IK 10613. Donderdag 27 September. A°. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven. Pit noinmer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 26 September. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. 1.40. 0.05. Franco per post Afconderlijke Nommers PRUS DER ADVERTENTIEN: Van 1 0 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootera letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Officieel© HenuiiigevingeB. Vergadering Tan den Gemeenteraad fan Leiien» op Donderdag 27 Sept., des namiddags t« twee uren. Punten ter behandeling; 1*. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool 2de klasse (242). 2°. Idem alsvoren van eene derde onderwij zeres. (252). 8°. Idem van een Commissaris der Bank-van- Leening. (251). 4°. Verzoek van J. Roodenburg, om eene stoep te leggen voor perceel Morschstraat No. 2. (243). 5°. Idem van S. R. Perrin, om ontslag als derde onderwijzer aan de school 3de klasse Nq. d. (244). 6°. Idem van F. A. Wilhelm Schlldel, om vrij stelling van de betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (245). 7®. Idem van de firma Herman F. A. Hamen en Zn., om eene waterlooziug te maken naar het riool in de Burgsteeg. (246). 8°. Idem alsvoren van D. Bekenes, naar het riool in de Choorlammersteeg. (254). 9\ Idem alsvoren van Ch. E. J. Verhaaff, naar het riool in de Pieterskerkgracht. (254). 10°. Idem alsvoren van M. Kooy, naar het riool in de Wolsteeg. (254). 11°. Idem van B. IIGebhardt, om een dam met daiker te leggen door de sloot langs den Hoogen Rijndijk. (255). 12°. Idem van Mevr. de Wed. PloegZaalberg c. s., om drie bruggen en eene loopplank te leggen over de sloot langs den Hoogen Rijndijk. (247). 18°. Idom van Dr. P. J. Blok, om terugbotaling van schoolgeld, lager onderwijs. (248). 14°. Voorstel van den heer P. J. Van Hoeken, strekkende om aan de gemeente-ambtenaren de verplichting op te leggen met hun gezin binnen de gemeente to wonen. (243 van 1893, 204 en 220 van 1894 15°. Voorstel omtrent de heffing van haven gelden. (235). D«/,er dagen werd het Leidecbe Universiteits- fonds aangenaam Terraat door een© mille bij drage, afkomstig van professor Drucker. Zoo- sis bekend is, werd mr. Drucker, tot lid der Tweede Kamer gekozen, volgens de bepaling der wet op het Hooger Onderwijs als hoog leeraar op non-activiteit gesteld, onder genot van de helft zjjner jaarwedde als non activiteits traktement. Dit inkomen heeft hg aan het Universiteitsfonds geschonken, onder voor waarde dat een vierde, volgens de statuten van het fonds, zal worden gekapitaliseerd, en het overige gedeelte gesteld zal worden ter besehikking der faculteit van rechtsgeleerdheid te Lelden, opdat deze de golden zóó zal be nuttigen, als haar in het belang der juridische Btudión het meest wenscbelijk zal toeschijnen. Uet groote dankbaarheid heeft het fonds dit geschenk, dat nu reede meer dan f 1000 be draagt, aanvaard. Hot fonds beschikt tbans oog over te geringe middelen, om krachtig werkzaam te lijn in het belang van den bloei der studie aan de Leidsche Universiteit. Mocht het voorbeeld van mr. Drucker ook et) anderen navolging vinden, dan zou bet zijne nuttige taak op grooter schaal kunnen verrichten dan nu het geval kan zijn. Door den architect den heer W. C. Mulder werd alhier aanbesteedHet afbreken en weder opbouwen van het perceel Nieuwe Rijn No. 62. De hoogste inschrijving bedroeg f 13,100, en de laagste, van den heer A. Verhoog Jzn. alhier, ƒ11,896 De door den Raad der gemeente Hillegom voorloopig vastgestelde begrooting der schut terij, dieDst 1894/95, wijst een cijfer aan van ƒ241 in ontvang en uitgaaf. Bedankt is voor het beroep naar de Ned. Herv. gemeente te