meer kunnen doen. De beide veldstukken te Tjakra-Negara z\jn echter geheel compleet in 'svyands handen gebleven, de twee andere te Mataram zijn wel achtergelaten moeten worden met hunne munitie, maar vooraf on bruikbaar gemaakt. Alle bezittingen van de officieren en man schappen, de kas, de administratie, enz. en bijna al de wapens der gewonden en gesneu velden van de colonne Lawick zijn in handen van den vijand gebleven. De munitie natuur lijk ook, doch daarvan was reeds een groot gedeelte verbruikt. De meeste verliezen zijn geleden door het 6de en het 9de bataljon infanterie. Van de Amboneesche compagnie van eerstgenoemd bataljon onder kapitein Führhop zijn nog 29 man in leven, de overigen slapen de eeuwige rust. Van de compagnie van kapitein Lindgreen Van het 9de bataljon is nog 25 man in leven, de anderen liggen op den weg in Tjakra-Negara. Ook het 7de bataljon heeft zwaar geleden. De artillerie is bijna geheel vernietigd, op vier na zijn al hare officieren gesneuveld of gekwetst. De genie verloor een van haar drie officieren, Eene flinke militaire onderscheiding gevraagd. De „Soor. Crt." schrijft onder dit opschrift Met de gekwetsten kwam gisteravond hier aan oen gewoon Javaansch bediende, de van Magelang afkomstige Martosewindo, die zijn moester, den luitenant Jansen, op het oorlogs veld vergezelde. Deze gewone bediende was het, die den majoor en de zijnen tusschen de door hon derden vijanden bezette muren en den regen van projectielen door, langs een achteruitgang van de roemadewa in veiligheid bracht: en die, toen zijn gewonde luitenant neerviel in de sloot en daar achterbleef, dezen er uit redde eD, hem krachtig ondersteunende, hem bi) het kleine troepje wist te doen blijven. Toen men eenmaal buiten het godrang was en meende reeds gered te zijn, zag men eens klaps den weg voor zich afgesloten. De Bali neezen hadden in de kampong by voorbaat alles versperd. Toen was het wedor dezelfde Martosewindo die, zich een weg banend, alléén op verken ning uitging en na een kwartier rondscharre len, een nieuwen uitgang wist te vinden, waarop hy terugkeerde om het onder zyne hoedo genomen troepje en zyn gewonden meester verder op het pad der redding te ge leiden. Na tallooze moeilykhoden, allen met glans overwonnen, slaagde hy er in het troepje in het vrye veld, op de sawah, te brengen, en zich toen tot den majoor wendende, liet hy aan dozen cfo beslissing om den koers te nemen naar Ampenan of naar Mataram beiden door hem in richting aangewezen. De majoor koos het eerste en na een vermoeien- den tocht van oenige uren bereikte men het bivak. Do hem don volgenden dag aangeboden geldoiyke belooning weigerde de brave Marto sewindo. „Geld kan ik altyd nog verdienen," was zyn antwoord. En hy had geiyk, want met geld zyn zulke diensten, zulko trouw en toe- wyding niet te boloonen. Er is slechts ééne belooning, die d&drvoor in aanmerking zou kunnen komen, en deze reclameer ik voor den braven inlander, want indien aan iemand, dan komt zy aan bom toe. Het ridderkruis wordt den gewonon inlander, hoe hy zich ook onderscheide door moed, be leid en trouw, myns inziens zeer ten onrechte, niet waardig gekeurd, en dus dit vraag ik niet. Maar op de medaille, die het kruis voor don inlander vervangt, daérop heeft Martosewindo onbodongon en ten volle recht en daarom recla- meer ik althans die voor hem. De generaals Vetter en Van Haat verdedigd. Ook de hoofdredacteur van de „Loc." moet erkonnon, dat het hoofdkwartier te Tjakra- Nogara reeds eeDige dagen vóór den 25sten Augustus geruchten vernomen had omtrent vyandige voornemens