MENGELWERK.
In en om Leiden.
Koninginnedag te Leiden. De wgroote
vaart" en de Neksluis. Eene Zoeterwoudsche
benoeming.
„Leiden" en „zomervolksconcerten", ziet-
daar, goachte lezers! twee begrippen, welko
blikbaar niets van eene vereeniging willen
of, beter nog, kunnen hebben. Een paar vorige
jaren ie het volk een keer of wat onthaald
op zoo'n muziekuitvoering, welke zeer in den
smaak viel, en wel op de Beestenmarkt;
maar daar is het by gebleven. Dit jaar, dezen
„zomer" geen sprake er vanZou het weer,
als van zooveel anders, ook hiervan de schuld
dragen? Moeten wij er onze schutterij of ons
gemeentebestuur op aanzien? Of zouden
de nu bespaarde en op interest gezette kleintjes
bestemd zijn voor een groote op 31 Au
gustus, welko spoedig ddar is?
O, indien dit oens zoo ware, welk eeno
reden zou het kunnen worden tot groote
tevredenheid I Muziekuitvoeringen op twee
plaatson, desnoods (we z\jn te Leidon nu
eenmaal niet verwend) één concert op ééne
plaats in de Sleutelstad op den avond van
Koninginnedag l En dan van wat meer luister
omringd dan zulks wel eens geschiedde: in
eene met vetglaasjes of ballons (niet met
brandweerlantaarns) aardig geïllumineerde tent
op ons plein by uitnemendheid, de Beesten
markt, of voor de verandering on met het
oog op de aanwezigheid van beesten zoo kort
te voren daar ter plaatse en de gevolgen
daarvan, op do eene geïllumineerde helft van
de Korenbeurs, of anders in eene verlichte
^gondel" in den Stillen R(jn b\j de Hoogstraat,
of elders, zonder de „groote vaart", waarvoor
Leiden eerbied te toonen heeft, te hinderen
kijk, dat zou nog eens iets wezen! En als
dan het uitvoerende corps er aan wilde denken
dat het zich niet bovindt in de tuinen van
„Amicitia", „Zomerzorg" of „Musis" en dat
hot te doen is om eene vrool(jke stemming,
om geestdrift op te wekken, niet om te laten
hooren wat het kan, niet om eene tentoon
spreiding van kundigheden, met solo's en
pianissimo's, dan kon de avond van
Koninginnedag voor menigeen een genoeglijke
worden; dan zou het, waar men overal elders,
zelfs ver over zoe, in Oost en West, op „waar
dige w(jzo" dien heuglijken dag herdenkt en
viert, in ons Leiden, waar men Koningin
"Wilhelmina toch óók een niet minder goed
hart toedraagt, niet enkel blijven bij het sobere,
traditioneel en daardoor minder feestelijk ge-
Worden: ontplooien van de driekleur aan
Openbare gebouwon en enkele particuliere
Woningen (als het regent aan slechts zeer
Weinige); paradeeron dor troepen (b(j zeer
ongunstig weder en ongeschiktheid van het
voor ons zooveel waard zijnde Schuttersveld,
heol eventjes op de Papengracht), het militaire
schouwspel, dat, bij gebrek aan wat anders,
steeds velen lokt; en carillon-spel op don
Stadhuistoren.
Eenig klein vuurwerk, bengaalsch vuur
bij?- niet een paar pijltjes vanwege do ge
meente en van bjjwonenden, die het missen
kunnen, ondor de muziek, zou de feostelijko
Stemming seor verhoogen en oen goed gehoel
kunnen geven, zonder Leidon veel armer te
maken en zonder eenige afbreuk to doen aan
do feestelijkheden op den derden October,
maar daarentogon gelogenhoid gevende aan
Leidens bewoners om óók den verjaardag te
v;eren van Koningin Wilhelmina, immers ook
hunne geliefde en geëerbiedigde Koningin,
die tweemalen reods hunne gemeente bezocht,
die zjj zoo gaarne zion, hetzij in persoon,
hetzij door middel eener afbeelding, van wie
Zjj zoo gaarno iets lezen of vernemen, wie
Zjj, niet minder dan andere Nederlanders, oen
warm harte toedragen, wie zjj gaarne een
luid „Levo de Koningin 1" wijden.
