N°. 10614. "Vrijdag 28 September. A0. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. LIEFDE OF PLICHT? LEIDSCH DAHBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post 0 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1 6 regols 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad wordt 0.05 berekend. Leiden, 27 September. Naar aanleiding van het aan Mej. Van Baaten verleend eervol ontslag als leerares in den zang aan de Kweekschool voor Onderwij zers en Onderwijzeressen, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging: Raadsbesluit van den 9den Juli 1874 werden B. en Ws. gemachtigd in overleg te treden met Commissarisen der Maatschappij van Toon kunst, om het zangonderwijs aan de Kweek- Bchool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen aan die Maatschappij op te dragen. Commis sarissen verklaarden zich bij missive van 11 Aug. 1874 bereid dit onderwijs op zich te nemen en wel voor vier uren 's weeks tegen eene vergoeding van 250 'sjaars. Het komt B. en Ws. voor dat een meer zuivere toestand zou worden verkregen, wan neer de leeraar of leerares in den zang, geheel en al dezelfde positie als gemeente ambtenaar verkreeg als de overige leeraars en leeraressen aan de Kweekschool, ook met het oog op hunne opname in het pensioenfonds; terwijl daardoor tevens uitvoering zou worden gege ven aan het bepaalde in art. 7 der Verorde ning van den 14den October 1880, voor de Kweekschool van Onderwijzers en Onderwij zeressen te Leiden, Gem. blad n°. 10, luidende De overige leeraars en leeraressen (d. w. z. niet de Directeur) worden benoemd door den gemeenteraad uit eene voordracht opgemaakt door B. en Ws. na overleg met den Districts schoolopziener en den Directeur, wier schrif telijke adviezen bij de voordracht worden gevoegd. Na ingewonnen advies van den Directeur der Kweekschool, die zich met de beschou wingen van B. en Ws. geheel vereenigt, stel len zy den gemeenteraad voor hen te mach tigen de opdracht aan Commissarissen der Maatschappij van Toonkunst voormeld in te trokken en den nieuw te benoemen leeraar of leerares slechts voor één jaar aan te stellen. Eene voordracht van drie personen zal door B. en Ws. dan nader worden ingediend. De collecte voor de vier Leidsche Christe lijke scholen, gisteren alhior gehouden, heeft op gebracht 568.776, terwijl ter zeer goed bezochte samenkomst (dank- en bedestond voor de scholen met den Bijbel) gisteravond in de Pieterskerk, waarin ds. L. Van der Valk, van Scheveningen, als voorganger optrad, werd gecollecteerd 64.50, samen dus /"633.27s, tegen 707 83 het vorige jaar. Maar het loc.-comité hoopt, dat dit ver schil heelwat minder worden zal door de nagiften, tot welker ontvangst de leden en de correspondent de heer F. Uittenbroek zich dringend aanbevolen houden. De Leidsche Maatschappij voor Toonkunst zal Woensdag 17 October a. s. het lste concert In dit seizoen geven. De uitvoering is opge dragen aan het orkest van het concert-gebouw te Amsterdam, onder leiding van den heer W. Ke8. Blijkens achterstaande advertentie is de Inteekening op de zes te geven winterlezingen In het gebouw van „Pniël" geopend tot a. s. Maandag avond 1 Oct. Van het alsdan op de inteekeniyst voorkomende aantal liandteekenin- gen zal het afhangen of die lezingen al dan niet zullen doorgaan. Belanghebbenden of be langstellenden verzuimen dus niet zich naar den boekhandel van den heer G. Los te be geven B(j het Museum van