der Bailors. Goesti Djllantik echter, van Karang Asem, die de tusschenpersoon was voor vele besprekingen tusschen het hoofdkwartier en den vorst van Lombok, bleef door zyne onbevangen houding vertrouwen inboezemen. Maar verder volgt daarop: Men goloove toch niets van de geruchten, dat de generaals Vetter en Van Ham in deze en vele andere zaken tegenover elkaar zouden hebben gestaan en dat daarvan uit brieven der laatsten zou zyn gebleken. Ik kan dit op de moest besliste wyzo tegenspreken. Het behoort tot de ontelbare cancans, waarmede personon, die zich interessaut willen maken of die byzonder scherp van begrip willen schynen, nu komen aandragen. Generaal Van Ham zoowel als generaal Vetter liep hoog weg met Djilantik on beschouwde hem als den ons welgezinden en bekwamen tusschenpessoon om de zaken te Lombok tot een goed einde te brengen. Niettomin noopton de vernomon geruchten in den loop van Zaterdag 25 Augustus tot bet nemen van eenige voorzorgen. Vooreerst ver huisde het hoofdkwartier uit de Poeri naar het bivak. Het bivak was nl. opgeslagen buiten de gebouwen der Poeri, en bostond uit twee ge deelten, óén hooger gelegen, dat was omgeven door een muur ongevoor ter manshoogte en daarom de „bonteng" werd genoemd, en een daarom heen liggend in halven cirkel uitge spreid kamp, dat tot dicht by de muren van het paleis kwam. De generaals met hunne adju danten en de staf logeerden echter in kamers van de Poeri, generaal Van Ham en gonoraal Votter in kamers naast elkaar, majoor Hamer ster naar ik meen in de kamer van eerstge noemde, do adjudanten in een ander gebouw ▼an de Poeri. Tevens gebruikte het hoofd kwartier daar zyne maaltyden. Deze woon- verbiy ven nu werden Zaterdag door het hoofd kwartier verlaten, dat verhuisde naar de benteng van het kampement. Tevens werden, wyi het hier liggende 6de bataljon naar men weet door het afzenden der colonne Byieveldt (stafofficier kapitein Wiersma) met twee com pagnieën was verminderd, óén compagnie van het te Mataram liggende zevende benevens twee stukken veldartillerie naar Tjakra-Negara ontboden. Zaterdagavond op den gewonen tyd gingen de hoofdofficieren nog als altyd in de Poeri hunnen maaltyd gebruiken. Moet men deze houding, na de loopende geruchten, roekeloos achten? Ik geloof juist het omgekeerde. Om zuiver te oordeelen, moet men zich geheel weten los te maken van het après coup. Wie dat niet kan, oordeelt per se onbiliyk. Indien or van slechte plannen der Baliërs iets aan was, dan moest, in afwachting van nader te nemen veiligheidsmaatregelen, eene kalme, onverschrokken houding nog het meest by- brengen om hen tydelyk in toom te houden. De generaals konden onmogeiyk weten, dat alles reeds zoo deugdeiyk was voorbereid. Hadden zy dat geweten, ja, dan ware zeker reeds Zaterdag een terugtrekken door hen gelast op Mataram. Maar nu er slechts geruchten liepen, en meesterlyke veinzery van een schynbaar ons voortrefFeiyk gezinden Baliör hen moest doen gelooven hier slechts te doen te hebben met praatjes, zooals by een verbiy f te midden van een vyandig land altyd loopen, konden zy toen ik vraag het in gemoede door een over haasten aftocht, zegge vlucht, alleen op grond van geruchten, zich in de oogen van vriend en vyand belacheiyk maken? Men zou, indien dan eens geen aanval was gevolgd, van de stuurlui aan wal, die thans de roekeloosheid der hoofdoffloioren en die van den staf (zyn dezen dan allen zoo dom geweest?) veroordeelen, eens iets gehoord hebben I Wegwerpen van ons prestige, slechte politiek, wanbeleid, ja lafhartigheid zou men hun voor de voeten hebben