K°. 10589. Don<Jei*dafl; 30 Augustus. A0.1894 <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Twee Portretten. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAMT: Voor Leidon por 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1.40. 0.05. PRUS DER AD VERTEN T1ÜN i Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inc&ssooran Witen de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. In het Tijdschrift voor Strafrecht kwam een betoog van mr. P. De Josselin de Jong voor ovor de berechting van jeugdige delinquenten. In den aanhef van z^jne beschouwing loost men: „Niet alleen door rechtsgeleerden, door de beoefenaars der strafrechtswetenschap, maar in het algemeen door een ieder, die een open oog heeft voor do ons omgevende economische en sociale toestanden, werd den laatsten tijd meermalen de aandacht van het publiek ge vestigd op de toenemende criminaliteit en op de erge verwaarloozing, die onder jeugdige personen heerschende zjjn. „Terwijl men in de groote steden klaagt over de groote brutaliteit, waarmede de straat jeugd optreedt tegen personen en goederen, is het in andere opzichten op bet platteland met die jeugd niet beter gesteldstrooperiJen, straatschenderijen, burengeruchten zjjn in sommige streken onder het jeugdige boeren- volkjü aan de orde van den dag. Ons vader land maakt echter op dit verschijnsel geene uitzondering, staat daarin niet alleen. In Duitschland, Engeland, Frankrijk, Italië en Zwitserland heeft men dezelfde ondervinding opgedaan." De schrijver verwacht veel heil van het particulier initiatief, doch tevens wil h(j uit de wetten de beletselen doen verdwijnen, welke nu nog het particulier initiatief belem merend in den weg treden. „Verbetering en verandering van het bur gerlijk recht, o. a. vooral van het personen recht, is zoo schrijft hy met het oog op het door mij aangeduide verschynsel, een ge biedende eisch van den dag geworden. Do maritale en oudoriyke macht, de voogdy, het huweiyksrecht zullen ten koste van den man en van de ouders geducht moeten worden in- gokort, ten einde particulioren in staat te stellen met succes mede te werken tot het beteugelen van dit voor de maatschappy in hooge mate gevaarlijk verschynsel." Straf rechtelijk acht by de volgende maatregelen tegen jeugdige delinquenten noodig: 1. plaatsing in een rijksopvoedingsgesticht. 2. plaatsing in een rijksvorbeteringsgesticht. 3. gerecht lyke berisping. 4. lichamelijke tuchtiging. 5. eenzame opsluiting. Nooit moet men z. i. den jeugdigen delinquent geldboete opleggen. Deze straf treft meestal do ouders, wanneer zy het gewenschte doel, betaling, ten gevolge heeft. Wordt de boete niet betaald en do vervangende hechtenis toegepast, dan volgt in den regel de straf te laat, en maakt zjj op het jeugdig gemoed geen indruk meer. Verder komt het my wen- scheiyk voor, dat er byzondere strafzittingen voor kinderen worden gehouden zonder open baarheid, waarby in den regel worden opge roepen de ouders, voogden en opvoeders der delinquenten, om door den rechter gehoord te worden. Dit verhoor kan van eene dubbele practische beteekenis wezen; de rechter kan of door het verhoor de noodige kennis om trent de geaar ïheid van het kind opdoen, maar kan omgekeerd ook door datzelfde ver hoor een juist inzicht krygen, op welke wyze deze personen het kind hebben opgevoed. Dit laatste kan voor den rechter van groote waarde zyn, wanneer hy tot de gevolgtrek king komt, dat de opvoeding van het kind niet meer aan hunne handen mag worden toe vertrouwd. Doch de grootste verbetering zou zyn: dat men het verschil tusschen een strafbaar feit, gepleegd met of zonder oordeel des onder scheids, liet vervallen. De wenscheiykheid, dat de wetgever deze oude onderscheiding zou opheffen, werd o. a. reeds in het jaar 1890 op het internationale criminalistische congres te St.