MENGELWERK. In en om Leiden. Koninginnedag te Leiden. De wgroote vaart" en de Neksluis. Eene Zoeterwoudsche benoeming. „Leiden" en „zomervolksconcerten", ziet- daar, goachte lezers! twee begrippen, welko blikbaar niets van eene vereeniging willen of, beter nog, kunnen hebben. Een paar vorige jaren ie het volk een keer of wat onthaald op zoo'n muziekuitvoering, welke zeer in den smaak viel, en wel op de Beestenmarkt; maar daar is het by gebleven. Dit jaar, dezen „zomer" geen sprake er vanZou het weer, als van zooveel anders, ook hiervan de schuld dragen? Moeten wij er onze schutterij of ons gemeentebestuur op aanzien? Of zouden de nu bespaarde en op interest gezette kleintjes bestemd zijn voor een groote op 31 Au gustus, welko spoedig ddar is? O, indien dit oens zoo ware, welk eeno reden zou het kunnen worden tot groote tevredenheid I Muziekuitvoeringen op twee plaatson, desnoods (we z\jn te Leidon nu eenmaal niet verwend) één concert op ééne plaats in de Sleutelstad op den avond van Koninginnedag l En dan van wat meer luister omringd dan zulks wel eens geschiedde: in eene met vetglaasjes of ballons (niet met brandweerlantaarns) aardig geïllumineerde tent op ons plein by uitnemendheid, de Beesten markt, of voor de verandering on met het oog op de aanwezigheid van beesten zoo kort te voren daar ter plaatse en de gevolgen daarvan, op do eene geïllumineerde helft van de Korenbeurs, of anders in eene verlichte ^gondel" in den Stillen R(jn b\j de Hoogstraat, of elders, zonder de „groote vaart", waarvoor Leiden eerbied te toonen heeft, te hinderen kijk, dat zou nog eens iets wezen! En als dan het uitvoerende corps er aan wilde denken dat het zich niet bovindt in de tuinen van „Amicitia", „Zomerzorg" of „Musis" en dat hot te doen is om eene vrool(jke stemming, om geestdrift op te wekken, niet om te laten hooren wat het kan, niet om eene tentoon spreiding van kundigheden, met solo's en pianissimo's, dan kon de avond van Koninginnedag voor menigeen een genoeglijke worden; dan zou het, waar men overal elders, zelfs ver over zoe, in Oost en West, op „waar dige w(jzo" dien heuglijken dag herdenkt en viert, in ons Leiden, waar men Koningin "Wilhelmina toch óók een niet minder goed hart toedraagt, niet enkel blijven bij het sobere, traditioneel en daardoor minder feestelijk ge- Worden: ontplooien van de driekleur aan Openbare gebouwon en enkele particuliere Woningen (als het regent aan slechts zeer Weinige); paradeeron dor troepen (b(j zeer ongunstig weder en ongeschiktheid van het voor ons zooveel waard zijnde Schuttersveld, heol eventjes op de Papengracht), het militaire schouwspel, dat, bij gebrek aan wat anders, steeds velen lokt; en carillon-spel op don Stadhuistoren. Eenig klein vuurwerk, bengaalsch vuur bij?- niet een paar pijltjes vanwege do ge meente en van bjjwonenden, die het missen kunnen, ondor de muziek, zou de feostelijko Stemming seor verhoogen en oen goed gehoel kunnen geven, zonder Leidon veel armer te maken en zonder eenige afbreuk to doen aan do feestelijkheden op den derden October, maar daarentogon gelogenhoid gevende aan Leidens bewoners om óók den verjaardag te v;eren van Koningin Wilhelmina, immers ook hunne geliefde en geëerbiedigde Koningin, die tweemalen reods hunne gemeente bezocht, die zjj zoo gaarne zion, hetzij in persoon, hetzij door middel eener afbeelding, van wie Zjj zoo gaarno iets lezen of vernemen, wie Zjj, niet minder dan andere Nederlanders, oen warm harte toedragen, wie zjj gaarne een luid „Levo de Koningin 