N°. 10601.
Donderdag 13 September.
A0. 1894
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
LEIDSCH
DAGBLAD
tE
itvtoww—
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leidon per 3 maanden. I I f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlyke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regol meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Van bevoegde en betrouwbare zijde werd
dezer dagen aan de Eaagsche Courant ge
schreven betredende de keuring voor
de Cadettenschool:
De Staats-Courant behelsde onlangs eene
ibekendmaking van het ministerie van Oorlog,
Inhoudende de namen dergenen, die tot cadet
zullen worden benoemd. Dit geeft ons aan
leiding, de aandacht te vestigen op eene om
standigheid, waardoor eenige jongelingen ver
hinderd zyn hunne militaire loopbaan te ver
volgen.
De eischen, waaraan do adspirant cadetten
by de keuring moesten voldoen, waren volgens
het gevoelen der geneesheeren te zwaar. Oor
log en Koloniën stelden daarom eene wijziging
in het reglement van keuring voor, welke
wijziging door H. M. de Koningin-Weduwe-
Regentes den 29sten Juni 1894 werd goed
gekeurd, onder bepaling dat die wijziging in
het Staatsblad zou worden geplaatst en in
werking treden met den dag der afkondiging.
Daarna werd bepaald, dat de adspiranten den
lOden of llden Juli geneeskundig zouden
onderzocht worden. In plaats dat de wyziging
der keuring vóór dien tyd in de Staats Courafnt
werd afgekondigd, kwam die wijziging eerst
in de Staats Courant van 14 Juli, zoodat de
keuring plaats had volgens de oude voor
schriften. Hiordoor werden adspiranten afge
keurd, die, ware de wijziging intijds vóór 10
Juli afgekondigd, goedgekeurd zouden zijn. De
herkeuring werd vastgesteld op 16 Juli te
Alkmaar. Een aantal afgekeurden wisten niet
dat wijziging in de keuringsvoorwaarden had
plaats gehad, en overtuigd, dat zij de ge
breken hadden, waarvoor zij 10 en 11 Juli
waren afgekeurd, kwamen zij niet ter her
keuring op. Waren zy 16 Juli opgekomen,
dan zouden ze, ten gevolge der wijziging in
de keuringsvoorwaarden, wellicht zjjn goed
gekeurd. De wijziging der keuringsvoorwaar
den werd eerst bekend gemaakt in de Staats
courant van Zaterdag 14 Juli, en de her
keuring had plaats Maandag-ochtend 16 Juli,
zoodat aan velen der afgekeurden de wijziging
der keuringsvoorwaarden met intijds bekend
was, om zich te kunnen laten herkeuren.
Toen 'smorgens van den 16den Juli de
commissie te Alkmaar kwam, om de afge
keurde adspiranten te herkeuren, wees de
vader van een der afgekeurde adspiranten
den leden der commissie op de wijziging der
keuriDg, zooals die in de Staats-Courant van
14 Juli stond. Een lid dier commissie ant
woordde dat hij daarvan wel iets in de
couranten had gelezen, maar deze wijziging
voor hem niet gold, aangezien hij ze nog
niet in den Recueil Militaire had gezien en
aan de keurings-commissie daarvan geen
kennis was gegeven. De vader van den af
gekeurden adspirant gaf aan de keurings
commissie de Staats-Courant van 14 Juli en
wees er op, dat het besluit tot wijziging
in werking trad met den dag van afkondiging.
Aangenomen, dat de commissie overeen
komstig het gewijzigde besluit heeft gekeurd,
dan zijn, doordien het besluit tot wijziging
der keuringsvoorwaarden, in plaats van vóór
10 Juli, eerst den 14den Juli is uitgegeven,
verscheidene adspiranten, die, niets van de
wijziging wetende, niet ter herkeuring waren
opgekomen, in hunne loopbaan belet en kunnen
geen officier meer worden.
Ware wijziging der voorschriften voor de
keuring intijds, dus vóór 10 Juli, afgekondigd,
do voorschriften voor de keuring en her
keuring zouden dezelfde zijn geweest.
