PERSOVERZICHT. Onder het hoofd „Een Synodaal Besluit kwam dezer dagen in Het Nieuws van cïcn JDag hot volgende artikel voor: In het jaar 1882 heeft de stedolyke Over heid van Amsterdam tot het hoogste bestuur der Ned.-Herv. Kork beleofd de uitnoodiging gericht met haar in overleg te treden over do benoeming van kerkelijke hoogleer- aren. De Overheid hoeft dit kunnen doen, omdat de belangen van Stad en Universiteit daar door werden bevorderd; wyl de bezoldiging der tweo aan te stellen hoogleeraren der gomeente niets of slechts weinig kosten zouimmers, zfj werd zoogoed als opgowogen door college en examengelden der studenten; en wijl de opmerking, dat Amsterdam, bewoond door aanhangers van allerlei belijdenissen, geen maatregel mocht nemen, die uitsluitend een bepaald kerkgenootschap betrof, wyl die opmerking hare kracht verloor door het feit, dat de maatregel neerkwam op het voortzotten oener traditie, waarmode te broken door goenerloi belang word goëischt. De Ned.-Horv. Kerk zelvo had bij den maat regel geen belang. Voor de opleiding barer aanstaando leeraren zorgen de drie Rijks universiteiten met de daaraan verbonden ker kelijke hoogleeraron in voldoende mate. Zy hooft dan ook aan Amsterdam goene kerkelijke hoogleeraren gevraagd, Amsterdam vroeg die aan haar. Ruim tien jaren hoeft de maatregel gewerkt, on wel met schitterenden uitslag. Het aantal studenten steeg tot zeventig. Toen heeft in 1893 de meerderheid van Amsterdams Gemeenteraad aan de zaak een einde gemaakt. Aan de Amstordamsche Universiteit zijn geene hoogleeraron van de Ned.-Herv. Kerk meer verbonden. Zeventig studenten hebben de Universiteit moeten verlaten. De meerderheid van Amsterdams Gemeente raad meende zelfs, dat er haast bjj do zaak was. Immers: de studenten der Ned.-Herv. Kerk, die in '93 te Amsterdam studeerden, waren daar student geworden, w(jl er kerke lijke professoren waren. Zij hadden dus zede lijk recht op bestendiging van den toestand voor den tyd hunner studie. Het bad dus in '93 op den weg van den Raad gelegen, om dor Synode te verzoeken zoodanige maatrege len te nemen, dat den aanwezigen studenten hot afstudeoren aan de Amstordamsche Uni versiteit mogelijk word gemaakt. Zelfs zou men in aanmerkiDg genomen, dat het in '82 de Raad was, die iets verzocht aan de Synode, en niet de Synode, die iets verzocht aan don Raad zelfs zou men het oen plicht hebben kunnen noomon van don Raad, om voor zulk oen overgangsmaatregel to zorgen. Waar het is niet geschied. Des Raads moerderheid meende: het moest uit zijn, en wel dadelijk. Niet om na te pleiten vermelden w(j oen en ander nog eens. maar om te komen tot het volgende. Hot is jammer, dat hot uit is. Jammer, wijl daardoor do TTnivorsiteit to Amsterdam van een groot aantal studenten wordt beroofd. Daarom heeft men er iets op trachten to vinden. Men heeft gevraagdkun nen de jongelieden niet te Amsterdam aan de Universiteit studeeren eri hot kerkelijk onder wijs te Leiden volgen of te Utrecht? Hot is deze vraag nu, die Zaterdag 18 Augustus 11. door do Synode is behandeld en beantwoord in ontkonnonden zin. Maar onze meening te recht, heeft de Synode zulk eeno dualistische opleiding tot hot predikambt veroordeeld en onmogelijk gemaakt. Intusschen jammer blijft het voor Am- Btordam, dat deze dingen alzoo zfjn. Jammer, om die zeventig verdreven studenten niet alloen, maar om nog andere redenen. En daarom willen we het middel noemen, het eenigo, dat o. i. nog overblyft, om dit jam- mor wng te nemen: laten onze Amsterdam- 8Che kapitalisten, die tot de Ned.