Grgpskerke (cl. Mid delburg) door den heer M. A Van Rhjjn, candidaat te Katwijk aan den Ryn. Men schrijft aan het „Utr. Dbl." Eenigen tyd geleden is bericht, dat een Nederlandsche man en vrouw, die ongeveer 16 jaren geleden in Amerika (California g6. huwd waren, zich in hunne tegenwoordige woonplaats (Zoeterwoude) hebben laten over trouwen, omdat zij bi) hun terugkeer in het vaderland, pl. m. vijf jaren geleden, verzuimd hadden hunne huwelgksakte uit Amerika, vol gens art. 139 van het Burgeriyk Wetboek, binnen het jaar na hunne terugkomst in de buweljjksregistere var. de plaats hunner vesti ging te doen inschrijven. Het heette in dat bericht, dat het in Amerika gesloten huwe lijk derhalve volgens de Nederlandsche wet ongeldig was en er overtrouwen moest plaats hebben. Die opvatting komt ons onjuist voor. Met nietigheid wordt zoodanig huwelijk, waar van de akte hier te lande niet is ingeschreven, nergens in onze wet bedreigd, en iedere ambte' naar van den burgerlijken stand weet, dunkt ons, dat de bepaling van art. 139 van het Burgerlijk Wetboek geschreven is om het bestaan van het huwelijk uit de registers van den burgerlgken etand te kunnen bewijzen. De Hooge Raad besliste ook in dien zin b(j arrest van den 9den November 1841, terwyl ook de minister van justitie in 1877 by een brief te dier zako in gel(jken geest zich uitliet. Waarschijnlijk heb- bm de echtgenooten in deze de bepaling van art. 138 niet nageleefd, die de huwelijken, in een vreemd land aangegaan, hetzij tusschen Nederlanders, hetzij tusschen Nederlanders en vreemdelingen, van waarde verklaart, indien dezelve voltrokken zijn naar den vorm in dat land gebruikelijk, mits de huwelijksafkondi gingen, volgens de tweede afdeeling van den vijfden titel B. W., binnen dit Koninkrijk, zonder sluiting des huwelijks, hebben plaats gehad Wanneer dit niet plaats gevonden had, achtte men eertijds het huwelijk voor onze wet van onwaarde. Doch ook aan die meening heeft ons hoogste rechtscollege, bij arrest van den 7den December 1877, een einde gemaakt. Maar ook al blijven anderen afkondiging noodzakelijk achten, het is toch duidelijk dat die alleen kan geschieden wanneer een der partijen hier to lande woonplaats heeft. En als nu noch de man, noch de vrouw boven bedoeld, tijdens het huwelijk hier te lande woonde, dan kan ook deze quaestie buiten beschouwing blijven, en bestond er dus in het geheel geene reden om de menschen het met overtrouwen lastig te maken, als ten minste de bedoeling niet is geweest om ge legenheid te hebbennog eens groene bruiloft te houden. H. K. H. de Vorstin Van Wied, prinses der Nederlanden, Haar zoon en twee dochters, die enkele dagen te Scheveningen vertoefden, hebben gisterochtend te halfnegen per Staats spoor de terugreis naar Neuwied aangenomen, na in het station te 's-Gravenhage afscheid te hebben genomen van do ^dames en heeren, die de familie bij Hare komst hadden ver welkomd, en van enkele anderen uit de kringen van het Hof. Prinses Marie en de beide dochters namen als souvenir aan het kortstondig bezoek waaierbouquetten mede, waaraan rood wit-en - blauwe linten gestrikt waren, en door de douairière Sirtema Yan Grovestins werd hieraan voor H. K. H. toegevoegd een oranje ruiker, die dit was zoowel door de kleur van de rozen als door de lintversiering. De Tweede Kamer heeft het Adres van Antwoord op de Troonrede vastgestold en is daarna tot nadere byeenroeping uiteengegaan. De gemeenteraad van Leeuwarden heeft besloten tot stichting van een gebouw voor dakloozen. De heer P. Th. Houba, griffier der Staten van Limburg, is door den koning van België benoemd tot officier der Leopoldsorde. Tot lid van den gemeenteraad