Wjj zullen het bosto van eeno feestviering
öp 81 Augustus hoponl Het is nog tjjd, om
voorbereidende maatregelen te nemen; ver
geten kan dit nu niet worden; er is aan
herinnerd.
Spraken we reeds even van do „groote
vaart," we willen or torloops op wjjzon dat
Leiden daarvan volstrekt geen voordeel trekt,
dat zo der gemeente integendeel geld kost
vanwege de gratis of vrije vaart door tal van
hruggen, welke bodiend moeten worden, des
daags en des nachts, door tal van vlugge
mannen, In dienst van, in uniform gekleed
en betaald door de gemeente. En met den
tegenhanger, het havengeld, schiet het niet
hard op, integendeel gaat men daarmode hard
achteruit, want de Minister wil van do in
voering van zulk eene nieuwigheid voor Leidon
niets woton. Bewoners aan de vaart hebben
al geklaagd over rustverstoring des nachts,
tirwijl het gedurig en gelijktijdig open zjjn
der Turfmarkts en Blauwpoortsbruggen menig
een reeds te laat deed komen voor spoor of
tram. „'t Is zoo, maar er is niets aan te
doén," zal deze en gene zeggen.
Wellicht is dat echter te vlug gesproken.
De Neksluis of liever de doorvaart aldaar zal
verbeterd worden. Dit geldt waarschjjnljjk niet
eéne enkoio plek, maar eene zekoro uitge-
ótroktheid, wanthet karweitje zal een
dikke tien mille kosten! Oók dus vermoedelijk
hot doel bjj die brug aan don "Witten Singel,
^aai" eertjjds diepgaande schepon dikwerf
blevoti steken.
Is dezo veronderstelling juist en wordt het
Work goed gedaan, dan zullen in het ver
volg niet alleen vaartuigjes, welke thans met
glans passoeren, maar ook vaartuigen dien
weg nemen, want: de oude liefde voor den
Vliet is nog niet geroest. De „groote" of
„nieuwe vaart" bljlft dan voor de allergrootste
schepen, welko er betrekkelijk weinig zullen
doorgaan, ende rust is hersteld, de vaart-
bewoners en do spoor- en tram-sollicitanten
zjjn er mee gebaat. De brugwachters bljjven
duur, dat is waar; dóar is zeker, helaas, niets
aan te doen!
Waarom toch wordt die sluis zoo in alle
eere hersteld Kon dit heusch niet wat minder
Was een „beetje" zelfs wel eens noodig? Of
zit „Oorlog" er mee in verband? Deskundigen
kunnen hierover een licht doen opgaan. Doen
zjj dit!
Ten slotte: Men vertelt dat te Zoeterwoude
aan de school in het dorp onlangs iemand
tot onderwijzeres in de handwerken is be
noemd, die „de akte nog niet heeft."
„Dat mag de gemeenteraad toch niet doen,"
protesteert en moppert men. Staan we hier
werkelijk voor een feit? Deze vraag geldt
natuurlijk de Zoeterwoudsche regeering.
Hot is voor haar te hopen dat ze, in strjjd
met hetgeen „men" verhaalt, naar behooren
heeft gehandeld en dat dit dan algemeen be
kend worde, vooral ook in hot zoogenaamde
stadsgedeelte van Zoeterwoude, bijv. door eene
interpellatie van een der Raadsleden, die wèl
aan de benoeming heeft meegeholpen, maar
de verei8chte akte zeer waarschijnlijk niet
van Burgemeester en Wethouders gezien hoeft.
Zóó kan do waarheid aan het licht komen.
Dit is toch beter dan maar te „laten luiden?"
Petiujs.
Zijn eenige clne 1.
Uit het Engelsch van J. Higgmbotham.
Wij waron ongeveer mot oaa twintigen in
de rookkamer van Tufnell Towers, Let prach-
tigo slot van sir Wal worth Tufuoll, onzen gast-
hoer. Den geheelen dag hadden wy gejaagd
op z(jn grond en du liep het gesprek over
allerlei jachtavonturen. Ieder had iets buiten
gewoons op de jacht ondervonden of wist eene
geschiedenis uit zyn eigen leven te vertellen,
waarin veel voorkwam van zonderlinge uit
reddingen en onbegrUpeiyke hoeveelheden
geschoten wild. Het gesprek kwam ook op
duels en er werden heel wat anekdotes ten
beste gegeven. Een van het gezelschap be
treurde zeer den goeden ouden tyd, toon men
elkaar nog om oene vermeende beleediging
doodstak.
