IK 10613.
Donderdag 27 September.
A°. 1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven.
Pit noinmer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 26 September.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
1.40.
0.05.
Franco per post
Afconderlijke Nommers
PRUS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 0 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Officieel© HenuiiigevingeB.
Vergadering Tan den Gemeenteraad fan Leiien»
op Donderdag 27 Sept., des namiddags t« twee uren.
Punten ter behandeling;
1*. Benoeming van eene tweede onderwijzeres
aan de Meisjesschool 2de klasse (242).
2°. Idem alsvoren van eene derde onderwij
zeres. (252).
8°. Idem van een Commissaris der Bank-van-
Leening. (251).
4°. Verzoek van J. Roodenburg, om eene stoep te
leggen voor perceel Morschstraat No. 2. (243).
5°. Idem van S. R. Perrin, om ontslag als derde
onderwijzer aan de school 3de klasse Nq.
d. (244).
6°. Idem van F. A. Wilhelm Schlldel, om vrij
stelling van de betaling van schoolgeld,
Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (245).
7®. Idem van de firma Herman F. A. Hamen
en Zn., om eene waterlooziug te maken naar
het riool in de Burgsteeg. (246).
8°. Idem alsvoren van D. Bekenes, naar het
riool in de Choorlammersteeg. (254).
9\ Idem alsvoren van Ch. E. J. Verhaaff, naar het
riool in de Pieterskerkgracht. (254).
10°. Idem alsvoren van M. Kooy, naar het riool
in de Wolsteeg. (254).
11°. Idem van B. IIGebhardt, om een dam met
daiker te leggen door de sloot langs den
Hoogen Rijndijk. (255).
12°. Idem van Mevr. de Wed. PloegZaalberg
c. s., om drie bruggen en eene loopplank te
leggen over de sloot langs den Hoogen
Rijndijk. (247).
18°. Idom van Dr. P. J. Blok, om terugbotaling
van schoolgeld, lager onderwijs. (248).
14°. Voorstel van den heer P. J. Van Hoeken,
strekkende om aan de gemeente-ambtenaren
de verplichting op te leggen met hun gezin
binnen de gemeente to wonen. (243 van
1893, 204 en 220 van 1894
15°. Voorstel omtrent de heffing van haven
gelden. (235).
D«/,er dagen werd het Leidecbe Universiteits-
fonds aangenaam Terraat door een© mille bij
drage, afkomstig van professor Drucker. Zoo-
sis bekend is, werd mr. Drucker, tot lid der
Tweede Kamer gekozen, volgens de bepaling
der wet op het Hooger Onderwijs als hoog
leeraar op non-activiteit gesteld, onder genot
van de helft zjjner jaarwedde als non activiteits
traktement. Dit inkomen heeft hg aan het
Universiteitsfonds geschonken, onder voor
waarde dat een vierde, volgens de statuten
van het fonds, zal worden gekapitaliseerd, en
het overige gedeelte gesteld zal worden ter
besehikking der faculteit van rechtsgeleerdheid
te Lelden, opdat deze de golden zóó zal be
nuttigen, als haar in het belang der juridische
Btudión het meest wenscbelijk zal toeschijnen.
Uet groote dankbaarheid heeft het fonds dit
geschenk, dat nu reede meer dan f 1000 be
draagt, aanvaard. Hot fonds beschikt tbans
oog over te geringe middelen, om krachtig
werkzaam te lijn in het belang van den
bloei der studie aan de Leidsche Universiteit.
Mocht het voorbeeld van mr. Drucker ook
et) anderen navolging vinden, dan zou bet
zijne nuttige taak op grooter schaal kunnen
verrichten dan nu het geval kan zijn.
Door den architect den heer W. C.
Mulder werd alhier aanbesteedHet afbreken
en weder opbouwen van het perceel Nieuwe
Rijn No. 62. De hoogste inschrijving bedroeg
f 13,100, en de laagste, van den heer A.
Verhoog Jzn. alhier, ƒ11,896
De door den Raad der gemeente Hillegom
voorloopig vastgestelde begrooting der schut
terij, dieDst 1894/95, wijst een cijfer aan van
ƒ241 in ontvang en uitgaaf.
Bedankt is voor het beroep naar de
Ned. Herv. gemeente te Grgpskerke (cl. Mid
delburg) door den heer M. A Van Rhjjn,
candidaat te Katwijk aan den Ryn.
Men schrijft aan het „Utr. Dbl."