Natuurlijke Historie alhier zal een vijfden conservator worden be noemd, waartoe, op eene jaarwedde van 1000, zal worden aangewezen de heer dr. C L. Reuvens, die bij de afdeeling „Visschen" sedert geruimen tjjd werkzaam is geweest. Door den heer H. Q. Juynboll, doctor in de taal- en letterkunde van den Oost-Indischen Archipel, zal eene beschrijving worden gemaakt van de Maleische handschriften, in het bezit der Leidsche universiteit. Een catalogus, bewerkt door dr. L Serrurier, zal worden gemaakt van de verzameling van Japansche boeken, welke de bibliotheek dor universiteit t9 Leiden bezit. Voor restauratie van de Hooglandsche kerk alhier is op de Staatsbegrooting weder een subsidie uitgetrokken. De heer M. H. Knoch, semi-arts te Leiden, is toegelaten tot de verbintenis, be doeld bü art. 1 van het kon. besl. dd. 18 April 1878 No. 21, en is alzoo bestemd voor off. van gez. 2de kl. bij het O.-I. loger. De gemeenteraad van Aalsmeer hoeft besloten tot het aanschafFen van een rijwiel ten dienste van den gemeente-veldwachter aldaar. Voor de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel hebben zich te Aarlanderveen 38 jongelieden tot deelname aangemeld. De door Gedeputeerde Staten goedge keurde rekening over 1893 bedraagt te Zwam merdam: aan ontvangsten 11,510.38, aan uitgaven f 10952.17'/2, en geeft dus oen batig slot van 558.20Aan het onderwijs werd besteed: 4333.02. Boroopen is naar do Ned.-Herv. gemeente te Wateringen de heer M. A. Van Rhyn, candidaat te Katwijk aan den Ryn. In de gisteren te Noordwijkerhout ge houden Raadszitting is de gemeente rekening, dienst 1893, vastgesteld in ontvangst op ƒ21,088.625, in uitgaaf op ƒ19,539.56, sluitende dus met een batig saldo van ƒ1549.065. In deze vergadering werd de wenschelijkheid besproken om eene inschrijving op het Groot boek, groot ƒ4300, te realiseeren en daarvoor eene hypothecaire inschrijving te plaatsen. In de volgende vergadering zal dit voorstel worden behandeld. Tot secretaris van don Haarlemmermeer- polder, vacature mr. C. G. Everwijn Lange, die tot dijkgraaf is benoemd, werd gekozen de heer P. Van Ouwerkerk, secretaris van Ouder-Amstel, bij loting met den heer Dozy, burgemeester van Delden, die hetzelfde aantal stemmen op zich had vereenlgd. De commissie van de Tweede Kamer der Staton-Generaal, belast met de aanbieding aan H. M. van het Adres in Antwoord op de Troonrede, heeft zich gistemamiddag te vijf uren van die taak gekweten. Het uur van vertrek van de Koninginnen op a. 8. Zaterdag van Den Haag naar het Loo is thans vastgesteld op halftwee 's nam. per Staatsspoor. Als gevolg gaan o. a mede majoor jhr. Van de Poll, adjudant; H. baron Taets van Amerongen, kamerheer; en de lste luitenants ordonnance-officieren graaf Schimmelpenninck en jhr. Van Suchtelen van de Haare. H. M. de Koningin-Regentes heeft aan de familie van den betreurden overleden kunstschilder Ch. Rochussen een lauwerkrans doen toekomen, bestemd om op zjjn graf te worden gelegd als hulde van H. M. aan den kunstenaar, die by den overleden Koning Willem III zoo hoog in aanzien stond. Bij de begrafenis van Charles Rochussen te Rotterdam waren gisteren van heinde en verre kunstbroeders op „Crooswyk" bijeengekomen, om den waardigen grijsaard de laatste eer te bewijzen. Vele kransen dekten de baar. Velen gevoelden zich gedrongen hunne achting en waardeering voor den ovorledene uit te spreken. Achtereenvolgens spraken de heer J. Hudig namens de