van Am sterdam is gekozen de heer F. T. Bensdorf met 2074 stemmen. De heer K. Kater had er 1228. Men schrijft uit Utrecht: In de gisteren gehouden vergadering van de Nederlandsche vereeniging, ter onder steuning van de nagelaten betrekkingen van militairen, die in Indié voor den vijand zijn gesneuveld, of aan de gevolgen der voor den vfiand bekomen wonden zyn overleden, is be sloten nadere voeling met het Haagsche comité te houden. Het Haagsche comité wenscht eerst fondsen te verzamelen en later de vereeniging te constitueeren. De vereeniging te Utrecht wenscht na constitueering de fondsen bijeen te verkrijgen, daar zij vreest dat anders de hoofdgedachte te veel uit het oog zal worden verloren. Wil het Haagsche comité dezen weg op, en wel zoo spoedig mogelijkdan is eene fusie te treffen; wenscht men dit niet, dan gaat de vereeniging, wier ontwerp-statuten reeds aan H. M. de Koningin-Regentes zfin opge zonden, haren gang. Aan de „Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin" is door wijlen den heer C. Yan Rossem Pzn. duizend gulden ge legateerd. Hot nieuwe hoofdbestuur van den Alge meonen Nederlandschen Politiebond heeft de f 1000, door het afgetreden hoofdbestuur ter beschikking van den officier van justitie te Amsterdam gesteld ter opsporing van den ex-president Yan Tuinenburg, terugverzocht. Mr. C. C. Geertsema, Commissaris der Koningin in de provincie Groningen, zal naar men aan het ,H. Dagbl." bericht om gezondheidsreden zyn ambt nederleggen. De extra-trein, welke de Koninginnen Donderdag a. s. naar Alkmaar zal voeren, vertrekt .van het Holl. Spoorstation in Den Haag 'smorgens 9 u. 3 min. (Haagsche tijd.) Des avonds te 7 u 53 min. zullen Hare Majesteiten in de residentie terugkeeren. Hedenmorgen vertrok van het lste eskadron 3de regt. huzaren, te Amsterdam in garnizoen, een detachement ter sterkte van 50 onder officieren en minderen naar Alkmaar, onder commando van den ritmeester J. C. Yan Alphen, waarbij ingedeeld de luitenants R. E. Dittlinger en J. R. De Joncheere, om de Koninginnen Donderdag te begeleiden. Het stoomschip „Ardjoeno", van Batavia naar Rotterdam, arriveerde 24 Sept. te Mar seille en heeft de reis voortgezet; de „Borneo", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 23 Sept. van Port-Said; de .Prins Maurits" vertrok 22 Sept. van Nieuw-York naar West-Indiëde „Koningin Emma", van Batavia naar Amster dam, vertrok 24 Sept. van Port Said; de Soerabing", van Rotterdam naar Java, ver trok 24 Sept. van Perimde „Prinses Wilhel- mina", van Arasterdam naar Batavia, passeerde 25 Sept. Ouessant; de „Edam", van Nieuw- York naar Rotterdam, passeerde 25 Sept. Lizard; de „Koningin-Regentes", van Batavia naar Amsterdam, passeerde 25 Sept. Ouessant. By koninkiyk besluit van 25 dezer is de heer E. H. A. Guljó, burgemeester van Breda, benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Voorts zijn in die orde benoemd tot officier, de majoor P. C. De Wilde, eerste officier by de Koninklyke Militaire Academie, en is toegekend de eere-medaille der ordo in zilver, aan den sergeant-majoor J. W. Colenbrander, schryver by die Academie. Praatjes over Kunst Vlokken. XXXIX. By de grens van Zwitserland en Tyrol heeft Prof. v. Geer op zijno jongste reis aan de douane verklaardtot het achtergebleven gevolg van Hare Majesteit te behooren, en verder vertelt by, dat hg en zijne reisge- nooten daarop door den beambte met de grootste hoffelykheid behandeld en zonder nader onderzoek doorgelaten werden. Dat „nader onderzoek" zou echter, m. i., aan het licht hebben gebracht, dat de hoog leeraar geen deel van die hofhouding uit maakte. O! ik wenschte wel in 't vel van dien ambtenaar te steken