Eenigen tyd geleden is bericht, dat een
Nederlandsche man en vrouw, die ongeveer
16 jaren geleden in Amerika (California g6.
huwd waren, zich in hunne tegenwoordige
woonplaats (Zoeterwoude) hebben laten over
trouwen, omdat zij bi) hun terugkeer in het
vaderland, pl. m. vijf jaren geleden, verzuimd
hadden hunne huwelgksakte uit Amerika, vol
gens art. 139 van het Burgeriyk Wetboek,
binnen het jaar na hunne terugkomst in de
buweljjksregistere var. de plaats hunner vesti
ging te doen inschrijven. Het heette in dat
bericht, dat het in Amerika gesloten huwe
lijk derhalve volgens de Nederlandsche wet
ongeldig was en er overtrouwen moest plaats
hebben. Die opvatting komt ons onjuist voor.
Met nietigheid wordt zoodanig huwelijk, waar
van de akte hier te lande niet is ingeschreven,
nergens in onze wet bedreigd, en iedere ambte'
naar van den burgerlijken stand weet, dunkt ons,
dat de bepaling van art. 139 van het Burgerlijk
Wetboek geschreven is om het bestaan van het
huwelijk uit de registers van den burgerlgken
etand te kunnen bewijzen. De Hooge Raad
besliste ook in dien zin b(j arrest van den 9den
November 1841, terwyl ook de minister van
justitie in 1877 by een brief te dier zako in
gel(jken geest zich uitliet. Waarschijnlijk heb-
bm de echtgenooten in deze de bepaling van
art. 138 niet nageleefd, die de huwelijken, in
een vreemd land aangegaan, hetzij tusschen
Nederlanders, hetzij tusschen Nederlanders en
vreemdelingen, van waarde verklaart, indien
dezelve voltrokken zijn naar den vorm in dat
land gebruikelijk, mits de huwelijksafkondi
gingen, volgens de tweede afdeeling van den
vijfden titel B. W., binnen dit Koninkrijk,
zonder sluiting des huwelijks, hebben plaats
gehad Wanneer dit niet plaats gevonden had,
achtte men eertijds het huwelijk voor onze
wet van onwaarde. Doch ook aan die meening
heeft ons hoogste rechtscollege, bij arrest van
den 7den December 1877, een einde gemaakt.
Maar ook al blijven anderen afkondiging
noodzakelijk achten, het is toch duidelijk dat
die alleen kan geschieden wanneer een der
partijen hier to lande woonplaats heeft. En
als nu noch de man, noch de vrouw boven
bedoeld, tijdens het huwelijk hier te lande
woonde, dan kan ook deze quaestie buiten
beschouwing blijven, en bestond er dus in
het geheel geene reden om de menschen het
met overtrouwen lastig te maken, als ten
minste de bedoeling niet is geweest om ge
legenheid te hebbennog eens groene
bruiloft te houden.
H. K. H. de Vorstin Van Wied, prinses
der Nederlanden, Haar zoon en twee dochters,
die enkele dagen te Scheveningen vertoefden,
hebben gisterochtend te halfnegen per Staats
spoor de terugreis naar Neuwied aangenomen,
na in het station te 's-Gravenhage afscheid
te hebben genomen van do ^dames en heeren,
die de familie bij Hare komst hadden ver
welkomd, en van enkele anderen uit de
kringen van het Hof.
Prinses Marie en de beide dochters namen
als souvenir aan het kortstondig bezoek
waaierbouquetten mede, waaraan rood wit-en -
blauwe linten gestrikt waren, en door de
douairière Sirtema Yan Grovestins werd hieraan
voor H. K. H. toegevoegd een oranje ruiker,
die dit was zoowel door de kleur van de
rozen als door de lintversiering.
De Tweede Kamer heeft het Adres van
Antwoord op de Troonrede vastgestold en is
daarna tot nadere byeenroeping uiteengegaan.
De gemeenteraad van Leeuwarden heeft
besloten tot stichting van een gebouw voor
dakloozen.
De heer P. Th. Houba, griffier der Staten
van Limburg, is door den koning van België
benoemd tot officier der Leopoldsorde.
Tot lid van den gemeenteraad van Am
sterdam is gekozen de heer F. T. Bensdorf
met 2074 stemmen. De heer K. Kater had
er 1228.