Academie van kunsten en technische wetenschappen te Rot terdam; prof. Dake namens „Arti et Amicitia" te AmsterdamMesdag namens „Pulchri Studio" te 's-Gravenhage; Israels namens de Hollandsche Teekenmaatschappij te 's-Graven hage; Schöffer namens de Rembrandt vereeni- ging te Amsterdam; Rosier Faassen namens de „Vereenigde Tooneeliston" te Rotterdam en dr. Nolen namens de „Vereeniging van Kunsten en Wetenschappen" te Amsterdam. Namens Pulchri Studio, de Rembranat- Vereeniging en de Vereenigde Tooneelisten werden door de sprekers kransen op het graf gelegd. Een familielid bedankte voor de be wezen eer. Uit 's-Gravenhage meldt men dat de gepensionneerde generaal-majoor H. E. W. Rodi de Loo overleden is. Generaal Rodi de Loo was een der kundigste hoofdofficieren van den generalen star, m net bijzonder belast met den topographischen dienst des legers. Bij bet studentencorps te Utrecht hebben zich 60 nieuwe leden (novitii) doen inschrijven rechtsgeleerdheid 21, geneeskunde 20, godge leerdheid 16, letteren 2 en philosophic 2. Op 25 en 26 Sept. werd te Kampen het admissio-examen gehouden voor de theol. school. Van de 18 candidaten voldeden hieraan 13, nl. de heeren: T. Algera, G. Bax, F. Colenbrander, W. T. Van Dam, F. W. Geerds, M. Horjus, R. K. M. Hummelen, G. J. De Jonge, H Keuning, H. W. Laman, D. C. Smits, J. Tangsma en A. Terpstra. By het déjeuner, dat HH. MM. in het gebouw der Kon. Mil. Academie aan militaire en burgerlijke overheden te Breda (dat bfi gelegenheid van het Vorstelijk bezoek keurig versierd was), aanboden, werd door H. M. de Koningin Regentes de volgende rede uit gesproken „Mijne Heeren! Ik verzoek een oogenblik uwe aandacht. Ik wensch, mede namens de Koningin, den heer burgemeester van Breda de verzekering te geven, dat wy zeer erkentelijk zijn voor de geestdriftvolle en hartelijke wijze, waarop wij door de inwoners van deze stad werden ver welkomd. Indien straks de burgerij van Breda by onzen tocht door de straten van hare liefde voor het Huis van Oranje opnieuw zal doen biyken, dan, mynheer de burgemeester! kan uwe burgery zich overtuigd houden, dat die gevoelens van genegenheid weerklank vinden by de Koningin en by my; dat wy oprecht dankbaar zyn voor de hulde, ons gebracht, en dat wy de beste wenschen vormen voor uwe stad en hare inwoners. Myne Heerenhet bezoek aan do stad Breda en aan de Koninklyke Militaire Academie moest één zyn. De belangen van deze oude, in de geschiedenis van ons vaderland en van het Huis van Oranje zoo wel bekende stad zyn te nauw verbonden aan deze inrichting, dan dat afscheiding mogeiyk ware. Ik acht het een voorrecht, te kunnen spreken in dit historisch gebouw, en ik stelde er prys op, dat vertegenwoordigers van het cadetten- corps zouden deelnemen aan dezen maaltyd. De Koninklyke Militaire Academie heeft tal van mannen voortgebracht, welke sieraden waren van het leger. Velen nemen op eer volle en verdienstelyke wyze de plaats in, waar voor hier werd gewerkt; velen, die binnen de muren van dit gebouw van eene gelukkige toekomst droomden, gaven hun leven in den dienst van het vaderland. Uwe gedachten en de rafine gaan ginds naar Indië en wy gedenken de dapperen, die in de Indische oorlogen hun leven veil hadden en offerden voor de belangen van het vaderland. Ik acht my gelukkig, eene gelegenheid te vinden om openiyk hulde te kunnen brengen aan hen, die in Indië, in Atjeh en Lombok, streden voor de eer onzer wapenen, hulde