-Herv. Kerk behooreD, aan die Kerk een kapitaal aanbie den, uit welks rente de bezoldiging van tweo hoogleeraron kan worden gevonden. Zijn er, die daartoe eone beweging ontwaren in hun gomoed, zij kunnen zich overtuigd houden, dat het bijdragen aan deze zaak neer komt op het bijdragen aan de bevordering van Amsterdams stoffelijke belangenèn aan do bevordering van iets, dat stoffeiykon be langen in waarde te boven gaat. Mr. Zadok Van den Bergh schrijft in Het Sociaal Weekblad In de verslagen onzer fabrieks- inspectours over 1893 komt een opmer kelijk geval voor van eene vrijspraak, waarvan wij de mededoeling danken aan den practischen blik van den inspecteur der 2de sectie. Een fabrikant te Enschedee had vergunning go- vraagd, om jeugdige personen oon uur langer dan gewoonlijk te doen werken. Die ver- Spinning was geweigerd. Niettemin vond de politie de fabriek een halfuur na den toege- stanen tijd in volle werking. Proces verbaal togen den fabrikant. Ter terechtzitting blijkt dat het feit werkelijk geschied is, doch op last van don boekhouder, die op eigen gezag heeft gehandeld. De fabrikant wist er niets van. Dus: vrijspraak. Zoodra vernam niet de inspecteur deze vrijspraak, of hy haastte zich den minister in overweging te geven, van deze uitspraak cassatie te doen aanteekenen in het belang der wet. De minister antwoordde echter dat het vonnis hom voorkwam, op goede gronden te 2\jn gewezen. Een prachtig resultaat, nietwaar? Toch, aan den kantonrechter lag het niet. Zijn vonnis komt ook mij geheel juist voor. In ra\jne „Populaire bewerking der Arbeids wet" kan men lezen, dat de patroons dikwijls den dans zullen ontspringen en niet strafbaar zijn, waar bijv. werkbazen of opzichters zelfstandig beslissen over den tijd, gedurende welken gewerkt wordt. Zóó is het werkelyk in onze Arbeidswet geregeld. Maar wat verwondering wekt, is: dat de ambtenaar van het openbaar ministerie, die in dit vonnis berust heeft, zich niet heeft gehaast, eene vervolging van gelijke strek king m te stellen tegon den boekhouder. Iemand was er toch, die den verboden arbeid heeft „doen verrichten". En was dat niet de patroon, dan was het de boekhouder. In mjjne „Populaire bewerking" heb ik er met nadruk op gewezen, dat het zelfstandig handelen van den ondergeschikte wel den patroon vrijwaart, maar hemzelven aanspra kelijk maakt. Eón geluk is daarbyde patroon zal in dergelijke gevallen bezwaarlijk kunnen nalaten, voor zijn bediende de geldboete te betalen. Mocht ik den ambtenaren van het open baar ministerie oen raad geven, het zou doze zyn: dagvaardt patroon en bediende te zamen Dan zullen er niet veel kantonreenters ge vonden worden, die beiden vrijspreken. En ge schiedde dat onverhoopt tocb, dan hebt gO do gelegenheid om door den hoogsten rechter te doen uitmaken, of in zulke gevallen niemand verantwoordelijk is. Naar aanleiding der borichten omtrent bet bezit van repeteergeweren by de B a 1 i r s, maakt De Nieuwe JJselbodc de volgende opmerking: De koopmansgeest van de zoogenaamde be schaafde wereld zal het spoedig zoo ver bren gen, dat Koloniën door Europeesche mogendheden niet meer te houden zgn. Als waren het katoentjes voor kabaaitjes, zoo verkoopen bravo kooplieden de doodelykste wapenen aan halve of heele wilden, om er do Europeesche kolonisten mee te bestoken. Het schynt daarom ook slechts eenequaestie van tijd te zyn, wanneer er een einde zal komen aan den vry onmogeiyken toestand, dat een klein Westorsch volkje van 4'/2 millioen zielou daar in de Oost gebiedt over 30 millioan ziolen. Er ware eene kans ge- woest, om eenmaal, als