H\ 10580. Maandag SO Augustus. A". 1894. feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. lelden, 18 Augustus. Fen 11 leton. DE DRONKAARD. LEIDSCH DAGBLAD PBIJS DEZER COUBAET: Voor Leiden por 8 maanden. Franco per poat 1 1 1 k 1 Afzonderlijke f 1.10. 1.40. 0.05. FEUS DEB AD VERTEN T1ÜW Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. - Orootor» lettors naar plaatsruimte. Voor het incaaseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. f Zooals biykt uit het Christeiyk Weekblad '*PniaT van heden, rust op het gebouw „Pniél" thans - nu de stichter er van en de voor zitter der voreeniging van dien naam, dr. J. H. Gunning J.Hzn., op het punt staat zich (Maandag a. metterwoon te Utrecht te ves tigen nog eene schuld van ƒ800; eene kleine som voorzeker met het oog op de Btichtingskoeten van een eerst kort geleden voltooid gebouw als „Pniël", eene groote evenwel, om door gaven bijeengebracht te worden. Dr. Gunnings wensch, dat zjjn voor malig Wykgebouw vrjj van alle schuld zou zyn bjj het nederleggen van z\Jn ambt als predikant te Leiden, is tot heden nog niet in vervulling gekomen, al heeft hy alles gedaan wat in zUn vermogen was om dat doel te bereiken. Hy hoopt en vertrouwt nu dat Leiden en Utrecht binnen korten tyd samen de schuld van f 800 zullen aflossen. Morgenavond te zes uren zal dr. J. H. Gunning in de Pieterskerk van deNed.-Herv. gemeente alhier afscheid nemen, om de vol gende week Zondag des avonds in de Dom kerk te Utrecht zyne intrede te doen, na des ochtends aldaar bevestigd to zyn, naar we vernemen door da. J. Quast Hz., predi kant aldaar. Yoor het examen Fransche taal (L. O.) is geslaagd de heer J. W. Wujjster, van Leiden. Yoor het examen Hoogduitsche taal (L. O.) werden toegelaten de heeren J. H. E. Prins en J. Ch. Snyders, van Leiden. Als rechtspersoon is erkend de wiel- ry deravereen iging „All Right", te Leiden. De Engelscbe mail met berichten uit Indië kan alhier tegen 20 Aug. worden verwacht. De secretaris-generaal van het Kabinet van den Khedive van Egypte heeft den heer F. J. G. Wirtz, directeur van het „Hótel des Inde8," fee 's-Gravenhage, een schreven doen toekomen, waarin hy hem, namens Z. H. zyn Souverein, dank betuigt voor de goede zorgen, door hem m het werk gesteld tydens het verbiyf van den onder koning ln genoemd hotel. B() deze dankbetuiging is als aandenken gevoegd eene kostbare gouden dasspeld in den vorm van de met diamantsteentjes bezette naamcijfers (M. A., ineengestrengeld) onder eene koninklijke kroon, van den Vorstoiyken gever van dat geschenk. De minister van financiën heeft bepaald dat in het aanslagbiljet voor de bedrijfsbelasting moet vermeld worden of de aanslag overeen komstig de aangifte, met afwijking daarvan of ambtshalve is opgelegd. Eene resolutie van den minister van finanoiën van 10 Augustus jl. schrijft voor, dat op de dwangbevelen, door de ontvangers der directe belastingen uitgevaardigd, vóór de verzending aan den kantonrechter ter executoir- verklaring, de afgifte van waarschuwing en aanmaning moet worden vermeld, met opgaaf van de dagen, waarop een en ander is geschied. Naphthaline, gezuiverd of ongezuiverd, in poeder, kristallen of onregelmatige stukken, is vrijgesteld van invoerrecht. Den 10den dezer bezocht de hertog van Aosta, zoon van wijlen den koning van Spanje, met gevolg, zyne vele bezittingen in den omtrek van Alkmaar en nam aldaar zijn in trek bij zijn administrateur, den heer J. M. De Sonnaville. Baron W. K. Van Goltstein, Nederlandsch gezant te Londen, wien een verlof van drie maanden is verleend, is op zijn buitenverblijf „Oldenaller" aangekomen. Tot directrice van het gesticht Ster renburg" te Eede (filiaal van do Johannes- stichting), christelijk toevluchtsoord, te Nieuw- veen (Zuid-Holland), is benoemd mej. Mitze, die reeds als zoodanig in functie is getreden. Om den aankoop dezer villa te dekken, heeft het bestuur eene Apcts.