te kunnen brengen aan de nagedachtenis van hen, dio hun leven lieten in een eervollen stryd. Toen weinige weken geleden zoovele, helaas l en zoo jeugdige levens werden geofferd in een onverhoedschen kamp, boden een groot aantal manschappen en officieren zich aan om hunne gevallen kameraden te gaan vervangen, en werd van eene geestdrift getuigd, welke ons officierscorps tot eer strekt. Ik gryp deze gelegenheid aan om ook hun hiervoor hulde te brengen. Indien zulke voorbeelden worden gegeven door hen, die reeds de eervolle plaats verwierven, waarvoor hier en in het leger wordt gewerkt, dan mogen wy vertrouwen, dat gevoelens voor opoflferendo vaderlands liefde worden aangekweekt by allen, die zich voorbereiden voor do taak, hun in het leger toegedacht. Moge de oefenschool, die hier wordt door loopen, ryke vruchten dragen voor het leger in Nederland en in Indië, en moge de Konink lyke Militaire Academie nog lange jaren offi cieren vormen, hoog staande in bekwaamheid, maar hoog ook vooral in eerbied voor het gezag, in trouw aan hun vaandel en aan de Koningin, in heldenmoed en zelfverloochening, tot heil van het ons allen dierbaar vaderland I" Op deze rede van do Koningin Regentes werd door den gouverneur met een korten heildronk op de Vorstinnen geantwoord. By de lunch was een schotel „begyneryst'' opgediend. De schotel van dat eigenaardig gerecht een recept van overouden datum, 't geheim der begyntjes, een soort van safifraan- ryst met allerlti smakelyke ingrediënten, dit maal bovendien met een kroon van suiker versierd was namens de begyntjes aan geboden. Het i9 nl. gewoonte aan Vorsten, hooge geestelyken en andere autoriteiten by byzondere gelegenheden deze hulde te bren gen. De overste is er wat trotsch op, dat zy alleen deze pap bereiden kan, en zy weigerde hoe welwillend overigens ook om alles te vertollen zeer beslist iets van het keuken geheim te verklappen. Toen de Vorstinnen op weg naar de Groote Kerk het paleis van den bisschop passeerden, stond mgr. Thyssen, de bisschop van Breda, met de hooge geesteiykheid in vol ornaat op 't voorplein van zyn keurig versierd paleis, eene hulde, die geenszins onopgemerkt bleef. De Bredanaars zeiten na het vertrek der Koninginnen het feestvieren voort. Op de straten en pleinen bewogen zich duizenden om do prachtvolle illuminatie dtr stad te zien. Deze was overal schitterend; de verlichte eerepoorten, al die veelkleurige lampions over straten, langs de huizen, maakten een schit terenden indruk. Vooral de gaailluminatie cp de Markt en aan het Stadhuis was de be zichtiging overwaard en ook de Boschpoort zag er met die duizenden lichtjes schitterend uit. De Bredanaars hebben op degelijke wyze de Vorstinnen ontvangen; er was uit den mond der vreemdelingen, die insgelyks naai' Breda waren gekomen, maar één roep ov6r zulk eene prachtige ontvangst. Het voornemen is om d9 Pupillenschool tegen het einde van 1895 of kort daarna op te heffen. Na afgelegd aanvullings examen werden als studenten aQn de kweekschool der Alg. Doopsgez. Sociëteit toegelaten de volgende heeren, allen in het bezit van het diploma tan eind-examen aan een gymnasium: Tj. Alma, van Groningen; T. W. W. Braak, van Am sterdam; J. D. Van Calcar, van Schagerbruo A. M. Cramer, van Amsterdam; P. Ens, van KampenG. A. Hulshofif, van EnkhuizenK K. De Jong, van Workum; J. Kuiper, van Spyk (Groningen); S. Smit, van Schagen; K. Vos, van RotterdamG. J. Wuite, van Tjalle- berd (Friesland). Wy vermeldden vroeger dat do ge meenteraad van Opsterland (Fr.) het verzoek van het departement Gorredyk, der M. t. N. v. h. A., afwees, om de jaarlyksche subsidie tot instandhouding der departementale be waarschool van ƒ300 op 500 te brengon. Nu het departement daardoor niet meer in staat is de inrichting te doen beantwoorden aan haar doel, heeft het besloten, haar met 1 Januari a. s. op te heffen. Gelyk reeds vroeger i6 vermeld, bestond er vrees, dat het voor don bouw van een postkantoor te Amsterdam benoodigde terrein te klein zou zyn voor de tegenwoordige en zeker voor de toekomstige behoeften. Daar „Die Port von Cleve," eene zeer kostbare bezitting, moeilyk te onteigenen zou zyn, ib vergrooting van het terrein byna ondoen'.yk Daarom wordt door het Ryk naar een andc* terrein uitgezien. Zoo zegt men dat er onder id Henri.herhaalde zy nog eens met klanklooze stem en staarde in het aangren zende vertrek. „Henri Friesen, de galant van myne dochter", zeide mevrouw Sauvage, aan wier byziende oogen het verbleeken van Adelheid en hare starende oogen ontgaan waren, ter opheldering. Daar kwam Hélène terug en leidde Henri aan de hand de kamer binnen; haar geheele wezen had als door een tooverslag een jeugdig aanzien verkregen. „Lieve freule, mag ik de eer hebben u Henri Friesen voor te stellen? O Henri, je moest eens weten welk een indruk ons wachten van zeven jaren op de freule ge maakt heeft 1" Henri maakte eene diepe buiging voor de bleeke Adelheid. In Adelheids binnenste werd een hevige stryd gevoerd tusschen étiquette en naïeve teit, tusschen aangeleerde veinzery en kinder- lyke openhartigheid, waaruit Adelheids wezen bestonddoch de étiquette, door trots en ydel- heid aangevuurd, behaalde de overwinning. „De indruk gold natuuriyk alleen uwe bruid, niet u; want toen ik hier kwam, wist ik niet eens dat juffrouw Sauvage verloofd was, en toen ik dit vernam, wist ik niet dat zy uwe verloofde was, daar juffrouw Sauvage my uw naam niet genoemd heeft", zei Adelheid op een toon, meer uit de hoogte dan een jong meisje eigeniyk paste. „Aha", dacht Henri, „ze wil my laten ge voelen, dat ze er geen idee van had, dat ik verloofd was! Arme kleine 1 Maar mooi is ze, zooveel is zeker. Dat valt niet te be twisten." „Het is louter toeval, dat ik je naam niet genoemd heb", riep Hélène opgewonden uit; „de ydelheid alleen had my reeds moeten aansporen om te weten te komen, of de groote roep, die van je uitgaat, ook freule Imhof ter ooren gekomen is." Henri, die intusschen zyne aanstaande schoonmoeder de hand gedrukt had, meende diplomatisch „Ik ben nieuwsgierig wat de freule hierop antwoorden zal." „O zeker, mynheer Friesen, wy, papa en ik, hebben u op onze laatste reis gehoord." „Waar?" „Zóó weinig gevat was Adelheid nu ook niet om daarop dadeiyk te antwoorden: „In Wiesbaden en in Weenen." Op afgemeten toon zei ze: „Op eene of andere badplaats." „En stel je voor, Henri, freule Imhof wil ons misschien overmorgenavond de eer van haar gezelschap gunnen", zeide Hélène. „Dat is prachtig. Dan kunnen we muziek maken ik wed dat de freule muzikaal is?" merkte Henri vragend aan. „Ik zing." „Heeriyk", riep Hélène, „en sopraan naar het orgaan te oordeelen ten minste?" Adelheid knikte en streek hare handschoe nen vaster aanHenri nam haar nauwlettend op en zag hoe de sierlyke nagels in het havana-kleurig glacé werden afgedrukt. „Maar nu moet ik heusch naar huis", be gon Adelheid, terwyi een