N°. 10616.
Maandag 1 October.
A0. 1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van @pn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Leiden, 29 September.
Feuilleton.
LIEFDE OF PLICHT?
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden. ,s 1.10.
Franco per post. -s v 1-40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
Van
PRIJS DER ADVERTENTEBN:
1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17|. Grooter©
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Beginnen wy dit Overzicht met e e n e
huttige les uit De Maasbode
Men kan, zegt dit blad, van zyne tegen
standers nog wel eens wat leeren. Wy zyn
in den regel gemakkelijk te vinden, om offers
te brengen voor een of ander goed werk,
maar dan moeten wij dit ook dadelijk tot
Btand zien komen. Kan dit om eene of andere
reden eerst later gebeuren, dan tasten wij
niét zoo gemakkelijk in de beurs. En zal het
werk eerst na onzen dood worden uitgevoerd,
dan zijn wij menigmaal iD het geheel niet
te sprekenl
Niet zoo de ïykverbranders. Toen
Kti voor meer dan 20 jaar hunne Vereeniging
stichtten, was er weinig vooruitzicht, dat zij
zouden slagen. Toch gingen zjj aan den arbeid,
al bepaalde deze zich tot het ophalen van
contributiën, het houden eener jaarvergadering,
het verspreiden eener brochure en het zenden
van een adres aan de Kamer. Er werd dus
bijna geen geld gebruikt en daarom werden
de contributies eenvoudig uitgezet. Nu is het
lodental altijd zeer klein en de contributie
laag geweest, toch bezit de Vereeniging thans
een kapitaal van 298,000. Krijgen de lyk
verbranders eenmaal hun zin, dan baden zij
in hot geld en kunnen doen wat zij willen I
Onder het opschrift Onze moraal
by onze geldbelegging, betoogt mr.
F. N. Sickenga in Het Sociaal Weekblad dat
men b(j geldbelegging veel te weinig er aan
denkt, waarvoor het geld, dat men aldus
uitleent, zal worden gebezigd. Nog daargelaten
de speculatie, waarbij het te doen is om
een voordeeltje, behaald op kosten van anderen,
moet men zich bij elke belegging de vraag
voorleggen hoe men de ontvangen „talenten"
ten nutte niet alleen van zichzelven, maar
ook van anderen zal gebruiken.
„Zoolang wy ze aanwenden voor eigen be
drijf, voor belegging in grond of in huizen,
hangt het van ons af, of we bij dat gebruik
trouw willen zijn of worden aan onze roeping
als bewaarders van veel of weinig talenten.
Maar zoodra wij ze ten gebruike toever
trouwen aan anderen, rijst de vraag: Aan
wien? Waartoe? Aan den keizer van China
wellicht, om oorlog te voeren, of aan zijn
vijand, den keizer van Japan, voor hetzelfde
dool, indien hy meer voordeelen biedt? Of
han beiden om elkaar to bestryden? Aan een
der spoorwegkoningen in Amerika, die op
groote schaal spoorwegen aanleggen of
flnantiëel ze ten gronde richten, al naar hun
persooniyk belang dat meebrengt? Of aan
eene der groote mogendheden, die zonder
den steun der Beurs geene oorlogsbudgetten
als de tegenwoordige zouden kunnen hand
haven, veel minder een oorlog zouden kunnen
wagen? Of aan Staten van minderen rang,
die door uitputting van krachten moeten
eindigen met geheele of gedeelteiyke staking
van rentebetaling en aflossing?
„Wy zouden buiten de Beurs niet gaarne
onze geldelijke hulp verleenen aan iemand,
wien we niet persoonlijk kennen on ver
trouwen, of voor iets, wat we zedelijk niet
kunnen goedkeuren. Maar aan die geheim
zinnige macht, de Beurs, vertrouwen wy
gaarne ons gansche fortuin toe, aan naar
overlatend de verantwoordeiykheid voor het
gebruik onzer talenteneene verantwoorde
ïykheid, die we zei ven daarmede meener. van
ons af te kunnen schuiven We zt)D daaraan
zóó gewoon geraakt dat we er zelfs niet
aan denken, ons rekenschap te geven van
de zedelyke beteekenis onzer handelwijze.