de kleine onwetende broeder tot de jaren van verstand zal zyn gekomen, in vrede en vriendschap uiteen te gaan, misschien verbondon te blyven onder dezelfde Kroon, indien die oudere broeder zoo wys ware geweest de zegeningen van het Christendom in ruil te geven tegen de voort brengselen van Insulinde. Maar de oudere broeder was zoo wy3 niet en vond het beter de opvoedende en vrijheidlievende kracht van het Cbristeiyk geloof aan den zwakken broeder te onthouden en zelfs aan de verspreiding des Evangelies hindernissen in den weg te leggen. Maar nu blykt ook, dat men op Lombok zoowel als in Atjeh met vijan den te doen heeft, die minster.s zooveel heb ben van tijgers als van menschen. De Amsterdammer acht thans het oogenblik byzondor gunstig om nog eens to horinneren wat do zwakko zydo van ons beleid als koloniale mogendheid is. „Een klein land, onder de Staten van Europa oen der kleinste, maar als koloniale mogend heid oen der grootste, kan op den duur alleen behouden wat het heeft, wanneer het zyne Koloniën niet beheert en behandelt als een terrein van speculatie voor enkele gelukkigen, als eene bron van inkomen voor een leger van ambtenaren of voor zyne schatkist, maar haar in het nauwste verband brengt met zyn eigen nationaal leven en streven. Dit nu is op geene enkele wys geschied. Wat gaan den Nederlander, in het algemeen gesproken, zyne Koloniën aan? Wat weethy van Indië; wat gevoelt hy er voor? Ons koloniaal boleid gaat buiten do natie om. - Ons koloniaal bezit is allereerst eene affaire van eene groep belanghebbendenonze koloniale politiek, al vraagt zy minder dan vroeger naar rechtstreeksche voordeelen voor de schatkist, draagt een plutocratisch karakter, en deze in hoofdzaak finantiöele onderneming kan dan ook alleen door den Staat voor de daarby betrokken personen in stand gehouden worden met behulp van voor geld gekochte soldaten. Voor iets als onze Koloniën tot heden zyn, kan men immers het Nederlandsche leger niet verplichten te stryden." En vandaar, zegt De Amsterdammer, al het verdriet. Maar de vraag dient aan de orde te blyven, of de Koloniën niet iets meer voor het Neder landsche volk kunnen worden, dan zy tot dusver waren: „Is het onmogeiyk, vooral nu hier te lande in alle rangen en standen de werkloozen zoo talryk zyn, voor zooveel arbeidskracht, van Staatswege een terrein te openen, waarvan het Moederland mede in ruime mate de vruchten plukt? Een Staat als die der Nederlanden, met een bezit van de rijkste Koloniën, slechts voor een gering gedeelte geëxploiteerd, zou die niet een voorspoedige Staat kunnen zyn, wanneer hy den ondernemingsgeest zyner burgers wist aan te wakkeren en goede krach ten daarheen te lokken, door dezen te 9teunen moreel en flnantiëel? En zouden dan de Ne derlanders voor die Koloniën niet meer gaan gevoelen dan thans, zoodat zy het de moeite waard konden achten, haar evenals het Moe derland te verdedigenwaardoor alleen reeds op den duur de bekendheid met het verre Iodic on dus de balangstelling daarin niet weinig zouden toenemen? De samenhang tusschen Nederland en zyne Koloniën moet veel inniger worden, of na korteren of langoren tyd verliest het die be zittingen toch. Do zilveren keten, waarmede Insulinde aan het steeds armer wordende Moederland verbonden is, houdt op den duur het onmogelijk uit, al bestaat er buitendien ook oen band der traditie en historie, die in dagen van grooten onsposd tot uitingen van militaire geestdrift dringt. Zeker blyven die laatste ook thans niet afwezig, doch de zilve ren keten zal weer het meest moeten glin steren. Op deze moet worden vertrouwd. Verhoogd handgeld om soldaten te koopen, niet voor Lombok alleon, maar ter bewaking van al de zwakke punten, die onze rr.di&che bezittingen aanbieden, dat is natuurlyk het slot van do historie en daar het verlies van Indië inderdaad oeno finantiëele ramp zou wezeD, moet het advies van alle verstandige lieden zyn: ziet niet op enkele millioeneD, koopt duizenden kolonialen, opdat ten spoe digste aan het verzet in het Westen en in het Oosten der Kolonie een eind worde gemaakt. De eor van het Nederl.