-geldleening uitge schreven, en wel de 5de en 6de serie, elk groot f 10,000. De sterren als distinctief voor onder officieren, korporaals- en soldaten scherp schutter van het wapen der infanterie en der cavalerie zijn in de garnizoen6-magazijnen van kleeding ontvangen en op de linkermouw van de lakensche kleeding van de categorie dier militairen aangebracht, zoodat de onooglijke schuin geplaatste chevron als distinctief tot het verlodene behoort. De minister van binnenlandsche zaken heeft: lo. R. P. Mingelen, met ingang van 1 Sept. a. s., benoemd tot tydelyken vierden assistent bij de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage2o. met ingang van 1 Sept. a. 8., op zijn verzoek, eervol ontslag verleend aan dr. J. H. Meerburg, als assistent voor de natuurkunde aan de Rijks-universiteit te Utrecht; 3o. met ingang van 1 Oct. a. s. op hun verzoek, eervol ontslag verleend aan dr. G. Th. Walter en dr. H. P. Bosscha, als assistent voor de heelkunde aan id. Door den minister van koloniën zijn de heeren J. Van Tubergen, jhr. A. H. E. Van der Does de Bye, A. Perelaer en J. H. Thai Larsen gesteld ter beschikking van den gou verneur generaal van Nederlandsch Indië, om te worden benoemd tot adspirant ingenieur by den waterstaat en 's lands burgeriyke openbare werken in Nedorlandsch-Indië. De Staatscourant van 18 dezer bevat een rapport van den commandant van Hr. Ms. korvet „Sommelsdyk", belast met het politie toezicht op de visschery in de Noordzee, van 16 Juli tot 4 Aug. jl. In de territoriale wateren werd niets bijzonders ondervonden; geene overtredingen werden opgemerkt. Door de arr.-rechtbank te Roermond is, ter vervulling van do vacature van kanton rechter te Weert, opgemaakt de navolgende alphabetische lyst van aanbeveling: mr. A. J. M. H. Van Baar, advocaat en procureur te 's-Hertogenboschmr. W. C. J. A. Peper kamp, rechter plaatsvervanger in gemelde rechtbank, advocaat en procureur te Roermond, en mr. P. A. J. L. Truijens, griffier by het kantongerecht te Roermond. In het lokaal Musis Sacrum" te Helder is eene vergadering gehouden van ingezetenen dor gemeente, byeengeroepen door het bestuur der vereeniging „Helders BelaDg," om te be raadslagen over de ontvangst van HH. MM. de Koninginnen, als zy in de volgende maand die gemeente komen bezoeken. Besloten werd, HH. MM. uit te noodigen, het bezoek aan die gemeente niet tot één enkelen dag te beperken, en ook der gemeente zelve een bezoek waardig te keuren. Het hoofddoel van het bezoek bleek de be zichtiging van het pantserdekschip „Koningin Wilhelmina," eene revue over de te Helder te vereenigen oorlogsvloot en een verbiyf aan boord van het raderstoomschip „De Valk." Het bleek tevens, dat de burgemeester der gemeento alsnog geen kennis draagt van het aanstaand Vorsteiyk bezoek. Na beraadslaging werd besloten, dat door het bestuur van „Helders Belang" eene feestcommissie van p. m. 80 leden zal worden geformeerd, welke commissie