„Als eenmaal onze oogen opengaan en wy
voor ons zeiven ook hier ons booge zede
lyke eischen stellen, dan luidt nogal licht
het geruststellend antwoord in den vorm eener
vraagWat zou het baten zoo al één of
weinigen getrouw wilden biyven aar. hun
levensbeginsel eD ook hier het wilden toe
passen
„Dat ie, trouwens; de altijd wederkeeronde
vraag by de groote maatschappeiyke vraag
stukken van onzen tyd: Wat vermag ik daar
tegenover met myne kleine krachten?
„Zoolang we allen zoo biyven vragen en
niets doen. of eigeniyk blyven doen geiyk we
deden tot heden, nl. de moraal laten rusten
by de practyk van ons leven, en haar alleen
stem geven by eene klinkende rede of in een
wy8geerïg of godsdienstig betoog wellicht
zoo lang zal ook de toestand zoo blyven en
steeds erger worden en zal ons geweten,
eenmaal gewekt, nimmer vrede vinden. Eerst
zoodra de volksovertuiging is wakker geworden,
zal ook de daad met uitbiy ven en de toestand
veranderen. Om nu die volksovertuiging te
wekken, moeten we, zeiven overtuigd zynde,
voorgaan met ons woord en ons voorbeeld, uit
kracht van ons beginsel, dat geen berusten en
geen terugtrekken op de verlaten banen moer
toelaat."
Het weekblad Schuttevaer merkt op dat tot
dusver aan het hoofd van het Departement
van Waterstaat, Handel en Nyverheid steeds
een ingenieur heeft gestaan, die, hoe bekwaam
ook, meestal de zaken van Handel en Nyver-
heid minder tot zyne sfeer rekende. Het blad
meent dat 't overweging verdient aan het hoofd
van dit Departement een man te stellen,
doorkneed in de behoeften van Handel on
Nyverheid, met eene Waterstaats-specialiteit
naast en onder zich.
„Deze vraag" zoo lazen wy verder in
Schuttevaer „zweeft op onze lippen, omdat
wy niet de overtuiging kunnen krygen, dat
het Departement van Waterstaat, HaDdel en
Nyverheid zich van ganscher harte wydt aan
de studie van de gevolgen, die het zyne vol
tooiing naderend Dortmund-Eemskanaal op
Nederlands scheepvaart en transito handel zal
hebben Het is waar, dat tot heden nog niet
beslist is of het principale haven verkeer voor
het kanaal te Einden, Leer of Papenburg ge
vestigd zal worden, het feit, dat het Kanaal
aan Rotterdam, Dordrecht, Amsterdam en
andere plaatsen met Rynverkeer veel. zeer
veel afbreuk zal doen, valt niet te loochenen
Met zekerheid is natuurlyk geen cyfer te
noemen van het tonnenaantal goederen, dat
dan. in plaats van over Nederlandsche havens,
per schip of spoor rechtstreeks in Pruisen zal
worden in- en uitgevoerd, doch het zal van
Z weedsch yzerreta vermoodeiyk een half millioen
tor. bedragen, om van andere massale goederen
niel te gewagen Dit verlies drukt niet slechts
op deze of gene plaats, doch zal zich voelbaar
maken in den vrachtenruil van geheel ons land.
Men zal zich herinneren, dat dit onderwerp,
docb slechte geheel partieel. eigeniyk gezegd
maai voor het kleinste onderdeel, onder hot
kabinet Van Tienhoven in de Tweede Kamer
ter sprake is gebracht en als zoodanig geap
precieerd is geworden, ook van de zyde van
den toenmaligen Minister van Waterstaat,
reden te meer, om, nu het dan toch hoog
tyd wordt t6 vernemen of ook thans geene
maatregelen genomen zullen worden, 't ge
vaar, dat onzen handel en onze scheepvaart
dreigt, zoo niet geheel te weren, dan toch
naar mogeiykheid verminderd te zien Men
dient dienaangaande zekerheid te hebben
deze zaak is van veel te groot en actueel
belang dan dat ten opzichte van deze aange
legenheid zou mogen worden gezwegen."
