K°. 10589.
Don<Jei*dafl; 30 Augustus.
A0.1894
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
Twee Portretten.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAMT:
Voor Leidon por 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRUS DER AD VERTEN T1ÜN i
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het inc&ssooran Witen de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
In het Tijdschrift voor Strafrecht kwam een
betoog van mr. P. De Josselin de Jong voor
ovor de berechting van jeugdige
delinquenten. In den aanhef van z^jne
beschouwing loost men:
„Niet alleen door rechtsgeleerden, door de
beoefenaars der strafrechtswetenschap, maar
in het algemeen door een ieder, die een open
oog heeft voor do ons omgevende economische
en sociale toestanden, werd den laatsten tijd
meermalen de aandacht van het publiek ge
vestigd op de toenemende criminaliteit en op
de erge verwaarloozing, die onder jeugdige
personen heerschende zjjn.
„Terwijl men in de groote steden klaagt
over de groote brutaliteit, waarmede de straat
jeugd optreedt tegen personen en goederen, is
het in andere opzichten op bet platteland met
die jeugd niet beter gesteldstrooperiJen,
straatschenderijen, burengeruchten zjjn in
sommige streken onder het jeugdige boeren-
volkjü aan de orde van den dag. Ons vader
land maakt echter op dit verschijnsel geene
uitzondering, staat daarin niet alleen. In
Duitschland, Engeland, Frankrijk, Italië en
Zwitserland heeft men dezelfde ondervinding
opgedaan."
De schrijver verwacht veel heil van het
particulier initiatief, doch tevens wil h(j uit
de wetten de beletselen doen verdwijnen,
welke nu nog het particulier initiatief belem
merend in den weg treden.
„Verbetering en verandering van het bur
gerlijk recht, o. a. vooral van het personen
recht, is zoo schrijft hy met het oog op
het door mij aangeduide verschynsel, een ge
biedende eisch van den dag geworden. Do
maritale en oudoriyke macht, de voogdy, het
huweiyksrecht zullen ten koste van den man
en van de ouders geducht moeten worden in-
gokort, ten einde particulioren in staat te
stellen met succes mede te werken tot het
beteugelen van dit voor de maatschappy in
hooge mate gevaarlijk verschynsel." Straf
rechtelijk acht by de volgende maatregelen
tegen jeugdige delinquenten noodig:
1. plaatsing in een rijksopvoedingsgesticht.
2. plaatsing in een rijksvorbeteringsgesticht.
3. gerecht lyke berisping.
4. lichamelijke tuchtiging.
5. eenzame opsluiting.
Nooit moet men z. i. den jeugdigen delinquent
geldboete opleggen. Deze straf treft meestal
do ouders, wanneer zy het gewenschte doel,
betaling, ten gevolge heeft. Wordt de boete
niet betaald en do vervangende hechtenis
toegepast, dan volgt in den regel de straf te
laat, en maakt zjj op het jeugdig gemoed
geen indruk meer. Verder komt het my wen-
scheiyk voor, dat er byzondere strafzittingen
voor kinderen worden gehouden zonder open
baarheid, waarby in den regel worden opge
roepen de ouders, voogden en opvoeders der
delinquenten, om door den rechter gehoord
te worden. Dit verhoor kan van eene dubbele
practische beteekenis wezen; de rechter kan
of door het verhoor de noodige kennis om
trent de geaar ïheid van het kind opdoen,
maar kan omgekeerd ook door datzelfde ver
hoor een juist inzicht krygen, op welke wyze
deze personen het kind hebben opgevoed. Dit
laatste kan voor den rechter van groote
waarde zyn, wanneer hy tot de gevolgtrek
king komt, dat de opvoeding van het kind
niet meer aan hunne handen mag worden toe
vertrouwd.
Doch de grootste verbetering zou zyn: dat
men het verschil tusschen een strafbaar feit,
gepleegd met of zonder oordeel des onder
scheids, liet vervallen. De wenscheiykheid,
dat de wetgever deze oude onderscheiding
zou opheffen, werd o. a. reeds in het jaar
1890 op het internationale criminalistische
congres te St.-Petersburg door verschillende
leden uitgesproken. In Beriyn werd in April
1893 in de Duitsche afdoeling van de inter
nationale criminalistische vereeniging eene
motie van dergelyke strekking aangenomen.