-Indisch leger eischt bovendien voldoening. Dat leger behoeft voor geen enkel koloniaal leger onder te doen in volharding on moedsbetoon, en Nederland is verplicht de offers te brengen, die noodig zyn, om zyne troepen in staat te stellen als over winnaars uit dien stryd terug te keoren. Doch is dit eenmaal geschied, dan zal men, hopen wy, eens ernstig gaan overwegen wat het kleine Nederland als tweede koloniale mogendheid te doen staat om de Koloniën veel nauwer aan het Moederland te verbinden en zoowel door staatkundige als staathuishoud kundige middelen in het Nederlandsche volk meer belangstelling voor zyn koloniaal bezit in to boezemen. En zeker zal dit reeds eenigermate bereikt worden, als de verdedi ging van Indië tot eene volkszaak wordt ge maakt, in plaats eene geldquaestie, geiyk zy nu in hoofdzaak is; en wanneer het recht van oorlogsverklaring in Indië van enkele digmtarisson wordt overgebracht by het parlement." Terecht, zegt De Standaard, noemt De Amst. deze opmerkingen „eene herinne ring" aan de zwakko zyde van ons Koloniaal beleid. Want meermalen, en zeker niet het minst van anti-revolutionnaire zyde, zyn vele dezer verkeerde verhoudingen veroordeeld; zy het ook voor eon doel op andere gronden dan van verschillende zijden daarvoor aangevoerd werden. Intusschenop den weg naar beter kwamen wy nog niet; en daarom is zulk eene her innering, vooral in deze dagen, volkomen op hare plaats. Naar aanleiding van de beschieting van Mataram, op Lombok, wijst N. N. in de Nieuwe Rotterdamsche Courant op do enorme tekortkoming van 't geschut op onze oorlogsschepen. Hy schryft er o. a. dit van „Mataram ligt op een afstand van plm. 4500 meters van do kust verwyderd, torwyl do schepen ongeveer 400 meters van het strand ten anker liggen, zoodat de goheele afstand plm. 5000 meters bedraagt. Evenals zulks eonige jaren geleden by de expeditie naar Floros het geval was, biykt dus ook hier weder de noodzakelijkheid van vèrdragend geschut voor onze oorlogsschepen. Gaan wy nu eens na, hoe het, wat dat be treft, met onze oorlogsschepen gestold is. Aan de Lombok oxpeditie word door de marine deel genomen met de „Prins Hendrik", „Koningin Emma" en „Tromp", van hot auxiliair eskader, benevens de „Sumatra" en „Borneo", van de Indische marine. Wanneer men nu weet dat met de kanonnen van de „Prins Hendrik" eene maximum-dracht van 3500 meters, met die van de „Emma" en „Tromp" eene maximum-schootsverheid van 5000 meter kan bereikt worden, terwyi alleen het geschut van de „Sumatra" en „Borneo" op afstanden van 10,000 12,000 meters kan vuren, dan ziet men dat de „Prins Hendrik" aan de beschieting van Mataram geen deel heeft kunnen nemen, de „Eoima"en „Tromp" ternauwernood voldoende waren, en dat, wan neer het bombardement ook tot het verder landwaarts liggende Tjakra-Negara mocht worden uitgestrekt, ook deze schepen het vuur zouden moeten staken. Behalve de groote draagwydte hebben de nieuwere kanonnen van de „Sumatra" en „Borneo" bovendien nog andere, belangrijke voordeelen boven de oudere van