goworpen. Thans, nu het verraad werkelijk biykt te hebben bestaan, is het voor ons gemakkeiyk oreeren over roekeloosheid; maar de generaals konden vóór het drama die zekerheid niet hebben. Hoe verbaasd hebben niet wy allen hier over do uitbarsting ge staan; hoeveel te minder moesten zy, die van den juisten weg werden gebracht door oen biykbaar geslepen veinzaard, welke nu eenmaal hun aller vertrouwen had weten te verwerven, hoeveel te minder moesten zij aan de waarschyniykbeid van zulk een vreeseiyken aanval gelooven? En, ik herhaal, zonder die waarschyniykheid, ja ik mag zeggen zonder die zekerheid, zou een over haast met pak en zak terugtrekken eene enorme politieke fout, zoo geen vreesachtig heid zyn geweest. Vetter en Van Ham zyn beiden geworden wat ieder eeriyk man in het leven kan wordenslachtoffers van gruweiyk bedrog. Wie dit beseft, werpe geene steenen, evenmin op het ïyk van den ge sneuvelde, als op het reeds zoo zwaar ge troffen hoofd van den overlevende. Dat generaal Van Ham zich nog ter plaatse bevond, was overigens nog een toeval. Beide generaals waren reeds een paar weken vroeger overeengekomen dat, by den uitstekenden en vreedzamen loop der expeditio, een tweede bevelhebber niet moor noodig was en generaal Vetter had dus naar Batavia het voorstel gedaan, generaal Van Ham den 22sten met een deel der troepen naar Java te doen ver trekken. Was van Java tydig het verwachte telegraphische antwoord gekomen, dan zat generaal Van Ham thans te midden van zyn gezin, in stede van met vele lotgenooten te rusten in een grafkuil by Mataram. Eene andere lezing. Wie de gewoonten in de Indische journa listiek kent, zal zich volkomen kunnen be- grypen, dat de heer Bartholds deze woorden van den heer Brooshooft niet onbeantwoord heeft gelaten. Hy weerlegt deze in een artikel, dat ton deele reeds vroeger vermelde feiten bevat, maar ook eenige nieuwe. Dat behalve de staf niemand op Lombok dupe was van de schynbaar harteiyke ontvangst, zoo 8cbryft hy, hebben wy reeds den llden Aug. aangetoond. De beide generaals, het bestuur en do stafofficieren alleen werden misleid. Wel konden de anderen tot weinige dagen voor de ramp niet voorzien dat de catastrophe zóó naby was, maar zy voelden op grond van hetgeen zy waarnamen, dat er iets niet in het reine was. En later bleven de meest positieve waar schuwingen niet uit, zooals wy thans zullen aantoonen. Vrydag-morgen deelde de Arabische agent van de Paketvaartmaatschappü aan den kapi tein der genie Ruempol te Ampenan mede, dat in den nacht een aanval op de bivaks zou worden gedaan. Kapitein Ruempol bracht te paard die waarschuwing over aan den be velhebber. Doch in weerwil van die waar schuwing, die dan toch niet vaag was, werd niets gedaan. In den middag van dienzelfden Vrijdag, 24 Augustus, siramde een dwangarbeider den weg voor het bivak. Een Baliör kwam aan, wilde niet opzy gaan en kreeg oenige drup pels water tegen zyn lyf. Onmiddellyk trok hy zyn klewang en vloog den dwangarbeider aan, die zich met zyn kapmes verdedigde. De wacht schoot toe en arresteerde den dwang arbeider. Maar met de wacht schoten ook duizenden zwaar gewapende Balineezen uit alle hoeken en gateu te voorschyn en wilden onder vreeseiyk misbaar de wachthebbendon aanvallen. Onmiddellyk werd nu alarm ge blazen, hetgeen de aanvallers nog deed af deinzen. Maar was deze waarschuwing vaag De bevelhebbers werden wel eenigszins on gerust. Doch om hun twyfel op te helderen, kozen zy den allerslechtsten weg. Generaal Van Ham en resident Dannenbargh begaven zich naar Goesti Djilantiek en vroegen hem