Ook De Tijd bevatte bovenstaand schry ven
en ontving ten gevolge daarvan het volgende
stuk
Onder het opschrift „Eene onbillijkheid"
trof ik in De Tijd een van „bevoegde en be
trouwbare zyde" ingezonden stuk aan, waarin
de ongenoemde schrijver de voorschriften,
volgens welke het geneeskundig onderzoek
der adspirant-cadetten dit jaar heeft plaats
gehad, aan critiek onderwerpt, tegen welke
critiek voor zooveel deze de herkeuring
betreft ik, als gewezen voorzitter der her-
keurings-commissie, protest aanteeken.
Vooraf eene opmerking! De schrijver van
bedoeld stuk doet het voorkomen alsof de
Wijzigingen, by koninkiyk besluit van 29 Juni
1894 {Stsbl. No. 88) in het „Reglement op het
geneeskundig onderzoek" aangebracht, uit
sluitend met het oog op de keuring van
adspirant-cadetten zyn vastgesteld
maar dan vraag ik: aan wien of waaraan
ontleent schryvor die wetenschap?
Steller dezes toch meent op goede gronden
te kunnen zeggen dat het dien criticus moeilHk
zou vallen, zyne bewering met bewyzen te
staven. Het is echter niet tegen die bewering,
doch tegen het gestelde in de derde en ge-
deelteiyk in de voorlaatste zinsnede van hot
ingezonden stuk, dat ik met nadruk wensch
op te komen.
Dus ter zake! Toen de leden van de her-
keuring8-commis8ie den 16Ien Juli 11. 'smor
gens vroegtydig te Alkmaar waren aange
komen, en wy ternauwernood in een hotel
onzen intrek hadden genomen, Het de vader
van een der te herkeuren adspiranten, de
heer J., uit 's-Grmy om een onderhoud
verzoeken, wat ik, hoe ongaarne ook, toestond.
De heer J. deelde my alstoen mode dat
zyn zoon by de eerste keuring voor den mili
tairen dienst in de koloniën was afgekeurd,'
maar, voegde hy er aan toe, „men" had hem
aangeraden my te wyzen op het kon. besluit
van 29 Juni 1894 {Stsbl. No. 88), opgenomen
in de Ned. Staats-Courant van 14 Juli te voren,
d. i. in de courant, die twee dagen vóór de
plaats vindende herkeuring was verschenen.
Daaruit immers zou my kunnen blyken dat
het gebrek, waarvoor zyn zoon by het onder
zoek in eerste instantie voor den dienst in de
koloniën was afgekeurd, thans de aannemiDg
voor dien dienst niet meer in den weg stond.
Myn antwoord aan den heer J., die my de
Staats-Courant van 14 Juli ter inzage aanbood,
luidde: dat het Kon. Besl. in quaesüe der
commissie wel is waar nog niet langs den offi-
ciëelen weg (d. i. uit het Recueil Militaire)
ter kennis was gekomen, doch het besluit
haar niettemin bekend was - ten bewfjze
waarvan ik den heer J. een uitknipsel uit een
der dagbladen toonde, waarin dat besluit was
overgenomen en de commissie besloten had,
by de herkeuring daarmede rekening te houden.
De schryver van het ingezonden stuk (zou
den deze en de heer J. ook éón en dezelfde
persoon kunnen zijn?) laat 't verder in het
midden, en wil zelfs aannemeD, dat de her-
keurings-commissio overeenkomstig het ge-
wyzigd besluit gekeurd heeft.
Ja, zeker, mynheer do criticus, de commissie
heeft dienovereenkomstig gekeurd, en gy zelf
kunt dit immers 't beste weten.
Men oordeele! De zoon van den heer J.
werd geneeskundig onderzocht, doch onge
schikt bevonden, niet echter op grond van
het gebrek, waarvoor hy in eerste instantie
was afgekeurd (dit gebrek stond nu zyne
aanneming voor den dienst in de koloniën
niet meer in den weg), doch wegens
andere gebreken, die by de eerste keuring
wellicht minder duideiyk voor den dag waren
gekomen.
Als voorzitter der commissie van herkeuring
heb ik daarop aan den heer J. duideiyk de
redenen blootgelegd, die tot onge-
scbiktverklaring van zyn zoon ge
leid hadden.
