H\ 10580.
Maandag SO Augustus.
A". 1894.
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
lelden, 18 Augustus.
Fen 11 leton.
DE DRONKAARD.
LEIDSCH
DAGBLAD
PBIJS DEZER COUBAET:
Voor Leiden por 8 maanden.
Franco per poat 1 1 1 k 1
Afzonderlijke
f 1.10.
1.40.
0.05.
FEUS DEB AD VERTEN T1ÜW
Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. - Orootor»
lettors naar plaatsruimte. Voor het incaaseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
f Zooals biykt uit het Christeiyk Weekblad
'*PniaT van heden, rust op het gebouw „Pniél"
thans - nu de stichter er van en de voor
zitter der voreeniging van dien naam, dr.
J. H. Gunning J.Hzn., op het punt staat zich
(Maandag a. metterwoon te Utrecht te ves
tigen nog eene schuld van ƒ800; eene
kleine som voorzeker met het oog op de
Btichtingskoeten van een eerst kort geleden
voltooid gebouw als „Pniël", eene groote
evenwel, om door gaven bijeengebracht te
worden. Dr. Gunnings wensch, dat zjjn voor
malig Wykgebouw vrjj van alle schuld zou
zyn bjj het nederleggen van z\Jn ambt als
predikant te Leiden, is tot heden nog niet
in vervulling gekomen, al heeft hy alles
gedaan wat in zUn vermogen was om dat
doel te bereiken. Hy hoopt en vertrouwt nu
dat Leiden en Utrecht binnen korten tyd
samen de schuld van f 800 zullen aflossen.
Morgenavond te zes uren zal dr. J. H.
Gunning in de Pieterskerk van deNed.-Herv.
gemeente alhier afscheid nemen, om de vol
gende week Zondag des avonds in de Dom
kerk te Utrecht zyne intrede te doen, na
des ochtends aldaar bevestigd to zyn, naar
we vernemen door da. J. Quast Hz., predi
kant aldaar.
Yoor het examen Fransche taal (L. O.)
is geslaagd de heer J. W. Wujjster, van
Leiden.
Yoor het examen Hoogduitsche taal (L. O.)
werden toegelaten de heeren J. H. E. Prins
en J. Ch. Snyders, van Leiden.
Als rechtspersoon is erkend de wiel-
ry deravereen iging „All Right", te Leiden.
De Engelscbe mail met berichten uit Indië
kan alhier tegen 20 Aug. worden verwacht.
De secretaris-generaal van het Kabinet
van den Khedive van Egypte heeft den heer
F. J. G. Wirtz, directeur van het „Hótel des
Inde8," fee 's-Gravenhage, een schreven doen
toekomen, waarin hy hem, namens Z. H. zyn
Souverein, dank betuigt voor de goede zorgen,
door hem m het werk gesteld tydens het
verbiyf van den onder koning ln genoemd
hotel. B() deze dankbetuiging is als aandenken
gevoegd eene kostbare gouden dasspeld in den
vorm van de met diamantsteentjes bezette
naamcijfers (M. A., ineengestrengeld) onder
eene koninklijke kroon, van den Vorstoiyken
gever van dat geschenk.
De minister van financiën heeft bepaald
dat in het aanslagbiljet voor de bedrijfsbelasting
moet vermeld worden of de aanslag overeen
komstig de aangifte, met afwijking daarvan
of ambtshalve is opgelegd.
Eene resolutie van den minister van
finanoiën van 10 Augustus jl. schrijft voor,
dat op de dwangbevelen, door de ontvangers
der directe belastingen uitgevaardigd, vóór de
verzending aan den kantonrechter ter executoir-
verklaring, de afgifte van waarschuwing en
aanmaning moet worden vermeld, met opgaaf
van de dagen, waarop een en ander is geschied.
Naphthaline, gezuiverd of ongezuiverd,
in poeder, kristallen of onregelmatige stukken,
is vrijgesteld van invoerrecht.
Den 10den dezer bezocht de hertog van
Aosta, zoon van wijlen den koning van Spanje,
met gevolg, zyne vele bezittingen in den
omtrek van Alkmaar en nam aldaar zijn in
trek bij zijn administrateur, den heer J. M.
De Sonnaville.