Voor het bestaande onderscheid zou ik in
de plaats willen stellen, dat onder eene zekere
Ieeftyd8gren8 de rechter facultatief den delin
quent straf kan opleggen, zoodat niet in elk
geval, waarin geconstateerd wordt, dat een
jeugdig persoon eeu strafbaar feit heeft ge
pleegd, imperatief, een strafvonnis moet vallen,
zooals nu het geval is, wanneer de rechter
aanneemt, dat de jeugdige delinquent met
oordeel des onderscheids heeft gehandeld. By
eene zoodanige regeling behoeft de rechter de
wet niet te verkrachten, zooals nu klaar-
biykeiyk meermalen met een goed doel ge
schiedt. Dan zal de rechter, wanneer hy het
wenscheiyk oordeelt, dat de jeugdige delin
quent wordt geplaatst in een ryksopvoedings-
gesticht, niet behoeven te zoeken naar de
oplossing van do- voor hem zoo moeilyke
vraag, of het kind het feit gepleegd heeft
met of zonder 00Fdeel-jdes onderscheids, maar
kan hy by zyoe beslissing zoowel de belangen
van de maatschappdiyke orde, als dié van
den jeugdigen delinquent naar zyn beste weten
behartigen.
Tegenspoed in den land bouwt
Van tegenspoed weten wy mee te spreken
zegt „Nebs," een Purmer boer in het
Handelsbladons land wordt overstelpt door
landbouw producten uit ver verwijderde oor
den. Onlangs las ik, dat byv. de uitvoer van
tarwe, uit Argentinië, in 1872 bedroeg 470
millioen KG., in 1893 reeds 4080 millioen, en
dat die in 1894 vermoedeiyk zal stygen tot
8000 millioon!
Waar moet dat heen?
By vele boeren zyn dan ook de vroeger
bespaarde gelden niet alleen verdwenen, maar
schulden en hypotheken kwamen in de plaats.
De openbare registers leveren daarvoor spre
kende cijfers; de hypothecaire inschryvingen
bedroegen in ons land in 1873 f 555,757,0 )0,
doch in 1893 reeds f 1,162,908,0001
In de laatste tien jaren is het bedrag der
hypothecaire schulden in Nederland met 200
millioen vermeerderd en toch is het een feit,
dat in hetzelfde tydperk de waarde
der landeryen nog is verminderd. In 1892
alleen werd pl. m. 14 millioen aan hypotheek
opgenomen. Berekend tegen 4 pet., moet j lar-
lyks circa 46 millioen gulden aan interest
voor hypotheken worden opgebracht door
eigenaars, die deze som moeten betalon, vóór
zy zeiven nog e e n i g voordeel uit hun goed
getrokken hebben 1
En hoeveel kleine boertjes zyn daar niet by I
Het aantal hypotheken toch beneden f 5000
bedraagt ongeveer 260,000'!
Zie, als men dat alles bedenkt, is er reden
om met Vondel „een vast gomoedt" gelukkig
te noemen. Het kan der maatschappy alleen
wel gaan, wanneer het den landbouw goed
gaat; die tak toch van den menscheiyken
arbeid legt den grondslag voor het gebouw
van de geheel e oeconomisclie ontwikkeling.
De bloei van ons bedryf is eene volstrekte
voorwaarde voor een gezond volksleven. Als
directe gevolgen van den kwynenden land
bouw en dor voortdurende prijsdaling van de
producten beschouwen wy de zichtbare ver
arming der plattelandsbevolking, den achter
uitgang van alle daarmede in verband staande
bedryven, het gebrek aan work by eene sterk
toenemende bevolking bitterheid en onte
vredenheid in elke richting.
De burgemeester van Terheyden stelde
dezer dagen de vraag, of nu de tyd niet ge
komen was, dat van gemeentewege
maatregelen worden genomen om de kosten
voor de brandweer te verhalen op de
assurantiemaatschappyen.
De Maasbodedeze vraag besprekende, wilde
„dat bedoelde ondernemingen een staat over
legden van het verzekerde, met de som, waar
voor het geschat was, opdat vanwege de
gemeente eene nieuwe schatting zou kunnen
geschieden. Voor gemeenten, waar nogal eens
de roode haan kraait, kon dit, naar het oor
deel van De Maasbodeverrassende uitkomsten
bezorgen."
Maar het Ilaagsche Dagblad wil de particu
liere maatschappyen ongomoeid laten.
