate de achting zyner medeburgers heeft
weten te verwerven.
De kerkeraad der Ned.-Herv. gemeento
te Lisse heeft, ter voorziening in de aanstaande
vacature, toezegging van beroep gegeven aan
ds. S. P. Meerburg, pred. te Capelle aan den
IJsel. Met hem stonden op het drietal: dr.
A. J. Van 't Hooft, pred. te Nootdorp, en
ds. A. Van Geest, pred. te 's-Gravenzande.
Omtrent de militaire loopbaan van wyien
den kapitein luitenant-ter-zee S. T. Land, lid
van de Tweede Kamer, kan het volgende
worden medegedeeld:
Den lsten October 1861 werd de heer Land
benoemd tot adelborst 3de kl. by het Koninklijk
Instituut van de Marine te Willemsoord. Van
1 Juli 1879 was hy luitenant ter zee 1ste
kl. en zyne bevordering tot kapitein-luitenant
ter-zee ontving hy den 21sten September
1891. Op verschillende bodems heeft hy ge
diend o. a. op het wachtschip te Hellevoet-
sluis en op het stoomschip „Amstel", indertyd
bestemd voor de Kust van Guinea. Als officier
kreeg hy vergunning de lessen aan de Poly
technische School te Delft by te wonen en
van zyne technische opleiding werd door de
marine gebruik gemaakt om hem tydelyk te
plaatsen aan het marine-établissement te Soo-
rabaia, alwaar hy belast werd met de werk
zaamheden van een der ingenieurs van het
vak van scheepsbouw.
De schitterende wyze, waarop Land alle
examens voor hoogere rangen aflegde, deed
op hem de aandacht vestigen voor verschil
lende speciale diensten by de marine. De voor
naamste daarvan was de betrekking van in
structeur by het instituut der marine te Wil
lemsoord. Zyne groote verdiensten als leeraar
by die inrichting werden erkend door eene
byzondere goedkeuring, welke hem ook ten
deel viel voor zyne gehouden administratie
aan boord van eene der kanonneerbooten.
Eveneens mocht hy eene tevredenheidsbetui
ging ontvangen ter zake van zyne gedragingen
by het bieden van hulp by een brand te Helle-
voetsluis.
Trouwens, als zeeofficier onderscheidde hy
zich in den oorlog tegen het ryk van Atjeh,
ter zake waarvan hem het ridderkruis der
Militaire Willemsorde 4de kl. werd verleend.
Sedert Mei 1888, toen hy het lidmaatschap
der Tweede Kamer aanvaardde, was hy op
non-activiteit, welke na de ontbinding der
Kamer in dit jaar voor korten tyd ophield
en toen werd de heer Land in commissie
gesteld te 's Gravenhage, ten einde rapport
uit te brengen omtrent het ontwerp wetboek
van Militair Strafrecht en het ontwerp van
wet op de krygstucht, aan welke opdracht hy
nog vóór zyne terugkomst in de Kamer heeft
voldaan.
Yan de te 's Gravenhage wonende ge
pensionneerde hoofdofficieren is Zondag over
leden de oud-kolonel der infanterie P. J.
Straatman.
Hy trad in 1851 als cadet in militairen
dienst. Aanvankeiyk bestemd voor het wapen
der artillerie in Nederlandsch-Indië, ging hy
een paar jaar later by de infanterie van het
leger hier te lande over.
By een der regimenten diende hy ver
volgens als luitenant, was van 1861 1867
luit.-adjudant by zyn corps, werd spoedig
bevorderd tot kapitein, en hy werd. in dien
rang overgeplaatst by het regiment grenadiers
en jagers, welk regiment Straatman gedurende
17 jaren onder zyne officieren telde en hem
in 1890 zag vertrekken om als kolonel het
commando over het 8ste regiment infanterio
te aanvaarden. In 1892 werd kolonel Straatman
gepensionneerd.
De overledene was officier in de Luxem-
burgsche Orde van de Eikekroon en ridder
van den Gouden Leeuw van Nassau.
In Den Haag is op 36-jarigen leeftyd
overleden de heer G. B. De Jong, ridder
der 4de klasse Militaire Willemsorde, inspec
teur der Ryksveldwacht, gep. 1ste luitenant
der infanterie by het O.-I. leger.
