meer kunnen doen. De beide veldstukken te
Tjakra-Negara z\jn echter geheel compleet in
'svyands handen gebleven, de twee andere
te Mataram zijn wel achtergelaten moeten
worden met hunne munitie, maar vooraf on
bruikbaar gemaakt.
Alle bezittingen van de officieren en man
schappen, de kas, de administratie, enz. en
bijna al de wapens der gewonden en gesneu
velden van de colonne Lawick zijn in handen
van den vijand gebleven. De munitie natuur
lijk ook, doch daarvan was reeds een groot
gedeelte verbruikt.
De meeste verliezen zijn geleden door het
6de en het 9de bataljon infanterie. Van de
Amboneesche compagnie van eerstgenoemd
bataljon onder kapitein Führhop zijn nog 29
man in leven, de overigen slapen de eeuwige
rust. Van de compagnie van kapitein Lindgreen
Van het 9de bataljon is nog 25 man in leven,
de anderen liggen op den weg in Tjakra-Negara.
Ook het 7de bataljon heeft zwaar geleden.
De artillerie is bijna geheel vernietigd, op
vier na zijn al hare officieren gesneuveld of
gekwetst. De genie verloor een van haar
drie officieren,
Eene flinke militaire onderscheiding
gevraagd.
De „Soor. Crt." schrijft onder dit opschrift
Met de gekwetsten kwam gisteravond hier
aan oen gewoon Javaansch bediende, de van
Magelang afkomstige Martosewindo, die zijn
moester, den luitenant Jansen, op het oorlogs
veld vergezelde.
Deze gewone bediende was het, die den
majoor en de zijnen tusschen de door hon
derden vijanden bezette muren en den regen
van projectielen door, langs een achteruitgang
van de roemadewa in veiligheid bracht: en
die, toen zijn gewonde luitenant neerviel in
de sloot en daar achterbleef, dezen er uit
redde eD, hem krachtig ondersteunende, hem
bi) het kleine troepje wist te doen blijven.
Toen men eenmaal buiten het godrang was
en meende reeds gered te zijn, zag men eens
klaps den weg voor zich afgesloten. De Bali
neezen hadden in de kampong by voorbaat
alles versperd.
Toen was het wedor dezelfde Martosewindo
die, zich een weg banend, alléén op verken
ning uitging en na een kwartier rondscharre
len, een nieuwen uitgang wist te vinden,
waarop hy terugkeerde om het onder zyne
hoedo genomen troepje en zyn gewonden
meester verder op het pad der redding te ge
leiden. Na tallooze moeilykhoden, allen met
glans overwonnen, slaagde hy er in het troepje
in het vrye veld, op de sawah, te brengen,
en zich toen tot den majoor wendende, liet
hy aan dozen cfo beslissing om den koers te
nemen naar Ampenan of naar Mataram
beiden door hem in richting aangewezen. De
majoor koos het eerste en na een vermoeien-
den tocht van oenige uren bereikte men het
bivak.
Do hem don volgenden dag aangeboden
geldoiyke belooning weigerde de brave Marto
sewindo.
„Geld kan ik altyd nog verdienen," was
zyn antwoord. En hy had geiyk, want met
geld zyn zulke diensten, zulko trouw en toe-
wyding niet te boloonen.
Er is slechts ééne belooning, die d&drvoor
in aanmerking zou kunnen komen, en deze
reclameer ik voor den braven inlander, want
indien aan iemand, dan komt zy aan bom toe.
Het ridderkruis wordt den gewonon inlander,
hoe hy zich ook onderscheide door moed, be
leid en trouw, myns inziens zeer ten onrechte,
niet waardig gekeurd, en dus dit vraag ik niet.
Maar op de medaille, die het kruis voor don
inlander vervangt, daérop heeft Martosewindo
onbodongon en ten volle recht en daarom recla-
meer ik althans die voor hem.
De generaals Vetter en Van Haat
verdedigd.
Ook de hoofdredacteur van de „Loc." moet
erkonnon, dat het hoofdkwartier te Tjakra-
Nogara reeds eeDige dagen vóór den 25sten
Augustus geruchten vernomen had omtrent
vyandige voornemens der Bailors. Goesti
Djllantik echter, van Karang Asem, die de
tusschenpersoon was voor vele besprekingen
tusschen het hoofdkwartier en den vorst van
Lombok, bleef door zyne onbevangen houding
vertrouwen inboezemen.