„Mag ik vragen of u wel eens gevochten
hebt?" zoo woDdde ik my tot den tachtig-
jarigen veteraan majoor Molever, die dien
dag de meeste fazanten geschoten had.
„In een duel, meent gU
„Ja, als u de vraag ten minste uiet onbe
scheiden vind."
„Ik heb é6ns geduelleerd van myn leven,"
antwoordde de grysaard glimlachend, en dat
was toen ik niet veel meer was dan een
knaap. By die gelegenheid kreeg ik echter
zoo'n geduchte les, dat ik myn leven lang
my niet meor aan een tweegevecht heb ge
waagd."
„Gy hebt uw tegenparty zeker vermoord?"
vroeg lord Glenton.
„Neon, ik gedroeg my als een dwaas en
een lafaard tegeiyk en ik was zoo ongelukkig
er nog eene vrouw op den koop toe by te
verliezen."
„Is de geschiedenis u te onaangenaam, om
zo ons mede te doelen?"
Zulke govoelens beu ik lang te boven; ik
wil u het verhaal heel gaarne doen. Er is
nog een moraal in voor de jongelui, dus dio
kunnen er nog van profiteeren.
„Nu, deel ons dan in ieder geval de ge-
schiedenis mede!" riepen wy in koor.
En nu vertelde de majoor ons het volgende
Myne geschiedenis is reeds voorgevallen eer
H. M. Victoria den troon beklom. Iu het
begin van 1830 was lk juist één en twintig
jaar en een der toongevers in bet moest ge-
ziene rogimont. Ik was even ydolenmotmy-
zeiven ingenomen als de tegenwoordige jongelui.
Ik was er heilig van overtuigd, dat met my
de wereld stond of viel. Myn vader, generaal
Molover, was de persoonlyke vriend van Z. M.,
wat my natuurlyk toegang in de eerste
kringen gaf. Ik had een goed inkomen en
fladderde als eon vlinder van de oene bloem
naar de andere. Ik verbeslddo my dat de
meeste jonge dames doodelyk van my waren
en dat myn lachje wonderen werkte. Myne
dagen bracht ik dan ook door met flirten.
Eindeiyk echter ontmoette ik Lady Geral-
dine Bond. Hot was op een hofbal en reeds
dadelyk maakte zy zoo'n diepen indruk op
my, dat ik overal te vinden was, waar zy
verscheen. Wy dansten dlkwyis samen en na
een paar madhden bood ik haar myn hand
en hart aan, wat zy gracoiyk aannam. Ik
was in dien tyd zoo blind ingenomen met
myzelven, dat het my volstrekt niet verwonderde
dat de meest gevierde schoonheid van den
season my willig hare hand reikte.
Maar myno liefde voor haar was oprecht en
ik liét nu veel van myne slechte gewoonten
na. Onze woderzydsche onders waren zeer
met het engagement ingenomen en ieder
wenschte my om het hardst geluk. Op de
eerstvolgende levée ten hove feliciteerde Z. M
my in zeer vriendelyke bewoordingen.
De dokter van het regiment was een lor,
een echte grappenmaker, de ziel van iedere
vroolyke byoenkomst. De dolste geschiede
nissen kon hy vertellen zonder dat eono spier
van zyn gezicht vertrek. Hy kon de jongeren
onder ons nu en dan zoo belachelyk maken, dat
wy soms vreesden dat hem weor de een of
andere uitgehaalde kwajongensstreek ter ooren
zou komen. Niemand was veilig voor zyne
koddige opmerkingen. Ik begreep dat hy den
gek zou steken met myn engagement en dat
hy ten mynen koste eenige geestigheden zou
debiteeron, waarover de anderen zich dan vroo-
lyk konden maken. Nu, zoo gebeurde het ook,
en ik moet bekennen dat ik my by die ge
legenheid als een zot aanstelde.
„Ocb, och, zoo jong geëngageerd," zeide
hy, als tot zichzelven sprekend.
„Ik ken die Lady Geraldine wel, niet die
met sproeten en rood haar, maar die met dat
mooie mondje. Als kind van veertieD jaar
heb ik haar al gekend, menigmaal heb ik dat
Ueve mondje gekust."