De overledene was een verdienstelyk man
en vooral de Ryksveldwacht verliest veel
in hem.
Door H. M. de Koningin-Regentes is aan
den burgemeester der gemeente Alkmaar toe
gezonden een bedrag van 25 als gratificatie
voor de vaste agenten van politie, die op 27
Sept., den dag van bezoek van HH. MM. aan
de stad, hebben dienst gedaan.
De heer Schild te Amsterdam, thans
opzichter by de Rykstelegraaf, is benoemd tot
ingenieur by de telegraphie in de Transvaal,
waarheen hy eerstdaags zal vertrekken.
Aangaande den toestand van mevrouw
Beersmans verneemt men, dat volstrekte
rust noodzakeiyk is, zoodat van optreden
vooreerst niets kan komen.
De minister van marine heeft den luit.
ter zee 2do kl. by de Koninkiyke Neder-
landsche marine-reserve F. E. W. Van Dom-
seler mot 16 October a. s. geplaatst aan boord
van Hr. Ms. instructieschip „Gier".
De gewone audiëntie van den minister
van financiën zal op 11 dezer niet plaats
hebben.
Het stoomschip „Prins Willem I" arri
veerde 8 Oct. van West-Indië te Nieuw-York;
de „Sumatra", van Tjilatjap naar Amsterdam,
arriveerde 9 Oct. te Suez.
By koninkiyk besluit is aan don eervol ont
slagen lichtwachter by 's Ryks kustverlichting
te Scheveningen, P. Hulleker, een pensioen
verleend van ƒ132 'sjaars.
Aan J. A. Van Tienhoven, op zyn verzoek,
eervol ontslag verleend als dykgraaf van den
Vervoornepolder, prov. Noord-Brabant.
Praatjes over Kunst.
Vlokken.
XL.
Over de zeer belangryke zevende tentoon
stelling van de „Nederlandsche Etsclub", die
nu in „Pulchri Studio" wordt gehouden, zou,
voor een criticus, zeker eene lyvige brochure
te schryven zyn. Slechts even vestigde ik in
dit blad de aandacht op deze expositie, in
verband met de aanwezigheid van twee por
tretten van Leidsche professoren. En „tot
critiek onmachtig," zooals eene geliefkoosde,
toch wol wat banale, uitdrukking luidt, zal ik
dan ook alleeniyk myn gevoelen geven over
enkele hier aanwezige artisten uitingen.
De zes teekeningen van Steinler wil ik dan
allereerst vermelden; een half-dozyn hoogst
sober gedane ryke litho's.
Jan Veth (die hier ook zelf merkwaardige
proeven van zyne portretteerkunst geeft) ver
telde in het „Tweemaandelyksch Tydscbrift"
van een paar teekeningen door Steinler, onder
den titel: „Opstandigheid in prenten".
Dit artikel (opgedragen aan Aeg. W. Tim
merman) bevat o. a. eene fraaie beschry ving
van twee steendrukken, „Aujourd'hui" en
„Demain" genoemd, waarvan thans alleen de
eerste reproductie in „Pulchri" te zien is.
„Het is op een akker by eene fabrieksstad
en een riant kasteel, het trekken van een
ploeg, waar een gekromde arbeider en zyne
vrouw, die een kind vastklemt, aan een juk
voorgespannen zyn, terwyl laatdunkend in
een wit zomerpak en een panamahoed op,
een dikke kerel er met een wandelstok naast
loopt, eene sigaar in zyn hoofd en zyn neus
in de lucht; type van den zwierig voldanen
kapitalist.
De week daarop verschoen „Demain".
Dezelfde akker is verder beploegd, maar het
juk is gebroken. Dezelfde rosse arbeider staat
nu heroïek rechtop, en zonder woede noch
leedvermaak, door niets dan de platte hand
zwaar te laten neerkomen op het hoofd van
den gezetten witg'as, wordt deze den grond
ingenageld als een nuttelooze paal, als een
steenen pop, die zelfs geene deernis wekt."
En zoo zyn ook de overige uitingen van
Steinler zeer belangwekkend.
Maar, wat speciaal gereleveerd dient te
worden, is dit: Van hl deze teekeningen gaat
eene oprechtheid uit, niet alléén volkomen
eerlyk van bedoeling, doch de artist-zelf heeft
hier met zwaren arm zoo wondervol gehamerd.