Maar verder volgt daarop:
Men goloove toch niets van de geruchten, dat
de generaals Vetter en Van Ham in deze en
vele andere zaken tegenover elkaar zouden
hebben gestaan en dat daarvan uit brieven
der laatsten zou zyn gebleken. Ik kan dit op
de moest besliste wyzo tegenspreken. Het
behoort tot de ontelbare cancans, waarmede
personon, die zich interessaut willen maken of
die byzonder scherp van begrip willen schynen,
nu komen aandragen. Generaal Van Ham zoowel
als generaal Vetter liep hoog weg met Djilantik
on beschouwde hem als den ons welgezinden
en bekwamen tusschenpessoon om de zaken te
Lombok tot een goed einde te brengen.
Niettomin noopton de vernomon geruchten in
den loop van Zaterdag 25 Augustus tot bet
nemen van eenige voorzorgen. Vooreerst ver
huisde het hoofdkwartier uit de Poeri naar het
bivak. Het bivak was nl. opgeslagen buiten de
gebouwen der Poeri, en bostond uit twee ge
deelten, óén hooger gelegen, dat was omgeven
door een muur ongevoor ter manshoogte en
daarom de „bonteng" werd genoemd, en een
daarom heen liggend in halven cirkel uitge
spreid kamp, dat tot dicht by de muren van het
paleis kwam. De generaals met hunne adju
danten en de staf logeerden echter in kamers
van de Poeri, generaal Van Ham en gonoraal
Votter in kamers naast elkaar, majoor Hamer
ster naar ik meen in de kamer van eerstge
noemde, do adjudanten in een ander gebouw
▼an de Poeri. Tevens gebruikte het hoofd
kwartier daar zyne maaltyden. Deze woon-
verbiy ven nu werden Zaterdag door het hoofd
kwartier verlaten, dat verhuisde naar de
benteng van het kampement. Tevens werden,
wyi het hier liggende 6de bataljon naar men
weet door het afzenden der colonne Byieveldt
(stafofficier kapitein Wiersma) met twee com
pagnieën was verminderd, óén compagnie van
het te Mataram liggende zevende benevens
twee stukken veldartillerie naar Tjakra-Negara
ontboden.
Zaterdagavond op den gewonen tyd gingen
de hoofdofficieren nog als altyd in de Poeri
hunnen maaltyd gebruiken. Moet men deze
houding, na de loopende geruchten, roekeloos
achten? Ik geloof juist het omgekeerde. Om
zuiver te oordeelen, moet men zich geheel
weten los te maken van het après coup. Wie
dat niet kan, oordeelt per se onbiliyk. Indien
or van slechte plannen der Baliërs iets aan
was, dan moest, in afwachting van nader te
nemen veiligheidsmaatregelen, eene kalme,
onverschrokken houding nog het meest by-
brengen om hen tydelyk in toom te houden.
De generaals konden onmogeiyk weten, dat
alles reeds zoo deugdeiyk was voorbereid.
Hadden zy dat geweten, ja, dan ware zeker
reeds Zaterdag een terugtrekken door hen
gelast op Mataram.