maagdelyke blos haar gelaat overtoog; „ik mag wel myn excuus maken, mevrouw Sauvage, dat ik zoo'n lange visite heb gemaakt, en u, lieve juffrouw Sauvage, dank ik wel zeer voor uwe hartelyke ontvangst. Ik hoop u morgen by ons te zien." Zy reikte mevrouw Sauvage en Hélène de hand. „Henri, wil jy de freule even naar het rytuig geleiden?" zei Hélène. „Met genoegen", antwoordde hy, met eene diepe buiging. Zoo ging dan Adelheid Imhof eene minuut later met hare spitse hakjes vóór Henri Fnesen de trap af en hy luisterde naar het klakken op de treden, terwyi zyne oogen zich vermeiden in de aanschouwing van het puntje van een fijn batisten zakdoekje, dat zoo coquet mogeiyk uit een zakje op Adelheids heup gluurde. Hélène schreed altyd nauw hoorbaar op hare groote pantoffels en in hare stoffen japonnetjes door het huis het ruischen en ritselen dezer zyden japon kwam hem zeer melodieus voor. Op het portaal tusschen de derde en de tweede étage Hélène woonde drie trappen hoog wendde Adelheid zich eensklaps om. Met de handen op hare parasol steunend, zag zy Henri met glinsterende oogen aan. „Hebt u vanmorgen papa's brief ont vangen?" „Jal" Ofschoon hyzelf niet begreep waarom, voelde Henri dat hy kleurde. „Waarom hebt gy daar zooeven geen enkel woord van gerept?" „Ik dacht steeds dat u er over begin nen zoudt." Adelheid vervolgde haren weg naar bene den; Henri volgde haar. Op het portaal tusschen de tweede en de eerste verdieping vroeg Henri: „Waarschynlyk hebt u my in Weenen en in Wiesbaden gehoord?" Adelheid zag hem lachend aan en zei, niet weinig coquet: „Ja, hoe vraagt ge dat zoo?" „Omdat nog meer Berlyners my juist daar gehoord hebben; zooals by voorbeeld een ano niem kunstminnaar, die my hier met een prachtigen bloemenkorf verwelkomde. Kende ik hem maar, hoe innig zou ik hem danken I" „Wat heeft uwewat heeft juffrouw Sauvage wel gezegd van dien welkomstgroet van een oud kunstminnaar?" Adelheid vroeg dit met een zekeren angst, want juist op hetzelfde oogenblik bedacht ze dat de vergelyking der beide briefjes, aan Henri en aan Hélène, ontwyfelbaar tot de her kenning van hetzelfde schrift had moeten leiden, en dat Henri dus weten moest datzy de schryfster daarvan was. „Dergelijke beleefdheden beschouw ik als gebeel alleen my persoonlijk geldend en spreek er met myne aanstaande niet over." Adelheid was inmiddels de trap afge gaan. Daar beneden zag ze Henri vor- schend aan. „Is juffrouw Sauvage veel ouder dan u? vroeg zy schuchter. „Ouder? O neen ze is een paar jaar jonger." Adelheid had het niet uit plaagzucht, maar eenvoudig uit nieuwsgierigheid gevraagd en zette een zeer verbaasd gezicht. „Och," zei zo. Henri was verlegen en krieuwelig, zonder zich rekenschap te kunnen geven waarover en waarom. „Zy was vroeger een zeer mooi meisje," begon hy. „Dat is zy nog," viel Adelheid hem met nadruk in de rede; „o, wat heeft zy een goedig gezicht en wat is ze mooi, wanneer ze spreekt 1 Maar het is zoo merkwaardig, dat ze juist uwe verloofde is. Ik kan het ray haast niet voorstellen ik had zoo'n heel ander idee van u." Deze wending in het gesprek maakte der» stand van zaken voor Henri zonneklaar. „U zult dus, ingevolge papa's brief, morgen by ons komen?" vroeg Adelheid, op 'teerste thema terugkomend. „Myn plan was eigeniyk vandaag nog „Des te beter tusschen vier en vyf past het ons 't beste," zei ze haastig. „Tot ziens dus'" IWordt veroolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1