Of nu al de jongelieden, die by de eerste
keuring ongeschikt waren verklaard, her
keuring hebben aangovraagd, kan ik thans
niet meer nagaan, doch wel weet ik, dat het
aanvragen van herkeuring regel is, en
eveneens dat sommigen onder de adspiranten,
die voor hetzelfda gebrek, waarmede de zoon
van den heer J. by het geneeskundig onder
zoek in eerste instantie was afgekeurd, her
keuring hadden aangevraagd, overeenkomstig
het gewyzigde koninkiyk besluit voorden dienst
in de koloniën geschikt zyn verklaard.
Waaraan het is toe te schryven dat de
wyziging in het keurings voorschrift niet
vroeger dan 14 Juli in de Staats-Courant werd
aangekondigd, kan ik niet beoordeelen, doch
dat daardoor, zooals de schryver van het
ingezonden stuk 't wil laten voorkomen, eenige
jongelingen verhinderd zyn hunne militaire
loopbaan te vervolgen, mag ik, in verband
met het hierboven medegedeelde, volstrekt niet
toegeven.
U ziet, mynheer de redacteur, dat, wat de
herkeuring der adspirant-cadetten betreft,
op de gegevens, die u van „bevoegde en
betrouwbare zyde" verstrekt werden, nogal
een en ander valt af dingen, en by dat onder
zoek de belangen der betrokken jongelieden
niet uit het oog werden verloren.
Het zou my aangenaam zyn, byaldien u
aan het vorenstaande in uw blad eene plaats
zou willen verleenen.
Inmiddels, Uw Dw.
W. Th. Philipsbn,
Dirig. off. van gez. lste klasse.
Amsterdam, 7 Sept. '94.
Niet de heer J. heeft, - zooals dr. Philipsen
meent ons de door ons gepubliceerde klacht
toegezonden, zegt De Tijd. Wy ontvingen
haar van een onzer gewone Haageche corres
pondenten, die ons verzekerde dat zy tot
hem gekomen was van bevoegde en betrouw
bare zyde.
De Delvenaar haügt een meewarig tafereel
op van den overlast, de moeite en do schade,
die onze landbouwers te ïyden hebben door
de maatregelen tegen het mond- en
klauwzeer.
Vooral dat die maatregelen slag op slag
veranderen, maakt den last zoo zwaar om te
dragen; dat geeft er een zeer hinderlyken
bysmaak van willekeur aan. De heeren
veeartsen, die op dit terrein de lakens uit-
deelen, schynen onuitputteiyk in het vinden
van allerlei middelen tegen het kwaad; en
die moeten dan maar tot eiken prys worden
toogopast.
Men hoore verder De Delvenaar
„Een vorig jaar moesten allerwegen op de
weilanden soldaten geposteerd en wachthuisjes
en ontsmettingshuisjes gebouwd. De soldaten
werden nota bene ingekwartierd by boeren,
die gezond vee hadden, en toch: menschen
brengen de besmetting over. Later weer lys-
ten van 't zieke vee opgemaakt, gomerkt en
geteld en politie aangesteld. Nu weer bewa
kers van weiden. Alles wordt maar geprobeerd,
't Kost maar voortdurend geld en geld en nog
eens geld. Het helpt allemaal niets. Juist dit
weifelen van de veeartsenykundige wetenschap
geeft aanleiding tot spot en ergernis. Dan
weer worden weiden afgesloten, een andermaal
ophokkmg van het vee bevolen. De districts-
veeartsen verordenen maar wat zy willen,
't Heeft or ten minste allen schyn van. Ont
smetten is vóór en na aan de orde en dit alles
voor eeno doodeenvoudige ziekte, overeenko
mende met de mazelen by de kinderen. Mond
en klauwzeer is evenals de mazelen besmet
telijk.
Al deze weifelende en wisselende maatrege
len geven eenvoudig niets, en al zoude men
nog strengere maatregelen nemen, wij betwij
felen zeer of men door al die menschelyke
dwaasheden dö ziekte -zou „beteugelen". Al
die voorschriften geschieden voor een deel
volgens onbeschreven recht. En wy
zagen juist hoe de rechter fijn van opvatting
is in het beschreven recht. Dat klopt niet.
Om lat in de geschreven wet staat, dat de
districts-veearts voorschriften geeft, die de
burgemeester moet opvolgen, is dit nog geene
reden om allerlei vexatoire en voor den land
bouw zeer schadelyke maatregelen te bevelen.