Een algemeen gelach klonk door de zaal,
Ik voelde dat ik vuurrood werd.
„Dr. Mullens, mag ik u vriendelyk verzoe
ken, niet op die manier over Lady Geraldine
te spreken?" zeide ik op verwaanden toon.
„Wees zoo goed een ander onderwerp voor
uwe spotternyen te kiezen."
„Maar, beste jongen, ik spot niet. Gy zult
mU toch niet willen tegenspreken dat zy een
allerliefst mondje heoft?"
Vernieuwd gelach aan tafel. Nu was hier
feitelijk niets in, om zich boos over te maken,
maar ik was zoo dwaas te meenon dat deze
woorden eene beleediging voor myne dulcinea
inhielden. Dat mocht ik my immers als man
van oer niet laten welgevallen?
„Dr. Mullens, ik verzoek u onmiddellijk, uwe
beleodigende opmerkingen terug te nemen,"
zeide ik, met wairdigheid opstaande.
„Kom, weos geen gek," kwam majoor
Gregoy hier tusschen, als hst hoofd van do
tafel. „Gy zyt toch r,iet zoo'n idioot, dat gy
goen plagen kunt verdragen 1"
„Dat is myn zaak; ik vraag dat dr. Mullens
zyne woorden intrekt."
„Juist, houd vol, sta op uw recht!" riepen
mijne kameraden. Toen dacht ik heusch dat
zy myne party trekkennu zou ik weton dat
zU het dedon om een grap te hebben.
„Heel goed," zeide do doctor met een quasi
verlogen air opstaande: „als u wilt gaan zitten
zal ik myne woorden torugnemen."
Ik viel weer in myn stoel.
„Heeren, en meer in het byzonder meneer
Molever, het spyt my te moeten zeggen dat
Lady Geraldine Bond geen lief mondje heeft."
De lieele tafel barstte in een homerisch
gelach uit, wat my al myne zelfbeheerscbing
deed verliezeD. Ik nam myn wijnglas op en
smeet hem den inhoud in zyn gozicht.
„Als gy nu geen lafaard wilt zyn, moet
ge my daarvoor maar satisfactie vragen."
Mullens was moedig, dat wisten wy allen.
Hy nam kalm zyn zakdoek en veegde den wyn
van zyn gezicht.
„Gy hebt u onwaardig gedragen", zeide
majoor Gregory en ik kon zien dat de ouderen
aan tafel my blikken van verontwaardiging
toezonden.
Wat moet ik er belachelyk uitgezien
bobben toen ik op gomaakl boegen toon
zeide: „Dr. Muilons, ik zal uw secondant ver
wachten, den heer Gorely benoem ik tot den
mynen."
Met het air van Caesar, die een slag ge
wonnen heeft, begaf ik my naar myne kamers,
waar ik een paar uur tevergeefs wachtte.
Toen zond ik het volgende briefje aan Mullens:
„Als gy my niet fatsoenlyk satisfactie geeft,
zal ik u in het publiek met myn ryzweep
afranselen, by de eerste de beste gelegenheid."
Tegen middernacht kwam Gorely met een
ernstig gezicht myn kamor binnen. „Ik hob
alles bedi8told", zeide by, „Gregory is zyn
secondant. Maar het is een verschrikkelyke
zaak, hoor; ik wilde dat ik er maar niet in
betrokken was."
„Waaiom niet?"
„Ik vooronderstel dat gy weot dat hy de
beleedigde party is en dus do wapenB mag
kiezen
„Nu ja, wat zou dat?"
„Hy is ongewoon bloeddorstig, dus zal het
een duel op leven en dood zyn. Ik hob my er
genoeg tegen verzet, maar er blyft u geen
andere keus dan excuus vragon of doorgaan."
Gorely verborg zyn gelaat in zyne handen
on liet, zooals ik toen meende, een angstig
gebrom hooren.
„Ik zal in geen geval excusen maken", zeide
ik uiteriyk kalm, hoewel ik myne haren ten
berge voelde ryzen.
„Welk wapon denkt gy dat do doctor go-
kozen heeft?"
„Weet ik hot? Pistolen misschien."
„Neon, pillen."
„Pillon? Dat ie eene nieuwe beleediging."
„Was dat maar waarl Hy heoft twee uiter
iyk geheel gelyke pillen klaar laten maken;
de oene is echter van strychnine en de andere
van brood. Nu moet gy er olk oen nomen."