1" wijden. Wjj zullen het bosto van eeno feestviering öp 81 Augustus hoponl Het is nog tjjd, om voorbereidende maatregelen te nemen; ver geten kan dit nu niet worden; er is aan herinnerd. Spraken we reeds even van do „groote vaart," we willen or torloops op wjjzon dat Leiden daarvan volstrekt geen voordeel trekt, dat zo der gemeente integendeel geld kost vanwege de gratis of vrije vaart door tal van hruggen, welke bodiend moeten worden, des daags en des nachts, door tal van vlugge mannen, In dienst van, in uniform gekleed en betaald door de gemeente. En met den tegenhanger, het havengeld, schiet het niet hard op, integendeel gaat men daarmode hard achteruit, want de Minister wil van do in voering van zulk eene nieuwigheid voor Leidon niets woton. Bewoners aan de vaart hebben al geklaagd over rustverstoring des nachts, tirwijl het gedurig en gelijktijdig open zjjn der Turfmarkts en Blauwpoortsbruggen menig een reeds te laat deed komen voor spoor of tram. „'t Is zoo, maar er is niets aan te doén," zal deze en gene zeggen. Wellicht is dat echter te vlug gesproken. De Neksluis of liever de doorvaart aldaar zal verbeterd worden. Dit geldt waarschjjnljjk niet eéne enkoio plek, maar eene zekoro uitge- ótroktheid, wanthet karweitje zal een dikke tien mille kosten! Oók dus vermoedelijk hot doel bjj die brug aan don "Witten Singel, ^aai" eertjjds diepgaande schepon dikwerf blevoti steken. Is dezo veronderstelling juist en wordt het Work goed gedaan, dan zullen in het ver volg niet alleen vaartuigjes, welke thans met glans passoeren, maar ook vaartuigen dien weg nemen, want: de oude liefde voor den Vliet is nog niet geroest. De „groote" of „nieuwe vaart" bljlft dan voor de allergrootste schepen, welko er betrekkelijk weinig zullen doorgaan, ende rust is hersteld, de vaart- bewoners en do spoor- en tram-sollicitanten zjjn er mee gebaat. De brugwachters bljjven duur, dat is waar; dóar is zeker, helaas, niets aan te doen! Waarom toch wordt die sluis zoo in alle eere hersteld Kon dit heusch niet wat minder Was een „beetje" zelfs wel eens noodig? Of zit „Oorlog" er mee in verband? Deskundigen kunnen hierover een licht doen opgaan. Doen zjj dit! Ten slotte: Men vertelt dat te Zoeterwoude aan de school in het dorp onlangs iemand tot onderwijzeres in de handwerken is be noemd, die „de akte nog niet heeft." „Dat mag de gemeenteraad toch niet doen," protesteert en moppert men. Staan we hier werkelijk voor een feit? Deze vraag geldt natuurlijk de Zoeterwoudsche regeering. Hot is voor haar te hopen dat ze, in strjjd met hetgeen „men" verhaalt, naar behooren heeft gehandeld en dat dit dan algemeen be kend worde, vooral ook in hot zoogenaamde stadsgedeelte van Zoeterwoude, bijv. door eene interpellatie van een der Raadsleden, die wèl aan de benoeming heeft meegeholpen, maar de verei8chte akte zeer waarschijnlijk niet van Burgemeester en Wethouders gezien hoeft. Zóó kan do waarheid aan het licht komen. Dit is toch beter dan maar te „laten luiden?" Petiujs. Zijn eenige clne 1. Uit het Engelsch van J. Higgmbotham. Wij waron ongeveer mot oaa twintigen in de rookkamer van Tufnell Towers, Let prach- tigo slot van sir Wal worth Tufuoll, onzen gast- hoer. Den geheelen dag hadden wy gejaagd op z(jn grond en du liep het gesprek over allerlei jachtavonturen. Ieder had iets buiten gewoons op de jacht ondervonden of wist eene geschiedenis uit zyn eigen leven te vertellen, waarin veel voorkwam van zonderlinge uit reddingen en onbegrUpeiyke hoeveelheden geschoten wild. Het