zich zal belasten met het ontwer pen van plannen en het inzamelen van gelden, ter bevordering van eene feestelyke ontvangst der Koninginnen. De beer M. P. Polak, ter vergadering aanwezig, verklaarde dat hij een kinderzangkoor had gevormd, bestaande uit duizend kinderen. Te HeerenveenSchoterland bestaat eene school voor m. u. 1. o., die druk bezocht wordt en waarvan het gebouw te klein biykt. Reeds ten vorigen jare was geene plaats voor de leerlingen, die een voldoend admissie- examen hadden afgelegd; zy vormen nu eene afzonderlyke klasse aan eene andere gemeen telijke school. Dit jaar werden 41 toegelaten, er was plaats voor 35. Toen nu gisteren de cursus zou aanvangen, was de schoolcommissie tegen woordig en werd besloten by loting uit te maken, wie er al dan niet tot de school zouden worden toegelaten. Zes leerlingen vielen uit en konden naar huis; terugkeoren De ouders zyn met deze handeling ver van ingenomen en er zyn dan ook door hen klachten by de autoriteiten ingediend. Het zoontje van een der politie agenten te Hoerenveen trof het al heel ongelukkig. Hy deed voldoend examen voor de tweede klasse, daar was geon plaats en hy werd dus bij de leerlingen van de 1ste klasse ingelyfd. By de loting is hy er uitgevallen en dus opent ook de 1ste klat.se hare deuren niet voor hem. Met spanning wordt uitgezien, hoe de autoriteiten aan den verwarden toestand op het gebied vau het m. u. 1. o. aldaar een einde zullen maken. By koninkiyk besluit is benoemd tot onderwyzer aan de Rykskweekschool voor onderwyzers te Groningen, H. Scheepstra, thans hoofd eener schooi te Arnhem. Aan de volgende personen verlof verleend tot het aannemen der onderscheidingeteekonen, achter hunne namen vermeldW Prinzen, te Helmond, lid van de Eerste Kamer, de versierselen van commandeur der orde van den H. Gxegorius den Grooten; A. Hoogen dyk Jz., te Vlaardingen, reeder en groot handelaar, de versierselen van ridder der Koninklyke Militaire Orde van onzen Heer Jezus Christus. Overgeplaatst in hun rang by het reg. grenadiers en jagers, de majoor T. W. J. Buys, van het 6de reg. inf., zoomede de kapiteins P. A, Van der Muelen, van het 1ste, J. P. Van den Hofif, van het 2de, en S. L. Pastor, van het 3de reg. inf. Praatjes over Kunst. Vlokken. XXXIII. Eene gemoedeiyke Maatschappy, al is het er zelfs eene, zich bescheidenlyk tooiend met den vrywel wydschen naam van „Nederland- scho Letterkunde", wordt hoogst ongaarne opgeschrikt uit haar alledaagsch sleur-gedoe. Alles ging zoo goed, nietwaar? Men verga derde ééns in 't jaar allergezelligst aan een zorgenloozen „Zomerzorgschen" disch; men gaf wederzydsche knikjes van aangename „verstand"-houding; men benoemde leden, ten einde te zorgen dat het geslacht niet zou uitsterven, en, een enkele der uitverkoren jongeren, die voor het lidmaatschap meende te moeten bedanken, omdat hy er zich niet op zyne plaats wist, werd uitgelachen en ver- wenscht; „zyn vader immers was waarachtig een der hechtste steunpilaren der „Leidsche Maatschappy van Hederl. Letterkunde". En, „zoo'n jongen, wat dacht ie wel?" „Tot over vyf en twintig jaar, Meneer Tiele", werd in den „Nieuwen Gids" een voor zitter van bedoelde Maatschappy toegeroepen, en thans reeds legt een hoogleeraar, tot voor zitter dezer corporatie verkozen, bei zyne handen bedachtzaam, maar met volle overtui ging, op de wonde plekken dier Vereeniging. De „toespraak" van professor dr. W. C. Van