„Maar kan ik daarin toestemmen?"
„Er is raad over gehouden en Sir James
Ington, een specialiteit op het gebied van
duels zooals gy weet, zegt dat het juist niet
edel, maar toch in ieder geval wettig is. Kom,
Molever, ik zou nog maar m'n excusen maken."
„Nooit 1" riop ik, met moeite dit eene woord
uitbrengend.
Op Gorely's raad maakte ik myn testament,
maar het was met zulk eene bevende hand
geschreven, dat een deskundige het nog niet
had kunnen ontcyferon. Daarna stelde ik een
brief op, aan Geraldine, die haar na myn
dood moest overhandigd worden. In hoog
dravende bewoordingen deelde lk haar mede
dat ik stierf om de beleediging haar aange
daan, te wreken.
Gorely raadde my aan te gaan slapon,
maar ik had nog eerder kunnen vliegen. Dien
langen, vreeselyken nacht liep ik myne kamer
op en neer, myzelven vervloekend om myne
dwaze prikkelbaarheid.
Om vyf uren kwam Gorely my roepen, ik
gebruikte een kop koffie met brandewyn,
maar zonder eenig resultaat. Ik keek in den
spiegel en zag dat ik meer bad van een lyk
dan van een mensch. Had Gorely my toen
nog geraden excuses te maken, ik weet zeker
dat ik my op myne knieën naar Mullens ge
sleept had, maar hy zeide slechts datik maar
goeden moed moest houden. „Gy sterft in ieder
geval als een dapper man voor eene goede
zaak", met doze bombastische woorden ver
gezelde hy my op myn tocht naar de eetzaal,
die het tooneel van den stryd zou zyn. Met
de grootste moeite legde ik dien korten af
stand af.
Ik schrikte van den aanblik, dien de kamer
opleverdede blinden waren gesloten en twee
kaarsen verlichtten nauwelyks de lange zaal.
Allen waren reeds byeen en Mullens keek
even vroolijk als altyd. Hy groetto my echter
zeer ernstig en verzocht my plaats te nemen
aan de tafel tegenover hem. Ik was biy toen
ik myne bevende onderdanen kon buigen, want
ik was byna niet in staat my langer op te
houden. De pillen lagen in een doosje en
waren geheel gelyk.
„Molever, gy kunt kiezen", zeide majoor
Gregory, „de dokter zal de overgebleven pil
nemen."
Ik boog, myne keel was zoo droog, dat ik
geen woord uit kon brengen.
De doos werd voor my gezet on ik moest
minstens mot myne bevende handen eene
minuut grabbelen eer lk er eeno uit had.
De dokter nam kalm de andere.
„Nu neemt gy beiden uwe pil iD den mond
en by hot eerste toeken van my, slikt gy die
door", sprak de majoor.
Mot groote moeito kreeg ik het ding naar
beneden.
„Zweer op uwe eor, dat gy de pil hebt door
geslikt," beval de majoor.
„Ik zweer dat ik de pil heb doorgeslikt!"
gilde ik byna, want het brandde my in do
keel. Men gaf ons elk een glas wyn, daarna
stond Mullens op.
„Molever," zeide by, „het spyt my oprecht
dat hot lot tegen u is, gy hebt klaarblijkelijk
do strychnine-pil gehad. Vergeef my, terwyl
gy daar nog toe in staat zyt. Laten wy
elkaar voor het laatst de hand drukken!"
Maar dat was meer dan ik vermocht. Ter
wyl hy nog sprak, voelde ik, onder vreeselyko
krampen, den weg, dien de pil volgde. Myne
maag brandde alsof er eene kool vuur in
was; ik gevoelde het doodend vergif in myne
aderen. Zien kon ik niet meer, myne oogen
schoten vonkeD. Als in doodsangst rolde ik
over den grond „O, red my, red my 1" brulde ik.
Ik bon na dien tyd driemaal hevig gewond
geweest, maar de pynen, die ik toen gevoelde,
baalden daar niet bij. Myne kameraden, die om
my heen stonden, kon ik niet onderscheiden,
ik begreep dat zy met afgryzen myn doods-
stryd stonden aan te zien.
„Goede Hemel, Mullens, hebt ge u vergist?"
hoorde ik iomand vragen.