opheldering. Waren zy daar aan het goede kantoor? Zaterdag-morgen werd Goesti Djilantiek ge roepen namens den bevelhebber. Het antwoord luidde dat hy ziek was en niet komen kon. Een dokter werd gezonden naar Djilantieks verbiyf naast dat der generaals en toen bleek het dat Djilantiek niet ziek was, maar de kampong verlaten had. Kapitein Manders zat voor de Poeri binnen den ringmuur de oorlogsschatting te tellen en hem werd toen uit de Poeri zelve een ledigo jeneverflesch naar het hoofd geworpen. Toe kende zoo iets niet duidelyk de gezindheid, die in het paleis heerschte? Eenige dagen voor den aanval deed de staf aan de drie bivaks de order toekomen om de meeste waakzaamheid te betrachten. Men ver moedde in het hoofdkwartier dus onraad. Maar waarom werden toen niet tevens de bivaks verplaatst? Ongeveer tien minuten bezuiden Tjakra ligt een hoog terrein met water, waarom niet daarheen opgerukt, maar gebleven in de bivaks, waar zelfs geen druppel water te vin den was en waar men dus dadelyk in de ongelukkigste omstandigheden zou verkeeren? Zaterdag-avond trok generaal Vetter met Van Ham en resident Dannenborgh uit hun logies in het daartegenover gelegen bivak, dat omringd was door een lagen muur en geheel bestreken werd door de muren van de Poeri en de zuideiyk gelegen kampongs. Men vermoedde dus eindeiyk spoedig onraad. Waarom werd toen niet dadeiyk de onmid dellyk naast het bivak gelegen dewa be trokken, waarin de troepen veilig waren ge weest Toen de aanval plaats had, toen onze troe pen reeds weerloos werden afgemaakt, vroeg luitenant Boerma den ingang der poeri, waaruit het moordend vuur kwam, stuk te schieten. De Amboneezen-compagmeën brulden haar ver langen om de Poeri binnen te dringen uit. „Als gy niet durft, dan zullen wy Amboneezen wel alleen den vyand uit de Poeri jagen!" Maar dat moordhol scheen in de oogen van onze bevelhebbers heilig te zyn. En de heer Barthelds eindigt: Ik heb zeker evenveel eerbied en sympathie voor de generaals Vetter en Van Ham als de hoofdredacteur van do „Locomotiof". Onder beide generaals heb ik als officier gediend en heb hen doen leeren eeren en w*ardeeren. Maar dit mag voor my geene reden zyn om de gebeurtenissen anders voor te stellen dan my door tal van ooggetuigen is meegedeeld. Het onbegrypelykste is wel, dat de omge ving der kampementen, die in zulk een ge- vaarlyke positie belegerd waren, niet is door zocht, dat noch Mataram noch Tjakra-Negara een onderwerp van nauwkeurig onderzoek zyn geweest en by den generalen staf niets bekend was van hetgeen achter de hooge muren der Balische woningen voorviel, ja geen der onzen daar binnen mocht gaan om de fijngevoeligheid der Baliërs niet te kwetsen, die by de met blindheid geslagen mannen het sprookje hadden weten ingang te doen vinden, dat dit tegen hunne adat streed en een groote beleediging voor hen was. Hort vóór den overval. Omtrent het voorgevallene met Djilantik reeds te voren met enkele worden geschetst, wordt door de „Soer Ct." nog het volgende schier ongelooflijke meegedeeld: Een oogenblik, enkele uren slechts voor den overval, schynt het, is er geweest, waarin de generaal dan toch werkelyk begon te wan kelen in zyn onverstoorbaar vertrouwen op zyn vriend. Toen is er alarm geblazen en werden de troepen in gevechtstelling opge steld. Maar de „vriend" der Hollanders Dji lantik spoedde zich tot de generaals, om hun zyne verwondering te kennen te geven over dat wantrouwen, zoo geheel ongemotiveerd! „Was er iemand die der Compagnie meer welgezind was dan hy, Djilantik? Was er iemand die meer voor haar had gedaan