N°. 10607.
Donderdag SO September.
A". 1894
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
F euilleton.
De bron van het talent.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZEB COURANT: -i
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1-40-
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TTJÜN
Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incassoeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
De Inhoud der Troonrede 1. sedert gisteren
voor ons geen geheim meer; de Millioenen-
speech zal het weldra ook niet meer zyn.
Naar aanleiding van deze laatste rede of
liever van „onze millioenen", zegt het Han
delsblad dat de heer Sprenger van Eyk, ook
als minister van financiën, een gelukskind
is; want:
„Voor de m i 11 i o e n e n r e d e, die hy voor
den eersten keer zal voordragen, heeft hy
tot grondslag der becyferingen over het
loopend jaar een zeer gunstigen stand der
rykaontvangsten.
In de 8 eerste maanden van 1894 is reeds
byna 19 ton meer ingekomen dan een jaar
geleden tot September het geval was. Wel ont
breken aan de raming voor 8 maanden niet
minder dan 5'/, millioen, maar dat verschil
vindt zyne verklaring geheel en al in de
directe belastingen, welke wat perso
neele en vermogensbelasting betreft eerst
in het najaar worden aangezuiverd.
De hoogere ontvangsten van dit jaar, ver
geleken by het vorige, spruiten weder groo-
tendeels voort uit successi erechten, die
17'/» ton meer opbrachten en ook de raming
reeds met 6'/i ton te boven gaan. Verder
hebben de invoerrechten en posteryen elk 2
ton, do domeinen en de loodsgelden elk ruim
1 ton meer dan in 1893 gegeven. Op de
directe belastingen is al 12 ton meer afbe
taald dan in 1893.
Daartegenover staat eeno lagere ontvangst
van ruim 1 millioen ujt de accynzen
(wegens het vervallen van do belasting op
zeep en de vorlaging van die op zout) en van
6'/, ton uit de registratierechten,
die mede op 1 Mei 1893 zyn verlaagd.
By de accynzen valt nog op te merken dat
bet gedistilleerd 4 ton meor heeft
afgeworpen en het geslacht f 60,000
meer. Daarentegen is aan de suikerbelasting
6 ton minder afbetaald dan in 1893 en 4
ton mindor dan de raming over 8 maanden.
Dit verschil komt echter by toepassing der
nieuwe wettolyke bepalingen zeer waar-
scbynlyk later terecht."
Alles goed en weL Maar als het nu eens
waar is, wat men van andere zydo hardop
fluistert, dat dit gelukskind van een minister
in zyne te houden Millioenenspeech het onge-
luksbericht brengen moet van een tekort
van 8 millioen voor het volgend jaar? vraagt
De Standaard.
Het zooeven genoemdo blad, het Handels
blad, bevatte een artikel van „Een oud
militair", getiteld: Geestdrift en vader
landsliefde. De schryver wenscht het een
en ander in het midden te brengen over de
gevolgen, die het onheil in ons land onder
studenten en niet-studenten heeft gehad en
verder kan hebben. Stel eens zoo zegt hy
dat een 300-tal jongelieden van goeden huize
gehoor gaven aan de roepstem van den jeug
digen, warmen, .-.elfs vurigen Nederlander. Al
die jongelieden zyn, op enkele uitzonderingen
na, ongeoefend en vooralzo zyn niet gewoon
zonder de minste tegenspraak te gehoorzamen.
„In een der dagbladen werd de meening ver
kondigd, dat die jongelui in twee maanden
tot bruikbare soldaten zouden zyn af te rich
ten!" Denkt men dan, dat het zulk eene ge-
makkelyke taak is een jongen man te vormen
tot gehoorzaam soldaat, tot goed schutter, tot
bedreven tirailleur, tot betrouwbaar schild
wacht, tot handig pionnier, tot vlug gymnast,
tot geoefend schermer met het geweer, tot
sober soldaat, tot een man, op wien te
rekenen valt? Gelooft men dat zulke jonge
mannen tegen alle vermoeienissen, tegen kli
maat, enz. bestand zouden zyn? Geestdrift is
veel, maar ook beleid kenmerkt den uitmun
tenden soldaat.