„Welnoon, ik heb u immers gezegd dat
het zoo gaan zou. Haal gauw myne maag
pomp, Fletcher."
Medelydend knielde hy by noer.
„Arme korel, doet de pil u zoo'n pyn?"
„Ik sterf, ik sterf!" en opnieuw begon ik
over den grond te rollen. De dokter voelde
myn pols en keek ernstig; hy stond op en
fluisterde den anderen iets in. Plotseling be
gonnen allen te lachen, minuten lang.
Stervende richtte ik my op myn eenen elle
boog op, om naar de onmenschelyke ellende-
liegen te zien, die zoo konden lachen als hun
makker ondor de vreeselykste pynen be
zweek. Die blik moest hun hun geheele
leven bybiyvon, meende ik. Maar nog harder
lachbui dan de voorgaande was hiervan het
gevolg.
„By Jupiter, Mullens, dat had ik nooit go-
loofd. Dat is de aardigste grap, die ik ooit
heb zien vertoonen! Ha, hal"
En weder dreunde de zaal van het lachen.
„Til vredesnaam, sta op," beet Gorely my
toe, „ik heb nooit geweten dat broodpillen
zoo iets konden uitwerken. Gy hebt u aan
gesteld als een gek
Vol verachting zag hy op my neer.
„De zaak had ernstig genoeg kunnen wor
den," hoorde ik nu Mullens zeggen, „het
scheelde niet veel of by was gestorven van
angst; als ik hon met myne blikken had
kunnen vermoorden, had goen van hun blij
ven leven."
Met groote waardigheid rees ik overeind
en het is vreemd, maar hetzelfde oogenblik,
dat Gorely het woord „broodpil" genoemd
had, waren al myne pynen verdwenen. Ik
had heel veel lust nu werkeiyk strychnine
in te gaan nemen.
Eer de dag ten einde was, deed het verhaal
de ronde in alle clubs en in alle salons.
Iedereen lachte harteiyk om het gekke figuur,
dat ik gemaakt had; zelfs Z. M. had er schik
in. Ik kon dienzelfden dag niet genoeg moed
byeenverzamelen om Geraldine een bezoek te
gaan brengen. Toen ik my den dag daarop
aan haar huis vervoegde, zeide de knecht dat
Lady Geraldine niet thuis was. Zy schreef
my een kort briefje met het verpletterend
bericht, dat alles tusschen one uit was.
Ik werd overgeplaatst naar Indië, waar ik
veertien jaren vertoefd heb; myn naam is
in dien tyd driemaal met eere genoemd. Dat
duel zonder bloedvergieten heeft my voorgoed
van myn dwazen hoogmoed genezen, maar
het was ook de oorzaak, dat ik de vrouw
verloor, die ik liefhad."
„Maar hoe verklaarde men al die ver-
schynselen, majoor?" vroegen wy.
„Dat was alleen door myne verbeelding.
Mullens heeft plechtig verklaard dat, indien
men my nog twee minuten in den waan
had gelaten, ik dan zeker gestorven zou zyn."
Op een goeden dag wandelde ik met een
myner vrienden, die erg doof is, langs den
spoordyk. Juist kwam de sneltrein aan met
een oorverdoovend gefluit, dat iomand door
merg en been ging. Ik zag dat het gezicht
van myn ongelukkigen vriend verhelderd werd
door een zacht, tevreden glimlachje.
„St," zeide hy, even stilstaande, „dat is
voor het eeret dat ik van het jaar den koe
koek hoor."
Onderwyzeres„Marietje, wie was de groot
ste overwinnaar?"
„Don Juan, juffrouw."
„U is chemist en drogist?"
„Ja, meneer."
„En is u al lang in de zaak?"
„Al meer dan twintig jaar."
„Nu, dan is u zeker doorkneed in uw vak
„Dat zou ik meenen, meneer."
„Nu, geef my dan maar voor een stuiver
tandpoeder."
„Dat is nu voor de vierde maal in eene
week, lieve, dat je mij saucysjes met kool
voorzet," merkte een zachtzinnig echtgonoot
op tot zyne geleerde wederhelft.
„Maar, Thomas, hoe kunt ge nu zoo on-
redelyk zyn daar aanmerking op te maken:
je weot toch dat ik al myn tyd moet geven
aan het corrigoeren der drukproeven van myn
nieuwe boek „Honderd en één smakelyke
gerechten 1""
„Ach, lieve Hemel, die japon kleurt nie„
by myn teint, daar zal ik wat aan moeten
veranderen."