-Petersburg door verschillende leden uitgesproken. In Beriyn werd in April 1893 in de Duitsche afdoeling van de inter nationale criminalistische vereeniging eene motie van dergelyke strekking aangenomen. Voor het bestaande onderscheid zou ik in de plaats willen stellen, dat onder eene zekere Ieeftyd8gren8 de rechter facultatief den delin quent straf kan opleggen, zoodat niet in elk geval, waarin geconstateerd wordt, dat een jeugdig persoon eeu strafbaar feit heeft ge pleegd, imperatief, een strafvonnis moet vallen, zooals nu het geval is, wanneer de rechter aanneemt, dat de jeugdige delinquent met oordeel des onderscheids heeft gehandeld. By eene zoodanige regeling behoeft de rechter de wet niet te verkrachten, zooals nu klaar- biykeiyk meermalen met een goed doel ge schiedt. Dan zal de rechter, wanneer hy het wenscheiyk oordeelt, dat de jeugdige delin quent wordt geplaatst in een ryksopvoedings- gesticht, niet behoeven te zoeken naar de oplossing van do- voor hem zoo moeilyke vraag, of het kind het feit gepleegd heeft met of zonder 00Fdeel-jdes onderscheids, maar kan hy by zyoe beslissing zoowel de belangen van de maatschappdiyke orde, als dié van den jeugdigen delinquent naar zyn beste weten behartigen. Tegenspoed in den land bouwt Van tegenspoed weten wy mee te spreken zegt „Nebs," een Purmer boer in het Handelsbladons land wordt overstelpt door landbouw producten uit ver verwijderde oor den. Onlangs las ik, dat byv. de uitvoer van tarwe, uit Argentinië, in 1872 bedroeg 470 millioen KG., in 1893 reeds 4080 millioen, en dat die in 1894 vermoedeiyk zal stygen tot 8000 millioon! Waar moet dat heen? By vele boeren zyn dan ook de vroeger bespaarde gelden niet alleen verdwenen, maar schulden en hypotheken kwamen in de plaats. De openbare registers leveren daarvoor spre kende cijfers; de hypothecaire inschryvingen bedroegen in ons land in 1873 f 555,757,0 )0, doch in 1893 reeds f 1,162,908,0001 In de laatste tien jaren is het bedrag der hypothecaire schulden in Nederland met 200 millioen vermeerderd en toch is het een feit, dat in hetzelfde tydperk de waarde der landeryen nog is verminderd. In 1892 alleen werd pl. m. 14 millioen aan hypotheek opgenomen. Berekend tegen 4 pet., moet j lar- lyks circa 46 millioen gulden aan interest voor hypotheken worden opgebracht door eigenaars, die deze som moeten betalon, vóór zy zeiven nog e e n i g voordeel uit hun goed getrokken hebben 1 En hoeveel kleine boertjes zyn daar niet by I Het aantal hypotheken toch beneden f 5000 bedraagt ongeveer 260,000'! Zie, als men dat alles bedenkt, is er reden om met Vondel „een vast gomoedt" gelukkig te noemen. Het kan der maatschappy alleen wel gaan, wanneer het den landbouw goed gaat; die tak toch van den menscheiyken arbeid legt den grondslag voor het gebouw van de geheel e oeconomisclie ontwikkeling. De bloei van ons bedryf is eene volstrekte voorwaarde voor een gezond volksleven. Als directe gevolgen van den kwynenden land bouw en dor voortdurende prijsdaling van de producten beschouwen wy de zichtbare ver arming der plattelandsbevolking, den achter uitgang van alle daarmede in verband staande bedryven, het gebrek aan work by eene sterk toenemende bevolking bitterheid en onte vredenheid in elke richting. De burgemeester van Terheyden stelde dezer dagen de vraag, of nu de tyd niet ge komen was, dat