de andere schepen, nl.grooter trefzekerheid, grooter gewicht van projectielen en springladingen, m. a. w. veel grooter uitwerking, terwyi zy eindeiyk nog door hunne moderne affuiten snel in alle richtingen bewogen kunnen worden. Zetten wy nu ons onderzoek voort by de overige schepen der Indische marine, 21 in getal. Geiyk gezegd is, zyn alleon de „Sumatra" en „Borneo" in staat om vuur te geven op grooter afstand dan 5000 meters; 5, nl. de „Padang", „Bengkoelen", „Madura", „Bali" en „Java", kunnen met één kanon een maximum-afstand van 5000 meters bereiken en de 14 overige zyn voor eene affaire als thans op Lombok onbruikbaarI De „Flores" en „Ceram", die in 1887, en de „Lombok" en „Sumbawa," die in 1892 de Indische marine kwamen versterken, zyn slechts be wapend met 3 kanonnen van 12 cM. K. A. (kort, achterlaad), waarmede eene dracht van slechts 3600 motors kan worden bereikt. Nog meer: wanneer ik goed ben ingelicht, wordt het stoomschip „Nias," waarvan de bouw dezer dagen door het dep. van koloniën werd opgedragen aan de firma Huygens Van Gelder, te Amsterdam, wederom bewapend met 3 dergelyke kanonnen, afkomstig van een schip, dat aan den dienst ontvalt, met kanonnen, die oen en twintig jaar geleden by de Marine werden ingevoerd! En nu de reden van deze schijnbaar onver klaarbare wyze van werken? Het is alweder voor de zooveelste maal de oud-Hollandsche zuinigheid, die de wijsheid bedriegt. Aan schaffing van geschut kost geld en zelfs veel geld. De kanonnen van de „Borneo" (van 10.5 cM.) kosten met hunne affuiten en toe behooren pl. m. 12,000 per stuk, terwyi de oude kanonnen, afkomstig van afgekëurde schepen, natuurlyk niets kosten en by verkoop ook niet veel zullen opbrengen (nieuw kosten zy pi. m. /"4000). Waar ochter/"3 a/"400,000 wordt uitgegeven voor een nieuw schip, daar mag niet op 40,000 worden gelet, waar het eene zoo belangryke zaak geldt als de be wapening. Deze toch is do raison d'être van het oorlogsschip; daarvoor hoofdzakeiyk wordt het gebouwd; daarop mag dus met beknibbeld worden; op dat gebied is het beste nauwelyks goed genoeg." Tot zoo ver NNI zegt De Standaarden verder: We voegen hier alleen aan toe, dat de Regeering in den laatsten tyd met de. nieuwe pantserdekschepen toch anders heeft gehan deld. Wel lazen we, dat de „Kortenaer" be wapend zal worden met het groote geschat van voor den dienst afgekeurde kanonneer- booten; maar er werd bygevoegd, dat die stukken eerst zouden „veranderd" worden. En de „Piet Hein" o. a., die dezer dagen te water werd gelaten, heeft drie kanonnen, ge- lyk aan die der „Sumatra", waarmee men een twee uren ver kan schieten. Waren die schepen de „Koningin Wilhelmma" en de „Reinier Claeszen" niet te vergeten, in Indië, ze zouden ons daar zeker goede diensten kunnen bewyzen. De andere vaartuigen (onze verouderde stoomfregatten met het lichtere geschut) konden dan gebruikt worden voor de blokkade, waarvoor generaal Vetter immers meer schepen beeft aangevraagd. Gemeenteraad van Haarlemmermeer. Vergadering van 6 September. Tegenwoordig 15 leden, zijnde de heeren: A. Pruissen, P. Knaap, G. J. Van Vuuren, A. J. G. Timmermans, J. Y. Ran, P. De Breuk, H. F. Bultman, A. Suidgeest, N. Van Reeuwyk, F. L. Faas, F. C. Los, P. Verkuyl, C. Dyt, J. H. M. Evelein en G. B. 't Hooft. Afwezig mot kennisgeving de heeren C. Bos on B. Biesheuvel. De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd. Wordt medegedeeld dat het aan- en ver bouwen van de school no. 5 aan den laagsten inschryver L. Stans is gegund voor 2980.