Baron W. K. Van Goltstein, Nederlandsch
gezant te Londen, wien een verlof van drie
maanden is verleend, is op zijn buitenverblijf
„Oldenaller" aangekomen.
Tot directrice van het gesticht Ster
renburg" te Eede (filiaal van do Johannes-
stichting), christelijk toevluchtsoord, te Nieuw-
veen (Zuid-Holland), is benoemd mej. Mitze,
die reeds als zoodanig in functie is getreden.
Om den aankoop dezer villa te dekken, heeft
het bestuur eene Apcts.-geldleening uitge
schreven, en wel de 5de en 6de serie, elk
groot f 10,000.
De sterren als distinctief voor onder
officieren, korporaals- en soldaten scherp
schutter van het wapen der infanterie en der
cavalerie zijn in de garnizoen6-magazijnen van
kleeding ontvangen en op de linkermouw van
de lakensche kleeding van de categorie dier
militairen aangebracht, zoodat de onooglijke
schuin geplaatste chevron als distinctief tot
het verlodene behoort.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft: lo. R. P. Mingelen, met ingang van 1
Sept. a. s., benoemd tot tydelyken vierden
assistent bij de Koninklijke Bibliotheek te
's Gravenhage2o. met ingang van 1 Sept.
a. 8., op zijn verzoek, eervol ontslag verleend
aan dr. J. H. Meerburg, als assistent voor de
natuurkunde aan de Rijks-universiteit te
Utrecht; 3o. met ingang van 1 Oct. a. s. op
hun verzoek, eervol ontslag verleend aan dr.
G. Th. Walter en dr. H. P. Bosscha, als
assistent voor de heelkunde aan id.
Door den minister van koloniën zijn de
heeren J. Van Tubergen, jhr. A. H. E. Van
der Does de Bye, A. Perelaer en J. H. Thai
Larsen gesteld ter beschikking van den gou
verneur generaal van Nederlandsch Indië, om
te worden benoemd tot adspirant ingenieur by
den waterstaat en 's lands burgeriyke openbare
werken in Nedorlandsch-Indië.
De Staatscourant van 18 dezer bevat een
rapport van den commandant van Hr. Ms.
korvet „Sommelsdyk", belast met het politie
toezicht op de visschery in de Noordzee, van
16 Juli tot 4 Aug. jl. In de territoriale wateren
werd niets bijzonders ondervonden; geene
overtredingen werden opgemerkt.
Door de arr.-rechtbank te Roermond is,
ter vervulling van do vacature van kanton
rechter te Weert, opgemaakt de navolgende
alphabetische lyst van aanbeveling: mr. A.
J. M. H. Van Baar, advocaat en procureur
te 's-Hertogenboschmr. W. C. J. A. Peper
kamp, rechter plaatsvervanger in gemelde
rechtbank, advocaat en procureur te Roermond,
en mr. P. A. J. L. Truijens, griffier by het
kantongerecht te Roermond.
In het lokaal Musis Sacrum" te Helder is
eene vergadering gehouden van ingezetenen
dor gemeente, byeengeroepen door het bestuur
der vereeniging „Helders BelaDg," om te be
raadslagen over de ontvangst van HH. MM.
de Koninginnen, als zy in de volgende maand
die gemeente komen bezoeken. Besloten werd,
HH. MM. uit te noodigen, het bezoek aan die
gemeente niet tot één enkelen dag te beperken,
en ook der gemeente zelve een bezoek waardig
te keuren.
Het hoofddoel van het bezoek bleek de be
zichtiging van het pantserdekschip „Koningin
Wilhelmina," eene revue over de te Helder
te vereenigen oorlogsvloot en een verbiyf aan
boord van het raderstoomschip „De Valk."
Het bleek tevens, dat de burgemeester der
gemeento alsnog geen kennis draagt van het
aanstaand Vorsteiyk bezoek. Na beraadslaging
werd besloten, dat door het bestuur van
„Helders Belang" eene feestcommissie van
p. m. 80 leden zal worden geformeerd, welke
commissie zich zal belasten met het ontwer
pen van plannen en het inzamelen van gelden,
ter bevordering van eene feestelyke ontvangst
der Koninginnen. De beer M. P. Polak, ter
vergadering aanwezig, verklaarde dat hij een
kinderzangkoor had gevormd, bestaande uit
duizend kinderen.