„Het zou, merkt het conservatieve orgaan
op, niet in bet algemeen belang zyn, als men
instellingen, die ternauwernood nu reeds finan-
tiëel kunnen leven, nog insolider maakte door
haar op te leggen in het onderhoud van de
brandweer der gemeenten (te helpen) voorzien."
Wierd eene bydrage van die maatschappyen
gevorderd ter bestriding van de kosten der
brandweer, dan zouden zy hare premie moeten
verhoogen en „de lasten der burgers werden
niet verlicht, hoogstens verplaatst."
Deze redeneering noemt De Amsterdammer
maar ten deele juist, en bovendien acht dit
blad het vraagstuk er niet mee uitgeput. „De
verzekering en de brandblusscbing hooren in
ééne hand, beide zyn onontbeoriyk en de eene
is een winstgevend, de ander een geldverslin
dend bedryf."
Het ideaal van De Amsterdammer is dit:
„Indien eene stad als Amsterdam kon be
ginnen met eene gemeentelijke verzekering
van alle perceelen, dan zouden de kosten der
brandweer, die thans alleen reeds aan perso
neel en aan onderhoud van het materieel pl. m.
f200,000 per jaar bedragen, by eene veel
lagere premie dan nu betaald wordt, kunnen
worden gedekt. En men behoeft de dividenden,
die door de meeste verzekering maatschappyen
worden behaald, na aftrek van de belangrijke
salarissen en tantièmes, door directeuren en
commissarissen genoten, slechts te zien, om
te begrijpen hoeveel goedkooper óéne groote
gemeenteiyke assurantie, die geene winst heeft
te behalen, tegen brandgevaar kan verzekeren,
dan dit nu door een aantal particuliere maat
schappyen geschiedt. Terwijl by zulk eene
verzekering, geheel aan do publieke contröle
onderworpen, het gevaar voor te hooge aan-
gnte van de perceelen, het meubilair, de
goederen, enz. veel geringer zal zyn dan thans
het geval is
Zoo De Amsterdammer.
Maar nu komt een oud-assuradeur, in De
Grondwet al deze beschouwingen aan den
tand voelend, met de waarschuwing aandra
gen, dat men heusch op de wiusten der assu
rantie-maatschappyen zulke begeerige oogon
niet hoeft te slaan; dat integendeel brand
verzekering in de laatste jaren weinig winst,
ja by vele maatschappyen verlies heeft op
geleverd en dat alleen de oude maatschappyen,
die een solled belegd waarborg- en reserve-
kapitaal hebben, uit de rente van dat kapi
taal een dividend aan aandeelhouders kunnen
uitkeeren.
En ook vindt deze Schr. den eisch onrede-
lyk, dat de assurantie maatschappyen zouden
moeten by dragen.
„Men zou", zei hy, „dan evengoed eene
bydrage van haar kunnen vorderen in de
kosten der waterleiding, evenals van eene
levensverzekeringmaatschappij in die voor
sanitaire verbeteringen (rioloering, waterleiding,
enz.) van eene veeverzekeringmaatschappy
in de kosten ter beteugeling der veepest
van verzekenngmaalschappyen tegen inbraak
en diefstal, irr~die der politie of van eene
maatschappy tot vergoeding der schade door
overstrooming, eene bydrage voor het aan
leggen, onderhouden en versterken der dyken.
Het opleggen van eene vaste contributie aan
de brandweer zou de preuiiën doen stygen,
zoodat dit met recht eene belasting op do voor
zichtigheid zou zyn, daar zy, aie niet assu-
reeren (men kan gerust aannemen, dat nog
onverzekerd is) zooveel minder in de ge
meentelasten zouden dragen.
Ook is de modorne brandweer niet zoo voor-
deelig voor assuradeuren, als mon oppervlakkig
zou denken, want al moge de brand spoediger
gebluscht worden, de schade door het water
(dat niet altyd doelmatig wordt aangewend)
on do veroorzaakte breakage is veel grooter
dan vroeger."
In Het Nieuwsblad voor Nederland komt
de volgende beschryving voor van Thor-
becke's standbeeld, zooals het er
tegenwoordig uitziet:
„Het yzeren hekwerk, evenals het boold
zelf, ontworpen door Leenhoff en uitgevoerd
door den heer Van Lith, architect te 's-Graven
hage, draagt de tastbare bewijzen, dat het
sedert jaren, misschien wel sedert 1876, niet
met den verfkwast in aanraking is geweest.
