N°. 10623. A0.1894, <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dinsdag O October. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 4 4 Eranco per postS t Afzonderlijke f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17|. Grootere lettors naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. De Lombok-expeditie. De Indische bladen, gisteren met de Neder- lahdsche en Fransche mails aangebracht, bevatten nadere bijzonderheden over den strijd op Lombok. Het is onmogelijk alle berichten en brieven op te nemen, welke wij in de bladen aantreffen omtrent den aanval in den nacht van 25 op 26 Augustus. Op tal van zaken, waaromtrent men tot hiertoe in het duistere verkeerde, wordt door deze bijzonderheden een helder licht geworpen en niet langer behoeft men zich af te vragen of het gepleegde verraad niet het gevolg is geweest van hot gemis aan beleid der onzen. Uit hetgeen de toongevende Indische bladen daaromtrent meedeelen, moge ieder voorloopig self zijne conclusies trekken! De particuliere corrispondent van het „Ba- taviaasch Nieuwsblad" schrijft: Merkwaardig is hot, dat de oude Radja zoo verbazend moeilijk afstand kan doen van zijn geld. Bij herhaling drong de opperbevelhebber op betaling aan, zonder dat er iets binnenkwam eindelijk echter begon Z. H. te betalen, maar er zullen nog wel vele dagen moeten verloopen voor en aleer alles binnen is. Tot nog toe schijnt de staf niet te weten, waar de oude Radja zijne schatten bergt; wel vond men in de nabijheid van den lusttuin, die achter de Poeri (het paleis) te Tjakra ligt, verschillende stevige, goed sluitbare magazijnen, maar zij bleken allen ledig te zijn, op één na, dat men niet voor ons ontsloot, aangezien daarin Vaatjes buskruit geborgen waren, die wij ïiiet mochten zien; in de onmiddellijke om geving van dit laatstbedoeld gebouwtje lagen eenige stapels lood, klaarblijkelijk bestemd tot vervaardiging van kogels, volgens zeggen van de gidsen, waren de thans ledige maga zijnen vroeger met geld gevuld, doch al dat geld was reeds uitgegeven. Uit door mij genomen informatiön is nu geblekeq dat de Radja nabjj zijne Poeri verschillonde onder- aardsche vertrekken bezit, waarin do schatten bewaard en tevens de talrijke vuurwapenen geborgen worden, alles heel netjes gearran geerd. Volgens iemand, die het weten kan, bezat de vorst vroeger ruim 90 millioen gulden, maar dat kapitaal is nu tot 30 a 40 millioen geslonken, wegens de groote uitgaven, die hjj zich getroosten moest voor den oorlog tegen de Sasaks. Niet alleen gaf hy veel gold uit om zich te wapenen, maar ook trachtte hij door giften de bevriende Sasaks aan zich te binden en hun aantal door overloopers te vergrooten. Het getal geweren, dat hij nog verborgen houdt, bedraagt volgens den even- bedoelden persoon ruim 10,000 (tien duizend). Toorlooplge maatregelen. Ten einde de rust en de orde op Lombok 'geheel te herstellen, zond generaal Vetter twee colonnes uit. De eene, gecommandeerd door den luitenant-kolonel Van Lawick van Pabst, ging naar Batoe-Klian, dat niet ver van Kotta Radja ligt, en do andere, onder overste Van BiJlevelt, naar Praja. Beide colonnes zijn sterk twee compagnieën infanterie en eene sectie bergartilleriezij kregen last om de Balische troepen, die zich nog in de voorpostenstelling bevonden, te doen terugtrekken en tevens een eind te maken aan alle vijandelijkheden, zoodat zij dus ook de slechting der wederzijdsche versterkingen moesten vorderen. Elke colonne nam voor 8 dagen vivres mede, terwyl de colonne-commandanten werden gemachtigd om, zoo zy een langer verbiyf noolig achtten, eene nieuwe hoeveelheid vivres aan te vragen. De luitenant-kolonel Van Pabst ontving buitendien den last, om een zekeren Kraen