Maar nu er slechts geruchten liepen, en
meesterlyke veinzery van een schynbaar ons
voortrefFeiyk gezinden Baliör hen moest doen
gelooven hier slechts te doen te hebben met
praatjes, zooals by een verbiy f te midden van
een vyandig land altyd loopen, konden zy toen
ik vraag het in gemoede door een over
haasten aftocht, zegge vlucht, alleen op grond
van geruchten, zich in de oogen van vriend
en vyand belacheiyk maken? Men zou, indien
dan eens geen aanval was gevolgd, van de
stuurlui aan wal, die thans de roekeloosheid
der hoofdoffloioren en die van den staf (zyn
dezen dan allen zoo dom geweest?) veroordeelen,
eens iets gehoord hebben I Wegwerpen van
ons prestige, slechte politiek, wanbeleid, ja
lafhartigheid zou men hun voor de voeten
hebben goworpen. Thans, nu het verraad
werkelijk biykt te hebben bestaan, is het voor
ons gemakkeiyk oreeren over roekeloosheid;
maar de generaals konden vóór het drama
die zekerheid niet hebben. Hoe verbaasd hebben
niet wy allen hier over do uitbarsting ge
staan; hoeveel te minder moesten zy, die
van den juisten weg werden gebracht door
oen biykbaar geslepen veinzaard, welke nu
eenmaal hun aller vertrouwen had weten
te verwerven, hoeveel te minder moesten
zij aan de waarschyniykbeid van zulk een
vreeseiyken aanval gelooven? En, ik herhaal,
zonder die waarschyniykheid, ja ik mag
zeggen zonder die zekerheid, zou een over
haast met pak en zak terugtrekken eene
enorme politieke fout, zoo geen vreesachtig
heid zyn geweest. Vetter en Van Ham zyn
beiden geworden wat ieder eeriyk man in
het leven kan wordenslachtoffers van
gruweiyk bedrog. Wie dit beseft, werpe geene
steenen, evenmin op het ïyk van den ge
sneuvelde, als op het reeds zoo zwaar ge
troffen hoofd van den overlevende.
Dat generaal Van Ham zich nog ter plaatse
bevond, was overigens nog een toeval. Beide
generaals waren reeds een paar weken vroeger
overeengekomen dat, by den uitstekenden en
vreedzamen loop der expeditio, een tweede
bevelhebber niet moor noodig was en generaal
Vetter had dus naar Batavia het voorstel
gedaan, generaal Van Ham den 22sten met
een deel der troepen naar Java te doen ver
trekken. Was van Java tydig het verwachte
telegraphische antwoord gekomen, dan zat
generaal Van Ham thans te midden van zyn
gezin, in stede van met vele lotgenooten te
rusten in een grafkuil by Mataram.
Eene andere lezing.
Wie de gewoonten in de Indische journa
listiek kent, zal zich volkomen kunnen be-
grypen, dat de heer Bartholds deze woorden
van den heer Brooshooft niet onbeantwoord
heeft gelaten. Hy weerlegt deze in een artikel,
dat ton deele reeds vroeger vermelde feiten
bevat, maar ook eenige nieuwe.
Dat behalve de staf niemand op Lombok dupe
was van de schynbaar harteiyke ontvangst,
zoo 8cbryft hy, hebben wy reeds den llden Aug.
aangetoond. De beide generaals, het bestuur
en do stafofficieren alleen werden misleid. Wel
konden de anderen tot weinige dagen voor de
ramp niet voorzien dat de catastrophe zóó naby
was, maar zy voelden op grond van hetgeen
zy waarnamen, dat er iets niet in het reine was.
En later bleven de meest positieve waar
schuwingen niet uit, zooals wy thans zullen
aantoonen.
Vrydag-morgen deelde de Arabische agent
van de Paketvaartmaatschappü aan den kapi
tein der genie Ruempol te Ampenan mede,
dat in den nacht een aanval op de bivaks
zou worden gedaan. Kapitein Ruempol bracht
te paard die waarschuwing over aan den be
velhebber. Doch in weerwil van die waar
schuwing, die dan toch niet vaag was, werd
niets gedaan.
In den middag van dienzelfden Vrijdag, 24
Augustus, siramde een dwangarbeider den
weg voor het bivak. Een Baliör kwam aan,
wilde niet opzy gaan en kreeg oenige drup
pels water tegen zyn lyf. Onmiddellyk trok
hy zyn klewang en vloog den dwangarbeider
aan, die zich met zyn kapmes verdedigde. De
wacht schoot toe en arresteerde den dwang
arbeider. Maar met de wacht schoten ook
duizenden zwaar gewapende Balineezen uit
alle hoeken en gateu te voorschyn en wilden
onder vreeseiyk misbaar de wachthebbendon
aanvallen. Onmiddellyk werd nu alarm ge
blazen, hetgeen de aanvallers nog deed af
deinzen. Maar was deze waarschuwing vaag
De bevelhebbers werden wel eenigszins on
gerust. Doch om hun twyfel op te helderen,
kozen zy den allerslechtsten weg. Generaal
Van Ham en resident Dannenbargh begaven
zich naar Goesti Djilantiek en vroegen hem
opheldering. Waren zy daar aan het goede
kantoor?