„Zou het beleidvol zyn jongelieden - wien
wie weet welke schitterende toekomst nog
wacht-on voldoende voorbereid, bloot testellen
aan de vermoeienissen en de gevaren van een
oorlog in een gematigd, laat staan in een
tropisch klimaat?"
Toch juicht de oude soldaat over die warme
vaderlandsliefde; moge hy er toe leiden, dat
spoedig de tyd zal aanbreken, waarop geen
man in Nederland over onvoldoende geoefend
heid in den wapenhandel zal hebben te klagen
Met weinig voorbereiding wordt men tegen
woordig geen bruikbaar soldaat meer. „De
sterkste vesting van de wereld is tegenwoordig
niet te verdedigen met mannen, die niet heb
ben leeren schieten, niet met de spade hebben
leeren omgaan en niet hebben leeren gehoor
zamen aan het gegeven bevel, ook al is dat
bevel voor hen ten eenenmale onbegiypelyk 1"
De schryver hoopt dat de ramp van Lom
bok tot beleid, tot voortdurende volharding
zal leiden, welke oenmaal het recht zal geven,
om in dagen van dreigend gevaar het „te
wapen" uit te roepen. Daartoe heeft men
slechts perBooniyk zyn militieplicht
te vervullen of zich aan te sluiten by vry-
willigerscorpsen.
De Hollander waakt niet voor zyne veilig
held. Geestdrift verdwynt alras, maar bedaard
overleg geeft betere waarborgen voor de toe
komst; dat men zich voorbereide voor de dagen
van gevaar!
De Tijd bevatte het volgende schryven:
Reeds meermalen wezen wy in uw blad
op den toestand der bewaarders by het
gevangeniswezen.
Immers, van vryheid voor hen, zoolang
er op Zon- en feestdagen geen hulppersoneel
wordt aangesteld zal geen sprake wezen.
Ook met promotie is dit het geval, en men
begrypt hoe slecht dit moet werken inzonder
heid op den inwendigen dienst.
Toch zou men meenen dat by justitie voor-
namelyk rechtvaardigheid op de eerste plaats
moest betracht worden.
Terloops zy nog aangestipt, dat alle manne-
lyke ambtenaren in den beginne zeer in hun
schik waren met de nieuwe pensioenwet;
doch nu blykt dat ook ongehuwde ambte
naren daaraan moeten bydragen, terwyl by
het gevangeniswezen zelfs bewaarsters moeten
bydragen voor weduwen en weezen, ofschoon
dezen, zoo zy wenschen te trouwen, hare
betrekking vaarwel moeten zeggen, zoodat
hare bydragen in dat geval geen resultaat
voor hare kinderon kunnen hebben.
Men ziet hieruit, dat het gevangenisperso
neel al heel stiefmoederlyk door vrouw Justitia
wordt behandeld, en dit bleek ook weer uit
de Staatscourant van 1 September. Vyf kolom
men vermeldden de onderscheidingen, door
H. M. de Koningin op HD. geboortedag toe
gekend; doch hoe wy ook tuurden, geen
ambtenaar by hot gevangeniswezen was door
den minister van justitie waardig gekeurd
om aan H. M. te worden voorgedragen voor
eene decoratie Nederlandschen Leeuw of
Oranje Nassau.
En toch zyn onder de directeuren, cipiers
en bewaarders mannen, die steeds trouw hun
plicht deden en reeds vergrysd zyn in den
dienst.
Zou het ook zyn, omdat tegenwoordig
gevangenissen door velen als hospitalen ter
verpleging van zieken worden beschouwd?
Maar dan ware het toch biliyk, dat de
namen der beambten veranderd werden in
hospitaal directeuren, -bewaarders, enz. En
wy gelooven dat men ook dezen beter zou
gedenken, wyi nu het woord „gevangenis"
nog in te slechten rouk staat.
De schryver der Haagsche Kroniek in de
Nieuwe Groninger Courant zegt o. a.
Het zomerseizoen spoedt ras ten einde.