Men schrijft uit Utrecht:
In de gisteren gehouden vergadering van
de Nederlandsche vereeniging, ter onder
steuning van de nagelaten betrekkingen van
militairen, die in Indié voor den vijand zijn
gesneuveld, of aan de gevolgen der voor den
vfiand bekomen wonden zyn overleden, is be
sloten nadere voeling met het Haagsche
comité te houden.
Het Haagsche comité wenscht eerst fondsen
te verzamelen en later de vereeniging te
constitueeren. De vereeniging te Utrecht
wenscht na constitueering de fondsen bijeen
te verkrijgen, daar zij vreest dat anders de
hoofdgedachte te veel uit het oog zal worden
verloren.
Wil het Haagsche comité dezen weg op,
en wel zoo spoedig mogelijkdan is eene fusie
te treffen; wenscht men dit niet, dan gaat
de vereeniging, wier ontwerp-statuten reeds
aan H. M. de Koningin-Regentes zfin opge
zonden, haren gang.
Aan de „Maatschappij tot opvoeding van
weezen in het huisgezin" is door wijlen den
heer C. Yan Rossem Pzn. duizend gulden ge
legateerd.
Hot nieuwe hoofdbestuur van den Alge
meonen Nederlandschen Politiebond heeft de
f 1000, door het afgetreden hoofdbestuur ter
beschikking van den officier van justitie te
Amsterdam gesteld ter opsporing van den
ex-president Yan Tuinenburg, terugverzocht.
Mr. C. C. Geertsema, Commissaris der
Koningin in de provincie Groningen, zal
naar men aan het ,H. Dagbl." bericht om
gezondheidsreden zyn ambt nederleggen.
De extra-trein, welke de Koninginnen
Donderdag a. s. naar Alkmaar zal voeren,
vertrekt .van het Holl. Spoorstation in Den
Haag 'smorgens 9 u. 3 min. (Haagsche tijd.)
Des avonds te 7 u 53 min. zullen Hare
Majesteiten in de residentie terugkeeren.
Hedenmorgen vertrok van het lste eskadron
3de regt. huzaren, te Amsterdam in garnizoen,
een detachement ter sterkte van 50 onder
officieren en minderen naar Alkmaar, onder
commando van den ritmeester J. C. Yan
Alphen, waarbij ingedeeld de luitenants R. E.
Dittlinger en J. R. De Joncheere, om de
Koninginnen Donderdag te begeleiden.
Het stoomschip „Ardjoeno", van Batavia
naar Rotterdam, arriveerde 24 Sept. te Mar
seille en heeft de reis voortgezet; de „Borneo",
van Batavia naar Rotterdam, vertrok 23 Sept.
van Port-Said; de .Prins Maurits" vertrok
22 Sept. van Nieuw-York naar West-Indiëde
„Koningin Emma", van Batavia naar Amster
dam, vertrok 24 Sept. van Port Said; de
Soerabing", van Rotterdam naar Java, ver
trok 24 Sept. van Perimde „Prinses Wilhel-
mina", van Arasterdam naar Batavia, passeerde
25 Sept. Ouessant; de „Edam", van Nieuw-
York naar Rotterdam, passeerde 25 Sept.
Lizard; de „Koningin-Regentes", van Batavia
naar Amsterdam, passeerde 25 Sept. Ouessant.
By koninkiyk besluit van 25 dezer is
de heer E. H. A. Guljó, burgemeester van
Breda, benoemd tot ridder in de orde van
Oranje Nassau.
Voorts zijn in die orde benoemd tot officier,
de majoor P. C. De Wilde, eerste officier
by de Koninklyke Militaire Academie, en is
toegekend de eere-medaille der ordo in zilver,
aan den sergeant-majoor J. W. Colenbrander,
schryver by die Academie.
Praatjes over Kunst
Vlokken.
XXXIX.
By de grens van Zwitserland en Tyrol
heeft Prof. v. Geer op zijno jongste reis aan
de douane verklaardtot het achtergebleven
gevolg van Hare Majesteit te behooren, en
verder vertelt by, dat hg en zijne reisge-
nooten daarop door den beambte met de
grootste hoffelykheid behandeld en zonder
nader onderzoek doorgelaten werden.
Dat „nader onderzoek" zou echter, m. i.,
aan het licht hebben gebracht, dat de hoog
leeraar geen deel van die hofhouding uit
maakte.