om de „Hooge kunst" van genoemden professor („Vragen des Tyds"), evenzeer zonder nader onderzoek te kunnen laten passeeren en, in méér dan één opzicht spijt 't my, dat ik dit niet kan. Mocht myn „nader onderzoek" minder vluchtig blyken dan dat van dien bewusten Tyroolschen grens beambte Tienmaal stellig heb ik het artikel gelezen, en met aandacht; telkens kwam ik tot de slotsom: „Wat een tegenstrydigheden l" Dat de hoogleeraar geen belang stelt in de afscheiding der Münchener schilders, dat is tot daaraan toe, maar wanneer hg byv. zegt dat „ook de Nederlandsche kunstenaars zich over beide groepen hadden verdeeld," en verder schrg ft „datde families Mesdag, Vroiyk, Breitner, zelfs Yerster aan de oudere instelling waren getrouw gebleven, terwyi Israéls, Bakhuy(s)en, De Maris8en, Termeulen, De Haas zich by de nieuwere badden aangesloten", dan is de pro fessor daar wel zoo fout in galop als maar eenigszin8 mogeiyk is. Want, voor de „Secession"-tentoonstelling moet men speciaal worden uitgenoodigd. Waar dus de heer Van Geer verder schryft over Böcklin, dat „deze schilder neutraal in den stryd schynt te willen biyven, omdat ook op de andere tentoonstelling stukken van hem voorkwamen", is hy evenzeer het spoor eenigszins byster. Maar, (over alles kan ik hier door beperkte ruimte niet uitvoerig zyn) het Allerergste voor my is wel de samenvoeging van deze beide volzinnen: „Van groote schilders waren geene meesterwerken voorhanden. Van Dofreg ger niets dan het portret eener Tyroolsche; zyne vroegere diepgevoelde tooneelen uit het Tyroolsche volksleven ontbraken." DefreggerI, voor anderen en my het vol komen, zuiver doorgevoerd type van een allerbanaalst mensch, die met een ècht-artist alléén dit gemeen heeft, dat hy zich, in zyne onzuivere bedoelingen, óók van verf en pen seel bedient; de muffe vervaardiger van ge- scbiedenisjes, die niets met „kunst" te maken hebben Defregger, veralgemeend door photo's in ieder „fatsoeniyk" huishouden, hier als „groot" schilder te zien pareeren, dat is waarlgk wel wat al te kras. En, nog iets, dat ik in myne domheid niet begryp. - Vurig Wagneriaan als de hoog leeraar schynt te zyn; ietwat waardeerend Toorop's werk vermeldend, spreekt hy over ons Tooneel aldus: „Thans kan men zich verlustigen in ver taalde Duitsche kluchten, in de onzedelyke producten van de Pransche school, zoo geheel in stryd met onzen volksaard, of wel zich verdiepen in het mysticisme van Maeterlinck en de afgetrokken bespiegelingen van Ibsen. Ik weet niet of de hoogleeraar Maeterlinck's Pelléas et Mélisande", door „l'Oeuvre", in Den Haag opgevoerd, heeft bygewoond; den heer Van Geer kan ik echter verzekeren dat schoone taal, keurige dictie en beschaafde voordracht" waarop hy zoo gesteld biykt door Lugnó Poé's gezelschap voluit gegeven wer den afgezien van den symbolistischen inhoud van 't werk. En, nu ik voor de elfde maal het artikel Hooge kunst" in de „Vragen des Tyds" her lees, benyd ik waariyk des Professors hoofd, dat een opnieuw proefhoudend gebleken recept (sic) aan de hand kon doen, aan wien nu meent dat men een hoofd van staal en zenuwen van yzerdraad moet hebben om dat alles in korten tyd te „genieten." NB. In ééne week opvoering van de voornaamste koningsdrama's van Shakespeare, onder leiding van Possart, en twee tentoonstellingen van moderne kunst te München." In „Het Vaderland" van 23/24 Sept. jl. wordt door B. zeer waardeerend gesproken over decoratieve schilderingen van Th. Van Hoytema. Het artikel luidt: „Onze talentvolle stadgenoot Th. Van Hoy tema, de bekende illustrator van Andersons sprookjes: „Hoe de vogels aan een koning kwamen" en „Het leelyke jonge eendje", heeft dezer dagen