Scheveningen raakt ledig en behalve de con
certen in 't Kurhaus is alle6 aan 't afnemen
en kondigt 't naderende herfstgety aan. „De
Seinpost" heeft na Carré zyne deuren reeds
gesloten.
Nu, dat is maar goed I Want in den laatsten
tyd was daar, op „Seinpost", eene liefhebbery
ontstaan, die m. i. gevaarlyk was en niet had
behooren te zyn gedoogd. Men had er namelyk
eene soort biljartspel ingevoerd, waarby
om geld werd gespeeld, enkel met een paar
kegeltjes als object, die men met de ballen
op eene bepaalde wyze moest omwerpen,
't Was eer. hazardspel van de schandelykste
soort, van niet minder ongeoorloofden aard
dan het Jockey-biljart, waarover, zeer terecht,
voor eenige jaren in 't Kurhaus zooveel te
doen is geweest. My is verzekerd dat som
mige spelers aan 't biljart op „Seinpost"
avond aan avond honderden guldens wonnen
of verloren. Er waren, naar men zegt, pach
ters van dit hazardspel, die kolossale zaken
hebben gedaan, ook omdat zy geoefende
spelers in dienst hadden, die er op afgericht
waren de liefhebbers te animeeren. Heeft de
politie hiervan niets bemerkt of het ooglui
kend toegelaten? Ik weet het niet, maar voor
het vervolg meen ik er toch de aandacht met
ernst op te moeten vestigen.
De Maasbode wyst op het gevaar voor
nog een nieuw leervak op de
lagere school een invoerartikel uit
den vreemde, de zoogenaamde Slöjd.
Zy werd by velen goed ontvangen; ten
minste, uitbundige loftuitingen werden er
rondgebazuind by de komst van deze Noorsche
fee. Daar waren er zeker genoeg, die de
geheels zaak afkeurden, maar zy werden
meer en meer overschreeuwd.
Grooter wordt telken jare het getal van hen
onder de onderwyzers en onderwyzeressen,
die hunne vacantia er aan opofferen, om toch
maar op de hoogte van hun tyd te blyven,
en daarom een cursus in dit nieuwe of beter
aanstaande leervak bywonen en meemaken.
Opgewonden en opgeblazen opütellen ver-
schynen in vakbladen en -blaadjei {Sollicitant
e. a.), luide den roem en het nut dor
s 1 ft j d verkondigend. En waar moet dat heen
Luister, de heeren cursisten zullen u het
antwoord geven op deze vraag. Een zegt in
De Sollicitant van 28 Augustus, dat „in elk
geval de s 1 ft j d eene toekomst heeft", eene
reden voor zyne collega's onderwyzers om
ook aan cursussen deel te nemen. „Op veel
scholen wordt er reeds onderwys in gegeven
het volgend jaar zal met het onderwys in
Zweedsche houtslftjd eene proef
worden genomen op de Haarlemsche kweek
school; 't lydt geen twyfel, of de proef zal
voldoen en door invoering van de slftjd
worden gevolgd ook op andere kweekscholen.
Afgaande op de algemeeue belangstelling in
de slftjd van de zyde der schoolautori
teiten zou men kunnen verwachten, dat
de tyd, waarop de slftjd als verplicht leer
vak in de wet wordt opgenomen, niet verre
meer is."
Daar moet het nu heende slftjd moet
een leervak wordon op de lagere school. En
als het waar is, wat deze cursist schryft,
dat nl. op de Haarlemsche kweekschool er
reeds eene proef mee wordt genomen, dan
kan 't er ook zeer wel van komen. Laten
we in korte woorden aantoonen wat tegen
de invoering te zeggen valt.