Zaterdag-morgen werd Goesti Djilantiek ge
roepen namens den bevelhebber. Het antwoord
luidde dat hy ziek was en niet komen kon.
Een dokter werd gezonden naar Djilantieks
verbiyf naast dat der generaals en toen bleek
het dat Djilantiek niet ziek was, maar de
kampong verlaten had.
Kapitein Manders zat voor de Poeri binnen
den ringmuur de oorlogsschatting te tellen
en hem werd toen uit de Poeri zelve een ledigo
jeneverflesch naar het hoofd geworpen. Toe
kende zoo iets niet duidelyk de gezindheid,
die in het paleis heerschte?
Eenige dagen voor den aanval deed de staf
aan de drie bivaks de order toekomen om de
meeste waakzaamheid te betrachten. Men ver
moedde in het hoofdkwartier dus onraad. Maar
waarom werden toen niet tevens de bivaks
verplaatst? Ongeveer tien minuten bezuiden
Tjakra ligt een hoog terrein met water, waarom
niet daarheen opgerukt, maar gebleven in de
bivaks, waar zelfs geen druppel water te vin
den was en waar men dus dadelyk in de
ongelukkigste omstandigheden zou verkeeren?
Zaterdag-avond trok generaal Vetter met
Van Ham en resident Dannenborgh uit hun
logies in het daartegenover gelegen bivak,
dat omringd was door een lagen muur en
geheel bestreken werd door de muren van
de Poeri en de zuideiyk gelegen kampongs.
Men vermoedde dus eindeiyk spoedig onraad.
Waarom werd toen niet dadeiyk de onmid
dellyk naast het bivak gelegen dewa be
trokken, waarin de troepen veilig waren ge
weest
Toen de aanval plaats had, toen onze troe
pen reeds weerloos werden afgemaakt, vroeg
luitenant Boerma den ingang der poeri, waaruit
het moordend vuur kwam, stuk te schieten.
De Amboneezen-compagmeën brulden haar ver
langen om de Poeri binnen te dringen uit.
„Als gy niet durft, dan zullen wy Amboneezen
wel alleen den vyand uit de Poeri jagen!"
Maar dat moordhol scheen in de oogen van
onze bevelhebbers heilig te zyn.
En de heer Barthelds eindigt:
Ik heb zeker evenveel eerbied en sympathie
voor de generaals Vetter en Van Ham als de
hoofdredacteur van do „Locomotiof". Onder
beide generaals heb ik als officier gediend
en heb hen doen leeren eeren en w*ardeeren.
Maar dit mag voor my geene reden zyn om de
gebeurtenissen anders voor te stellen dan my
door tal van ooggetuigen is meegedeeld.
Het onbegrypelykste is wel, dat de omge
ving der kampementen, die in zulk een ge-
vaarlyke positie belegerd waren, niet is door
zocht, dat noch Mataram noch Tjakra-Negara
een onderwerp van nauwkeurig onderzoek
zyn geweest en by den generalen staf niets
bekend was van hetgeen achter de hooge
muren der Balische woningen voorviel, ja
geen der onzen daar binnen mocht gaan
om de fijngevoeligheid der Baliërs niet te
kwetsen, die by de met blindheid geslagen
mannen het sprookje hadden weten ingang
te doen vinden, dat dit tegen hunne adat
streed en een groote beleediging voor hen was.
Hort vóór den overval.
Omtrent het voorgevallene met Djilantik
reeds te voren met enkele worden geschetst,
wordt door de „Soer Ct." nog het volgende
schier ongelooflijke meegedeeld:
Een oogenblik, enkele uren slechts voor
den overval, schynt het, is er geweest, waarin
de generaal dan toch werkelyk begon te wan
kelen in zyn onverstoorbaar vertrouwen op
zyn vriend. Toen is er alarm geblazen en
werden de troepen in gevechtstelling opge
steld. Maar de „vriend" der Hollanders Dji
lantik spoedde zich tot de generaals, om hun
zyne verwondering te kennen te geven over
dat wantrouwen, zoo geheel ongemotiveerd!
„Was er iemand die der Compagnie meer
welgezind was dan hy, Djilantik? Was er
iemand die meer voor haar had gedaan en
nog deed? Immers neen: hoe konden dan
zyne vrienden hem zulk een onrecht doen?"