gesprek kwam ook op duels en er werden heel wat anekdotes ten beste gegeven. Een van het gezelschap be treurde zeer den goeden ouden tyd, toon men elkaar nog om oene vermeende beleediging doodstak. „Mag ik vragen of u wel eens gevochten hebt?" zoo woDdde ik my tot den tachtig- jarigen veteraan majoor Molever, die dien dag de meeste fazanten geschoten had. „In een duel, meent gU „Ja, als u de vraag ten minste uiet onbe scheiden vind." „Ik heb é6ns geduelleerd van myn leven," antwoordde de grysaard glimlachend, en dat was toen ik niet veel meer was dan een knaap. By die gelegenheid kreeg ik echter zoo'n geduchte les, dat ik myn leven lang my niet meor aan een tweegevecht heb ge waagd." „Gy hebt uw tegenparty zeker vermoord?" vroeg lord Glenton. „Neon, ik gedroeg my als een dwaas en een lafaard tegeiyk en ik was zoo ongelukkig er nog eene vrouw op den koop toe by te verliezen." „Is de geschiedenis u te onaangenaam, om zo ons mede te doelen?" Zulke govoelens beu ik lang te boven; ik wil u het verhaal heel gaarne doen. Er is nog een moraal in voor de jongelui, dus dio kunnen er nog van profiteeren. „Nu, deel ons dan in ieder geval de ge- schiedenis mede!" riepen wy in koor. En nu vertelde de majoor ons het volgende Myne geschiedenis is reeds voorgevallen eer H. M. Victoria den troon beklom. Iu het begin van 1830 was lk juist één en twintig jaar en een der toongevers in bet moest ge- ziene rogimont. Ik was even ydolenmotmy- zeiven ingenomen als de tegenwoordige jongelui. Ik was er heilig van overtuigd, dat met my de wereld stond of viel. Myn vader, generaal Molover, was de persoonlyke vriend van Z. M., wat my natuurlyk toegang in de eerste kringen gaf. Ik had een goed inkomen en fladderde als eon vlinder van de oene bloem naar de andere. Ik verbeslddo my dat de meeste jonge dames doodelyk van my waren en dat myn lachje wonderen werkte. Myne dagen bracht ik dan ook door met flirten. Eindeiyk echter ontmoette ik Lady Geral- dine Bond. Hot was op een hofbal en reeds dadelyk maakte zy zoo'n diepen indruk op my, dat ik overal te vinden was, waar zy verscheen. Wy dansten dlkwyis samen en na een paar madhden bood ik haar myn hand en hart aan, wat zy gracoiyk aannam. Ik was in dien tyd zoo blind ingenomen met myzelven, dat het my volstrekt niet verwonderde dat de meest gevierde schoonheid van den season my willig hare hand reikte. Maar myno liefde voor haar was oprecht en ik liét nu veel van myne slechte gewoonten na. Onze woderzydsche onders waren zeer met het engagement ingenomen en ieder wenschte my om het hardst geluk. Op de eerstvolgende levée ten hove feliciteerde Z. M my in zeer vriendelyke bewoordingen. De dokter van het regiment was een lor, een echte grappenmaker, de ziel van iedere vroolyke byoenkomst. De dolste geschiede nissen kon hy vertellen zonder dat eono spier van zyn gezicht vertrek. Hy kon de jongeren onder ons nu en dan zoo belachelyk maken, dat wy soms vreesden dat hem weor de een of andere uitgehaalde kwajongensstreek ter ooren zou komen. Niemand was veilig voor zyne koddige opmerkingen. Ik begreep dat hy den gek zou steken met myn engagement en dat hy ten mynen koste eenige geestigheden zou debiteeron, waarover de anderen zich dan vroo- lyk konden maken. Nu, zoo gebeurde het ook, en ik moet bekennen dat ik my by die ge legenheid als een zot aanstelde. „Ocb, och, zoo jong geëngageerd," zeide hy, als tot zichzelven sprekend. „Ik ken die Lady Geraldine wel, niet die met sproeten en rood haar, maar die met dat mooie mondje. Als