Manen zal in haar geheel worden opgenomen in de Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, over het jaar 1893 1894, die in don nazomer by de firma E. J. Brill, te Leiden, het licht zullen zien. Dankbaar gestemd dienen wfj echter jegens de Redactie van het Tydschrift „Nederland" te zyn, die den hoogleeraar verzocht heeft, reeds nu den inhoud zyner bedenkingen en wenschen te willen mededeelen. Hoogst lezenswaard is dit opstel l In het be^in er van zyn een paar volzinnen, die ik moot aanhalen. „Velen betuigden hunne ingenomenheid met h9t gesprokene; anderen gaven niet onduide- lyk het tegendeel te konnen. Voor de eersten had ik, naar meer dan één my verzekerde, slechts onder woorden gebracht wat reeds lang had gesluimerd op den bodem hunner ziel. De anderen duchtten gevaar van de door my beoogde hervorming, voor hetgeen hun als leden der Maatschappy bovenal pleegt ter harte te gaan." „Ondeugend" is dr. Van Manen, waar hy zich uitlaat over de handhaving van het be staan der Maatschappy. Wie weet hoeveel gouden schyven eon „Maecenas, of wie daar voor wordt aangezien" zou overhebben, om de volgende regelen ongeschreven en ongedrukt te doen laten? „Zóó tracht zy telken, jare haar bestaan te handhaven, door het benoemen van nieuwe leden, ter vervanging van die haar door dem dood of op andere wyze zyn ontvallen, btf voorkeur uit den kring van meer en minder bekende letterkundigen, schryvers en dichters, sedert 1898 ook schryfsters en dichteressen; eerst daarna uit het midden der niet in stren gen zin „letterkundigen", maar veeleer in de eerste en voornaamste plaats „geleerden", beoefenaars van verschillende wetenschappen; ten slotte ook een enkelen Maecenas of wie daarvoor wordt aangezien." Of dr. Van Manens bedachtzame handen louterend zullen werken op de „Hervorming van Letterkunde?" Wie, die het zeggen zal? Maar blijvend is de groote overtuiging, hier in zoo schoonen vorm vervat, blijvend voor nadenkenden, dit met „sleur" niets van doen willen hebben, blijvend is de frissche gedach- tengang, die iedere verouderende Maatschappy op tyd moet doorstroomen, wil zy niot stellig ten ondergang opgeschreven zyn. Eene zeer verdiende beschuldiging is nog in de volgende woorden te lezen „Met de Nederlandsche letterkunde heeft s$ (de Maatschappy), van deze zyde gezien, weinig meer dan den naam gemeen. Die letterkunde wordt in de kringen dor werkende leden niet geëerd, niet genoten, niet bevorderd, niet uitgebreid, zelfs niet besproken, noch ki goed keurenden, noch in afkeurenden zin, zoomin in openbare samenkomstendie trouwens feiteiyk sedert lang zyn afgeschaft, als in de voor alle, of slechts voor enkele leden toegankelyke vergaderingen. Zy wordt déir veeleer eenvoudig doodgenwegen. Men ziet haar niet aan en denkt zelfs kwaiyk aan tiaar bestaan, tenxy voor zoover zy goed genoeg schynt om als Asschepoetster dienst te doen. Zij is, om een ander beeld te gebruiken, het lijk, toaarop de heeren nch oefenenin het belang hunner wetenschap t" De Leidsche Nederlandsche Maatschappij van Letterkunde een ïykl Kan 't erger? Professor Van Manen heeft héél duidelyk het „dubbel" aangezicht der Maatschappy geschetst; zéé klaar, dat voor den minst ontwikkelde zelfs geen twyfel meer over blyfb. Zullen die dubbele aangezichten nog tot één harmonisch geheel kunnen ineensmelten? „Qui vivra, verral" Bedenkelyk is de toe stand zeer zeker, zooal niet hoogst zorgelykt De 19de