Moet het door dik en dun, dan heeft het Neder-
landsche volk recht, dat dio maatregelen in
de wet zelve worden geschreven.
Een districts-veearts heeft anders eene onbe
grensde macht, die in het vrye Nederland niet
aan een openbaar ambtenaar mag worden go-
geven. Soms moet de boer bespoten worden
en al zyne arbeiders, dan weer zyne handen
wasschen met carbol met slootwater, dan weer
moet de boer in oen schildwachthuisje opgo-
sloten en byna stikken van de zwavellucht,
dio er in gebrand wordt, dan weer moet een
bewaker in een huisje van hout dagen
nacht in regen en wind on guur weer door
brengen ad ƒ14 per week. Het vee gaat vóór
de menschen. Allerlei proefnemingen worden
genomen op den boer; de boer is geen baas
meer op zyn land, en toch, de ziekte laat
zich niet bedwingen, zelfs niet in de 191e
eeuw, door menschenkracht alleen. Ook de
kraaien en andere vogels brengen de besmet
ting over. De zieke koeien eten de koeken
op het land en laten die vallen wegens de
pyn aan den bek. Een kraai pikt het stukje
koek op en brengt het in eene ander onbo
smet weiland on weer een andere koe wordt
besmet. Doe er wat aanOok de slooten
worden by het drinken besmet. Al dat geloop
rond de koeien doet de ziekte ook al toe
nemen. Worden de veeartsen, die op alle
erven komen, en ook de gezonde stallen be
zoeken, zeiven ontsmet? Al de bood
schapjes van de politie en het geloop van het
werkvolk, dat de huisjes bouwt en later in
gezonde stallen werken gaat, plant de be
smetting voort."
Een vorig jaar kostten al die maatregelen
inderdaad tonnengouds, maar De Delvenaar
pryst het in Minister Tak, dat hy zynerzyds
deed wat hy kon, om de schade te beperken
voor den landbouwer.
En hst blad geeft aan Minister Van Houten
den raad, om ook zoo te doen.
Zeker, er moet iets gedaan worden voor het
Buitenland, dat geeft de redactie toe, maar
zy kan zich niet voorstellen, dat de velerlei
wisselende en onzinnige maatregelen, die nu
gevolgd worden, vertrouwen zullen wekken
over de grenzen.
„'t Is inderdaad te hopen," zegt het blad ten
slotte, „dat de deskundigen uitscheiden met al
die proefnemingen en dat de openbare ambte
naren herinnerd worden aan het feit, dat in
ons vrye vaderland niet geregeerd en „gemass-
regelt" mag worden volgens onbe
schreven wet. Verzetten mag men zich
natuuriyk niet, maar over iedere willekeurige
handeling beklage men zich by den Minister
van Binnenlandsche Zaken."
In „Brieven uit de Hofstad" aan de Arn-
hemsche Courant lezen we o. a.
Onze residentie is geheel in rep en roer
gebracht door kolossale, veelkleurige plakkaten
van de voorstellingen, te geven door de
cowboys en Roodhuiden, onder bevel van
Pawnee Bill, die eene tweede, kleinere
editie schynt te zyn van den Buffalo Bill van
een paar jaren geleden hier opgetreden op
een terrein aan het verre Oosten, naby de
Laan, waarvan de Gemeenteraad dezer dagen
heeft goedgevonden den eeuwenouden naam
van Nieuw-Oosteinde in „Nieuw-Oost-Indiü"
te veranderen. Wanneer deze vertooningen
maar voor een tieüde deel overeenstemmen
met hetgeen daarvan op de biljetten wordt
beloofd, zullen ze groote afmetingen hebben.
Ik geloof echter dat de Amerikaansche hum
bug in deze Amerikaansche onderneming
zich niet onbetuigd laat. Ten minste de in
schelle kleuren afgebeelde ontpakking van
het twee- en viervoetig personeel der wild
w e 8 t show, die a moral and instruc
tive entertainment genoemd wordt,
which travels in its own palace
cars, wordt door den allesbehalve schitte
renden toestand, waaronder het kwartier
makend, vooruitgereisd deel van het gezel
schap hier aangekomen is, weinig bevestigd.