„Nog meer uitgeven 1 Je zult nog eindigen
met my te ruïnoeren."
„Denk je dan dat ik de japon meen, neen,
domoor, ik bedoel myn teint."
De wot van oorzaak en gevolg kan niemand
opheffen. Er zyn Zondagskinderen en er zyn
stiefkinderen in de wereld. Vraag niet waarom,
want go krygt geen antwoord, 't Ligt het
meest aan de geboorte. Maar daarom ook,
'wanneer gy ziet, dat de stryd om het leven
voor iemand zwaar is, veel zwaarder dan
voor u, maak 't hem nog niet moeilyker;
indien ge kunt, help een weinig en wees
vriendelyk, niet hard, waar het leven toch
al bard is. Bedenk, dat 't alleen het toeval
der geboorte is, dat gy niet op zyne plaats
zyt. Daaraan gedachtig, zult ge nimmer ruw
zyn tegenover uwe minderen en ook niet
kruiperig voor uwe meerderen, en daarmede
meor mensch in den goeden zin. Noorman.
Slaat men het oog op de concurrentie op
ieder gebied, gaat men oplettend na, welke
drommen sollicitanten zich voor de kleinste
betrekkingen komen aanmelden, en volgt
men met aandacht, hoe grappig zich soms
de eischen voor de examens van zulke be
trekkingen opschroeven, om kunstmatig een
groot aantal dier sollicitanten van de deur
te zenden (de eischen voor de examens hebben
soms met de eischen voor de practyk niets
to maken 1) dan vraagt men zich onwille
keurig af: naar moet dat in het vervolg
naar toe? Bientjes.
Gelukkig te zyn zegt niets, maar zich geluk
kig te gevoelen, dat is alles. De Berkeley.
Hy, die tot eiken prya zyne smart zoekt te
verdeoven, vermoordt meestal zyn betc-r ik.
Ahlgren.
Dit was wel do grootste ellende van zyn
leven, dat kleinigheden in staat waren zjjn
voelen zóó te bezwaren, dat de dagen er
door verduisterd werden. F. Coonen Jr.
Gemengd Nieuws.
De heer J. J. K. Ooms, de bekende
roeier, is gisteravond uit Nienw-York te Am
sterdam aangekomen met het stoomschip
„Spaarndam", van de N.-A. S. M., via Bot
terdam.
De heer Ooms kwam ziek aan boord, ver
kreeg dadelyk eene afzonderlyke hut en werd
aan boord uitmuntend verpleegd. Hy is thans
volkomen hersteld van zyne ziekte, welke
zelfs aanleiding heeft gegeven tot het gerucht
van zyn overlyden.
Aanstaanden Maandag hoopt de heerOoms
op den Amstel zich weer in training te be
geven voor den single sculling outrigged
wedstrijd, welke gehouden zal worden op
Zondag 23 Sept. a. 8., op den Amstel.
Te Columbus, in den Amerikaan-
schen Staat Indiana, is op den leeftijd van
99 jaren overleden de neger John Hardy, die
een bekend man is geworden, omdat hy vader
was van 41 kinderen, meest aller, nog in leven.
Verschillende kerken in Mon-
tenegro zyn aangevallen door eene bende
Albaneezen uit Guoinja. Daarbij zyn vijf
Albaneezen en vier Montencgrynen gedood en
zoven personen gewond.
By Scranton, in Pennsylvanië,
is met oorverdoovend gebulder eeno mynschacht
ingestort, waarby 28 woonhuizen onder het
puin bedolven raakten. Hot instorten was
een gevolg van het wegnemen van de stutten.
Te Antrodoco (Italië) is by het
feest tor inwyding eener kerk een mortier
gesprongen. Vier boeren zyn gedood en 20
gewond.
De Duitsche regeering deelt mode,
dat van 13 tot 20 Aug. in het geheele Duitsche
ryk 23 personen aan cholera zyn overleden,
terwyl 32 door deze ziekte werden aangetast.
Byna al deze gevallen kwamen voor in de
aan Busland grenzende provinciën.
In Oostenrijk blijft de toestand nog ongun
stig. In de provincie Galiciê kwamen Dinsdag
il. nog voor 144 ziekte- en 74 sterfgevallen