tentoonstelling van de BollandscM Teeken-Maatschappij is thans in deKunslzaal van het Genootschap „Pulchri Studio" ('s Gra venhage) geopend. Hierop hoop ik terug te komen. De RoUerdamnche Kunstkring brengt binnen kort eene uiterst intoressante collectie byeen van werken van Jozef Israöls. Het portret van Professor Goudsmit zal ook dair worden tentoongesteld. Van 29 September tot 22 October a. s. zal de Haagsche Kunstkring in de lokalen boven de Passage eene tentoonstelling houden van aquarellen, teekeningen, etsen, houtsneden, lithographiëen en beeldhouwwerken, door zyne leden vervaardigd. V. 4) Daarop keerde hy om en ging naar binnen. Zyne kameraden waren nog aan het biljarten. „Je bent juist aan de beurt, Brennecke", riep een hem toe. „Ik heb geen tyd. Ik moet weg", ant woordde hy. De beide anderen lachten onzinnig. „Heb ik het niet gezegd?" ging de eerste lachend voort, „zy hobben hem week gepraat. Een kerel, die sedert twee jaar in de kroeg rit, heeft geen tyd I Och, wat ben jy een ezel." „Stoot, Brennecke", nep de ander, „of ga heen, als je volstrekt een schaapskop wilt zyn." De kleine vuile kellner kwam met de leneverflesch en goot Brenneckes glas, dat tor nog van vroeger stond, vol. Brennecke greep naar de biljartkeu. Hy wilde even de barty uitspelen, Zy stond goed voor hem. Ëy moest winnen. Als hy wegging, kreeg hy niets. Misschien hield het intusschen op met sneeuwen. Onder het spel hoorde men hem uit en nauweiyks wisten de anderen dat hy van den armverzorger werkeiyk aeven en dertig mark en tachtig pfennig© „losgeslagen" had door zyn gelamenteer en gejammer, toen het geval zeer fideel werd. Men klopte hem op den schouder, zeide hem dat hy een looze snaak was en vroeg hem oen rondje te geven, opdat men op de ge- ■oudheid zyner vrouw kon drinken. Na nog eenige borrels meende Brennecke werkeiyk, dat hy een snuggere bol was, want wat hy vandaag gedaan had, zou geen ander hem wellicht nadoen. Hy bestelde uit eigen beweging nog een rondje, men liet den arm verzorger leven, zong drinkliederen en werd het ten slotte hierover eens, dat „men maar eenmaal leeft" en al het andere onzin is. Allengs ging het weinigje verstand en ge moed van Brennecke in foezel op, hy waande zich steeds sluwer, en het geld van professor Schellhorn werd in zyn zak steeds dunner, om dien van Demmler te vullen, die hem troostte met de woorden, dat daar, van waar dat kwam, nog meer te halen moest zjjn. Over het geheel werd de conversatie nu al vryer en ongedwongener, en het beest kwam steeds duideiyker te voorschyn. Een van Brenneokes kameraden meende dat zoon zieke vrouw als Brennecke had, een ware zegen was, en men was het er spoedig over eens, dat Brennecke zyn vak kende. Hot had al lang opgehouden te sneeuwen, maar de drie zaten nog altyd fideel by elkan der. Hot werd later en donkerder; zeker, de dagen waren nu zóó kort en donker, dat men niet wist, hoe laat het was. Het was over tienen, toen Brennecke, zwaar beschonken, naar zyne woning wag gelde. Hy had alles bezorgd, wat de dokter opgeschreven had; zyne vrouw zou het goed hebben. Maar eene der flesschen had hy in zyne dronkenschap verloren. Zy was op de steenen gevallen en gebarsten. Maar hy had nog twee andere, eene massa versterkende middelen, wat kon die óéne gebroken fleach hem schelenMet moeite klauterde hy de vier trappen op, rechts en links stootend en strom pelend, ofschoon hy alle moeite deed, om zyne