een werk volbracht, dat de aandacht van alle kunstliefhebbers ten volle waardig is. Jammer maar, dat voor het genieten van dit kunstwerk een reisje noodig is naar eene onzer provinciesteden en men het niet kan bewonderen in eene der hoofd steden des rijks, waar men eerder zijne schreden henenricht dan naar Gorkum, dat in zyn prachtige riviergezichten alleen natuurschoon te bewonderen geeft. Wy spoorden er henen op eene vriendelyke uitnoodiging van den kunstenaar, om zyn werk te komen zien: de beschildering der zalen van de groote Sociëteit aldaar. En het berouwde ons niet de uitnoodiging te hebben aangenomen. Wel is het gebouw van buiten onaanzieniyk en de entrée weinig uitlokkend, maar hoe wordt het oog verrast by het binnentreden der biljart zaal, als men zich verplaatst ziet in een middelpunt, waar kunst weelde ons van alle kanten omringt! Het geheel maakt een hoogst weldadigen in druk. Des kunstenaars ziel is in zgn werk neer gelegd. Eene wereld van gevoel voor het schoone en goede opent zich voor oog en hart. Natuur in hare eenvoudige majesteit en heerlykheid spreekt hier overweldigend tot ons. De ver schillende vakken met vogels en bloemen vormen elk in het byzonder en alle te zamen één geheel, grootsch en machtig van opvatting. De witte en de blauwe pauw met hare teedere kleuren in oene omgeving van pere en appelbloesem, zacht getint door ranken van paarse clematis, worden als met zonne gloed bestraald door de neven vakken, waarop goudfazanten als kamerheeren in gala-kostuum hunne koninginnen omstuwen. De groep van wilde zwar.en, de eenden in den vyver, de geestige kleinere partyen van uilen, raven en andere vogels en voorts de alles omvattende takken van den kastanje boom, die de beide zalen als aaneenschakelen dit alles treft en boeit om het zeerst. Kortom de aanschouwing van dezen arbeid van den nog betrekkelgk jeugdigen schilder heeft ons krachtig bevestigd in de overtuiging, dat men voor het decoreeren van zalen en serres niet de toevlucht behoeft te nemen tot het buiten land, maar dat men ook in Nederland zyn kunstgevoel op dit gebied kan bevredigd zien. Éte Zevende Tentoonstelling van de Nederlandsche Etsclub in „Pulchri Studio". Zaterdag-middag werd deze expositie opend. Twee vyfden van de dertig leden zonden werk in. Jan Veth, Ph. Zilcken, M. Bauer, Ëtienne Bosch, H. J. Haverman, Isaac Israels, J. Ed. K-orsen, Jac. Van Looy, M. v. d. Maarel. mevr. Bisschop Robertson, J. Thorn Prikker en M. W. v. d. Valk. Achttien anderen ontbrekenBastert, Breitner, Lion Cachet, Derkinderen, Dysselhof, mej. Etha Fles, Roland Holst, mej. v. Houten, M. Kamer lingh Onnes, A. L. Koster, mej. Wally Moes. mej. Th. Schwartze, Jan Toorop, Floris Verster, J. Voerman, E. S. Witkamp Jr., Willem Witsen en W. De Zwart. Van de genoodigde buitenlanders interes sante bydragen door: Walter Crane, Arthur Gaskin, Femand Khnopff, F. Sturge Moore, William Morris, Lucien Pissarro, Cb. S.Ricketts, Reginald Savage, Ch. H. Shannon en 7ooral van Steinlen. Honderddertig nummers telt deze zeer be zienswaardige tentoonstelling. En, wat voor Leidens ingezetenen deze tentoonstelling byzonder interessant maakt, het is de aanwezigheid van twee portretten door Jan Veth. Het eerste geeft prof. Tielo zóó volkomen weer, dat men het blyft betreuren, dat d® lithographie in het Groene Weekblad, wat gelykenis betreft, zoover achter staat by dit conterfeitsel, terwyi het tweede de strenge en toch zoo beminnelyke trekken te aanschou wen geeft van den onyergeteiyken hoogleeraar Buys. En al moge nu, uit een kunstenaars- oogpunt beschouwd, deze laatste ets wat al te zoetelyk ïyken, iets te veel photogravure- achtigs bezitten; weldadig doet