en nog deed? Immers neen: hoe konden dan zyne vrienden hem zulk een onrecht doen?" Kort en goed, ook nu weder overreedde hy de generaals, den resident, den staf; en het gevolg was, niet alleen dat men zelfs er niet aan dacht om Djilantik onder bewaking in het bivak te houden en hem heel vriendelyk te zeggen: „Nu goed, als dat alles zoo is, dan blyft gy by ons logeeren. Gy kunt er niets op tegen hebben, wanneer ge zoo zeker zyt van uw zaak, dat uw hoofd my borg staat voor onzp veilighoid." En hem dan vooral goed, met geladen ge weren en een officier met revolver naast zich, laten bewaken, natuuriyk met de meest posi tieve order om hem by het eerste verdachte teeken neer te leggen. Dat was toch zeker wel de aangewezen weg! Dc capitulatie van kapitein Lindgreen. De „Java-Crt." van den 7den meldt: Gisteren keerden te halfzes in den namid dag in het bivak terug: kapitein Lindgreen, eerste luitenant Van der Plank, officier van gezondheid Ujlaki, enz. Kapitein Lindgreen voorzien van brief vorst, waarvan, korte inhoud, dat troep na korten stryd krygsgevangen gemaakt, goed be handeld is en thans teruggestuurd wordt, opdat oorlog beëindigd ën oude vriendschap met gouvernement hersteld worde. (Reeds een paar dagen geleden was een brief van het vorstenbestuur ontvangen, houdende aanbie ding om in vriendschap te leven, mits wy ons van Ampenan verwyderden en de be schuldiging. dat wy de vyandeiykheden be gonnen zyn, zoomede de mededeeling dat een door het bestuur gevangengenomen detache ment door hen in gyzeling werd gehouden. Deze brief werd evenals de tweetfe niet be antwoord). Kapitein Lindgreen rapporteert dat luitenant De Graaf op 1 September gesneuveld is en dat hij, ten gevolge van vele gewonden en gebrek aan vivres, water, enz., gecapituleerd heeft onder boding van vryen aftocht, mits tegen overgave van wapens aan Anak Agoeng K'toet, doch in stede daarvan met zyn deta chement gevangen gehouden en gistermiddag te drie uren vry gelaten en tot voor onzen post te Kale geleid is. Te Kaló bleven achter: Europeesch sergeant Schar, en vyftien Inland- sche minderen, die allen gewond zyn. In zyn boven in de eerste plaats genoemd telegram deelt de generaal voorts mede dat het bericht, als zoude de luitenant-kolonel Van Lawick van Pabst na de overrompeling zynerzyds onvolledig zyn ingelicht omtrent den stand van zaken, onjuist is. Toen genoem den hoofdofficier last werd gegeven terug te trekken, was van ontruiming van Tjakra-Negara nog geen sprakede daarna aangewende pogingen om hem bericht te zenden, misluk ten alle. Ook het gerucht, hetwelk o. a. door eenige ingezetenen van Semarang ter kennis van den gouverneur generaal is gebracht, dat den 18den Augustus twee Baliërs zouden zyn ge arresteerd, by zich hebbende brieven met ge gevens aangaande eene samenzwering tot het vermoorden onzer troepen, wordt door gene raal Votter beslist onwaar genoemd. De verrader Djilantik. De „Loc." zegt dat van de door ons ge melde mobiel-verklaring der schuttery te Semarang aldaar niets bekend i6 en dat er ook geene aanleiding toe bestaat. Aan de „Loc." is 30 Aug. uit Soerabaia getelegrapheerd: „Volgens zeven gewonde officieren was het overvallen een vooruit beraamd plan en ver raad van Djilantik. Deze, Zaterdag-morgen by generaal Vetter ontboden, wendde ziekte voor. Generaal Van Ham en de resident van Bali gingen daarop naar hem toe om informatie omtrent de loopende geruchten, dat hy ons wilde aanvallen, doch hy zwoer dat hy niets kwaads in den zin had." Wy veri-.amen dat de onzen drie dagen te voren hoorden van to plegen verraad, doch dat Djilantik geruststellende verzekeringen gaf, zeggende dat hy er dan toch wel iets van zou hebben gehoord. J.