In verband met de revue, door onze
Koninginnen naby Nieuwediep over onze
vloot gehouden, maakte „Nautilus" in het
Handelsbladna eerst met ingenomenheid
gewaagd te hebben van de belangstelling,
door onze Vorstinnen in het zeewezen be
toond, de volgende opmerkingen:
„De vraag, die zich by de aanschouwing
van de revue onwillekeurig aan ons opdrong,
was deze: Welke is de indruk, die op de
marine zelve is gemaakt by de aanschouwing
van die staalkaart van oorlogsschepen, als
aan onze Vorstinnen werd vertoond op
12 September 1894?
Welke was hare jverkeiyke oorloge waarde;
wat kan van haar verwacht wordeD, wanneer
over haar beschikt zou moeten worden tot
verdediging van den Nederlandschen grond
of tot handhaving der neutraliteit?
En dan kan het antwoord daarop met
anders dan ontmoedigend wezen, omdat die
oorlogswaarde, zoo niet geiyk nul, dan toch
dit cyfer zeer nabykomende was, voor zoover
het materiaal betreft."
Na getracht te hebben deze bewering,
door het mededeelen van byzonderheden over
de by Den Helder voor anker liggende schepen,
te bewyzen, besluit het Handelsblad:
„Wanneer door hen, op wie de verant-
woordeiykheid voor het in stand houden van
eene voldoende macht van krygsmiddelen te
water berust, de ernst van het oogenblik
wordt ingezien, dan kan de gehouden revue
in nare gevolgen iets meer en beters geweest
zyn dan eene bloot maritiem militaire ver
tooning Dan kaD zy de aanleiding geweest
zyn tot een keerpunt id het Nederlandsche
zeewezen, tot hot herstel van een ernstig
verzuim
En indien dat zoo is, zal de ganscbe natie
het oogenblik mogen zegenen, waarop hare
Vorstin het besluit nam tot het breogen van
een bezoek aan 's Lande vloot."
In vergaderingen wordt dezer dagen veel
gesproken, in dag-, week- en maandbladen
heel veel geschreven over den toestand
van den Nederlandschen landbouw
en landbouwer Uit ons blad heeft men
die ervaring telkens reeds kunnen opdoen.
Thans zullen wy eens even luisteren naar
hetgeen een landbouwer (hy noemt zich A.
v L. en schynt te L. te wonen) zelf tot ons
te zeggen heeft en daartoe weergeven wat
hy den Redacteur vaD De Standaard beeft
verteld.
Hy heeft tot dezen gezegd
Mijnheer de Redacteur
By het lezen van de gehouden Troonrede
(uit het Leidsch Dagblad altemet het eerst?)
trok het myne aandacht, dat over onderschei
dene zaken met veel nauwgezetheid gespro
ken werd, terwyi de algemeene treurige toe
stand van ons landbouwbedryf „behoudens een
paar opmerkingen over het tegenvallen van
den oogst en de gevolgen van het mond- en
klauwzeer", aan de aandacht van onze Regee
ring schynt ontsnapt te zyn.
Op de zinsnede „aanhoudende regens
hebben aan den oogst veel schade toege
bracht", had dan ook moeten volgen tot
geruststelling van de natie dat ondanks
dezen tegenslag de prtyzen van het graan,
ten gevolge van den hooggeroemderi v r y e n
invoer uit het buitenland, niet alleen normaal
zyn gebleven, maar dat zy sedert het vorige
jaar nog met ongeveer zyn gedaald.
De pry.snoteeringen van het vorige jaar
waren als volgt
September 1893. September 1894.
Tarwe 6.40 a 7. Tarwe 4.60 a 5.30
Rogge 5.20 5.60 Rogge 3.50 4
Gerst 4.60 5.— Gerst 3 20 3.80
Haver 4 - 4 50 Haver 2.40 3
enz., enz.