kind van veertieD jaar heb ik haar al gekend, menigmaal heb ik dat Ueve mondje gekust." Een algemeen gelach klonk door de zaal, Ik voelde dat ik vuurrood werd. „Dr. Mullens, mag ik u vriendelyk verzoe ken, niet op die manier over Lady Geraldine te spreken?" zeide ik op verwaanden toon. „Wees zoo goed een ander onderwerp voor uwe spotternyen te kiezen." „Maar, beste jongen, ik spot niet. Gy zult mU toch niet willen tegenspreken dat zy een allerliefst mondje heoft?" Vernieuwd gelach aan tafel. Nu was hier feitelijk niets in, om zich boos over te maken, maar ik was zoo dwaas te meenon dat deze woorden eene beleediging voor myne dulcinea inhielden. Dat mocht ik my immers als man van oer niet laten welgevallen? „Dr. Mullens, ik verzoek u onmiddellijk, uwe beleodigende opmerkingen terug te nemen," zeide ik, met wairdigheid opstaande. „Kom, weos geen gek," kwam majoor Gregoy hier tusschen, als hst hoofd van do tafel. „Gy zyt toch r,iet zoo'n idioot, dat gy goen plagen kunt verdragen 1" „Dat is myn zaak; ik vraag dat dr. Mullens zyne woorden intrekt." „Juist, houd vol, sta op uw recht!" riepen mijne kameraden. Toen dacht ik heusch dat zy myne party trekkennu zou ik weton dat zU het dedon om een grap te hebben. „Heel goed," zeide do doctor met een quasi verlogen air opstaande: „als u wilt gaan zitten zal ik myne woorden torugnemen." Ik viel weer in myn stoel. „Heeren, en meer in het byzonder meneer Molever, het spyt my te moeten zeggen dat Lady Geraldine Bond geen lief mondje heeft." De lieele tafel barstte in een homerisch gelach uit, wat my al myne zelfbeheerscbing deed verliezeD. Ik nam myn wijnglas op en smeet hem den inhoud in zyn gozicht. „Als gy nu geen lafaard wilt zyn, moet ge my daarvoor maar satisfactie vragen." Mullens was moedig, dat wisten wy allen. Hy nam kalm zyn zakdoek en veegde den wyn van zyn gezicht. „Gy hebt u onwaardig gedragen", zeide majoor Gregory en ik kon zien dat de ouderen aan tafel my blikken van verontwaardiging toezonden. Wat moet ik er belachelyk uitgezien bobben toen ik op gomaakl boegen toon zeide: „Dr. Muilons, ik zal uw secondant ver wachten, den heer Gorely benoem ik tot den mynen." Met het air van Caesar, die een slag ge wonnen heeft, begaf ik my naar myne kamers, waar ik een paar uur tevergeefs wachtte. Toen zond ik het volgende briefje aan Mullens: „Als gy my niet fatsoenlyk satisfactie geeft, zal ik u in het publiek met myn ryzweep afranselen, by de eerste de beste gelegenheid." Tegen middernacht kwam Gorely met een ernstig gezicht myn kamor binnen. „Ik hob alles bedi8told", zeide by, „Gregory is zyn secondant. Maar het is een verschrikkelyke zaak, hoor; ik wilde dat ik er maar niet in betrokken was." „Waaiom niet?" „Ik vooronderstel dat gy weot dat hy de beleedigde party is en dus do wapenB mag kiezen „Nu ja, wat zou dat?" „Hy is ongewoon bloeddorstig, dus zal het een duel op leven en dood zyn. Ik hob my er genoeg tegen verzet, maar er blyft u geen andere keus dan excuus vragon of doorgaan." Gorely verborg zyn gelaat in zyne handen on liet, zooals ik toen meende, een angstig gebrom hooren. „Ik zal in geen geval excusen maken", zeide ik uiteriyk kalm, hoewel ik myne haren ten berge voelde ryzen. „Welk wapon denkt gy dat do doctor go- kozen heeft?" „Weet ik hot? Pistolen misschien." „Neon, pillen." „Pillon? Dat ie eene nieuwe beleediging." „Was dat maar waarl Hy heoft twee uiter iyk geheel gelyke pillen klaar laten maken; de oene is echter van strychnine en de andere van brood. Nu moet gy er olk