1. De beste schoolmannen erkennen dat het
program voor de lagere school al meer dan
compleet is; daar zyn vakken op van kennis,
van vaardigheid en van kunst. Er wordt
tegenwoordig veel van overlading gesproken,
zoodat men wel eens aan het schiften gaat
van verschillende vakken, om te zien of er
niet één by is, dat van de baan geschoven
kan worden. En nu nog een vak er by I
2. De vaardigbeden, die de slftjd aan
brengt, het werken met hout (zagen, schaven,
boren, schuren, enz.), mot karton (snyden en
vouwen) hebben geene materiëele waarde voor
zeer veel leerlingen (aanstaande timmorlui en
boekbinders uitgezonderd); de formeele waarde
men moge hoog opgeven van de liefde voor
't handwerk onder de hoogere standen (men
deed beter met die liefde by de volwassenen
aan te kweoken, en niet by kinderen van
6-12 jaren) is ook gering. Tot de vorming
van 't verstand zal die knutselary wel niet
bydragen. Als afwisseling voor 't andere onder
wys hebben we aan toekenen, zingen en des
noods gymnastiek meer dan genoeg.
3. De groote vraag in de wereld is steeds
geld! Welnu, dat is er voor noodig met volle
handen. Er is eene slfijdzaal noodig, waar
gewerkt kan wordendaar moeten werkbanken
(alias schaafbanken) staan; tal van gereed
schappen, modellen, platen en grondstoffen
zyn er noodig. Als ware dit nog niet genoeg,
zoo komt hierby, dat een onderwyzer geen
55 tal leerlingen by dit vak kan hebben, daar
het onderwys moeilyk klassikaal te geven is.
Wanneer men deze zakon aandachtig nagaat,
moet men dan niet zeggen: 't Is precies als
vóór een paar jaar met die beruchte vrye en
ordo oefeningen, al waren zy ook nog zoo
schoon; onpractisch, niet uit te voeren, moet
een verstandig man antwoorden, 't Is daarom,
dat men bytyds op zyne hoede zy van den
kant der Regeering, vooral opdat zy er niet
weer inloope, zooals indèrtyd met de ge
noemde vrye en orde-oefeningen, en ook al
eenigszins met de invoering van het teeken-
onderwys. Men late zich niet bedotten door
eenige opgewonden menschen, wien 't dikwyls
maar om het welzyn van hunne eigen beurs
te doen is, zooals zich ook al de zooeven
aangehaalde cursist In zyn opstel liet ontval-
len: dat de onderwyzers gerust hun geld en
hunne vacantia aan de klucht konden wagen,
daar de verworven kennis later lucratief kon
gemaakt worden, wanneer zy nl. zeiven zoo'n
cursus in hunne plaats hadden opgericht.
Men late zich dus niet verschalken door
eenige reclame artikelen, maar zy op zyne
hoede. Bovenal de Regeering en alle verstan
dige Kamerleden zullen te zorgen hebben, dat
zy zich niet door zulk marktgeschreeuw laten
vangen en soms weer de onderwyzers ver
plichten tot een aanvullingsexamen.
De inspecteur van bet lager onderwijs 2de inspec
tie woonde een oureus by.
De Boodschapper schryft onder „Een chaos"
bet volgende:
Zonderlinger tyd dan het Nederlandsche
volk in de laatste maanden heeft moeten
doorleven, is, ons althans, niet bekend.
Op politiek gebied, wel te verstaan.
Misschien zou de Kerk er ook by kunnen
genoemd worden. Do toestand in de Her
vormde Kerk, die den socialist Bax als
predikant dulden moet; het plechtig openen
van eene gor. theol. school in Den Haag,
terwyl er te Kampen eene bloeiende school
bestaat; het voltooien der studie van
een student der Kamper-school, proponent
geworden, niet aan de gereformeerde Vrye
Universiteit, maar aan eene ongeloovige
boogeschool te Groningen, ftn, wat nog erger
scbynt, het goed praten daarvan dat alles
wyst op onbeschryflyke verwarring, op mis
verstand, op zeer ongezonde toestanden, op
ziekte-verschynselen, die menig kerkelyk man
ernstig het hoofd zullen doen schudden.
Doch de Kerk is geen onderwerp, dat
in ons blad tot beschouwingen aanleiding
mag geven.
Wy bepalen ons tot de politiek. En
dan zou haast de vraag moeten gedaan worden,
of er nog wel politiek is.
Zoo nu en dan wordt in een enkel blad
over deze zaak, welke zoo lange jaren de
hoofdschotel in de dagelyksche gesprekken
en in de pers was, een artikeltje geschreven.