Te HeerenveenSchoterland bestaat eene
school voor m. u. 1. o., die druk bezocht wordt
en waarvan het gebouw te klein biykt.
Reeds ten vorigen jare was geene plaats voor
de leerlingen, die een voldoend admissie-
examen hadden afgelegd; zy vormen nu eene
afzonderlyke klasse aan eene andere gemeen
telijke school.
Dit jaar werden 41 toegelaten, er was plaats
voor 35. Toen nu gisteren de cursus zou
aanvangen, was de schoolcommissie tegen
woordig en werd besloten by loting uit te
maken, wie er al dan niet tot de school zouden
worden toegelaten. Zes leerlingen vielen uit
en konden naar huis; terugkeoren De ouders
zyn met deze handeling ver van ingenomen
en er zyn dan ook door hen klachten by de
autoriteiten ingediend.
Het zoontje van een der politie agenten te
Hoerenveen trof het al heel ongelukkig. Hy
deed voldoend examen voor de tweede klasse,
daar was geon plaats en hy werd dus bij de
leerlingen van de 1ste klasse ingelyfd. By de
loting is hy er uitgevallen en dus opent ook
de 1ste klat.se hare deuren niet voor hem.
Met spanning wordt uitgezien, hoe de
autoriteiten aan den verwarden toestand op
het gebied vau het m. u. 1. o. aldaar een
einde zullen maken.
By koninkiyk besluit is benoemd tot
onderwyzer aan de Rykskweekschool voor
onderwyzers te Groningen, H. Scheepstra,
thans hoofd eener schooi te Arnhem.
Aan de volgende personen verlof verleend
tot het aannemen der onderscheidingeteekonen,
achter hunne namen vermeldW Prinzen,
te Helmond, lid van de Eerste Kamer, de
versierselen van commandeur der orde van
den H. Gxegorius den Grooten; A. Hoogen
dyk Jz., te Vlaardingen, reeder en groot
handelaar, de versierselen van ridder der
Koninklyke Militaire Orde van onzen Heer
Jezus Christus.
Overgeplaatst in hun rang by het reg.
grenadiers en jagers, de majoor T. W. J. Buys,
van het 6de reg. inf., zoomede de kapiteins
P. A, Van der Muelen, van het 1ste, J. P.
Van den Hofif, van het 2de, en S. L. Pastor,
van het 3de reg. inf.
Praatjes over Kunst.
Vlokken.
XXXIII.
Eene gemoedeiyke Maatschappy, al is het
er zelfs eene, zich bescheidenlyk tooiend met
den vrywel wydschen naam van „Nederland-
scho Letterkunde", wordt hoogst ongaarne
opgeschrikt uit haar alledaagsch sleur-gedoe.
Alles ging zoo goed, nietwaar? Men verga
derde ééns in 't jaar allergezelligst aan een
zorgenloozen „Zomerzorgschen" disch; men
gaf wederzydsche knikjes van aangename
„verstand"-houding; men benoemde leden, ten
einde te zorgen dat het geslacht niet zou
uitsterven, en, een enkele der uitverkoren
jongeren, die voor het lidmaatschap meende
te moeten bedanken, omdat hy er zich niet
op zyne plaats wist, werd uitgelachen en ver-
wenscht; „zyn vader immers was waarachtig
een der hechtste steunpilaren der „Leidsche
Maatschappy van Hederl. Letterkunde".
En, „zoo'n jongen, wat dacht ie wel?"
„Tot over vyf en twintig jaar, Meneer
Tiele", werd in den „Nieuwen Gids" een voor
zitter van bedoelde Maatschappy toegeroepen,
en thans reeds legt een hoogleeraar, tot voor
zitter dezer corporatie verkozen, bei zyne
handen bedachtzaam, maar met volle overtui
ging, op de wonde plekken dier Vereeniging.
De „toespraak" van professor dr. W. C. Van
Manen zal in haar geheel worden opgenomen
in de Handelingen en Mededeelingen van de
Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde
te Leiden, over het jaar 1893 1894, die in
don nazomer by de firma E. J. Brill, te Leiden,
het licht zullen zien.
Dankbaar gestemd dienen wfj echter jegens
de Redactie van het Tydschrift „Nederland"
te zyn, die den hoogleeraar verzocht heeft,
reeds nu den inhoud zyner bedenkingen en
wenschen te willen mededeelen.