van gemeentewege maatregelen worden genomen om de kosten voor de brandweer te verhalen op de assurantiemaatschappyen. De Maasbodedeze vraag besprekende, wilde „dat bedoelde ondernemingen een staat over legden van het verzekerde, met de som, waar voor het geschat was, opdat vanwege de gemeente eene nieuwe schatting zou kunnen geschieden. Voor gemeenten, waar nogal eens de roode haan kraait, kon dit, naar het oor deel van De Maasbodeverrassende uitkomsten bezorgen." Maar het Ilaagsche Dagblad wil de particu liere maatschappyen ongomoeid laten. „Het zou, merkt het conservatieve orgaan op, niet in bet algemeen belang zyn, als men instellingen, die ternauwernood nu reeds finan- tiëel kunnen leven, nog insolider maakte door haar op te leggen in het onderhoud van de brandweer der gemeenten (te helpen) voorzien." Wierd eene bydrage van die maatschappyen gevorderd ter bestriding van de kosten der brandweer, dan zouden zy hare premie moeten verhoogen en „de lasten der burgers werden niet verlicht, hoogstens verplaatst." Deze redeneering noemt De Amsterdammer maar ten deele juist, en bovendien acht dit blad het vraagstuk er niet mee uitgeput. „De verzekering en de brandblusscbing hooren in ééne hand, beide zyn onontbeoriyk en de eene is een winstgevend, de ander een geldverslin dend bedryf." Het ideaal van De Amsterdammer is dit: „Indien eene stad als Amsterdam kon be ginnen met eene gemeentelijke verzekering van alle perceelen, dan zouden de kosten der brandweer, die thans alleen reeds aan perso neel en aan onderhoud van het materieel pl. m. f200,000 per jaar bedragen, by eene veel lagere premie dan nu betaald wordt, kunnen worden gedekt. En men behoeft de dividenden, die door de meeste verzekering maatschappyen worden behaald, na aftrek van de belangrijke salarissen en tantièmes, door directeuren en commissarissen genoten, slechts te zien, om te begrijpen hoeveel goedkooper óéne groote gemeenteiyke assurantie, die geene winst heeft te behalen, tegen brandgevaar kan verzekeren, dan dit nu door een aantal particuliere maat schappyen geschiedt. Terwijl by zulk eene verzekering, geheel aan do publieke contröle onderworpen, het gevaar voor te hooge aan- gnte van de perceelen, het meubilair, de goederen, enz. veel geringer zal zyn dan thans het geval is Zoo De Amsterdammer. Maar nu komt een oud-assuradeur, in De Grondwet al deze beschouwingen aan den tand voelend, met de waarschuwing aandra gen, dat men heusch op de wiusten der assu rantie-maatschappyen zulke begeerige oogon niet hoeft te slaan; dat integendeel brand verzekering in de laatste jaren weinig winst, ja by vele maatschappyen verlies heeft op geleverd en dat alleen de oude maatschappyen, die een solled belegd waarborg- en reserve- kapitaal hebben, uit de rente van dat kapi taal een dividend aan aandeelhouders kunnen uitkeeren. En ook vindt deze Schr. den eisch onrede- lyk, dat de assurantie maatschappyen zouden moeten by dragen. „Men zou", zei hy, „dan evengoed eene bydrage van haar kunnen vorderen in de kosten der waterleiding, evenals van eene levensverzekeringmaatschappij in die voor sanitaire verbeteringen (rioloering, waterleiding, enz.) van eene veeverzekeringmaatschappy in de kosten ter beteugeling der veepest van verzekenngmaalschappyen tegen inbraak en diefstal, irr~die der politie of van eene maatschappy tot vergoeding der schade door overstrooming, eene bydrage voor het aan leggen, onderhouden en versterken der dyken. Het opleggen van eene vaste contributie aan de brandweer zou de preuiiën doen stygen, zoodat dit met recht eene belasting op do voor