-B De schade Ie Mataram. Het „Bat. Hbl." schryft: Wanneer de telegrammen juist zyn en de sultan van Lombok, ondanks de geheel vry- willige uitlevering der krygsgevangenen, ver klaard beeft ons te zullen aanvallen, dan heeft hy als oorlogvoerende party eene vorste- lyko houding aangenomen. Is hot eveneens waar, dat Djilantiek door de marine niet belet is over te steken naar Bali, dan dreigt ons een oorlog aldaar. Uit vertrouwbare bron wordt aan het „Bat. Hbl." medegedeeld dat het vuur van de marine zoowel als dat van onze veld-belege- ringsartillerie in werkelykheid nog zeer weinig schade hebben toegebracht aan de muren der paleizen van Mataram, welke van eene ver bazende zwaarte moeten zyn. Er zullen veld stukken moeten komen van veel zwaarder kaliber, en het geheele succes schynt byna geheel afhankelyk van eene byzonder krachtige, wèl georganiseerde en goedbestuurde artillerie. De kartetsen der marine, welke binnen die gebouwen vallen, aldus wordt ons verzekerd, veroorzaken wel groote schade, verwarring en schrik, maar op de muren zeiven hebben zy geene uitwerking. Men zal artillerie moeten hebben, die alles vergruist wat haren weg verspert. Hel sneuvelen van lnllenanl Abeleven. Luitenant J. W. Abeloven stond, met zyne manschappen, te schieten achter eene lage borstwering, de manschappen geknield, hy voor een oogenblik opgericht. Juist vroeg hy zyn achter hem zittenden jongen om water, toen hy een kogel in den mond kreeg. Val lende werd hy opgenomen door een sergeant en zyn jongen, waarby de sergeant een kogel in de kin kreeg, die verder in de zyde drong van den reeds doodelyk gekwetsten Abeleven. By den dokter gebracht, was hy reeds over leden. Dit als een der vele staaltjes van de koelbloedigheid, waarmede ook de dappere troep van majoor Van Blommensteyn zich tegen den schrikkelyken en onverwachten aanval nog heeft te weer gesteld. nog ccd paar kranige daden. De „Soerab. Ct." schryft: Ik hoorde ver tellen dat de 2de luitenant Vis, wiens geheele sectie gesneuveld was, geruimen tyd zyne twee vuurmonden persooniyk en zonder eenige hulp bediende. Ook deze kranige daad behoort aan de vergetelheid ontrukt te worden, even als de koel berekenende handelwyze van luitenant Timmer by den verraderlyken aanval op Mataram, waarby hy, toen de Baliërs hunne beveiligende muren verlieten om een uitval te doen, de woest tierende bende tot op circa vyftien pas liet naderen en eerst toen haar onthaalde op eene granaatkartets, waardoor allen vielen. Hieraan is het, naar men zegt. te danken, dat de Baliërs zich niet meer buiten hunne muren durfden wagen. Wy wenschen, zegt het „Bat. Hbl.," nog de aandacht te vestigen op de kranige daad van luitenant Broekman, die, naar men ons mededeelt, de sluitstukken van de'beide in het bivak te Mataram achtergelaten veldstukken heeft teruggehaald, nadat de colonne bivak reeds verlaten had. Een Dagorder. Hare Majesteit de Koningin-Weduwe-Regeff* tes betuigde langs telegraphischen weg Hoogst» Derzelver hartelyke deelneming in de op Lom bok geloden verliezen. Aan Generaal Vetter werd opgedragen om dit vernieuwd bewys van belangstelling van Hare Majesteit op den verjaardag van H. M. de Koningin ter tennis te brengen van de troe pen op Lombok en de aldaar verzamelde scheepsmacht, nev ns de ondervolgende dag-' order van den Gouverneur-Generaal: Officieren en Minderen I Het is met groote droefenis, dat ik heb vernomen het sneuvelen en verwonden vac zoovele dapperen, gevallen, niet