— In behandeling komt de gemeente-rekening over 1893. Do heer De Breuk, lid der finantiëele Com missie, zegt dat do Commissie de rekening heeft nagezien en daarop geene bemerkingen heeft wat de cyfers betreft, zoodat wordt voorgesteld de rekening goed .te keuren. De Commissio had ochter wel enkele opmerkin gen wenschen te maken omtrent sommige uitgaven, docb aangezien do heer Bos, voor zitter der Commissie, ongestold is geworden, kan er thans geon scbrifteiyk rapport worden overgelegd; de heer De Breuk zou echter dat rapport in de volgende vergadering willen overleggen; alsdan kan een en ander nog worden besproken. De heer Verkuyl zou dan ook de behandeling der rekening willen uitstellen, of de zaak nu willen behandelen. Andere leden zyn het daarmede eens. De voorkeur wordt gegeven aan de behandeling in deze vergadering. De heer Do Breuk deelt daarop mede de bemerkingen, welke de Commissie had, daarin bestaande, dat in het Raadhuis wel wat veel cokes en turf wordt verbrand; dat de kosten van het beproeven van den bliksem afleider wel wat hoog zyndat ook de kosten van voeding van gevangenen en het schoon houden der gevangenis nogal hoog zyn; dat gelden in uitgaaf zyn gebracht voor verteringen der veldwachters by nachtdienst, en 15 voor lokaalhuur by de loting voor de militie is in rekening gebracht. Alle deze posten worden door den Voorzitter toegelicht, waarna deze voorstelt de rekening goed te keuren in ontvang op ƒ81,195 905, in uitgaaf op ƒ79,164.40, saldo ƒ2.031,505. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten, met 11 tegen 2 stemmen, zyndo die van de heeren Dyk en Knaap, terwyi de Wethouders zich buiten stemming hielden. Aan de orde komt nu de behandeling der rekening van het Burgeriyk Armbestuur over 1893. De heer De Breuk rapporteert dat by de finantiëele Commissie geene bedenkingen be staan en z\j voorstelt de rekening goed te keuren. De heer Evelein maakt de opmerking, dat twee leden der finantiëele Commissie tevens zyn leden van het Burgeriyk Armbestuur, en wel de heeren Bos en Los, en spreker acht het niet goed dat die heeren hun eigenwerk controleeren, zonder echter eenig wantrouwen te hebben. De heer 't Hooft merkt op, dat de Gemeente raad gemelde heeren niet zou hebben be noemd, indien men in hen geen vertrouwen stelde, en bovendiende andere leden van den Raad hebben de rekening ook kunnen nazien. De heer Los echter meent dat de heer Evelein niet geheel ongelijk heeft. De Raad besluit daarop met 10 tegen 2 stemmen de rekening goed te keuren in ont vangst op ƒ10,668.53, in uitgaaf op/" 10,380.32, saldo ƒ278,21. Tegen stomden de heeren Evelein en Bult man, torwyl de heeren Van Vuuren, Los en 't Hooft zich buiten stemming hielden. Vervolgens wordt op voorstel van Burge meester en Wethouders besloten tot het aangaan eener geldleening voor den aan- en verbouw van school no. 5, ten bedrage van 1500. Wordt vastgesteld eene suppletoire bogrooting dienst 1894 tot regeling in de begrooting van de kosten van aan- en verbouw van school no. 5, en de middelen tot dekking dier uit gaven. Tegen deze voordracht en die, vermeld onder het vorig punt, waren by de finantiëele Com missie geene bedenkingen. Wordt vastgesteld het bestek voor de te houden aanbesteding van steenkolen voor de scholen en het Randhuis voor den winter van 1894/95. Een verzoek van J. Beemsterboer om ver gunning tot demping eener sloot in sectie J. J. kavel 1 wordt toegestaan onder de ge wone voorwaarden. Wordt gelezen een adres van de Erven van Adriana Van der Holm, wed. M. Van Elswyk, om teruggaaf door de gemeente van door den gewezen gemeento-veldwachtor