zichtigheid zou zyn, daar zy, aie niet assu- reeren (men kan gerust aannemen, dat nog onverzekerd is) zooveel minder in de ge meentelasten zouden dragen. Ook is de modorne brandweer niet zoo voor- deelig voor assuradeuren, als mon oppervlakkig zou denken, want al moge de brand spoediger gebluscht worden, de schade door het water (dat niet altyd doelmatig wordt aangewend) on do veroorzaakte breakage is veel grooter dan vroeger." In Het Nieuwsblad voor Nederland komt de volgende beschryving voor van Thor- becke's standbeeld, zooals het er tegenwoordig uitziet: „Het yzeren hekwerk, evenals het boold zelf, ontworpen door Leenhoff en uitgevoerd door den heer Van Lith, architect te 's-Graven hage, draagt de tastbare bewijzen, dat het sedert jaren, misschien wel sedert 1876, niet met den verfkwast in aanraking is geweest. Het piëdestal ziet er groen en verweerd uit. Van het goud in de letters is by na niets meer te zien en ternauwernood kan men nog lezen: „trouw dienaar der kroon" en optimo civi cives. „Maar het ergste is het met het standbeeld zelf gesteld. Thorbecke heeft gedurende zya leven aan vele stormen met fierheid het hoofd geboden; maar hy heeft zeker niet kunnen denken, dat na zyn dood zyn standbeeld op zoo orgeriyke wyze door stormen als anders zins geteisterd zou worden. Van de oorspron kelijke kleur is byna niets meer te bespeu ren. De rotte bladeren, de onreinheden der vogelen, het door den wind opgejaagde straat- vuil hebben het beeld ten eenenmale onoog- lyk gemaakt, waarby nog komt dat de Amster- damsche straatjeugd dat beeld schynt uit gekozen te hebben tot mikpunt haror projectielen. Ten minste, op het beeld zelf, op bet voetstuk tusschen de beenen kan men een aantal steenen en stukken steen aan schouwen, die zeker niet door den wind daarop zyn gewaaid. En die toestand bestaat reeds sedert ettelyke maanden." Wy vragen het in gemoede, zoo eindigt bet blad, of dat is de nakoming van de een maal afgelegde belofte (namens de gemeente door wijlen burgemeester Den Tex afgelegd) om het gedenkteeken van dien grooten staats burger in bescherming en hoede te nemen, het te onderhouden en te bewaren?..,. Programma van Muziekuitvoeringen. MU8I8 SAORUM. Donderdag SO Aug., te h&lfacht, door het 8tafmuziekoorps van het 4de regiment iDfanterio. Direotour de Hoor W. Van Erp. Eerste afdeeling: No. 1. Veld- rtillerie-Mar«oh, Van Erp; 2. Ouverture „Die Italiener in Algler", Roeeini; 8. Balletmusik aue der Oper: „Feramora", Rubinstein; 4. Fantaie e de l'Opéra de B. Wagner „Lohengrin", Mann. Tweede afdeeling: No. 6. Ouverture „Rienzl", Wagner; 6 „Eetudiantina", Walzer, Wald eufel; 7. Droi Norwegiache Tanze (late Uitv.), Grieg; 8.FaDtaiaie über Motive aue Weber's „Freleohüte" (op verzoek), Mann. Familie berichten uit verschillende bladen. Q o h u w dJ. Kloppenburg en A. J. H. Eykon, Den Haag. Mr. A. O. H. Graafland en L. Mealier, Bonnebroek. Dr. J. B. Blotemaker de Brnine en C. De Jong, 81iedreoht. 8. Van Aeperen on P. J Pijpen, Enkhuizen. W. Van Griethoyaen en H. O. De(j, Hellevoeteluia. J. G. Gerbig en L. O. Renkort, Memphis, Tenn., Amerika. L. D. Ll^ck en F. Di Ridder Hzd., Kedong-Banteng. Jkhr. E. G. Wiohera en J. Bohenkenberg van Mierop, Den Haag. Bevallen: O. J. BergeniaVan der Moer d., 8t. Anna-Paroohio. J. Van Dantzig—Weinthal d., Niouwer-Amatel. T. Tammena— Wierenga d., Wer- v rehoof. O. W. De Bruin— Frithiofz., Alkmaar. N. SpierenburgAkkeredfjk d., Botterdam. LA. C. Vergrooaen—Do Loker d., Dongen. A. J. Star- ronburg—Van der Meor d., Botterdam. A. O. H. D. Wijting—Wieringa d., Werverehoof. A. Stapel- Zijp