Van Alexander Verhuell herinner ik my
nog goed oen steendruk met 't byschrift:
„Wat uw schoothondje niet lust." Aan den
voet van een boom is een restje spys neer
geworpen door eene dienstbode van aanzien-
ïyken huize. Een hond, een kraai en een
vagebond, de laatste dreigend met een ge-
spykerden stok, botwisten elkaar dit „middag
maal".
De „gedachte", die beiden, Steinler en Ver
huell, deze teekeningen in de pen gaf, khn
dezelfde geweest zyn, maar met wrevel bezie
ik immer zoo'n prent van Verhuell, omdat
deze nóch artist was, nóch „teekenen" kon.
Van Steinler nu is hier een steendruk te
zien, die ik onder de beste, de meest-expressio-
volle, mag rekenen, die hy heeft voort
gebracht.
Aan het boveneinde van de plaat is een
kranig verfijnd-brani-achtig zwart dames-
hazenwindbondje afgebeeld, het neusje fier
in de lucht gestoken, de tengere leden waardig-
lyk beschermd door een omzoomd winter-
kleedje, in de hoeken voorzien van een ge
borduurd adelskroontje. Enin het beneden
gedeelte ontwaart men een aantal kinderon,
voedsel „zoekend" en „vindend' dit aar«
elkander deelend, uit een vuilnisbak.
Wel zelden zyn de misstanden onzer maal"
schappy, in plastiek, duidelyker en artistieker
uitgedrukt dan door Steinler. De kunstenaar,
die zyne prenten in de „Chambard Socialists"
met „Petit-Pierre" onderteekende, heeft Frank-
ryk verlaten. „De wet gunt er niet langer
de vryheid van getuigen en vermanen", schryft
Veth terecht. Maar, al zou Steinler zelfs
„wettig" worden verbannen uit alle wereld-
deelen, met geene mogelykheid kan men toch
de waardeering loswrikken uit het brein van
hen, die den superben teekenaar van den
„Gil Bias illustró", ook in zyne andere su
blieme uitingen zoo intens bleven waardeeron
en te genieten wisten.
Voor uitvoerige beschouwingen is in dit
blad geene plaats. Daarom dan hier alleen de
vermelding, dat de namen van Isaac Israëls,
Thorn Prikker, Haverman en Bauer aan de
herinnering dezer „Pulchri"-expositie blyvend
verbonden zullen zyn. „J'en passé, et (peul-
être) des meilleurs l" (N. B. 14 October sluiting.)
In de lokalen boven de Passage in Den
Haag is er nu ook eene tentoonstelling van
aquarellen en teekeningen der werkende leden
van den „Haagschen Kunstkring" geopend,
die, wat gehalte betreft, vroeger gehoudene
stellig overtreft. Vertegenwoordigd zyn:
Akkeringa, Van Andringa, Bastert, De Bock,
Etienne Bosch, Breitenstein, Dankmeyer, E.
Ekker, Mevrouw Ekker, G. A. O. Van Eck,
Goteling Vinnis (f), Haverman, Van Hoytema,
Hyner, D. I. R. Jordens, Jacobson, De Jos-
selin de Jong, A. KoningM. Kamerlingh
Onnes, A. Lange, Lapidoth, De Moor, Moulyn,
Nas8au-Noordewier, Odé (beeldhouwwerk), Van
Oosterzee, Mej. Ruysch, Rink, Mej. Schenk,
L. Senf, F. Smissaert, H. Van Steenwyk, F.
Verster, D. Wiggers en W. De Zwart.
De thans gerestaureerde „Kunstzaal" van
het Stedeiyk Museum „de Lakenhal" alhior
is nu voor het publiek opengosteld.
Ik weet niet of de heer Jan Veth zyno
artikelen in het „groone" weekblad immer
met veeren vederen schryft, maar uit zyn
jongste antwoord aan den heer S. Muller Fzn.
zou ik toch durven opmaken, dat, als hy zich
van „stalen pennen" bedient, hy ook deze nu
extra geslepen en,.... weinig ge-„swallow"
ge-„dove-tail'd" heeft.
In dit blad gaf ik een paar korte uittreksels
van dagbladen, betreffende de Utrechtsche
expositie, die allen vrywel afkeurend luidden.