Het piëdestal ziet er groen en verweerd uit.
Van het goud in de letters is by na niets
meer te zien en ternauwernood kan men
nog lezen: „trouw dienaar der kroon" en
optimo civi cives.
„Maar het ergste is het met het standbeeld
zelf gesteld. Thorbecke heeft gedurende zya
leven aan vele stormen met fierheid het hoofd
geboden; maar hy heeft zeker niet kunnen
denken, dat na zyn dood zyn standbeeld op
zoo orgeriyke wyze door stormen als anders
zins geteisterd zou worden. Van de oorspron
kelijke kleur is byna niets meer te bespeu
ren. De rotte bladeren, de onreinheden der
vogelen, het door den wind opgejaagde straat-
vuil hebben het beeld ten eenenmale onoog-
lyk gemaakt, waarby nog komt dat de Amster-
damsche straatjeugd dat beeld schynt uit
gekozen te hebben tot mikpunt haror
projectielen. Ten minste, op het beeld zelf,
op bet voetstuk tusschen de beenen kan men
een aantal steenen en stukken steen aan
schouwen, die zeker niet door den wind
daarop zyn gewaaid. En die toestand bestaat
reeds sedert ettelyke maanden."
Wy vragen het in gemoede, zoo eindigt
bet blad, of dat is de nakoming van de een
maal afgelegde belofte (namens de gemeente
door wijlen burgemeester Den Tex afgelegd)
om het gedenkteeken van dien grooten staats
burger in bescherming en hoede te nemen,
het te onderhouden en te bewaren?..,.
Programma van Muziekuitvoeringen.
MU8I8 SAORUM. Donderdag SO Aug., te h&lfacht,
door het 8tafmuziekoorps van het 4de regiment
iDfanterio. Direotour de Hoor W. Van Erp. Eerste
afdeeling: No. 1. Veld- rtillerie-Mar«oh, Van Erp;
2. Ouverture „Die Italiener in Algler", Roeeini; 8.
Balletmusik aue der Oper: „Feramora", Rubinstein;
4. Fantaie e de l'Opéra de B. Wagner „Lohengrin",
Mann. Tweede afdeeling: No. 6. Ouverture „Rienzl",
Wagner; 6 „Eetudiantina", Walzer, Wald eufel; 7.
Droi Norwegiache Tanze (late Uitv.), Grieg; 8.FaDtaiaie
über Motive aue Weber's „Freleohüte" (op verzoek),
Mann.
Familie berichten uit verschillende bladen.
Q o h u w dJ. Kloppenburg en A. J. H. Eykon,
Den Haag. Mr. A. O. H. Graafland en L. Mealier,
Bonnebroek. Dr. J. B. Blotemaker de Brnine en
C. De Jong, 81iedreoht. 8. Van Aeperen on P. J
Pijpen, Enkhuizen. W. Van Griethoyaen en H.
O. De(j, Hellevoeteluia. J. G. Gerbig en L. O.
Renkort, Memphis, Tenn., Amerika. L. D. Ll^ck
en F. Di Ridder Hzd., Kedong-Banteng. Jkhr. E.
G. Wiohera en J. Bohenkenberg van Mierop, Den Haag.
Bevallen: O. J. BergeniaVan der Moer d.,
8t. Anna-Paroohio. J. Van Dantzig—Weinthal d.,
Niouwer-Amatel. T. Tammena— Wierenga d., Wer-
v rehoof. O. W. De Bruin— Frithiofz., Alkmaar.
N. SpierenburgAkkeredfjk d., Botterdam. LA.
C. Vergrooaen—Do Loker d., Dongen. A. J. Star-
ronburg—Van der Meor d., Botterdam. A. O. H.
D. Wijting—Wieringa d., Werverehoof. A. Stapel-
Zijp d., Lambertaobaag. J. Feitama-Floriaon
Lekkum.
Overleden: 8. M. Geene, v., 69 j., Holst.
N. Van Hesaeling—De Beue, 62 j., Jlep. J. A.
Ph. Buys, v., 84 J. Zutfen. H. F. Bultman Jr.,
m. 27 J., Haarlem D. Vos Dzn., m., 74 J.,
Amerongen. Wed. D. Roos—Do Haae, 68 j., Rot
terdam. P. J. Van den Bergh, m. 88 J., Tilburg.