d., Lambertaobaag. J. Feitama-Floriaon Lekkum. Overleden: 8. M. Geene, v., 69 j., Holst. N. Van Hesaeling—De Beue, 62 j., Jlep. J. A. Ph. Buys, v., 84 J. Zutfen. H. F. Bultman Jr., m. 27 J., Haarlem D. Vos Dzn., m., 74 J., Amerongen. Wed. D. Roos—Do Haae, 68 j., Rot terdam. P. J. Van den Bergh, m. 88 J., Tilburg. A. Zoet, m. 73 j., Botterdam. A. M. H. H. Van Walsem—Do Booy, Arnhem. F. Sohaafnma, m. 64 j., Lemmer. O. G. Van Arnhem, vr. 21 J., Driehuizen. Parys ia het eldorado der kunst! Zoo dachten van oudsher vele ambitieuze kunste naars. Ook Jules Cazin, te Angers, was in 1760 van die meening. De knappe jonge man was een bekwame miniatuurschilderop email, porselein, ivoor schiep hy bekoorlijke kleine kunstgewrochten. Zulke sierlijke stukjes in rococo-atlll waren destyds in de Fransche hoofdstad zeer gezocht, vooral sinds de mar kiezin De Pompadour, deze almachtige toon geefster op het gebied van kunst, weelde en mode, zich er voor interesseerde. Door aanleg en onvermoeide oefening was Jules een meester in dit vak geworden, want Van een ouden Italiaan, die te Angers met öe kunst slechte een armzalig bestaan vond, bad hy niet veel meer kunnen leeren dan de B oo dj ge technische voorkennis. Dat zag eignor Lenti zelf in. In verrukking over het werk van den begaafden jongeling, riep hy in geest drift uit: „Gy moet naar Parijs, JulesI Daar *ilt gy stellig fortuin maken, even goed als Fran9oi8 Boucher, die oorBpronkeiyk ook niets anders geweest is daa een decoratie-schilder." De vader van den jongen man, een eer- kam 0 verver, die met den ververskwast een aaczienlyk vermogen verworven had, was achter niet zeer ingenomen met zuik een pian. handwerk heeft een gouden bodem en do kunst vraagt dikwijls tevergeefs om brood", zeide hy. „Eene enkele maal eene een minia tuur voor tijdverdrijf en voor den verkoop, als je haar kwyt kunt raken, daar heb ik niets tegen. Maar biyf het solide ambacht ge trouw en wordt myn opvolger, als ik eenmaal ga ruBten." En hy herinnerde vervolgens aan een waarschuwend voorbeeld in de familie. Vóór vyf en twintig jaren was een neef van hem, Jéróme Cazin goheeten, met hoogdra vende plannen naar Parijs getogen, om daar als schilder en graveur deu roem en de for tuin na te jagen. Men had later slechts zeidon van hem gehoord en nooit dat hy succes gehad had. Hy moest in vry bekrompen omstandig heden leven. „Ik begryp en waardeer uwe bezorgdheid volkomen, vader", sprak Jules. „Maar toch zou ik gaarne naar Parys willen en beproeven, myn talent te doen gelden. Als my dat niet in een jaar gelukt, wel, dan keer ik terug, laat het streven naar de stelle hoogten der kunst voor altyd varen en word weer, wat ik tot nu toe was: uw eerste bediende en later uw opvolger. Ik heb zelf een sommetjo geld bespaard, geef my er nog tweehonderd franken by voor de reis naar Parys, meer heb ik niet noodig. Mocht myn plan mislukken, dan is het verlies nog niet zoo groot." Baas Cazin dacht er een poosje rypeiyk over na. Een jaar gaat spoedig om. Hy moest Jules, wien sr zooveel aan gelegen was, het maar eene laten probeeren. Gelukte het hem, zoo spoedig een groot kunstenaar te Parijs te worden, des te beter. En gelukte het niet, zoo behoefde hy daarom nog niet verloren te zyn, omdat hy in dat geval het eerzame ambacht weer wilde opvatten. De vader ver- eenigde zich dus met het plan van den talent- vollen zoon. Acht dagen later verliet Jules Angers met den postwagen. Zyn met kleederen welvoorziene koffer bevatte ook een aantal op omail, porse lein en ivoor artistiek geschilderde miniaturen. Deze sieriyke werkjes wilde hy den