Gonori, die zich by de Sasaks aanhang had verworven en verzet tegen ons gouvernement predikte, dood of levend in beslag te nemen. Deze Kraen, een Boniër, was van Makassar komen afzakken, toen hy van onze landing te Ampenan vernam, en stelde zich niets meer en niets minder voor dan zich tot Radja van de Sasaks te laten uitroepen. Hy maakte den dommen lieden wys, dat hy van vorstelyken bloede was en tevens onkwetsbaar, terwyi by met zyn klewang met eiken slag vyftigmen- schen vernietigen kon. Gaandeweg verwierf hy zich meer aanhang en, toen de opperbe velhebber, die reeds het nooaige omtrent dien Kraen vernomen had, ter Oostkust arriveerde, gelastte hy den Sasakshoofden dien oproerling dood of levend aan hem uit te leveren. Aan dien last willende voldoen, trokken de Sasaks een paar malen tegen hem op, maar keerden telkens onverrichterzake terug, aan gezien iedereen even bevreesd was om dien onkwetsbaren man met zyn wonderklewang te genaken, zoodat de generaal te Ampenan terugkeerde zonder dat men aan zyn stellig bevel had voldaan. Dit gaf hem aanleiding tot het beramen van een plan, dat uitgevoerd zou moeten worden, indien de macht van Gonori aanmerkelyk mocht toenemen, en be stond in hoofdzaak daarin, dat eene sterke macht te Pidjoe of Laboean-Hadji (ter oost kust) landen zou, om, in verband met de colonnes Byievelt en Yan Pabst, tegen den oproerling te ageeren. Gelukkig echter kwam den dag voor het oprukken der laatste be doelde colonnes het bericht, dat men er in geslaagd was Gonori te dooden. Lieden van Praja begaven zich daartoe naar Gonori en toen zy hem by herhaling gesommeerd had den hen te volgen, zonder dat hy daaraan voldeed, velden zy hem met geweerschoten ter aarde, zoodat hy, door een 16 tal kogels doorboord, den geest gaf. Overigens gaat alles den gewonen gang en worden verschillende voorbereidende maat regelen genomen omtrent don terugkeer der troepen naar Java. Alle op Midden Javathuis- behoorende militairen zullen te Soerabaia debar- keeren; het transport derwaarts zal echter by gedeelten geschieden. Iets anders, waarop ik in myn volgend artikel zal terugkomen, is het feit, dat het terugtrekken der Balische voorposten naar Tjakra my zeer gevaariyk schynt; onze bivaJcs zvjn open en bloot en ale nu die teruggetrokken troepen met hun Radja'sdie door dit terug trekken van hunne positie worden beroofdeens wraak namen en ons overvallenwat dan? Zelfvertrouwen is goed} maar daarin moeten we niet te ver gaan. De overval. Onder dit opschrift schryft het „Soer. Hand." o. m., na aangetoond te hebben hoe de autori teiten op Lombok zich door de Baliërs hebben laten inpalmen: Hoe men zoo kortzichtig kwam? Wy weten nóch begrijpen het. Yan Sasaksche zyde zyn meer dan eens waarschuwingen gekomen. Doch het scheen dat de beide bevelhebbers, zoowel als de staf en het bestuur met blind heid waren geslagen. Generaal Vetter en Yan Ham zagen in de Balische schurkon onze beste en meest vertrouwde vriendengeneraal Yan Ham vertelde zelfs met zeker welgevallen dat Goesti Djelantiek meer van hem dan van zyn eigen vader hield. Dat had de bandiet hem op de mouw gespeld en werd ook door Van Ham geloofd. Eerst in den avond van Zaterdag 25 Augus tus, eenige uren voor den aanval, nam de generaal een enkelen voorzorgsmaatregel door het stafbivak, dat op een twintig passen van het bivak van het 6de bataljon lag, te ver laten en zich by de troepen te voegen. Vyan- deiykheden waren toen nog niet gepleegd; ofschoon allo troepen van den vyand reeds geconcentreerd waren om de bivaks, konden zelfs nog om zeven uren de reeds ingepakte ƒ240,000. van de oorlogsschatting rustig uit Tjakra-Negara gehaald en naar Mataram wor den gebracht. Do nacht werd dan ook kalm ingegaan en het