A. Zoet, m. 73 j., Botterdam. A. M. H. H. Van
Walsem—Do Booy, Arnhem. F. Sohaafnma, m.
64 j., Lemmer. O. G. Van Arnhem, vr. 21 J.,
Driehuizen.
Parys ia het eldorado der kunst! Zoo
dachten van oudsher vele ambitieuze kunste
naars. Ook Jules Cazin, te Angers, was in
1760 van die meening. De knappe jonge man
was een bekwame miniatuurschilderop email,
porselein, ivoor schiep hy bekoorlijke kleine
kunstgewrochten. Zulke sierlijke stukjes in
rococo-atlll waren destyds in de Fransche
hoofdstad zeer gezocht, vooral sinds de mar
kiezin De Pompadour, deze almachtige toon
geefster op het gebied van kunst, weelde en
mode, zich er voor interesseerde.
Door aanleg en onvermoeide oefening was
Jules een meester in dit vak geworden, want
Van een ouden Italiaan, die te Angers met
öe kunst slechte een armzalig bestaan vond,
bad hy niet veel meer kunnen leeren dan de
B oo dj ge technische voorkennis. Dat zag eignor
Lenti zelf in. In verrukking over het werk
van den begaafden jongeling, riep hy in geest
drift uit: „Gy moet naar Parijs, JulesI Daar
*ilt gy stellig fortuin maken, even goed als
Fran9oi8 Boucher, die oorBpronkeiyk ook niets
anders geweest is daa een decoratie-schilder."
De vader van den jongen man, een eer-
kam 0 verver, die met den ververskwast een
aaczienlyk vermogen verworven had, was
achter niet zeer ingenomen met zuik een pian.
handwerk heeft een gouden bodem en
do kunst vraagt dikwijls tevergeefs om brood",
zeide hy. „Eene enkele maal eene een minia
tuur voor tijdverdrijf en voor den verkoop,
als je haar kwyt kunt raken, daar heb ik
niets tegen. Maar biyf het solide ambacht ge
trouw en wordt myn opvolger, als ik eenmaal
ga ruBten." En hy herinnerde vervolgens aan
een waarschuwend voorbeeld in de familie.
Vóór vyf en twintig jaren was een neef van
hem, Jéróme Cazin goheeten, met hoogdra
vende plannen naar Parijs getogen, om daar
als schilder en graveur deu roem en de for
tuin na te jagen. Men had later slechts zeidon
van hem gehoord en nooit dat hy succes gehad
had. Hy moest in vry bekrompen omstandig
heden leven.
„Ik begryp en waardeer uwe bezorgdheid
volkomen, vader", sprak Jules. „Maar toch
zou ik gaarne naar Parys willen en beproeven,
myn talent te doen gelden. Als my dat niet
in een jaar gelukt, wel, dan keer ik terug,
laat het streven naar de stelle hoogten der
kunst voor altyd varen en word weer, wat
ik tot nu toe was: uw eerste bediende en
later uw opvolger. Ik heb zelf een sommetjo
geld bespaard, geef my er nog tweehonderd
franken by voor de reis naar Parys, meer heb
ik niet noodig. Mocht myn plan mislukken,
dan is het verlies nog niet zoo groot."
Baas Cazin dacht er een poosje rypeiyk
over na. Een jaar gaat spoedig om. Hy moest
Jules, wien sr zooveel aan gelegen was, het
maar eene laten probeeren. Gelukte het hem,
zoo spoedig een groot kunstenaar te Parijs
te worden, des te beter. En gelukte het niet,
zoo behoefde hy daarom nog niet verloren te
zyn, omdat hy in dat geval het eerzame
ambacht weer wilde opvatten. De vader ver-
eenigde zich dus met het plan van den talent-
vollen zoon.
Acht dagen later verliet Jules Angers met den
postwagen. Zyn met kleederen welvoorziene
koffer bevatte ook een aantal op omail, porse
lein en ivoor artistiek geschilderde miniaturen.
Deze sieriyke werkjes wilde hy den grooten
kunsthandelaren in de hoofdstad aanbieden.
Dat zou in zekeren zin zyn examen wezen.