Ik vernam daarvan een en ander dezer dagen
van een ooggetuige, die my een treurig tafereel
schilderde van de wyz?, waarop mannen,
vrouwen, kinderen en paarden zonder eenige
bescherming of bedekking op dat op9n terrein
den nacht doorbrachten, waar ze juist de
torrentiëele regenvlagen troffen, waarop het
najaar ons onthaalt. En daar de hoofd troep
later aankwam dan bepaald was, duurde het
verbiyf van deze stakkers onder Gods blooton
hemel in dit ellendig weder ook eon paar
dagen langer. Do luitjes van het wild west
kunnen meer verdragen dan de Haagsche
heeren en dames, daar is geen twyfel aan,
maar toch ging 't myn zegsman aan het hart,
hoe het personeel, waarby vrouwen en kin
doren gevonden worden, er uitzag. En ze
hoboen reden over dat natte Haagsche weder
dubbel te klagen, omdat het ook op het be
zoek aan de voorstellingen wel van invloed
zal zyn. Zelfs de gelegenheid om tevens een
kykje te nemen op de herschepping, die de
ovengenoemde Laan als hartader van een
splinternieuw, op waarlyk grootsche schaal
ontworpen stadskwartier, heeft ondergaan, zal,
vrees ik, niet by machte zyn de Hagenaars
in grooten getale uit de lokken tot eene
expeditie naar dit ver afgelegen oord door
de kletterende waterstroomen, om onder eeno
beschutting, die lekker is dan de lekkere
kermistenten, Jupiter pluvius te gaan trot-
seeren. Alleen voor do paardenliefhebbers
levert Pawnee Bill met de zynen eene ver
vulling van de leegte, door het vertrek van
Carré uit Scheveningen ontstaan.
Eene echte, eigenaardige Haagsche goschie
donis van den dag tot besluitIn eene familie,
die in een groot huis in het oude gedeelte
der stad woont, heerschte al sedort eenigen
tyd zekere spanning, die dezer dagen tot
eene uitbarsting gekomen is. De huisvrouw
verdacht haren gemaal van andere sluip
paden dan den grooten weg des huwelyks
te bewandelen en gaf daarom aan een hunner
kinderen, een tien- of twaalfjarig meisje, den
last, pa op al zyno uitgangen te vergezellen,
zonder zich door eenig middol te laten af
brengen van die taak. De dochter gehoor
zaamde dit consigne onverbiddoiyk, taartjes
en andere aanlokselen, op baren leeftyd van
zooveel invloed, bleven zonder effect, zoodat
pa erg in zyne gebruikelyke wandelingen
gehinderd werd. Na eenige huiseiyke scènes,
die wel a la Pawnee Bill zullen geweest
zyn, heeft hy wederkeerig den burgeroorlog
aan zyne vrouw verklaard. Op het motief van
eene dergelyke verdenking als hy te verduren
had, vroeg en verkreeg hy hulp by onze erg
zedelyke politie; er werden door het openbaar
gezag dag aan dag een agent en door hem
een besteller voor het huis geposteerd; de
eerste moest noteeren welke personen van
het manneiyk geslacht daar binnen gingen
of daaromheen draaiden, de tweede moest
dezen, voor zoover onbekend, nagaan om naam
en woonplaats te ontdekken. Daarna verliet
de waardige huisvader de echtelyke woning.
Welk eene idyllische verhoudingWelk eene
opvatting van het huwelyk, welk een wonder-
lyk opvoedkundig inzicht, welk eene vreemde
medewerking van het gezag! En toch zyn
al die dingen, ofschoon niet normaal, in hunne
j soort specifiek Haagsch.
Naar aanleiding van de aan prof. dr. C.
M. Kan, hoogleeraar in de aardrykskunde
en de land- en volkenkunde van den iLdischen
Archipel aan de Amsterdamsche Universiteit
gegeven opdracht, H. M. de Koningin
onderwys te geven in de aard
rykskunde, schryft men aan Eet Nieuws
van den Dag
Zooals bekend is, bezit geene der Ryk3-
Universiteiten een leerstoel in de aardryks
kunde, zoodat voor de wetenschappelyke
beoefening van dit leervak en de vorming
van docenten alleen te Amsterdam gelegen
heid bestaat. Duitechland, Frankryk, Engeland,
Italië, Rusland en de meeste kleinere Staten
van Europa hebben de aardrykskunde onder
de vakken van hooger onderwys opgenomen.