scheen dat Djelantiek, die generaal Vetter had verzekerd dat er niets zou gebeuren en dat alle geruchten omtrent voorgenomen vyandelykheden maar praatjes waren, nog maals geiyk had gehad. Doch even voor middernacht kwam er van achter den hoogen, één meter dikken muur van den Hoeri te Tjakra Negara, waar ods bivak tegen aan lag, een overstelpend vuur. Lillas, trompladers, repeteer- en achterlaadgeweren braakten een regen van projectielen uit over de onzen, die geen vyand zagen om aan te vallen; terwyl duivelsch geschreeuw en gekrysch en heftig slaan op de tong tong do daar blik baar verzamelde menigte aanvuurde tot razerny, barstte tegelykerty'd een oorverdoovend vuur los bovenop en door schietgaten in de muren. Een kogelregen viel neer op het (lage) bivak en maakte terstond vele dooden en gekwet sten. Tegeiykertyd werden alle paarden, die gemakkeiyk waren te treffen, doodgescho ten. Dit alles, onverwacht, in het nachtelyk duister, zonder dat eenige tegenaanval tegen de vernietiging van achter de hooge muren mogeiyk was, zou den stoutmoedigste heb ben doen sidderen. Niettemin gedroeg het mag te midden onzer smart met trots worden gezegd de geheele troep zich met mannen moed. Onder de orders van de uit de benteng snel toegeschoten officieren, werd zooveel mogelyk het vuur naar boven de muren teruggegeven, de gekwetsten werden achteruit gebracht en verzorgd; kortom: in de steeds voortgaande vernieling toonde men zich als mannen, het dapperste leger ter wereld waardig. Niettemin werd de toestand, vooral in het lage bivak, onhoudbaar. Steeds vielen meer dooden en gekwetsten, de ammunitie begon te ontbreken, eten en drinken was er in 't ge heel niet meer. Te vier uren 's nachts werd daarom besloten, alle dooden en gekwetsten over te biengen naar het verhoogde bivak en zich daarin samen te trekken. Daar was men tydeiyk wat veiliger. In de Poeri hoorde men nu grootere gaten in de muren hakken, om hot bivak, dat slechts omgeven was door een muur ongeveer ter hoogte van eene mans- borst, des te heftiger te kunnen beschieten In den vroegen morgen bleek de toestand ook hier onhoudbaar. Te 6 uren waren er 16 dooden en 87 gekwetsten, op ongeveer 250 man. Na raadpleging met zyn 2den bevel hebber besloot generaal Yetter, dat men moest zien weg te komen naar Mataram, van waar eveneens een hevig vuur werd gehoord. Eerst is generaal Yetter vertrokken met een 70 man, later generaal Yan Ham met een kleine 60. Ik vermoed dat de beide bevel hebbers aldus zyn overeengekomen, om des te meer kans te houden dat slechts één van hen sneuvelde en de ander zou overblyven voor het commando. De dooden werden in het verhoogde bivak begraven in een grooten kuil, waarby, onder het vuur van den vyand, en men begrypt met welke diepe ontroering, onzo brave predikant Rogge nog eene toe spraak hield. De afdeeling-Vetter was vertrokken in den loop van den morgen; generaal Van Ham, met ds. Roggen en de 3de sectie van de 4de compagnie 6de bataljon vertrokken in don middag. Dood van generaal Van Ham. Met groote kalmte verliet generaal Van Ham, te midden van het oorverdoovend schieten, den nauwen uitgang. Nauwelyks 20 meters ver geloopen hebbende, kreeg hy een schot door den linkerarm in do borst en een ander in den buik. Tot zyn jongen, die hem verge zelde en eergisteren behouden by de familie Yan Ham is teruggekomen,""zeide hy: „akoe soeda kena pelior", en werd terstond door den sergeant der artillerie Visser, stamboek nummer 24758, schoon zelf gewond, weer binnen de benting gebracht. Daar werd hy, met behulp van den nog binnen zynden ds. Rogge, genoemden sergeant en zyn jongen zooveel mogelyk verbonden, door een doek vast om den buik te winden, terwyls ds. Rogge den hoornblazer om den