J. Koopmans ontvreemde gelden ten bedrage van 200. De Voorzitter zou een rechtskundig advies willen inwinnen omtrent de vraag of de ge meente tot teruggaaf dier gelden verplicht is. De heer Bultman zegt dat er wel iets pleit voor de billykheid; daarom zou spreker ƒ130 willen teruggeven, die erkend worden te zyn ontvreemd, doch geen 200. De heer De Breuk zou ook, zoo mogelyk, iets ten goede willen komen; de menschen moesten den veldwachter toelaten tot ont smetting van het huis en nu het geld door een ontrouwen dienstknecht is ontvreemd, is het bil lyk dat zulks worde vergoed. De heer Evelein meent dat de gemeente aansprakelyk is voor de daden der ambtenaren. De heeren 't Hooft en Los achten ook wel billyk dat de gemeente het ontvreemde ver goede, maar erkennen volstrekt geene aan- sprakeiykheid van de gemeente voor de daden der ambtenaren. Het voorstel van den heer Bultman om 130 te vergoeden, wordt zonder hoofdelyke stemming aangenomen. In de volgende vergadering zal een ont werpbesluit tot regeling dezer uitgaaf in de begrooting worden aangeboden. Overgegaan wordt tot de opmaking van eene voordracht voor personen ter benoeming van leden van bet College van Zetters. Na verschillende stemmingen worden op de voordracht geplaatst de heeren P. Knaap, P. De Breuk, A. Pruissen, J. Y. Ran, P. Ver kuyl en A. Suidgeest. De benoeming van eene onderwyzeres voor de school no. 6 kan geen voortgang hebben, dewyi de voorgedragene inmiddels hare sollici tatie heeft ingetrokken. Op een verzoek van mej. G. M. Van Maanen, aan wie in de vorige vergadering op haar verzoek eervol ontslag is verleend als onder wyzeres aan de school no. 6, om dat ontslag te doen ingaan den 15den October, in plaats van 1 November, wordt na korte gedachten- wisseling gunstig beschikt. Eindeiyk hebben plaats gehad de volgende benoemingen Tot voorzitter der finantiëele Commissie de heer P. De Breuk; tot leden de heeren B. Biesheuvel en F. L. Faas; tot voorzitter der Commissie voor de Ge meentewerken de heer C. Bos; tot leden de heeren J. H. M. Evelein en J. Y. Ran. Daarna wordt de vergadering gesloten. UITLOTINGEN. Parg's. Promieloten 1886. Trek king op 5 September 1894. Hooge prijzen; 118050 fr. 100,000, 6816S0 fr. 50,000. 143311 185153 370157 en 569886 fr. 10 000, 28395 53921 686181 on C77615 fr. 6000. Do volgendo nummers mot fr. 1000546453 278375 95183 263184 249921 684282 607209 459134 491650 472410 268412 79308 477698 326778 276222 119359 23642 236924 126539 433808 6S2038 221G64 27496 56749 17246 263688 299197 32280 407212 605272 280398 364561 477416 367736 17184C 680572 22322 672712 223161 628286. Noord-Züid-Holland8che Stoomtramweg- Maatschappij Haarlem—Leiden. Opbrengst in Ang. 1893 1894. Verschil. Reizigers 9857.80 f 9076.99s f 780.80s Gooderon1758.10s 2040.68s -+- 282.58 Te z&mon verv. f U615.901 f 11117.68 f 498.22s Vorige maanden 57158.64s 56872.45s 286.19 Vorv. sod. 1 Jan. f 68774.55 /"67990.13s f— 784.41s Diversen5345.05 w 4931.48 B— 418.67 Totale opbr. f 74119 60 /"72921.61s f 1197.985 Por dag-kllom. ~f 10.893 f 10.717 f— 0.176 UCHTiTEB&TE. Datum. Uur Aantal. Gom. Eng. Standk. 26 Augustus 7.15 9.15 7 16.6 27 7.15 9.1b 8 16.6 28 7.15 9.15 7 16.4 29 7 15 9.15 8 16.8 80 7.15 9.15 7 16.8 81 7.15 9.15 8 16.4 1 September 7.15 9.15 8 16.6 Dit beteokent: Wanneer men 6 oubio feet 141.8 liters per uur van zulk gas verbrandt in een Sagg'a London-Argand-Standard burner No. 1, met 24 gaatjes, wordt een licht vorkregen, dat in sterkte golyk staat met 16.6, enz. Standaardkaarsen, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2