O! ik wenschte wel in 't vel van dien
ambtenaar te steken om de „Hooge kunst"
van genoemden professor („Vragen des Tyds"),
evenzeer zonder nader onderzoek te kunnen
laten passeeren en, in méér dan één opzicht
spijt 't my, dat ik dit niet kan. Mocht myn
„nader onderzoek" minder vluchtig blyken
dan dat van dien bewusten Tyroolschen grens
beambte
Tienmaal stellig heb ik het artikel gelezen,
en met aandacht; telkens kwam ik tot de
slotsom: „Wat een tegenstrydigheden l"
Dat de hoogleeraar geen belang stelt in de
afscheiding der Münchener schilders, dat is
tot daaraan toe, maar wanneer hg byv. zegt
dat „ook de Nederlandsche kunstenaars zich
over beide groepen hadden verdeeld," en verder
schrg ft „datde families Mesdag, Vroiyk, Breitner,
zelfs Yerster aan de oudere instelling waren
getrouw gebleven, terwyi Israéls, Bakhuy(s)en,
De Maris8en, Termeulen, De Haas zich by de
nieuwere badden aangesloten", dan is de pro
fessor daar wel zoo fout in galop als maar
eenigszin8 mogeiyk is.
Want, voor de „Secession"-tentoonstelling
moet men speciaal worden uitgenoodigd.
Waar dus de heer Van Geer verder schryft
over Böcklin, dat „deze schilder neutraal in
den stryd schynt te willen biyven, omdat
ook op de andere tentoonstelling stukken van
hem voorkwamen", is hy evenzeer het spoor
eenigszins byster.
Maar, (over alles kan ik hier door beperkte
ruimte niet uitvoerig zyn) het Allerergste
voor my is wel de samenvoeging van deze
beide volzinnen: „Van groote schilders waren
geene meesterwerken voorhanden. Van Dofreg
ger niets dan het portret eener Tyroolsche;
zyne vroegere diepgevoelde tooneelen uit het
Tyroolsche volksleven ontbraken."
DefreggerI, voor anderen en my het vol
komen, zuiver doorgevoerd type van een
allerbanaalst mensch, die met een ècht-artist
alléén dit gemeen heeft, dat hy zich, in zyne
onzuivere bedoelingen, óók van verf en pen
seel bedient; de muffe vervaardiger van ge-
scbiedenisjes, die niets met „kunst" te maken
hebben Defregger, veralgemeend door
photo's in ieder „fatsoeniyk" huishouden, hier
als „groot" schilder te zien pareeren, dat is
waarlgk wel wat al te kras.
En, nog iets, dat ik in myne domheid niet
begryp. - Vurig Wagneriaan als de hoog
leeraar schynt te zyn; ietwat waardeerend
Toorop's werk vermeldend, spreekt hy over
ons Tooneel aldus:
„Thans kan men zich verlustigen in ver
taalde Duitsche kluchten, in de onzedelyke
producten van de Pransche school, zoo geheel
in stryd met onzen volksaard, of wel zich
verdiepen in het mysticisme van Maeterlinck
en de afgetrokken bespiegelingen van Ibsen.
Ik weet niet of de hoogleeraar Maeterlinck's
Pelléas et Mélisande", door „l'Oeuvre", in
Den Haag opgevoerd, heeft bygewoond; den
heer Van Geer kan ik echter verzekeren dat
schoone taal, keurige dictie en beschaafde
voordracht" waarop hy zoo gesteld biykt door
Lugnó Poé's gezelschap voluit gegeven wer
den afgezien van den symbolistischen
inhoud van 't werk.
En, nu ik voor de elfde maal het artikel
Hooge kunst" in de „Vragen des Tyds" her
lees, benyd ik waariyk des Professors hoofd,
dat een opnieuw proefhoudend gebleken recept
(sic) aan de hand kon doen, aan wien nu meent
dat men een hoofd van staal en zenuwen
van yzerdraad moet hebben om dat alles in
korten tyd te „genieten." NB. In ééne week
opvoering van de voornaamste koningsdrama's
van Shakespeare, onder leiding van Possart,
en twee tentoonstellingen van moderne kunst
te München."