Maar schaars. En dan nog: de beschouwingen,
welke sporadisch voorkomen, kunnen moeilyk
geacht worden die van eeno party te zyn.
Verdeeldheid overal. Om er moedeloos
onder te worden.
Eenstemmigheid op één enkel punt daar
is geen sprake van. Politieke leiding - zoek
ze maar niet: zy ontbreekt.
Geene enkele zaak komt aan de orde, of
tal van personen, die geacht worden tot eene
zelfde party te behooren, komen met onder
scheidene opvattingen en beschouwingen aan
dragen. De een wil rechts, de ander links,
een derde wenscht het midden te houden.
Om één onderwerp te noemen: pension-
neer in g Daarover zyn, alleen in onze party,
zoo we ons niet vergissen, vyf verschillende
adviezen uitgebracht.
De liberale party verdeeld. Erger: de
vraag zou kunnen gesteld worden, of zy nog
bestaat.
De radicale party ziek en kwynende,
wellicht op sterven. Van haar orgaan althans,
De Amsterdammer, hoort men vreemde noten
kraken.
De Room8che party als men dr.
Schaepman uitzondert, of telt die ook voor eene
halve partyvolkomen eenstemmig, naar
het heet; edoch, eene eenstemmigheid van zoo
zonderlingen aard, dat een harer veteranen,
mr. Haffmana, in ernst het voorstel doet om
in de Kamer op te richteneene plattelands
club, d. w. z. eene club van allerlei richtingen
voor de belangen der plattelands-bevolking.
De socialistische party vanéénge
scheurd.
Eene zich noemende christelyk-histo
ri Bche party, die het in de politiek zoo ver
gebracht heeft, dat letteriyk alles onderge
schikt moet wordon gemaakt aan het belang
van een Kerkgenootschap, waarin allerlei
richtingen vryeiyk kunnen worden verkondigd
van het socialisme tot het Kohlbruggianisme,
En de anti revolutionnaire party
lezers, laten we er over zwygen en liever den
hartelyken wensch uitspreken, dat dr. Kuyper
spoedig, zeer spoedig hersteld uit Brussel moge
terugkeeren, en dat de anti-revolutionnaire
Kamerleden, in eensgezindheid hunne sterkte
zoekende, licht in de heerschende duisternis
zullen ontsteken.
Waarlyk - de zoo hoog opgezette kiesrecht-
beweging heeft aan de onderscheidene partyen
weinig voordeel gebracht en allerminst de
oplossing van zoo menig actueel vraagstuk
bevorderd.
Of schuilt de oorzaak elders?
Gremengd Nieuws.
Betreffende den moord aan de
Ceintuurbaan te Amsterdam is tot dusverre
geen verder licht opgegaan. Dat Drayer in
hechtenis wordt gehouden, scbynt zyne reden
te hebben in het feit, dat zyn doen en laten
in den ochtend, dat de misdaad plaats had.
niet erg helder is. Drayer beweert nl. dat by
dien ochtend, ongeveer negen urcn, dus nadat
de moord was gepleegd, Van den Berg is gaan
halen om samen leer te koopen, terwyl daar
entegen Van den Bergs vrouw volhoudt dat
Drayer haren man dien ochtend reeds om zeven
uren is komen halen en zy toen samen zyn
uitgegaan. Dat zou dan zyn geweest vóór
den moord, die tusschen balfacht en halfnegen
moet zyn gepleegd.
De nieuwe getuige, waarvan sprake is, moet
zyn een nachtwaker, doch opgehelderd dient
nog, waarom by niet vroeger heeft verklaard
Drayer te halfzeven op de Ceintuurbaan t«
hebben gezien. Diens naam is immers In de
treurige zaak reeds zoo dikwerf ter sprake
gekomen 1
Nader verneemt het „Hbl." dat Van den
Berg bekend heeft het mes van Drayer ge
kregen te hebben.