dokter liet blazen; deze was echter reeds weg; zooals reeds gezegd, een geregel aftrekken was niet mogelyk, en ieder zag maar zoogoed mogelyk hoe hy er door kwam. Generaal Yan Ham werd in een tandoe gelegd, en nu ging het opnieuw op weg, ditmaal in gezelschap van ds. Rogge. Weldra kon men do tandoe niet meer dragen; de weg was bezaaid metïyken, hooren en zien verging van het schieten, de dragers waren uitgeput. De generaal beproefde toen te loopen, maar dat ging niet, waarop hy tegen een boom ging staan, zeggende: „laat my maar aan myn lot over". Ds. Rogge was toen in het gedrang van hem verwyderd geraakt. By den boom zeeg de generaal neder, maar werd door den kwartiermeester Pourchez eere zulken dapperen! weer opgericht en, geholpen door twee brave fuseliers, met levensgevaar verder gebracht tot in een Dewa-tempel by Mataram, waarin ook het overgeblevene van het 7do bataljon was teruggetrokken en waar alle vluchtelingen van Tjakra-Negara eene schuilplaats kwamen zoeken. Yelen waren dezen niet, helaas! Van de sectie van 53 man, waarmede generaal Van Ham en ds. Rogge het bivak te Tjakra- Negara verlieten, kwamen slechts acht man min of meer behouden in dien tempel aanl Ds. Rogge zelf, door het hevige vuren op den weg byna niet. voort kunnende of durvende, is door een militair half gedragen half gesleept tot in den tempel, waar hy uitgeput neder- viel. Do luitenant-adjudant Kotting ik weet niet zeker of deze met de sectie Vetter of de sectie Van Ham wegging, maar vermoed het eerste, wyi hy adjudant was van don eersten bevelhebber is gewond neergevallen en riep om hulp, maar deze schynt aan den zwaar gebouwden man niet te kunnen zyn ver strekt, althans hy is niet mee teruggekomen Spoedig na aankomst in den Dewatempel by Mataram blies generaal Van Ham, na een korten doodsstryd, den laatsten adem uit. Pastoor Vogel, de generaal was Katholiek mede aldaar gevlucht, heeft hem nog ster vende bediend. Van personen, die den doode hebben gezien, weet ik dat hy daar nederlag met eene kalme, vreedzame uitdrukking op het gelaat treffend beeld van den eeuwigen vrede na zulk een gruwzaam moordtooneel 1 Hy werd met den eveneens gesneuvelden lsten luitenant Musquetier en een kanonnier in één graf gelegd. Doch daarbinnen was tevens aan alles ge brek. De gewonden hadden geene ruimte om hunne leden uit te strekkenvivres, water, niets was er. Ook die post moest dus ver laten worden. Met den looppas, maar in goede orde, werd Zondag middag om drie uren terug getrokken naar het bivak van het 7de bataljon, dat in do open sawah lag tusschen Tjakra en Mataram. In het bivak van het 7de bataljon, dat reeds by don aanvang van het vuur in Tja kra-Negara de derde compagnie onder kapitein Führhop ter assistentie bad gezonden, was bet nog erger dan te Tjakra gesteld. Ook daar zag men geen vyand, maar daalde van beide zijden, Mataram en Tjakra, eene hagel bui van projectielen neer. Hier kon echter het vuur van den vyand beantwoord worden, met welk succes is natuurlyk niet bekend. Offensief optreden was echter geheel onrao- geiyk. Dc colonne B^jleveldt. Toen de colonne Byievelöt, die den 16den naar Soekarara was uitgerukt, en op die plaats bericht had ontvangen door tusschen- komst van een Sasakker van den overval van Tjakra-Negara, in bet bivak te Mataram kwam, werd Maandag-morgen om zes uren zuidwaarts over Sekarbela teruggetrokken, steeds achtervolgd door den vijand. Ook van achter de muren van die vroeger door de Baliërs verbrande kampong kwam vuur, dat echter spoedig ophield. De Sasaksche bevolking van het nieuwe Sekarbela, eene verzameling bamboezen hutjes, hielp onze mannen aan drinkwater en klap pers en verleende in alle opzichten hulp en steun. En dat waren de menscheD, die