Kort en goed, ook nu weder overreedde hy
de generaals, den resident, den staf; en het
gevolg was, niet alleen dat men zelfs er niet
aan dacht om Djilantik onder bewaking in
het bivak te houden en hem heel vriendelyk
te zeggen: „Nu goed, als dat alles zoo is,
dan blyft gy by ons logeeren.
Gy kunt er niets op tegen hebben, wanneer
ge zoo zeker zyt van uw zaak, dat uw hoofd
my borg staat voor onzp veilighoid."
En hem dan vooral goed, met geladen ge
weren en een officier met revolver naast zich,
laten bewaken, natuuriyk met de meest posi
tieve order om hem by het eerste verdachte
teeken neer te leggen.
Dat was toch zeker wel de aangewezen weg!
Dc capitulatie van kapitein Lindgreen.
De „Java-Crt." van den 7den meldt:
Gisteren keerden te halfzes in den namid
dag in het bivak terug: kapitein Lindgreen,
eerste luitenant Van der Plank, officier van
gezondheid Ujlaki, enz.
Kapitein Lindgreen voorzien van brief vorst,
waarvan, korte inhoud, dat troep na korten
stryd krygsgevangen gemaakt, goed be
handeld is en thans teruggestuurd wordt,
opdat oorlog beëindigd ën oude vriendschap
met gouvernement hersteld worde. (Reeds een
paar dagen geleden was een brief van het
vorstenbestuur ontvangen, houdende aanbie
ding om in vriendschap te leven, mits wy
ons van Ampenan verwyderden en de be
schuldiging. dat wy de vyandeiykheden be
gonnen zyn, zoomede de mededeeling dat een
door het bestuur gevangengenomen detache
ment door hen in gyzeling werd gehouden.
Deze brief werd evenals de tweetfe niet be
antwoord).
Kapitein Lindgreen rapporteert dat luitenant
De Graaf op 1 September gesneuveld is en
dat hij, ten gevolge van vele gewonden en
gebrek aan vivres, water, enz., gecapituleerd
heeft onder boding van vryen aftocht, mits
tegen overgave van wapens aan Anak Agoeng
K'toet, doch in stede daarvan met zyn deta
chement gevangen gehouden en gistermiddag
te drie uren vry gelaten en tot voor onzen post
te Kale geleid is. Te Kaló bleven achter:
Europeesch sergeant Schar, en vyftien Inland-
sche minderen, die allen gewond zyn.
In zyn boven in de eerste plaats genoemd
telegram deelt de generaal voorts mede dat
het bericht, als zoude de luitenant-kolonel
Van Lawick van Pabst na de overrompeling
zynerzyds onvolledig zyn ingelicht omtrent
den stand van zaken, onjuist is. Toen genoem
den hoofdofficier last werd gegeven terug te
trekken, was van ontruiming van Tjakra-Negara
nog geen sprakede daarna aangewende
pogingen om hem bericht te zenden, misluk
ten alle.
Ook het gerucht, hetwelk o. a. door eenige
ingezetenen van Semarang ter kennis van
den gouverneur generaal is gebracht, dat den
18den Augustus twee Baliërs zouden zyn ge
arresteerd, by zich hebbende brieven met ge
gevens aangaande eene samenzwering tot het
vermoorden onzer troepen, wordt door gene
raal Votter beslist onwaar genoemd.
De verrader Djilantik.
De „Loc." zegt dat van de door ons ge
melde mobiel-verklaring der schuttery te
Semarang aldaar niets bekend i6 en dat er ook
geene aanleiding toe bestaat.
Aan de „Loc." is 30 Aug. uit Soerabaia
getelegrapheerd:
„Volgens zeven gewonde officieren was het
overvallen een vooruit beraamd plan en ver
raad van Djilantik. Deze, Zaterdag-morgen by
generaal Vetter ontboden, wendde ziekte voor.
Generaal Van Ham en de resident van Bali
gingen daarop naar hem toe om informatie
omtrent de loopende geruchten, dat hy ons
wilde aanvallen, doch hy zwoer dat hy niets
kwaads in den zin had."
Wy veri-.amen dat de onzen drie dagen te
voren hoorden van to plegen verraad, doch dat
Djilantik geruststellende verzekeringen gaf,
zeggende dat hy er dan toch wel iets van
zou hebben gehoord. J.-B
De schade Ie Mataram.