In „Het Vaderland" van 23/24 Sept. jl.
wordt door B. zeer waardeerend gesproken
over decoratieve schilderingen van Th. Van
Hoytema. Het artikel luidt:
„Onze talentvolle stadgenoot Th. Van Hoy
tema, de bekende illustrator van Andersons
sprookjes: „Hoe de vogels aan een koning
kwamen" en „Het leelyke jonge eendje",
heeft dezer dagen een werk volbracht, dat
de aandacht van alle kunstliefhebbers ten
volle waardig is. Jammer maar, dat voor het
genieten van dit kunstwerk een reisje noodig
is naar eene onzer provinciesteden en men
het niet kan bewonderen in eene der hoofd
steden des rijks, waar men eerder zijne schreden
henenricht dan naar Gorkum, dat in zyn
prachtige riviergezichten alleen natuurschoon
te bewonderen geeft.
Wy spoorden er henen op eene vriendelyke
uitnoodiging van den kunstenaar, om zyn
werk te komen zien: de beschildering der
zalen van de groote Sociëteit aldaar. En het
berouwde ons niet de uitnoodiging te hebben
aangenomen. Wel is het gebouw van buiten
onaanzieniyk en de entrée weinig uitlokkend,
maar hoe wordt het oog verrast by het
binnentreden der biljart zaal, als men zich
verplaatst ziet in een middelpunt, waar kunst
weelde ons van alle kanten omringt!
Het geheel maakt een hoogst weldadigen in
druk. Des kunstenaars ziel is in zgn werk neer
gelegd. Eene wereld van gevoel voor het schoone
en goede opent zich voor oog en hart. Natuur
in hare eenvoudige majesteit en heerlykheid
spreekt hier overweldigend tot ons. De ver
schillende vakken met vogels en bloemen
vormen elk in het byzonder en alle te zamen
één geheel, grootsch en machtig van opvatting.
De witte en de blauwe pauw met hare
teedere kleuren in oene omgeving van pere
en appelbloesem, zacht getint door ranken
van paarse clematis, worden als met zonne
gloed bestraald door de neven vakken, waarop
goudfazanten als kamerheeren in gala-kostuum
hunne koninginnen omstuwen.
De groep van wilde zwar.en, de eenden in
den vyver, de geestige kleinere partyen van
uilen, raven en andere vogels en voorts de
alles omvattende takken van den kastanje
boom, die de beide zalen als aaneenschakelen
dit alles treft en boeit om het zeerst. Kortom
de aanschouwing van dezen arbeid van den
nog betrekkelgk jeugdigen schilder heeft ons
krachtig bevestigd in de overtuiging, dat men
voor het decoreeren van zalen en serres niet
de toevlucht behoeft te nemen tot het buiten
land, maar dat men ook in Nederland zyn
kunstgevoel op dit gebied kan bevredigd zien.
Éte
Zevende Tentoonstelling van de Nederlandsche
Etsclub in „Pulchri Studio".
Zaterdag-middag werd deze expositie
opend.
Twee vyfden van de dertig leden zonden
werk in. Jan Veth, Ph. Zilcken, M. Bauer,
Ëtienne Bosch, H. J. Haverman, Isaac Israels,
J. Ed. K-orsen, Jac. Van Looy, M. v. d. Maarel.
mevr. Bisschop Robertson, J. Thorn Prikker
en M. W. v. d. Valk.
Achttien anderen ontbrekenBastert, Breitner,
Lion Cachet, Derkinderen, Dysselhof, mej. Etha
Fles, Roland Holst, mej. v. Houten, M. Kamer
lingh Onnes, A. L. Koster, mej. Wally Moes.
mej. Th. Schwartze, Jan Toorop, Floris Verster,
J. Voerman, E. S. Witkamp Jr., Willem Witsen
en W. De Zwart.
Van de genoodigde buitenlanders interes
sante bydragen door: Walter Crane, Arthur
Gaskin, Femand Khnopff, F. Sturge Moore,
William Morris, Lucien Pissarro, Cb. S.Ricketts,
Reginald Savage, Ch. H. Shannon en 7ooral
van Steinlen.
Honderddertig nummers telt deze zeer be
zienswaardige tentoonstelling.
En, wat voor Leidens ingezetenen deze
tentoonstelling byzonder interessant maakt,
het is de aanwezigheid van twee portretten
door Jan Veth.
Het eerste geeft prof. Tielo zóó volkomen
weer, dat men het blyft betreuren, dat d®
lithographie in het Groene Weekblad, wat
gelykenis betreft, zoover achter staat by dit
conterfeitsel, terwyi het tweede de strenge en
toch zoo beminnelyke trekken te aanschou wen
geeft van den onyergeteiyken hoogleeraar
Buys. En al moge nu, uit een kunstenaars-
oogpunt beschouwd, deze laatste ets wat al
te zoetelyk ïyken, iets te veel photogravure-
achtigs bezitten; weldadig doet het toch aan,
een zoo getrouw beeld, door een onzer beste
hedendaagsche portrettisten te weten, van een
zoo by uitstek uitnemend mensch, als prof.