Hoogst lezenswaard is dit opstel l In het
be^in er van zyn een paar volzinnen, die ik
moot aanhalen.
„Velen betuigden hunne ingenomenheid met
h9t gesprokene; anderen gaven niet onduide-
lyk het tegendeel te konnen. Voor de eersten
had ik, naar meer dan één my verzekerde,
slechts onder woorden gebracht wat reeds
lang had gesluimerd op den bodem hunner
ziel. De anderen duchtten gevaar van de door
my beoogde hervorming, voor hetgeen hun als
leden der Maatschappy bovenal pleegt ter
harte te gaan."
„Ondeugend" is dr. Van Manen, waar hy
zich uitlaat over de handhaving van het be
staan der Maatschappy. Wie weet hoeveel
gouden schyven eon „Maecenas, of wie daar
voor wordt aangezien" zou overhebben, om
de volgende regelen ongeschreven en ongedrukt
te doen laten?
„Zóó tracht zy telken, jare haar bestaan te
handhaven, door het benoemen van nieuwe
leden, ter vervanging van die haar door dem
dood of op andere wyze zyn ontvallen, btf
voorkeur uit den kring van meer en minder
bekende letterkundigen, schryvers en dichters,
sedert 1898 ook schryfsters en dichteressen;
eerst daarna uit het midden der niet in stren
gen zin „letterkundigen", maar veeleer in de
eerste en voornaamste plaats „geleerden",
beoefenaars van verschillende wetenschappen;
ten slotte ook een enkelen Maecenas of wie
daarvoor wordt aangezien."
Of dr. Van Manens bedachtzame handen
louterend zullen werken op de „Hervorming
van Letterkunde?" Wie, die het zeggen zal?
Maar blijvend is de groote overtuiging, hier
in zoo schoonen vorm vervat, blijvend voor
nadenkenden, dit met „sleur" niets van doen
willen hebben, blijvend is de frissche gedach-
tengang, die iedere verouderende Maatschappy
op tyd moet doorstroomen, wil zy niot stellig
ten ondergang opgeschreven zyn.
Eene zeer verdiende beschuldiging is nog in
de volgende woorden te lezen
„Met de Nederlandsche letterkunde heeft s$
(de Maatschappy), van deze zyde gezien, weinig
meer dan den naam gemeen. Die letterkunde
wordt in de kringen dor werkende leden niet
geëerd, niet genoten, niet bevorderd, niet
uitgebreid, zelfs niet besproken, noch ki goed
keurenden, noch in afkeurenden zin, zoomin
in openbare samenkomstendie trouwens
feiteiyk sedert lang zyn afgeschaft, als in
de voor alle, of slechts voor enkele leden
toegankelyke vergaderingen. Zy wordt déir
veeleer eenvoudig doodgenwegen. Men ziet haar
niet aan en denkt zelfs kwaiyk aan tiaar
bestaan, tenxy voor zoover zy goed genoeg
schynt om als Asschepoetster dienst te doen.
Zij is, om een ander beeld te gebruiken, het
lijk, toaarop de heeren nch oefenenin het
belang hunner wetenschap t"
De Leidsche Nederlandsche Maatschappij
van Letterkunde een ïykl Kan 't erger?
Professor Van Manen heeft héél duidelyk
het „dubbel" aangezicht der Maatschappy
geschetst; zéé klaar, dat voor den minst
ontwikkelde zelfs geen twyfel meer over blyfb.
Zullen die dubbele aangezichten nog tot
één harmonisch geheel kunnen ineensmelten?
„Qui vivra, verral" Bedenkelyk is de toe
stand zeer zeker, zooal niet hoogst zorgelykt
De 19de tentoonstelling van de BollandscM
Teeken-Maatschappij is thans in deKunslzaal
van het Genootschap „Pulchri Studio" ('s Gra
venhage) geopend. Hierop hoop ik terug
te komen.
De RoUerdamnche Kunstkring brengt binnen
kort eene uiterst intoressante collectie byeen
van werken van Jozef Israöls. Het portret
van Professor Goudsmit zal ook dair worden
tentoongesteld.