Ook de „Spectator" (G.) schryft thans:
29)
Dat weinigje wereldsgezindheid, dat weinigje
geblazeerdheid was slechts een dun vernisje.
Ze had altyd dwaze invallen, die door juffrouw
Leiser steeds als buitensporig verwor
pen werden. En toch was ze uitgelaten vroo-
lyk, toen Henri haar by het wandelen langs
de kermistenten een ratel kocht. Schaterend
van lachen, zwierde zy voortdurend het kner
pend instrument langs zyne ooren en den
volgenden dag kwelde zy juffrouw Leiser en
haren papa met het allesbehalve melo
dieuze geluid.
Eens, toen zy met Henri van eene zeer
deftige visite huiswaarts keerde, greep zy
met de in een fijn glacé handschoen gestoken
hand in de sneeuw en wierp hem een sneeuw
bal vlak tegen de borst.
„Hoera 1" juichte ze, „precies je hart ge
troffen. Hè, Henri ik wou ik een straat
jongen was. Ik zou zoo gaarne eens naar
hartelust met sneeuwballen gooien l"
Henri lachte.
Het was hem zoo zonderling te moede ge
worden, toen hy den sneeuwbal zyn hart
voelde raken. Het was hem, als bleef die
koude sneeuw daar, ook nadat Adelheids vingers
reeds elk spoor daarvan hadden weggeknipt,
en haar mond hem met een kus om vergeving
voor haren moedwil gevraagd had.
„Wilt ge dit warme hart afkoelen, dat ge
het met sneeuw bedekt?" trachtte hy schert
send te zeggen.
Den volgenden dag moest Henri er op uit,
om cadeaux voor Adelheid te koopen voor
het ophanden Kerstfeest. Met loomen tred
ging hy langs de straten, om nu eens voor
dit, dan weder voor dat magazyn stil te
staan. Wat zou hy voor haar koopen? Had
zy eenig verlangen te kennen gegeven? Neen,
geen enkel. Zyn portret bezat zy reeds in
allerlei houdingen en grootten; daar kon hy
haar niet mee verrassen. Juweelen? Zy was
nog te jong, om die te dragen, en die waren
beter voor bruidsgeschenk geschikt. Een ander
sieraad? Zy bezat alles, wat modeenrykdom
slechts konden doen verlangen, en haar
byouterie-kistje, dat zy eens voor hem uitge
stald had, vertegenwoordigde een klein for
tuin, ofschoon er nog geene juweelen in
waren. In een juwelierswinkel echter, waar
hy een armband voor juffrouw Leiser kocht,
zag hy een stel van turkooizen, dat keurig be
werkt was en dat hy voor Adelheid aller
liefst vond. Hy vroeg naar den prys. Men
noemde hem eene buitensporig groote som.
Op Henri's verbazing verzekerde de winke
lier, dat het zeer kunstig bewerkt was, en
dat met het oog op de vele sieraden, waaruit
het stel bestond een halssnoer, armban
den, haarspelden, oorhangers en een kleinen
bouquet, om den sleep van eene baljapon op
te houden de prys inderdaad niet hoog
was. Maar Henri wist niet zeker of Adelheid
reeds turkooizen had en kon niet besluiten.
Misschien kon hy wel wat anders vinden; er
was ten minste keus genoeg. Hy bezon zich
of Adelheid niet de eene of andere liefheb-
bery had by eon zoo jong meisje kon
er echter bezwaarlyk van eene ware lief-
hebbery sprake zyn; deze regelde zich uit
sluitend naar de mode. Vergeefs baar hart
hing noch aan boeken, noch aan oude schil
derijen voor Delftsch porselein, noch voor
Italiaansche majolica gevoelde zy iets. Muziek
Overtollig, want ten eerste vond men in den
huize Imhof eene uitgebreide muziek-biblio-
theek, en ten andere: het belang, dat Adel
heid in muziek stelde, was gelyk nul. Sinds
zy verloofd is, zingt ze niet meer, want met
schrik heeft Henri het eigenaardige van hare
schoone stem ontwaard en haar letteriyk ge
smeekt, voortaan niet weer te zingen. Na het
trouwen zal eene ernstige, degelyke studie
onder zyne leiding trachten haar stemgeluid
te vervormen, in de hoop dat zy nog eenmaal
iets redeiyks ten gehoore zal kunnen brengen.