Van ver trou wbar e zy d e - zegt
de (anti-rev.) „Nederlander" meldt mon one
de volgende geholmzinnige geschiedenis;
Op 5 Juli 11. werd te Rotterdam een schipper
uit Zuid Holland door zekeren heer, die voor
gaf een Engelschman te zyn, aangenomen
om op een jacht als loods en tolk eene buiten-
reis van Amsterdam naar Antwerpen te
maken. Een flink loon (5 shillings daags) werd
verzekerd. Te Amsterdam zou men tydeiyk
in een kleiner vaartuig vertoeven Toen men
's nachts hier aankwam, bevonden zich nog
twee personen aan boord: een tweede heer
en een netgekleede knaap van 15 jaar. Na
gegeten te hebben, begaf men zich ter ruste.
Op ontzettende wyze werd voornoemde schip
per hieruit gewekt. Door een ongemeen rumoer
naar dek gedreven, werd hy door beide
schurken teruggedrongen. Zyne eerste vraag
hield in: „Moordenaars, waar hebt ge dien
jongen gelaten?" Bedreigingen waren het
antwoord. Door beide gespierde personen bul
ten het gangbord gehouden, p rsto men hem
den eed af: voortaan H. V. te zullen ho ten
en elke betrekking te loochen-n. Te- lotte
moest het slachtoffer bier drinken, en velk
bier! Onder den invloed daarvan was do loods
des morgens reeds versuft, zood t hot den
eerstgenoemden ellendeling weinig moeite
kostte hem per spoor tot Melemblik te doen
doorgaan, onder voorgeven, dat daar het be
doelde grootere Jacht lag. Hyzelf beweerd!
mee te gaan, maar verdween uit den trein.
Ter bestemming aangekomen, - waar natuur
lyk geen vaartuig was, geraakte de onge
lukkige onder den invloed van het vergiftigde
bier volslagen het bewustzyn kwyt. Hy werd
nu opgenomen in de ziekenzaal van 's ryks
krankzinnigengesticht aldaar, waar hy gedu
rende 7 weken liefderyk werd verpleegd en
die by thans volkomen hersteld heeft- verlaten.
De zaak is in handen der justitie.
De werkman J. Visser, die zich
erg aan de band bezeerde, doordat hy in aan
raking kwam met eene machine in de pan-
nenfabriek te Achlum (Fr.), waardoor dat
lichaamsdeel moest afgezet worden, is nu door
de liefdadigheid der dames van 't diaconessec-
huis te Leeuwarden in het bezit gekomen van
eene kunsthand, die zyn verlies eenigszins
vergoedt.
Naar men verneemt, is J. H. Zomer-
dyk, die in het vorig jaar te Haarlem eene
poging tot doodslag op zyn stiefvader deed
en deswege tot 21/, jaar gevangenisstraf werd
veroordeeld, dezer dagen naar een krankzin
nigengesticht overgebracht.
Slot.)
„Slecht? Vermoeid?" vroeg George ver
strooid en ging werktuigiyk voor den epiegol
staan.
Toen hy zichzelven zag, het bleoke aange
zicht vol spanning, iedere spier vol beteekenis,
in de vurige oogen vlammen, die getuigden
van zyne smart en manlyke kracht, - toen
ging opeens een licht in zyne ziel op, dat tot
nog toe gesluimerd had; hy voelde, dat hy
in staat was iets te scheppen, en het lang-
gezochto idee voor „Verraden" stond, als waro
het uit het hoofd van Zeus voortgesproten,
machtig voor hem. Door een diepen zucht
verruimde hy zyne ziel, met helder vlammende
oogen wendde by zich van den spiegel af,
zond zyn knecht heen en begon te schilderen
„Eindelyk dus, myne heeren," zeide vorst
Maltin, de voorzitter van de door hemzelven
in het leven geroepen prysvraag, terwyl hy
met zyne verstandige, half dicht geknepen
oogen de om hem staande heeren aankeek,
„blyven thans nog twee schilderyen over,
waaruit de eindbeslissing moet genomen wor
den. Een van Dubbelman en een van Milard.
Nu is het werkeiyk eerst eene moeilyke keus
geworden.
„Dubbelman heeft zyn penseel weer met
champagne nat gemaakt," zeide professor
Bremer, die zyne hand boven de oogen hield.
„Al deze bouwkundige aristocratische figuren