Mocht het nu wezen, dat by ons de oogst
een volgend jaar goed genoemd mag worden,
en de aanvoeren van buiten in dezelfde mate
blyven toenemen, dan zullen de pryzen spoedig
op n u l uitioopen, en alsdan zal eene Regeering,
die allee aan den vryeo handel opoffert, spoe
dig van het lastige landbouwvraagstuk ver
lost zyn; want dan zal ons bedryf in onder
scheidene deelen van ons vaderland vanzelf
moeten worden opgegeven, en dan kan dat
deel der natie, dat met het „platteland" mets
uitstaande heeft, benevens de groothandelaar,
zich in het ongestoorde genot van de lage
graanpryzen verheugen, en zullen onze weleer
neeriyke graanvelden spoedig in beeriyk jacht
veld veranderd zyn
- De rekening der gemeente Wassenaar
over 1893 is door Gedeputeerde Staten goed
gekeurd in ontvangst op ƒ82,009.53, in uit
gaaf op ƒ81,168.22 en dus met een batig saldo
van ƒ841.31
De loting voor de nationale militie der
lichting 1895 zal voor de gemeente Wassenaar
plaats hebben aan den Leidschendam op
Vrydag 19 Oct. a. s., 's voormiddags te halfelf.
De Raad der gemeente Wassenaar hoeft
besloten, het schoolgeld op de openbare lagere
scholen voortaan te bepalen op ƒ0.60 per maand
voor 1 kind1 per maand voor 2 kinderen
uit één gezin, /0.20 per maand voor elk kind
meer uit hetzelfde gezin.
H. M. de Koningin-Regentes heeft aan d6n
Gouverneur der Koninkiyke Militaire Academie
het portret van H. M. de Koningin in ïyst
geschonken als souvernir aan het bezoek van
HH MM. aan die instelling, en tevens ?an
het cadettencorps toegezegd een vergroot
portret van de jonge Koningin.
De directeur van de cadettenschool te Alk
maar en het corps cadetten aan die inrichting
zullen mede dergelyke portretten ontvangen.
Jhr. mr W E. Van Panhuys, wiens
overlyden in on9 vorig nommer gemeld werd,
bereikte den ruim 60 jarigen leeftyd In 1861
benoemd tot kantonrechter te Kortgene en
twee jaren later te Woerden, verliet hy in
1865 de rechterlyke loopbaan, om als commies
by het departement van koloniën het arnbte-
ïyke leven in te treden. Hier klom hij vry
spoedig in rang op en was hy geacnt om
zyn humaniteit en vriendeiyken omgang. In
1879 werd de nu overledene benoemd tot
chef van het bureau Justitie en tevens belast
met de tydelyke waarneming van do betrek
king van Raad-Adviseur, tot welke functie hy
in het vorige jaar definitief benoemd werd.
De begrafenis van jhr. mr. Van Panhuys
zal in Duitschland plaats hebben.
Het bestuur van de Vereeniging tot
christelyke verzorging van krankzinnigen en
zenuwlyders in Nederland is voornemens, het
gesticht voor verpleging van krankzinnigen
„Veldwyk", onder Ermeloo, te vergrooten door
den bybouw van een paviljoen voor onrustige
manneiyke lyders der 1ste en 2de klasse, en
tevens het dames-paviljoen der 1ste en 2de
klasse te voorzien van twee isoleerkamers met
afzonderlyken tuin.
De toren der Nederi.-Herv kerk te Noot
dorp wordt gerestaureerd; de koston daarvan
zullen waarschyniyk pl. m. ƒ1000 bedragen.
De hoogte van den toren is tot de spits 18 M.
en die der spits 9 M. Deze toren helt 37 cM.
naar 't Z.-W. over.
Zooals men weet, is met den dood van
den Koning-Groothertog het recht van beschik
king over de beide Lunenburgsche ridderorden
de Eikekroon en de Gouden Leeuw van
Nassau overgegaan op zyn opvolger. De
tegenwoordige Groothertog heeft onlangs eene
verandering in die instelling gebracht, waarby
de orde van den Gouden Leeuw van Nassau
ia afgeschaft en het lint der orde van de
Eikekroon, tot dusver groeri met twee oranje-
strepen, vervangen is door een lint van oranje
met drie smalle groene strepen.
Het nieuw vastgestelde lint wordt even
wel alleen gedragen door hen, die door
den tegenwoordigen Groothertog tot een graad
in zyne orde zyn benoemd, zoodat zy, die door
wylen Z. M. den .Koning met de onderschei
ding begiftigd zyn, het lint van de vroegere
kleur blyven dragen.