men in kortzichtige verblindheid weer had willen stellen onder de Balische schurken. Van Sekarbela werd naar Ampenan ge marcheerd, steeds onder het vuur van den vyand, die wel eene enkele maal trachtte op te dringen, maar dan onmiddeliyk genoodzaakt werd af te deinzen. Majoor Rost van Ton ningen leidde dien tocht meesterlyk. Geen man behoefde achter te biyven, de gewonden werden meegenomen en zóó goed waren alle maatregelen genomen, dat geen enkele kogel doordrong tot de ambulance. Te Ampenan, waar kolonel Quispel intus- schen eene landingsdivisie had gedebarkoerd, vond men aanvankeiyk rust, doch in den nacht van Maandag op Dinsdag is ook dat bivak twee malen geattaqueerd. Generaal Yetter heeft daarop alle huizen in den omtrek van het door ons bezette gedeelte van den kampong laten verbranden, zoodat men nu althans niet meer aan eene verrassing bloot zal staan. By den terugtocht van Tjakra Negara kon den alle gewonden worden meegenomen, doch anders ook niets. Alle bagage, zelfs de mooie uniform van resident Dannenbargb, die, naar men ons vertelde, zooveel overtollige bagage by zich had en wilde redden, dat men voor het transport der gewonden slechts met moeite koelies genoeg kon krygen, bleef onderweg in handen van den vyand. 't Is misschien niet lief, maar dat verlies doet ons in deze omstandigheden toch eenig genoegen. De f 240,000, die Zaterdag-avond nog van Tjakra Negara waren gehaald, bleven ook in het bivak by Mataram achter. Van de oor logsschatting is alleen f 450000 in ons bezit gebleven, die reeds vroeger naar Ampenan waren vervoerd. Den 16den Augustus was eene colonne onder overste Van Byievelt naar Soekarara gezonden op verzoek van Goesti Djelantiek, volgens de Javasche Courant „ter bevordering der pacificatie tusschen de Baliërs en Sasaks." Van daar uit werden tochten gemaakt in den omtrek, waarby onze troepen steeds door de Sasaks met ongehuichelde vriendschap werden ontvangen en van alles voorzien. Zy deelden hunne armoede gaarne met de onzen. In den nacht van Zondag 26 Augustus bracht een Sassak aan die colonne het bericht van de overrompeling van Tjakra-Negara, met bevel om naar Mataram terug te trekken. Den vol genden morgen om negen uren werd Soekarara verlaten en zonder eenig vuur te ondervinden tot het verbrande Kcdiri doorgemarcheerd. Achter Kediri ligt de kali Babak, die werd doorgetrokkon, waarna men onmiddeliyk in een hollen weg tusschen twee muren kwam. Daar begon de aanval. Steenen, lansen, kogels sloegen als een regen neer. Overste Byievelt kreeg het eerste schot, dat door den arm in de borst doordrong, luitenant Musquetier kreeg het tweede, ook doodeiyk, in de borst. Een oogenblik later werd kapitein 's-Grauwen ge wond. De verwoesting onder de manschappen en den trein was vorschrikkelyk. Toch slaagde men er nog in alle gewonden mede te nemen en werd onder de onophoudelyke beschieting van den vyand, waarop natuurlyk ons ant woord niet uitbleef, het bivak by Mataram bereikt. Met de colonne-Yan Lawick van Pabst is het nog treuriger afgeloopen. Men weet dat deze troep ook al „ter be vordering der pacificatie" naar Batoe Klian was gezonden, en bestond uit de 1ste en 3de compagnie van het 9de bataljon onder Christan en Lindgreen, een detachement artillerie, een detachement mineurs en den trein onder luit. Van der Plank, terwyl dr. UJjaki aan het hoofd der ambulance stond. De colonne Van Pabst. In den nacht van 26 Augustus ontvjng overste Lawick van Pabst te Batoe KliaD, van waaruit talryke tochten in het binnenland waren gemaakt en ook de Balische verster king Kotta-Radja godeelteiyk was geslecht, het bevel om op Tjakra-Negara terug te trek ken. Een Sasak bracht den schriftelyken last over, waarin echter door een