grooten kunsthandelaren in de hoofdstad aanbieden. Dat zou in zekeren zin zyn examen wezen. Het kwam er nu op aan, of mon deze schep pingen van een tot nu toe onbekenden kun stenaar bereidwillig koopen dan of men ze minachtend afwyzen zon. De reis liep zonder avonturen en ongevallen van stapel. Jules Cazin kwam op tyd te Parys aan en nam voorloopig zyn intrek in een bescheiden hotel in de Eue du Temple. Den hotelhouder was het adres van den schilder en graveur Jéróme Cazin, naar wien hy informeerde, geheel onbekend. Maar hy deed moeite, diens woonplaats voor den gast op te sporen. Weldra kon hy opheldering geven. Jéróme Cazin woonde in een achter huis in de Rue Rambuteau. Dat was dus niet ver van de Rue du Temple. Jules begaf zich op weg. Hy doorliep twee straten, totdat hy voor een hoog, donker ge bouw kwam, waaraan hy op een klein uit hangbord het opschrift ontdekte: „J. Cazin, schilder en graveur. In het achterhuis." Jules ging door eene gang naar de binnenplaats van het donkere huis. Daar zag by het achter huis met verschillende deureD. Hy wist niet, welke daamn de rechte was. Op dit oogenblik haalde hem een jong rueisjj in, dat een korfje droeg, dueinkoopen BCheen gedaan te hebben. Zy zag er zoo lief uit, dat de voor achoonheid zeer vatbare Jules door hare verschyning in verrukking geraakte. „Zoekt gy hier iemand, mynheer?" vroeg zy vriendeiyk. „Ja, den schilder Jéróme Cazin." „Dat is myn vader." „En myn oom." „Is het mogeiyk?" riep zy verrast. „Wie zyt gy dan?" „Ik ben Jules Cazin, uit Angers." „En ik heet Gabrielle. Dan zyt gy dus myn neef. Hè, dat is aardigi" „En gy zyt myne nicht - wat my gelukkig maakt 1" „Merkwaardig, ik heb tot nu toe nooit iets van u gehoord, neef." „Ik ook niet van u, schoone nicht I Maar onze bloedverwantschap is ook wel wat ver." „O, dat doet er niet toel Toch verheug ik er my over. Hier lsngs, neefl Zy geleidde hem naar eene deur en beiden betraden het donkere portaal. Vervolgens gin gen zy de trap op. Boven opende Gabrielle eene kamerdeur. Beiden traden in een vertrek, dat eenvoudig, maar toch net gemeubileerd was. Aan de wanden hingeD eenige grootere en vele kleinere schilderyen, alsmede ettelyke etsen, in elk geval stellig Jérómes eigen kunstproducten. „Wilt gy gaan zitten?" Hy nam plaats. „Waar is uw vader?" «roeg hy daarop. „In zyn atelier. En myne moeder is in de keuken. Ik zal beiden roepen." Zy ging heen. Ma eene minuut kwam zy met hare oudera terug. CazinB echtgenoote was eene echte Parl- eienne, goed geconserveerd, spraakzaam en beminnoiyk. Maar toch droeg haar gezicht eene uitdrukking van bezorgdheid. Maar nog bezorgder, ja verbitterd zag haar man eruit, een magere vyftiger met bleek gezioht en diepliggende, fonkelende oogen, onder zware wenkbrauwen. Harteiyk begroette het echtpaar den bloed verwant uit Angers en weldra verdween elk Bpoor van vreemdheid en het intieme „jy" trad in de plaats van het koude „gy." Jules vertelde, wat hem naar Parys gevoerd had. Voorzichtig in papier gewikkeld, had hy eenige zgner werkjes meegebracht. Hy haalde ze te voorschyn en liet ze zyn oom, die een kenner was, zien. Gabrielle bekeek ze ook en gaf aan hare bewondering uitdrukking, door te roepen: „Och, hoe verrukkeiyk schoon zyn deze kleine, Bieriyke figuren geschilderd I" Nadat Jéróme Cazin de miniaturen met aandacht bekeken had, zelde hy: „Je werkt in den nieuweten styl, Jules I Het is op het gebied der miniaturen het beste, dat ik ooit gezien heb. Je zult goede pryzen voor je werk maken; daarvan ben ik overtuigd." (WtrM wtnolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5