14)
De beleefde, schoone dame, die met een
statig air binnentrad, maakte weinig indruk
op Hólène, en zy kon te minder haar beoor-
deelen, daar Adelheid schier onafgebroken
praatte en eigeniyk niemand aan het woord
liet komen Eindelyk vertrok Hólène met de
toezegging, dat Adelheid den daaropvolgenden
avond komen zou. Met een glimp van berouw,
dat zy dit vreemde, rustelooze en, naar zy
duchtte, ook onbeduidende element in haren
kiemen kring getrokken had, kwam zy tege-
ljjkertyd tot het bewustzyn, dat het niet wel
tnogeiyk geweest zou zyn, zich tegen de lief
tallige indringerigheid der verwende kleine
te verweren. Het viel haar niet op, dat in
't byzyn van juffrouw Leiser met geen enkel
Woord over Henri noch over de bruidsdagen
gesproken was.
Dat Adelheid er geen woord van repte,
hoe Henri gisteren na den middag zyn eerste
bezoek by de familie Imhof had afgelegd en
hoe hy hedenmiddag reeds de eerste vioolles
geven zou dat kon Hélène niet opvallen,
zy wist er hoegenaamd niets van, want Henri
had het eveneens voor haar verzwegen. En
juffrouw Leiser vond geene aanleiding om dit
punt aan te roeren, daar zy in de verste
verte niet vermoedde, welk verband er be
stond tusschen de namen Henri Friesen en
Hólène Sauvage.
Waarom Adelheid zoo handelde? Och, daar
vroeg zy zichzelve geene rekenschap van
lachend en blozend dacht ze: „Komt het later
uit, dan zeg ik dat ik er eene grap mee had
willen hebben."
Nu hadden Henri en Adelheid elkaar ?oe
vallig voor de huisdeur ontmoet, welk toeval
Adelheid bewerkstelligd had door Henri precies
te zeggen hoe laat zy komen zou, en Henri,
doordat hy eenige malen voor het huis op
en neer had geloopen, totdat hare equipage
voorreed
Wighart en Sophie werden voorgesteld aan
Adelheid, die hun dadeiyk allerlei complimen
ten maakte, wat echter alleen by Wighart
ingang vond. Sophie fluisterde Hélène in 't oor:
„Hoe kun je zoo'n fataal schepsel inviteeren
„Als ge meer met haar praat, zult ge be
merken, dat ze een goed, naïef kind ie, alleen
door eene verkeerde opvoeding wat opper
vlakkig," zei Hólène verschoonend.
Mevrouw Sauvage was één en al bewon
dering van hare lieftallige gast, die zy met
eene in 't oog loopende hartelykheid had ver
welkomd en die nu met Wighart en Henri
over de moeilykheden van het bespelen der
violoncel keuvelde, op een stoel plaats nam
en lachend eene onmogelyke poging in 't werk
stelde, om, met hare enge japon, de violoncel
tusscben hare knieën te plaatsen. Met tal
van verontschuldigingen, vooral tot Adelheid
gericht, verzocht mevrouw Sauvage het souper
wel voor lief te willen nemen, waarop, vol
gens uitdrukkelyk verlangen van Hélène, geen
enkele schotel meer dan gewooniyk prykte,
eene omstandigheid, die Sophie weder in 't
humeur bracht, maar Benri daarentegen hin
derde. Adelheid was echter zoo vrooiyk; by
eiken schotel, die haar wera aangereikt, be
weerde zy zoo in gemoede dat dit nu juist
haar lievelingskostje was, en liet zich alles
zoo heeriyk smaken, zoo geheel tegen de ge
woonte van een bakvischje, dat doorgaans
zoo preutsch voor alles bedankt, dat het niet
anders kon of zy won door hare natuuriykheid
aller harten. Ieder ontving den indruk, dat
Adelheid zicb hier volmaakt op hare plaats
gevoelde, en zelfs Sophie maakte in zichzelve
de verontschuldigende opmerking „Het arme
ding durft zich thuis misschien nauwelyks
bewegen, om niet te kort te doen aan den
goeden toon."
Zy stiet met Wighart aan en tikte ook
met haar glas tegen Henri's bierkan. Lachend
legde Z6 hare smalle, blanke hand naast
Wigharts groote rechterhand en beweerde dat
zyne stem even zwaar, even krachtig en
welluidend was, als de toon zyner violoncel.