oen nomen." „Maar kan ik daarin toestemmen?" „Er is raad over gehouden en Sir James Ington, een specialiteit op het gebied van duels zooals gy weet, zegt dat het juist niet edel, maar toch in ieder geval wettig is. Kom, Molever, ik zou nog maar m'n excusen maken." „Nooit 1" riop ik, met moeite dit eene woord uitbrengend. Op Gorely's raad maakte ik myn testament, maar het was met zulk eene bevende hand geschreven, dat een deskundige het nog niet had kunnen ontcyferon. Daarna stelde ik een brief op, aan Geraldine, die haar na myn dood moest overhandigd worden. In hoog dravende bewoordingen deelde lk haar mede dat ik stierf om de beleediging haar aange daan, te wreken. Gorely raadde my aan te gaan slapon, maar ik had nog eerder kunnen vliegen. Dien langen, vreeselyken nacht liep ik myne kamer op en neer, myzelven vervloekend om myne dwaze prikkelbaarheid. Om vyf uren kwam Gorely my roepen, ik gebruikte een kop koffie met brandewyn, maar zonder eenig resultaat. Ik keek in den spiegel en zag dat ik meer bad van een lyk dan van een mensch. Had Gorely my toen nog geraden excuses te maken, ik weet zeker dat ik my op myne knieën naar Mullens ge sleept had, maar hy zeide slechts datik maar goeden moed moest houden. „Gy sterft in ieder geval als een dapper man voor eene goede zaak", met doze bombastische woorden ver gezelde hy my op myn tocht naar de eetzaal, die het tooneel van den stryd zou zyn. Met de grootste moeite legde ik dien korten af stand af. Ik schrikte van den aanblik, dien de kamer opleverdede blinden waren gesloten en twee kaarsen verlichtten nauwelyks de lange zaal. Allen waren reeds byeen en Mullens keek even vroolijk als altyd. Hy groetto my echter zeer ernstig en verzocht my plaats te nemen aan de tafel tegenover hem. Ik was biy toen ik myne bevende onderdanen kon buigen, want ik was byna niet in staat my langer op te houden. De pillen lagen in een doosje en waren geheel gelyk. „Molever, gy kunt kiezen", zeide majoor Gregory, „de dokter zal de overgebleven pil nemen." Ik boog, myne keel was zoo droog, dat ik geen woord uit kon brengen. De doos werd voor my gezet on ik moest minstens mot myne bevende handen eene minuut grabbelen eer lk er eeno uit had. De dokter nam kalm de andere. „Nu neemt gy beiden uwe pil iD den mond en by hot eerste toeken van my, slikt gy die door", sprak de majoor. Mot groote moeito kreeg ik het ding naar beneden. „Zweer op uwe eor, dat gy de pil hebt door geslikt," beval de majoor. „Ik zweer dat ik de pil heb doorgeslikt!" gilde ik byna, want het brandde my in do keel. Men gaf ons elk een glas wyn, daarna stond Mullens op. „Molever," zeide by, „het spyt my oprecht dat hot lot tegen u is, gy hebt klaarblijkelijk do strychnine-pil gehad. Vergeef my, terwyl gy daar nog toe in staat zyt. Laten wy elkaar voor het laatst de hand drukken!" Maar dat was meer dan ik vermocht. Ter wyl hy nog sprak, voelde ik, onder vreeselyko krampen, den weg, dien de pil volgde. Myne maag brandde alsof er eene kool vuur in was; ik gevoelde het doodend vergif in myne aderen. Zien kon ik niet meer, myne oogen schoten vonkeD. Als in doodsangst rolde ik over den grond „O, red my, red my 1" brulde ik. Ik bon na dien tyd driemaal hevig gewond geweest, maar de pynen, die ik toen gevoelde, baalden daar niet bij. Myne kameraden, die om my heen stonden, kon ik niet onderscheiden, ik begreep dat zy met afgryzen myn doods- stryd stonden aan te zien. „Goede Hemel, Mullens, hebt ge u vergist?" hoorde ik iomand vragen. „Welnoon, ik heb u