Van 29 September tot 22 October a. s. zal
de Haagsche Kunstkring in de lokalen boven
de Passage eene tentoonstelling houden van
aquarellen, teekeningen, etsen, houtsneden,
lithographiëen en beeldhouwwerken, door zyne
leden vervaardigd. V.
4)
Daarop keerde hy om en ging naar binnen.
Zyne kameraden waren nog aan het biljarten.
„Je bent juist aan de beurt, Brennecke",
riep een hem toe.
„Ik heb geen tyd. Ik moet weg", ant
woordde hy.
De beide anderen lachten onzinnig.
„Heb ik het niet gezegd?" ging de eerste
lachend voort, „zy hobben hem week gepraat.
Een kerel, die sedert twee jaar in de kroeg
rit, heeft geen tyd I Och, wat ben jy een ezel."
„Stoot, Brennecke", nep de ander, „of ga heen,
als je volstrekt een schaapskop wilt zyn."
De kleine vuile kellner kwam met de
leneverflesch en goot Brenneckes glas, dat
tor nog van vroeger stond, vol. Brennecke
greep naar de biljartkeu. Hy wilde even de
barty uitspelen, Zy stond goed voor hem.
Ëy moest winnen. Als hy wegging, kreeg
hy niets. Misschien hield het intusschen op
met sneeuwen. Onder het spel hoorde men
hem uit en nauweiyks wisten de anderen
dat hy van den armverzorger werkeiyk
aeven en dertig mark en tachtig pfennig©
„losgeslagen" had door zyn gelamenteer en
gejammer, toen het geval zeer fideel werd.
Men klopte hem op den schouder, zeide hem
dat hy een looze snaak was en vroeg hem
oen rondje te geven, opdat men op de ge-
■oudheid zyner vrouw kon drinken.
Na nog eenige borrels meende Brennecke
werkeiyk, dat hy een snuggere bol was, want
wat hy vandaag gedaan had, zou geen ander
hem wellicht nadoen. Hy bestelde uit eigen
beweging nog een rondje, men liet den arm
verzorger leven, zong drinkliederen en werd
het ten slotte hierover eens, dat „men maar
eenmaal leeft" en al het andere onzin is.
Allengs ging het weinigje verstand en ge
moed van Brennecke in foezel op, hy waande
zich steeds sluwer, en het geld van professor
Schellhorn werd in zyn zak steeds dunner,
om dien van Demmler te vullen, die hem
troostte met de woorden, dat daar, van waar
dat kwam, nog meer te halen moest zjjn.
Over het geheel werd de conversatie nu al
vryer en ongedwongener, en het beest kwam
steeds duideiyker te voorschyn. Een van
Brenneokes kameraden meende dat zoon
zieke vrouw als Brennecke had, een ware
zegen was, en men was het er spoedig over
eens, dat Brennecke zyn vak kende.
Hot had al lang opgehouden te sneeuwen,
maar de drie zaten nog altyd fideel by elkan
der. Hot werd later en donkerder; zeker, de
dagen waren nu zóó kort en donker, dat
men niet wist, hoe laat het was.
Het was over tienen, toen Brennecke,
zwaar beschonken, naar zyne woning wag
gelde. Hy had alles bezorgd, wat de dokter
opgeschreven had; zyne vrouw zou het goed
hebben. Maar eene der flesschen had hy in
zyne dronkenschap verloren. Zy was op de
steenen gevallen en gebarsten. Maar hy had
nog twee andere, eene massa versterkende
middelen, wat kon die óéne gebroken fleach
hem schelenMet moeite klauterde hy de vier
trappen op, rechts en links stootend en strom
pelend, ofschoon hy alle moeite deed, om zyne
dronkenschap zooveel mogeiyk te verbergen.
Toen hy in zyne woning kwam, lag zyne
dochter Lize voor het bed zyner vrouw hart
brekend te snikken. Zyne vrouw lag in het bed
naast het kinderiykje, styf, koud dood!
Zyne dochter, een nauweiyks zestienjarig,
bleek meisje, sprong verschrikt op, toen zy
hem in dezen toestand zag binnenkomen, en
vluchtte voor hem. Brennecke staarde als een
zinnelooze eerst op het ïyk zyner vrouw,
toen op dat van het kind. Hy wilde weer
jammeren, maar merkwaardig er kwam
slechts een korte, heesche lach over zyne
lippen, waarvoor hy zelf schrikte. Daarna wilde
hy zyne dochter naderen.