Buys was
De Nederlandsche „Schildersbent" lydt in
•ze tyden zware verliezen. Charles
Rochussen is op 80 jarigen leeftyd te Rot
terdam overleden -(22 September jl.)
„De tyding van zyn afsterven zal alom
met weemoed worden vernomen" schryft do
N. Rott. Ct." terecht aan 't slot van een den
artist gewyd artikel.
.Rochussen was, als Tollens, een volks
man, en met dezen had hy de liefde gemeen
voor land en volk en hunne geschiedenis. De
geschiedenis! Rochussen was er in thuis als
een historicus van beroep, en meer dan eeno
halve eeuw lang is hot zyn hoogste genoegen
geweest, die geschiedenis in grootsche gebeur
tenissen en kenmerkende by zonderheden, dat
leven van vroeger in al zgne drukkö bontheid,
in de eigenaardigheden van zeden en drachten,
in de fierheid van ridder- en krygsmansdaden
en de biyde woeligheid van straat- en volks
leven, met de teekenstift, die nooit moede
werd, uit te beelden"; en ook zegt zeer juist,
die verslaggovor vooraf:
„Het Godgezegend lyrisch doen der béél-
grooten van onze dagen, hot streven naar
stemming, dat, later ook in de, altoos zooveel
zwakker, literatuui gekomen, onze moderne
Schilderschool weer gebracht heeft tot Euro-
peeschen roem, is aan Rochussen voorby-
gegaan; hy was niet een „eenzame, levend
alleen met zyn Muze"; het leven te zien en
te voelen als toeschouwer, met geene andere
bedoeling dan er motieven in te vinden voor
het lied, dat de schilder zingt met verf en
met lynen zóó was zyn wenschen niet."
De gryze Rochussen laat by zyn verscheiden
de blyvende herinnering achter aan een zeer
arbeidzaam, vruchtbaar artistenleven, dat velen
„jongeren" ten voorbeold dient te strekken.
Een hooggeplaatst Delftsch Magistraatsper
soon heeft eens, vreemd aan elke hoffelyk
heid, en, vry onverdiend tevens, een schand-
naam trachten te werpen naar de dagblad-
veslaggever8 in 't algemeen, door hun „gilde"
met het weinig vleiende epitheton van
„Eeuwige Pers" te willen gebrandmerkt zien,
toen één hunner, helaas te vroeg wellicht
naar 's burgemeesters zin, een verslag open
baar maakte, dat z. i. nog in de pen had moe
ten biyven. Al mag men veilig aannemon
dat de „durf" dier „interviewers" er sedert
niet op verminderd blykt te zyn, toch, waar
het quaesties van gemeentebelangen betreft,
zgn zy terecht voorzichtiger geworden, weinig
gesteld als ze konden wezen op nog even
tueel te duchten toekomstige lieflijker, en
wellicht nog onverdiender en ongemotiveer
der qualificaties van hooger hand.
En zoo ging het dan ook schryver dezes,
die, alvorens de korte indrukken, welke hier
nu volgen, der openbaarheid prys te geven,
op deze, vermoedeiyk als wel wat Al te pré-
matuur te veroordeelen beoordeeling, eerst df
sanctie der bevoegde autoriteit behoorlylr
inriep; van die macht, wier eigen heuschheid
hem thans ditmaal zelf, onwetend, binnen
de bewuste zalen beeft geloodst.
Evenals Leidens Historie door oen Orlers
en een Van Mieris nauwkeurig werd beschre
ven, zal de Lydens geschiedenis van deze
Stadsgehoorzaal door bewame pen voor 't
nageslacht wel worden opgeteekend, en „intact"
bewaard biyven.
Maar even stellig behooren dan ook by die
betrouwbare rapporten de latere pogingen te
worden geboekstaafd, die, van de bykans
doodsch-uitziende lokaliteiten getracht hebben
een aangenaam geheel te vormen door
beschildering.
En, voor zoover deze bekleeding gevorderd
is, schynt ze my „hoogst-dankbaar" en „ge
lukkig" toe.
Want wel vele bezoekers hebben die kaal-
witte wanden dikwerf met angstige blikken