Zy benydde mevrouw Sauvage don dageiyk-
schen omgang met bet trio en met hare
geniale dochter; zy gaf eene zeer komische
beschryving van de blauwkousen-figuur, die
ze gemeend had in Hólène te zullen ont
moeten, en van het beklemd gevoel, dat zich
van haar had meester gemaakt, toen zy voor
de eerste maal in de tegenwoordigheid van
de zachtge&arde, ernstige schryfster was ver
schenen. Zy bedelde Sophie eene cigarette af
en maakte allerlei potsierlyke grimassen, ter-
wyi zy probeerde te rooken. Alleen met Henri
sprak zy geen enkel woord en zoolang zy
aan tafel zaten, had ze hem geene enkele
maal aangeblikt, zelfs niet, toen ze mot hem
aanstiet.
Hy zag haai echter vaak aan en bemerkte
wel dat zy zyn blik ontweek Hy dacht aan
het zenuwachtig lachen, dat zy by de viool
les over hare onbeholpenheid deed, en hoe
zy zich telkens door bom den strijkstok tus
schen de vingers liet plaatsen totdat juffrouw
Leiser, wie dit eindelyk verdroot, zei: „Zie
je nu wel, Adelheid, je zult het nimmer leeren."
„Arme kleine," dacht hy, „ze is smoorlyk
verliefd op my." Met den arm op de leuning
van Hélènes stoel steunend, zag hy telkens
naar Adelheid. die daar in haar lichtblauw
kleed, met rozen getooid, met purperen wan
gen, als een beeld van frissche schoonheid
en jeugd voor hem stond.
„En de muziek?" vroeg zy eindelyk. „Ik
zal toch zeker wel iets te hooren krygen?"
„Wy willen ook wel eens het auditorium
zyn," zei Henri; „nu moest u eens zingen."
„Met genoegen zoo goed en zoo kwaad
als ik kan."
„Dus een programma", zei Hólène.
„Numero één", voer Wighart voort, „solo
op de viool, door Henri Friesen; numero
twee: solo-zang, door freule Imhof; numero
drie: trio van Hay dn, ten gehoore gebracht
door den beroemden Wighart en zyne zuster,
met welwillende medewerking van den direc
teur Friesen."
Adelheid klapte in de handen, maakte eene
buiging voor Hélène en zei: „De kunstenaars
zullen voor het kleine, doch uitgelezen publiek
hun best doen."
Henri stond reeds en stemde; den stryk-
stok tusschen de tanden houdend, do viool
tusschen de knieën, spande by de snaren
sterker aan. Hy wist nog Diet wat hy spelen
zou, maar dacht zoo by zichzelven: „Iets
vroolyka zal haar wel bet best bevallen."
Maar na de eerste streken, waarmede hjj
al zoekend eenige passages doorliep, maakte
eene herinnering zich van hem meester en
speelde hy de Fantasie in Bes van Schubert.
Hy speelde ze gevoelvol, hartstochteiyk weg
slepend en vergat als altyd alle toehoorders.
Sophie en Wighart luisterden metcritischo
kunstkennis, om te booordeelen hoe Henri
het er af zou brengen, om de niet voor de
viool gecomponeerde Fantasie weer te geven
en knikten elkaar telkens ten teeken van
goedkeuring toe. Hólène was tegenover Adel-
heid verlegen en trotscb tevens, dat haar
Henri zulk een kunstenaar was, en zag met
welgevallen hoe de oogen van het jonge
meisje vol uitdrukking onafgewend op hom
gericht waren.
Adelheids gansche wezen werd echter niet
in beslag genomen door hetgeen zy hoorde,
- maar door hetgeen zy z a g. Zooals hy daar
stond, ongedwongen, beweogiyk, met stra
lende oogen in het bleeks gelaat - ach, die
lichtbruine, sprekende oogen en zyne blanke
hand, die zoo haastig en zoo bevallig tevens
den strykstok wist te voeren.Zy hoorde
slechts tonen, geene muziek, en toch zei ze,
een zucht van verlichting slakend, toen hy
geëindigd had: „Hoe schoon 1"
(Wordt vervolgd.)