De Nederlandsche Staat blyft daarin nog
steeds ten achteren en laat aan eene gemeente
de zorg over voor dit tegenwoordig zoo be-
langryk studievak. Moge de belangstelling,
die H. M. de Koningin-Regentes voor dit
leervak aan den dag legt, een prikkel zyn,
om in dezen verkeerden toestand eene wyzigiog
te brengen t
INGEZONDEN,
Geachte Eeer Redacteur
In den laatsten tyd hoort men dikwyis
van inbraken door opschuiving van ramen,
enz. Maar aan wien dikwyis de schuld?
Zoo kwam ik o. a. hedennacht omstreeks
12 uren ergens voorby en zag eene deur open,
maar denkende dat de bewoner er pas was
binnengegaan, ging ik verder. Maar na myne
boodschap verricht te hebben, keerde ik op-
zettelyk denzelfden weg terug, doch zag nu
dat de deur geheel open stond. Dat kwam
my verdacht yoor. Ik liep do straat op en
ontmoette een politie agent, wien ik het geval
meedeelde. Wy gingen terstond de bewoners
wekken om te hooren of er onraad in bui3
was. Maar wat kregen wy voor een vrien-
deiyk antwoord van een inwonend heer?
„Zoo, staat zy open, sluit ze dan maarl"
waarop een dito antwoord volgde: „Slui"
ze zelf."
Tegelykertyd echter komt de verschrikt©
hoofdbewoner in nacht-tenue aanloopen, die,
ziende dat er nu goed volk in huis was, zyn
excuus maakte en de politie mij harteiyk be
dankte. Daar liep de zaak nu mede af. Het
had evenwel anders kunnen zijn en aan wien
dan de schuld?
Leiden, Uw Dw. Abonné,
Sept. 1894. v. D.
Oorzaken van Cholera.
Niet minder belangstelling dan de mode-
deelingen van Fransche en Duitsche geleer
den over genezing en voorkoming van
diphtheritis, wokten op het Hygiënisch Con
gres te Buda Pesth do mededeelingen van
een Russisch geleerde over cholera. Deze
heet dr. Metschnikoff en is werkzaam aan
Pasteurs Instituut te Parys. Hy toonde de
juistheid aan, zoowel van de leer van prof.
Koch omtrent de kornmabacillen, als die van
prof. Pettenkofer omtrent de andere oorzaken,
die tot het ontstaan van cholera moeten mede
werken.
Prof. Pettenkofer beweerde dat er drie
omstandigheden of factoren moesten samen
werken, die hy X, Y en Z noemde. X was
de kommabacil; Z de „persooniyke en local©
dispositie", waaronder de Münchener hoog
leeraar voornamelyk verstond de gesteldheid
van den bodem en het drinkwater, in verhand
met die van het lichaam der personen, die
op dien bodem woonden en dat drinkwater
gebruikten. Naar Y zocht Pettenkofer tet
dusver tevergeefs en dr. Metschnikoff meent
dien factor thans gevonden te hebben. Hü
boschryft hem als een splytzwam, die tot d©
gistbacteriën behoort en dikwyis in de lucht
of ook by vele menschen in de maag gevon
den wordt en de ontwikkeling van den kom
mabacil in het menscheiyk organisme in hoogo
mate begunstigt. Dr. Metschnikoff had proe
ven genomen op dieren en bevonden, dat
dezen steed6 een typischen aanval van cholera
kregen, wanneer hun met den kommabacil
bedoelde splytzwam werd toegevoerd; daar
entegen niet altyd, wanneer hun alleen do
kommabacil werd toegevoerd. Daaruit trekt
hy de conclusie, dat een mensch cholera krijgt,
wanneer de besmetting door kommabacillon
samenvalt met het aanwezig zyn van do
bovenbedoelde splijtzwammen in de maag.
Vandaar dan ook de verklaring, hoe prof.
Pettenkofer, te München, prof. Strieker, te
Weenen, en op hun voorbeeld andere geleer
den, duizenden kommabacillen hebben kunnen
innemen zonder noemenswaard schadelyk©
crpvQlcrQp