immers gezegd dat het zoo gaan zou. Haal gauw myne maag pomp, Fletcher." Medelydend knielde hy by noer. „Arme korel, doet de pil u zoo'n pyn?" „Ik sterf, ik sterf!" en opnieuw begon ik over den grond te rollen. De dokter voelde myn pols en keek ernstig; hy stond op en fluisterde den anderen iets in. Plotseling be gonnen allen te lachen, minuten lang. Stervende richtte ik my op myn eenen elle boog op, om naar de onmenschelyke ellende- liegen te zien, die zoo konden lachen als hun makker ondor de vreeselykste pynen be zweek. Die blik moest hun hun geheele leven bybiyvon, meende ik. Maar nog harder lachbui dan de voorgaande was hiervan het gevolg. „By Jupiter, Mullens, dat had ik nooit go- loofd. Dat is de aardigste grap, die ik ooit heb zien vertoonen! Ha, hal" En weder dreunde de zaal van het lachen. „Til vredesnaam, sta op," beet Gorely my toe, „ik heb nooit geweten dat broodpillen zoo iets konden uitwerken. Gy hebt u aan gesteld als een gek Vol verachting zag hy op my neer. „De zaak had ernstig genoeg kunnen wor den," hoorde ik nu Mullens zeggen, „het scheelde niet veel of by was gestorven van angst; als ik hon met myne blikken had kunnen vermoorden, had goen van hun blij ven leven." Met groote waardigheid rees ik overeind en het is vreemd, maar hetzelfde oogenblik, dat Gorely het woord „broodpil" genoemd had, waren al myne pynen verdwenen. Ik had heel veel lust nu werkeiyk strychnine in te gaan nemen. Eer de dag ten einde was, deed het verhaal de ronde in alle clubs en in alle salons. Iedereen lachte harteiyk om het gekke figuur, dat ik gemaakt had; zelfs Z. M. had er schik in. Ik kon dienzelfden dag niet genoeg moed byeenverzamelen om Geraldine een bezoek te gaan brengen. Toen ik my den dag daarop aan haar huis vervoegde, zeide de knecht dat Lady Geraldine niet thuis was. Zy schreef my een kort briefje met het verpletterend bericht, dat alles tusschen one uit was. Ik werd overgeplaatst naar Indië, waar ik veertien jaren vertoefd heb; myn naam is in dien tyd driemaal met eere genoemd. Dat duel zonder bloedvergieten heeft my voorgoed van myn dwazen hoogmoed genezen, maar het was ook de oorzaak, dat ik de vrouw verloor, die ik liefhad." „Maar hoe verklaarde men al die ver- schynselen, majoor?" vroegen wy. „Dat was alleen door myne verbeelding. Mullens heeft plechtig verklaard dat, indien men my nog twee minuten in den waan had gelaten, ik dan zeker gestorven zou zyn." Op een goeden dag wandelde ik met een myner vrienden, die erg doof is, langs den spoordyk. Juist kwam de sneltrein aan met een oorverdoovend gefluit, dat iomand door merg en been ging. Ik zag dat het gezicht van myn ongelukkigen vriend verhelderd werd door een zacht, tevreden glimlachje. „St," zeide hy, even stilstaande, „dat is voor het eeret dat ik van het jaar den koe koek hoor." Onderwyzeres„Marietje, wie was de groot ste overwinnaar?" „Don Juan, juffrouw." „U is chemist en drogist?" „Ja, meneer." „En is u al lang in de zaak?" „Al meer dan twintig jaar." „Nu, dan is u zeker doorkneed in uw vak „Dat zou ik meenen, meneer." „Nu, geef my dan maar voor een stuiver tandpoeder." „Dat is nu voor de vierde maal in eene week, lieve, dat je mij saucysjes met kool voorzet," merkte een zachtzinnig echtgonoot op tot zyne geleerde wederhelft. „Maar, Thomas, hoe kunt ge nu zoo on- redelyk zyn daar aanmerking op te maken: je weot toch dat ik al myn tyd moet geven aan het corrigoeren der drukproeven van myn nieuwe boek „Honderd en één smakelyke gerechten 1"" „Ach, lieve Hemel, die