Het „Bat. Hbl." schryft:
Wanneer de telegrammen juist zyn en de
sultan van Lombok, ondanks de geheel vry-
willige uitlevering der krygsgevangenen, ver
klaard beeft ons te zullen aanvallen, dan
heeft hy als oorlogvoerende party eene vorste-
lyko houding aangenomen. Is hot eveneens
waar, dat Djilantiek door de marine niet belet
is over te steken naar Bali, dan dreigt ons
een oorlog aldaar.
Uit vertrouwbare bron wordt aan het
„Bat. Hbl." medegedeeld dat het vuur van de
marine zoowel als dat van onze veld-belege-
ringsartillerie in werkelykheid nog zeer weinig
schade hebben toegebracht aan de muren der
paleizen van Mataram, welke van eene ver
bazende zwaarte moeten zyn. Er zullen veld
stukken moeten komen van veel zwaarder
kaliber, en het geheele succes schynt byna
geheel afhankelyk van eene byzonder krachtige,
wèl georganiseerde en goedbestuurde artillerie.
De kartetsen der marine, welke binnen die
gebouwen vallen, aldus wordt ons verzekerd,
veroorzaken wel groote schade, verwarring
en schrik, maar op de muren zeiven hebben
zy geene uitwerking. Men zal artillerie moeten
hebben, die alles vergruist wat haren weg
verspert.
Hel sneuvelen van lnllenanl Abeleven.
Luitenant J. W. Abeloven stond, met zyne
manschappen, te schieten achter eene lage
borstwering, de manschappen geknield, hy
voor een oogenblik opgericht. Juist vroeg hy
zyn achter hem zittenden jongen om water,
toen hy een kogel in den mond kreeg. Val
lende werd hy opgenomen door een sergeant
en zyn jongen, waarby de sergeant een kogel
in de kin kreeg, die verder in de zyde drong
van den reeds doodelyk gekwetsten Abeleven.
By den dokter gebracht, was hy reeds over
leden. Dit als een der vele staaltjes van de
koelbloedigheid, waarmede ook de dappere
troep van majoor Van Blommensteyn zich
tegen den schrikkelyken en onverwachten
aanval nog heeft te weer gesteld.
nog ccd paar kranige daden.
De „Soerab. Ct." schryft: Ik hoorde ver
tellen dat de 2de luitenant Vis, wiens geheele
sectie gesneuveld was, geruimen tyd zyne
twee vuurmonden persooniyk en zonder eenige
hulp bediende. Ook deze kranige daad behoort
aan de vergetelheid ontrukt te worden, even
als de koel berekenende handelwyze van
luitenant Timmer by den verraderlyken aanval
op Mataram, waarby hy, toen de Baliërs hunne
beveiligende muren verlieten om een uitval
te doen, de woest tierende bende tot op circa
vyftien pas liet naderen en eerst toen haar
onthaalde op eene granaatkartets, waardoor
allen vielen. Hieraan is het, naar men zegt.
te danken, dat de Baliërs zich niet meer
buiten hunne muren durfden wagen.
Wy wenschen, zegt het „Bat. Hbl.," nog
de aandacht te vestigen op de kranige daad
van luitenant Broekman, die, naar men ons
mededeelt, de sluitstukken van de'beide in
het bivak te Mataram achtergelaten veldstukken
heeft teruggehaald, nadat de colonne
bivak reeds verlaten had.
Een Dagorder.
Hare Majesteit de Koningin-Weduwe-Regeff*
tes betuigde langs telegraphischen weg Hoogst»
Derzelver hartelyke deelneming in de op Lom
bok geloden verliezen.
Aan Generaal Vetter werd opgedragen om
dit vernieuwd bewys van belangstelling van
Hare Majesteit op den verjaardag van H. M. de
Koningin ter tennis te brengen van de troe
pen op Lombok en de aldaar verzamelde
scheepsmacht, nev ns de ondervolgende dag-'
order van den Gouverneur-Generaal:
Officieren en Minderen I
Het is met groote droefenis, dat ik heb
vernomen het sneuvelen en verwonden vac
zoovele dapperen, gevallen, niet in eer
eerlyken stryd, maar het slachtoffer geworden
V3n in hot duister gepleegd verraad.