In zyne vertwyfeling trad Henri eindeiyk
een café binnen, om achter een plat-du-jour
met zichzelven te overleggen, wat wel het
geschiktst zou zyn. Maar zyne gedachten dwaal
den af. Hy dacht aan het Kerstfeest van het
vorige jaar, en hoe hy toen toevallig in het
zelfde café op hetzelfde plaatsje gezeten had,
altyd weer van voren afaan het bedrag na
rekenend, dat hy beschikbaar had, om Hélène
eene verrassing te bereiden, en hoe ook toen
de keus hem zwaar gevallen was, niet omdat
Hélène reeds zooveel bezat, maar door de
menigte van zaken, die hy wist, dat haar
genoegen zouden verschaffen.
Met het mes in de eene en de vork in de
andere hand, zat hy voor zich uit te staren
en stond ten slotte op, zonder iets gebruikt
te hebben. Aan de deur vroeg de kellner den
welbekenden gast: „of mynheer straks mis
schien terugkwam." Henri betaalde en ging
regelrecht naar den juwelier, om toch het
turkooizen stel te koopen. De hooge prys
was voor hem geen beletsel!
Terwyl hy met het kostbare sieraad naar
huis ging, maakte zyne fantaisie eene lyst
op van al wat hy, zoo goed by kas als dit
jaar, al niet voor Hélène had kunnen koopen.
Of zy, ouder gewoonte, weer oen Kerstboom
zou aansteken? Dit jaar kon "Wighart niet
met een cadeau „alvast één huwelyks-
geschenk" aankomen. En de turkooizen in
Henri's zak begonnen hem hoe langer zoo
zwaarder te wegenHenri sleepte zich letter
iyk naar huis.
Op den eersten Kerstdag zou voor hem
een gewichtig uur slaan: de dokter zou het
laatste verband van de genezen wonde afnemen
en had hem aangeraden om de vingers, die
tot nu toe styf tegen elkaar gezwachteld
waren geweest, dageiyks langzaamaan in
de beweging te oefenen, om zoodoende de
styfheid te doen verdwynen.
„Zoudt u niet denken," vroeg Henri angstig,
„dat de vingers integendeel verlamd zullen
zyn? De kogel heeft van buiten naar binnen
de palm van de hand doorboord."
„Dan zouden in elk geval hoogstens die
twee vingers kunnen verlamd zyn, tusschen
welker wortelen de kogel heenstreek," troostte
de dokter.
„Hoogstens twee vingers? O één zou
reeds genoeg zyn, om myne geheele hand
voor de viool onbruikbaar te maken," zei
Henri verbleekend.
„Moed, moed," riep de oude joviale heer,
terwyl hy over zyn bril heen op de bewe
gingen zyner eigen handen lette, die Henri's
linkerhand van de zwachtels ontdeden, waar
mede vingers en handpalm styf omwonden
waren. „Moed, moedl Als zoo'n malheur nu
eens een armen duivel trof, die vrouw en
kinderen door zyn vioolspel onderhouden moet?
Onlangs hebben we nog zoo'n geval gehad;
ik weet niet, of u Dolders kent hy speelt
de eerste viool in de Zantensche kapel. De
kerel valt en breekt zyne hand. Daar had
den we de poppen aan 't dansen! Vrouw en
zeven kinderen jammerden al z'n best. Maar
wat er aan te doen? Ik was met. al myne
kunst niet in staat den armen Dolders
overigens een oppassende kerel de beweeg
lijkheid van zijne hand terug te geven. Nu,
Friesen, wat zeg je er van? Je hand is zoo
gaaf mogoiyk behalve dat kleine litteeken,
is er niets te zien. Je hebt de schoonste
mannenhand, die ik ooit gezien heb. Doet
je dat pyn? Probeer het zelf eens."
Onder het praten had de dokter de hand
ontzwachteld, hield ze gestrekt, probeerdo
langzaam de vingers afzonderiyk heen en weer
te bewegen, zonder ze te buigen, en lette
daarby scherp op Henri's gezicht. Daar deze
van pyn de lippen op elkaar perste, mom
pelde hy
„Hm toch sty ver dan ik dacht! Buig de
j vingers eens."
(Wordt vervolgd.)