japon kleurt nie„ by myn teint, daar zal ik wat aan moeten veranderen." „Nog meer uitgeven 1 Je zult nog eindigen met my te ruïnoeren." „Denk je dan dat ik de japon meen, neen, domoor, ik bedoel myn teint." De wot van oorzaak en gevolg kan niemand opheffen. Er zyn Zondagskinderen en er zyn stiefkinderen in de wereld. Vraag niet waarom, want go krygt geen antwoord, 't Ligt het meest aan de geboorte. Maar daarom ook, 'wanneer gy ziet, dat de stryd om het leven voor iemand zwaar is, veel zwaarder dan voor u, maak 't hem nog niet moeilyker; indien ge kunt, help een weinig en wees vriendelyk, niet hard, waar het leven toch al bard is. Bedenk, dat 't alleen het toeval der geboorte is, dat gy niet op zyne plaats zyt. Daaraan gedachtig, zult ge nimmer ruw zyn tegenover uwe minderen en ook niet kruiperig voor uwe meerderen, en daarmede meor mensch in den goeden zin. Noorman. Slaat men het oog op de concurrentie op ieder gebied, gaat men oplettend na, welke drommen sollicitanten zich voor de kleinste betrekkingen komen aanmelden, en volgt men met aandacht, hoe grappig zich soms de eischen voor de examens van zulke be trekkingen opschroeven, om kunstmatig een groot aantal dier sollicitanten van de deur te zenden (de eischen voor de examens hebben soms met de eischen voor de practyk niets to maken 1) dan vraagt men zich onwille keurig af: naar moet dat in het vervolg naar toe? Bientjes. Gelukkig te zyn zegt niets, maar zich geluk kig te gevoelen, dat is alles. De Berkeley. Hy, die tot eiken prya zyne smart zoekt te verdeoven, vermoordt meestal zyn betc-r ik. Ahlgren. Dit was wel do grootste ellende van zyn leven, dat kleinigheden in staat waren zjjn voelen zóó te bezwaren, dat de dagen er door verduisterd werden. F. Coonen Jr. Gemengd Nieuws. De heer J. J. K. Ooms, de bekende roeier, is gisteravond uit Nienw-York te Am sterdam aangekomen met het stoomschip „Spaarndam", van de N.-A. S. M., via Bot terdam. De heer Ooms kwam ziek aan boord, ver kreeg dadelyk eene afzonderlyke hut en werd aan boord uitmuntend verpleegd. Hy is thans volkomen hersteld van zyne ziekte, welke zelfs aanleiding heeft gegeven tot het gerucht van zyn overlyden. Aanstaanden Maandag hoopt de heerOoms op den Amstel zich weer in training te be geven voor den single sculling outrigged wedstrijd, welke gehouden zal worden op Zondag 23 Sept. a. 8., op den Amstel. Te Columbus, in den Amerikaan- schen Staat Indiana, is op den leeftijd van 99 jaren overleden de neger John Hardy, die een bekend man is geworden, omdat hy vader was van 41 kinderen, meest aller, nog in leven. Verschillende kerken in Mon- tenegro zyn aangevallen door eene bende Albaneezen uit Guoinja. Daarbij zyn vijf Albaneezen en vier Montencgrynen gedood en zoven personen gewond. By Scranton, in Pennsylvanië, is met oorverdoovend gebulder eeno mynschacht ingestort, waarby 28 woonhuizen onder het puin bedolven raakten. Hot instorten was een gevolg van het wegnemen van de stutten. Te Antrodoco (Italië) is by het feest tor inwyding eener kerk een mortier gesprongen. Vier boeren zyn gedood en 20 gewond. De Duitsche regeering deelt mode, dat van 13 tot 20 Aug. in het geheele Duitsche ryk 23 personen aan cholera zyn overleden, terwyl 32 door deze ziekte werden aangetast. Byna al deze gevallen kwamen voor in de aan Busland grenzende provinciën. In Oostenrijk blijft de toestand nog ongun stig. In de provincie Galiciê kwamen Dinsdag il. nog voor 144 ziekte- en 74 sterfgevallen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6