Reeds zyn de versterkingen onderweg, voor
een hernieuwd krachtig optreden noodig, en
ik houd my er van overtuigd, dat het leger,
bygestaan door onze dappere marine, op
schitterende wyze zyn roemvollen naam niet
alleen zal handhaven, maar dien nader zal
weten te bevestigen.
Dat de velen, die thans treuren over het
verlies van echtgenoot, kind of broeder, ops
beuring vinden in de schoone bladzyde, die
Gy gaat toevoegen aan 's Lands geschiedenis l
Beide Koninginnen en het Vaderland hebben
het oog op U gevestigd en bouwen op U
Ik had behoefte U dit op dezen dag medu
te deelen en stel U voor met my te roepen;
Leve de Koningin I
Batavia, 31 Augustus 1894.
De Gouverneur-Generaal van Nederl.-Indië,
Opperbevelhebber van de aldaar aan
wezige Zee- en Landmacht,
Van der Wijck.
In bet „Soer. Hbld." van 3 Sept. leest men
Gisteren zyn met de „Bylandt" eenige be
dienden en dwangarbeiders van Lombok terug
gekomen, die eenige dagen in gevangenschap
by de Baliërs hadden doorgebracht. Volgens
hen zyn de inlandsche soldaten en dwang
arbeiders, die gevangen zyn genomen, ge
spaard. Zelfs werden hunne wonden verbonden
en kregen zy eene behooriyke voeding. Men
heeft hun echter de uniform en de dwang-
arbeiders-kloeren ontnomen en in de bekonde
Lomboksche soldatcnpakjes, rood buis, roode
broek en witte hoofddoek, gekleed. Zy worden
gevangengehouden in de poeri. De Europeanen,
die levend of gewond in handen van den
vyand zyn gevallen, zyn echter allen wreed
aardig vermoord. Aan de gevangen soldaten
is door de Balineezen afgevraagd of zy de
achtergelaten veldstukken konden bedienen.
Neen, was hun aller antwoord, wy zyn geen
artilleristen; daar moet ge de menscheD met
roode topies voor hebben. De stukken, waar
de Baliërs zelf niet mee overweg kunnen,
staan nu voor de poeri als ornament. De
kroonprins K'toet rydt thans eiken d3g op
het paard van majoor Blommesteyn, dat
levend opgevangen is, door Tjakra-Negara.
Mataram en Tjakra-Negara worden door den
vyand versterkt. De lyken der gesneuvelden
zyn allen begraven, toen zy tot ontbinding
begonnen over te gaan, na vooraf uitgeschud
te zyn. De buitgemaakte uniformen worden
in de poeri bewaard.
Volgens het „Soer. Hbld." zyn de man
schappen van Goesti Djilantiek by dei. aanval
op de colonne Van Lawick van Pabst herkend.
Kort voor de Lombok-ramp was het
grootste deel der ammunitie, die met de
expeditie was meegegeven, weer naar Soerabaia
teruggezonden.
Volgens een telegram uit Boeleleng in
de „Loc." is het vaandel van het 7de bat.
niet in handen van den vyand geweest.
Voor de Sasakkers zyn te Batavia 1000
trompladers aangevraagd.
De „J.-B." van den 5den meldt: Volgens
de laatste van Lombok ontvangen berichten
is de oude radja gisteravond hertrouwd.
Toen kapt. Lindgreen met de zynen uit
de gevangenschap in het kamp terugkeerde,
wordt aan de „J. B." geseind, weenden allen
van blydschap.
Door het „Soer.-Hbld." wordt het belang-
ryke feit geconstateerd, dat de houding der
Sasaks zoo loyaal mogelyk is geweest en zy
ons alle hulp h »hben betoond. Tevens hebben
zy ons herhaal'it-Jyk voor de Baliurs gewaar
schuwd.
Aan vier dwangarbeiders, Kasmin, Gasi-
mantin, Kasim en Adjin, is geheele kwyt-
schelding van straf verleend, omdat zy met
levensgevaar op Lombok berichten hebben
overgebracht.
De loopers binnen de
gemeente en de Agen
ten van het Leidsch
Dagblad buiten Leiden bezorgen
op verzoek het Dagblad alléén
ties Zaterdag-avonds ad
2'/, Cent per nummer.