in eer eerlyken stryd, maar het slachtoffer geworden V3n in hot duister gepleegd verraad. Reeds zyn de versterkingen onderweg, voor een hernieuwd krachtig optreden noodig, en ik houd my er van overtuigd, dat het leger, bygestaan door onze dappere marine, op schitterende wyze zyn roemvollen naam niet alleen zal handhaven, maar dien nader zal weten te bevestigen. Dat de velen, die thans treuren over het verlies van echtgenoot, kind of broeder, ops beuring vinden in de schoone bladzyde, die Gy gaat toevoegen aan 's Lands geschiedenis l Beide Koninginnen en het Vaderland hebben het oog op U gevestigd en bouwen op U Ik had behoefte U dit op dezen dag medu te deelen en stel U voor met my te roepen; Leve de Koningin I Batavia, 31 Augustus 1894. De Gouverneur-Generaal van Nederl.-Indië, Opperbevelhebber van de aldaar aan wezige Zee- en Landmacht, Van der Wijck. In bet „Soer. Hbld." van 3 Sept. leest men Gisteren zyn met de „Bylandt" eenige be dienden en dwangarbeiders van Lombok terug gekomen, die eenige dagen in gevangenschap by de Baliërs hadden doorgebracht. Volgens hen zyn de inlandsche soldaten en dwang arbeiders, die gevangen zyn genomen, ge spaard. Zelfs werden hunne wonden verbonden en kregen zy eene behooriyke voeding. Men heeft hun echter de uniform en de dwang- arbeiders-kloeren ontnomen en in de bekonde Lomboksche soldatcnpakjes, rood buis, roode broek en witte hoofddoek, gekleed. Zy worden gevangengehouden in de poeri. De Europeanen, die levend of gewond in handen van den vyand zyn gevallen, zyn echter allen wreed aardig vermoord. Aan de gevangen soldaten is door de Balineezen afgevraagd of zy de achtergelaten veldstukken konden bedienen. Neen, was hun aller antwoord, wy zyn geen artilleristen; daar moet ge de menscheD met roode topies voor hebben. De stukken, waar de Baliërs zelf niet mee overweg kunnen, staan nu voor de poeri als ornament. De kroonprins K'toet rydt thans eiken d3g op het paard van majoor Blommesteyn, dat levend opgevangen is, door Tjakra-Negara. Mataram en Tjakra-Negara worden door den vyand versterkt. De lyken der gesneuvelden zyn allen begraven, toen zy tot ontbinding begonnen over te gaan, na vooraf uitgeschud te zyn. De buitgemaakte uniformen worden in de poeri bewaard. Volgens het „Soer. Hbld." zyn de man schappen van Goesti Djilantiek by dei. aanval op de colonne Van Lawick van Pabst herkend. Kort voor de Lombok-ramp was het grootste deel der ammunitie, die met de expeditie was meegegeven, weer naar Soerabaia teruggezonden. Volgens een telegram uit Boeleleng in de „Loc." is het vaandel van het 7de bat. niet in handen van den vyand geweest. Voor de Sasakkers zyn te Batavia 1000 trompladers aangevraagd. De „J.-B." van den 5den meldt: Volgens de laatste van Lombok ontvangen berichten is de oude radja gisteravond hertrouwd. Toen kapt. Lindgreen met de zynen uit de gevangenschap in het kamp terugkeerde, wordt aan de „J. B." geseind, weenden allen van blydschap. Door het „Soer.-Hbld." wordt het belang- ryke feit geconstateerd, dat de houding der Sasaks zoo loyaal mogelyk is geweest en zy ons alle hulp h »hben betoond. Tevens hebben zy ons herhaal'it-Jyk voor de Baliurs gewaar schuwd. Aan vier dwangarbeiders, Kasmin, Gasi- mantin, Kasim en Adjin, is geheele kwyt- schelding van straf verleend, omdat zy met levensgevaar op Lombok berichten hebben overgebracht. De loopers binnen de gemeente en de Agen ten van het Leidsch Dagblad buiten Leiden bezorgen op verzoek het Dagblad alléén ties Zaterdag-avonds ad 2'/, Cent per nummer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6