„Lize," stotterde hy met moeite, en hoezeer
hy zich ook poogde te bedwingen, waggelend
naar haar toekomend, „Lize", ik weet dat
je myn myn goed kind bentl Wy zyn nu
geheel, geheel alleen op de wereld. Lize je
zult je ouden -~ ouden vader niet vergeten,
zooals jo broederB, daar daar
Hy stootte in zyne dronkenschap tegen
een stoel, wankelde en kon zich niet dan
met groote moeite staaDde houden. Het jonge
meisje werd bang voor hem, schreeuwde en
ontweek hem.
„Vader, vader! Gy zjjt een
Eensklaps was zy weg eo de deur uit.
Brennecke staarde een oogenblik voor zich
uit en snoof en kuchte zonderling.
„Wat?" murmelde hy, alsof zyne dochter
of iemand anders aanwezig was, die hem
hooren, hem antwoorden kon, „wat ben ik?
Een beest? of een of een moordenaar?"
Dan was het, alsof hy zich wilde uitrek
ken; hy hief de armen op, steunde, slaakte
echter plotseling een verschrikkeiyken kreet
en viel met een zwaren slag op den grond.
De groote, sterke man, in zyne beste jaren
daar lag hy als een gevallen eik, verpletterd,
vernietigd door den demon zyner ondeugd:
de drankzucht I
En in de bedwelming droeg het onbere
kenbare tooverspel van den droom hem naar
zyne jeugd terug. Hy zag zich in het volle
bezit van zyne kracht en zyne gezondheid, hoe
hy de8tyd8 voor een dertig jaren zyne vrouw
had leeren kennen, hoe hy naar hare liefde,
naar haar vertrouwen en ten slotte naar haar-
zelve gedongen had.
In den droom verscheen hem zyn schoon
vader zaliger weer en zeide hy, zooals toen:
„Jonge man, weet gy, wat gy van my ver
langt? Weet gy, wat gy onderneemt? De man,
die eene huishouding, eene familie sticht, ie
van dat oogenblik af slechts een deel van
zichzelven; het andere leeft en sterft in
de zynen."
En hy reikte den ouden, welwillenden man
de handen, sprak van eeuwige liefde en
trouw, van viyt en rechtschapenheid, van
moraal en geweten hy zag zichzelven zoo
nauwkeurig in den droom, dat het voorhoofd
hem brandde in de herinnering aan het oogen
blik, waarop hy de geliefde voor de eerste
maal ten overstaan harer familie mocht om
helzen. Hoe gelukkig en zalig, ma* hoeveel
vertrouwen wierp zyne jonge vrouw zich in
zyne armen; hoe glansden hare ronde, vrien-
deiyke oogen een hemel op aardel
De beschonken droomer wentelde zich ker
mend en steunend over don grond; do hemel
verdween voor zyne blikken. De familie weré
grooter en over de liefde on eendracht van
zyn hart, over al de mooie meubelen en sie
raden in zyne woning legde zich, eerst onmerk
baar, eene schaduw. Ontevredenheid, onstui
mige drang naar genot en ongebondenheid
maakten zich langzamerheid van hem meester.
En daarop geraakte by zonder werk, eerst
vrywillig, later gedwongen. Ten slotte werd
hy ziek. Dat deed zyne zwakheid en zyn
afkeer van het werk toenemen. Dikwyis was
hy in het geheel niet in staat to werken. Hy
stond voor de zetkast en voor zijne oogea
flikkerde het heen en weer; by wi6t niet,
wat hy zette, en wierp de letters en teekeno
door elkander.
Vervolgens zag by in den droom het oogen
blik. waarop by, beschonken thuiskomend,
zyne vrouw voor de eercte maal sloeg, omdat
zy hem verwjjten maakte. Hy had berouw
van de daad, huilde en vrreg vergiffenis
en den volgenden dag was hy weer beschonken.
Ook zyne zoons verschenen hem in uc.ï
droom, de een na den ander: de oudeto
brutaal en onopgevoed stond met het mes
tegenover hem 1 Aoh, had by destyds maar
toegestooten, veel ware niet zoo geworden
als het nu wasl En de sehaduwen legdoo
zich steed* donkerder en zwaarder op zyn
leven.
Slot volgt.)