het toch aan, een zoo getrouw beeld, door een onzer beste hedendaagsche portrettisten te weten, van een zoo by uitstek uitnemend mensch, als prof. Buys was De Nederlandsche „Schildersbent" lydt in •ze tyden zware verliezen. Charles Rochussen is op 80 jarigen leeftyd te Rot terdam overleden -(22 September jl.) „De tyding van zyn afsterven zal alom met weemoed worden vernomen" schryft do N. Rott. Ct." terecht aan 't slot van een den artist gewyd artikel. .Rochussen was, als Tollens, een volks man, en met dezen had hy de liefde gemeen voor land en volk en hunne geschiedenis. De geschiedenis! Rochussen was er in thuis als een historicus van beroep, en meer dan eeno halve eeuw lang is hot zyn hoogste genoegen geweest, die geschiedenis in grootsche gebeur tenissen en kenmerkende by zonderheden, dat leven van vroeger in al zgne drukkö bontheid, in de eigenaardigheden van zeden en drachten, in de fierheid van ridder- en krygsmansdaden en de biyde woeligheid van straat- en volks leven, met de teekenstift, die nooit moede werd, uit te beelden"; en ook zegt zeer juist, die verslaggovor vooraf: „Het Godgezegend lyrisch doen der béél- grooten van onze dagen, hot streven naar stemming, dat, later ook in de, altoos zooveel zwakker, literatuui gekomen, onze moderne Schilderschool weer gebracht heeft tot Euro- peeschen roem, is aan Rochussen voorby- gegaan; hy was niet een „eenzame, levend alleen met zyn Muze"; het leven te zien en te voelen als toeschouwer, met geene andere bedoeling dan er motieven in te vinden voor het lied, dat de schilder zingt met verf en met lynen zóó was zyn wenschen niet." De gryze Rochussen laat by zyn verscheiden de blyvende herinnering achter aan een zeer arbeidzaam, vruchtbaar artistenleven, dat velen „jongeren" ten voorbeold dient te strekken. Een hooggeplaatst Delftsch Magistraatsper soon heeft eens, vreemd aan elke hoffelyk heid, en, vry onverdiend tevens, een schand- naam trachten te werpen naar de dagblad- veslaggever8 in 't algemeen, door hun „gilde" met het weinig vleiende epitheton van „Eeuwige Pers" te willen gebrandmerkt zien, toen één hunner, helaas te vroeg wellicht naar 's burgemeesters zin, een verslag open baar maakte, dat z. i. nog in de pen had moe ten biyven. Al mag men veilig aannemon dat de „durf" dier „interviewers" er sedert niet op verminderd blykt te zyn, toch, waar het quaesties van gemeentebelangen betreft, zgn zy terecht voorzichtiger geworden, weinig gesteld als ze konden wezen op nog even tueel te duchten toekomstige lieflijker, en wellicht nog onverdiender en ongemotiveer der qualificaties van hooger hand. En zoo ging het dan ook schryver dezes, die, alvorens de korte indrukken, welke hier nu volgen, der openbaarheid prys te geven, op deze, vermoedeiyk als wel wat Al te pré- matuur te veroordeelen beoordeeling, eerst df sanctie der bevoegde autoriteit behoorlylr inriep; van die macht, wier eigen heuschheid hem thans ditmaal zelf, onwetend, binnen de bewuste zalen beeft geloodst. Evenals Leidens Historie door oen Orlers en een Van Mieris nauwkeurig werd beschre ven, zal de Lydens geschiedenis van deze Stadsgehoorzaal door bewame pen voor 't nageslacht wel worden opgeteekend, en „intact" bewaard biyven. Maar even stellig behooren dan ook by die betrouwbare rapporten de latere pogingen te worden geboekstaafd, die, van de bykans doodsch-uitziende lokaliteiten getracht hebben een aangenaam geheel te vormen door beschildering. En, voor zoover deze bekleeding gevorderd is, schynt ze my „hoogst-dankbaar" en „ge lukkig" toe. Want wel vele bezoekers hebben die kaal- witte wanden dikwerf met angstige blikken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1