noodlottig ver zuim') geen melding van de ontruiming van Tjakra-Negara was gemaakt. In den vroegen morgen aanvaardde oversto Lawick den terugtocht, werd in de omstreeks 18 palen breede platgebrande strook, die tusschen de Balische en Sasaksche verster kingen ligt, by de overgangen van de Babak en de Narmada zwaar bestookt, doch dreef den vyand gemakkeiyk terug. Narmada werd1 omgetrokken en by die gelegenheid kreeg men één gewonde en sneuvelde een muildier van de artillerie. Yan Narmada tot Tjakra-Negara werd de colonne niet verontrust en daar nie mand wist welk onheil 6r reeds had plaats gehad, werd de kampong ingetrokken, waar van de Baliërs de steenen poort uitnoodigend open hadden gezet; door die poort kunnen slechts twee man tegeiyk naar binnen, zooals biykt uit de photographieën, genomen door den officier van gezondheid Neeb. Nauwelyks was de lste compagnie een vyf- tien meters tusschen de elkander rechthoekig kruisende straten doorgemarcheerd, of zy kr6eg een o\erstelpend repeteervuur uit op de buik hoogte in de muren aangebrachte schietgaten die onze militairen dus meest in den romp troffen. Luitenant Kalff ziet den doodeiyk ge troffen overste Van Lawick in den zadel wan kelen en snelt met uitgebreide armen toe om hem op te vangen, doch krygt een kogel in het hart, zoodat hy met zyn chef in zyn armen dood ncderstort; luitenant Van der Staay, te Atjeh eervol vermeld, schiet naar voren, om het commando over de spits op zich te nemen, en sneuvelt insgelyks onmiddeliyk; tegelykertyd wordt de luitenant Musch gewond. Om zicb een oogenblik staande te houden en den staart der colonne in te wachten, neemt kapitein Chris tan met het restant van zyn compagnie stel ling in een der huizenblokken; van daar uit maakt hy, vergezeld van den kapitein van den staf "Willemstyn en gedekt door eene sectie, eene verkenning naar het noordoosteiyk van Tjakra, in een open sawah gelegen bivak, dat hy verlaten vindt; inmiddels is de sectie berg artillerie door verlies aan bediening en muil dieren vastgeraakt in eene modderslootde lui tenant der infanterie Broekman biedt zich aan om met eenige vrywilligers de kanonnen t& gaan halenmen kan ze echter niet los kry gen en moet zich bepalen tot het medenemen der sluitstukken. Toen na eenige uren waclHens de trein en de achterhoede niet aankwamen, zag kapitein Christan zich genoodzaakt met achterlating van de dooden en zwaarst gewonden noor- delyk van Tjakra in de sawah te débcu- cheeren en ongeveer den loop der Djangkoe- rivier volgend, door de rystvelden met het overschot zyner compagnie op Ampenan terug te trekken, dat des avonds te 11 uren be reikt werd. Dat men, niettegenstaande de versterking met 200 man landingsdivisie, van hier niet had kunnen byspringen, wordt nu verklaard doordat Ampenan zelf zich had te verdedigen. Yan alle ommuurde kampongs in den omtrek werd het beschoten, en de weg naar Mataram was, zooals door de verkenning der cavalerie bleek, met dichte drommen bezet. De overval was blykbaar langs de geheele linie met zorg beraamd, en het vertrek der beide colonnes Byleveldt en Van Lawick naar het binnen land of dit denkbeeld door den sluwen Djelantiek den bevelhebber in 't oor is geblazen, zal nog moeten blyken aangegrepen als eene uitstekende gelegenheid om hem uit te voeren. De beide bergstukken van deze colonne, waarvan de artillerie byna geheel neerge schoten was, zyn in handen van den vyand achtergebleven, de sluitstukken waren echter meegenomen, zoodat die kanonnen geen kwaad x) Er dient onderzocht te worden wie do schuldige ie, daar zjjne onvergeeflijke onachtzaamheid do oor zaak ia geweest van don ondorgaDg van meer dan de helft dor colonne Lawick.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5