Het kwam er nu op aan, of mon deze schep
pingen van een tot nu toe onbekenden kun
stenaar bereidwillig koopen dan of men ze
minachtend afwyzen zon.
De reis liep zonder avonturen en ongevallen
van stapel. Jules Cazin kwam op tyd te Parys
aan en nam voorloopig zyn intrek in een
bescheiden hotel in de Eue du Temple.
Den hotelhouder was het adres van den
schilder en graveur Jéróme Cazin, naar wien
hy informeerde, geheel onbekend. Maar hy
deed moeite, diens woonplaats voor den gast
op te sporen. Weldra kon hy opheldering
geven. Jéróme Cazin woonde in een achter
huis in de Rue Rambuteau. Dat was dus
niet ver van de Rue du Temple.
Jules begaf zich op weg. Hy doorliep twee
straten, totdat hy voor een hoog, donker ge
bouw kwam, waaraan hy op een klein uit
hangbord het opschrift ontdekte: „J. Cazin,
schilder en graveur. In het achterhuis." Jules
ging door eene gang naar de binnenplaats
van het donkere huis. Daar zag by het achter
huis met verschillende deureD. Hy wist niet,
welke daamn de rechte was.
Op dit oogenblik haalde hem een jong
rueisjj in, dat een korfje droeg, dueinkoopen
BCheen gedaan te hebben. Zy zag er zoo lief
uit, dat de voor achoonheid zeer vatbare
Jules door hare verschyning in verrukking
geraakte.
„Zoekt gy hier iemand, mynheer?" vroeg
zy vriendeiyk.
„Ja, den schilder Jéróme Cazin."
„Dat is myn vader."
„En myn oom."
„Is het mogeiyk?" riep zy verrast. „Wie
zyt gy dan?"
„Ik ben Jules Cazin, uit Angers."
„En ik heet Gabrielle. Dan zyt gy dus myn
neef. Hè, dat is aardigi"
„En gy zyt myne nicht - wat my gelukkig
maakt 1"
„Merkwaardig, ik heb tot nu toe nooit iets
van u gehoord, neef."
„Ik ook niet van u, schoone nicht I Maar
onze bloedverwantschap is ook wel wat ver."
„O, dat doet er niet toel Toch verheug ik
er my over. Hier lsngs, neefl
Zy geleidde hem naar eene deur en beiden
betraden het donkere portaal. Vervolgens gin
gen zy de trap op. Boven opende Gabrielle
eene kamerdeur. Beiden traden in een vertrek,
dat eenvoudig, maar toch net gemeubileerd
was. Aan de wanden hingeD eenige grootere
en vele kleinere schilderyen, alsmede ettelyke
etsen, in elk geval stellig Jérómes eigen
kunstproducten.
„Wilt gy gaan zitten?"
Hy nam plaats. „Waar is uw vader?" «roeg
hy daarop.
„In zyn atelier. En myne moeder is in de
keuken. Ik zal beiden roepen."
Zy ging heen. Ma eene minuut kwam zy
met hare oudera terug.
CazinB echtgenoote was eene echte Parl-
eienne, goed geconserveerd, spraakzaam en
beminnoiyk. Maar toch droeg haar gezicht
eene uitdrukking van bezorgdheid. Maar nog
bezorgder, ja verbitterd zag haar man eruit,
een magere vyftiger met bleek gezioht en
diepliggende, fonkelende oogen, onder zware
wenkbrauwen.
Harteiyk begroette het echtpaar den bloed
verwant uit Angers en weldra verdween elk
Bpoor van vreemdheid en het intieme „jy"
trad in de plaats van het koude „gy."
Jules vertelde, wat hem naar Parys gevoerd
had. Voorzichtig in papier gewikkeld, had
hy eenige zgner werkjes meegebracht. Hy
haalde ze te voorschyn en liet ze zyn oom,
die een kenner was, zien.
Gabrielle bekeek ze ook en gaf aan hare
bewondering uitdrukking, door te roepen:
„Och, hoe verrukkeiyk schoon zyn deze kleine,
Bieriyke figuren geschilderd I"
Nadat Jéróme Cazin de miniaturen met
aandacht bekeken had, zelde hy: „Je werkt
in den nieuweten styl, Jules I Het is op het
gebied der miniaturen het beste, dat ik ooit
gezien heb. Je zult goede pryzen voor je werk
maken; daarvan ben ik overtuigd."
(WtrM wtnolgd.)