dronkenschap zooveel mogeiyk te verbergen. Toen hy in zyne woning kwam, lag zyne dochter Lize voor het bed zyner vrouw hart brekend te snikken. Zyne vrouw lag in het bed naast het kinderiykje, styf, koud dood! Zyne dochter, een nauweiyks zestienjarig, bleek meisje, sprong verschrikt op, toen zy hem in dezen toestand zag binnenkomen, en vluchtte voor hem. Brennecke staarde als een zinnelooze eerst op het ïyk zyner vrouw, toen op dat van het kind. Hy wilde weer jammeren, maar merkwaardig er kwam slechts een korte, heesche lach over zyne lippen, waarvoor hy zelf schrikte. Daarna wilde hy zyne dochter naderen. „Lize," stotterde hy met moeite, en hoezeer hy zich ook poogde te bedwingen, waggelend naar haar toekomend, „Lize", ik weet dat je myn myn goed kind bentl Wy zyn nu geheel, geheel alleen op de wereld. Lize je zult je ouden -~ ouden vader niet vergeten, zooals jo broederB, daar daar Hy stootte in zyne dronkenschap tegen een stoel, wankelde en kon zich niet dan met groote moeite staaDde houden. Het jonge meisje werd bang voor hem, schreeuwde en ontweek hem. „Vader, vader! Gy zjjt een Eensklaps was zy weg eo de deur uit. Brennecke staarde een oogenblik voor zich uit en snoof en kuchte zonderling. „Wat?" murmelde hy, alsof zyne dochter of iemand anders aanwezig was, die hem hooren, hem antwoorden kon, „wat ben ik? Een beest? of een of een moordenaar?" Dan was het, alsof hy zich wilde uitrek ken; hy hief de armen op, steunde, slaakte echter plotseling een verschrikkeiyken kreet en viel met een zwaren slag op den grond. De groote, sterke man, in zyne beste jaren daar lag hy als een gevallen eik, verpletterd, vernietigd door den demon zyner ondeugd: de drankzucht I En in de bedwelming droeg het onbere kenbare tooverspel van den droom hem naar zyne jeugd terug. Hy zag zich in het volle bezit van zyne kracht en zyne gezondheid, hoe hy de8tyd8 voor een dertig jaren zyne vrouw had leeren kennen, hoe hy naar hare liefde, naar haar vertrouwen en ten slotte naar haar- zelve gedongen had. In den droom verscheen hem zyn schoon vader zaliger weer en zeide hy, zooals toen: „Jonge man, weet gy, wat gy van my ver langt? Weet gy, wat gy onderneemt? De man, die eene huishouding, eene familie sticht, ie van dat oogenblik af slechts een deel van zichzelven; het andere leeft en sterft in de zynen." En hy reikte den ouden, welwillenden man de handen, sprak van eeuwige liefde en trouw, van viyt en rechtschapenheid, van moraal en geweten hy zag zichzelven zoo nauwkeurig in den droom, dat het voorhoofd hem brandde in de herinnering aan het oogen blik, waarop hy de geliefde voor de eerste maal ten overstaan harer familie mocht om helzen. Hoe gelukkig en zalig, ma* hoeveel vertrouwen wierp zyne jonge vrouw zich in zyne armen; hoe glansden hare ronde, vrien- deiyke oogen een hemel op aardel De beschonken droomer wentelde zich ker mend en steunend over don grond; do hemel verdween voor zyne blikken. De familie weré grooter en over de liefde on eendracht van zyn hart, over al de mooie meubelen en sie raden in zyne woning legde zich, eerst onmerk baar, eene schaduw. Ontevredenheid, onstui mige drang naar genot en ongebondenheid maakten zich langzamerheid van hem meester. En daarop geraakte by zonder werk, eerst vrywillig, later gedwongen. Ten slotte werd hy ziek. Dat deed zyne zwakheid en zyn afkeer van het werk toenemen. Dikwyis was hy in het geheel niet in staat to werken. Hy stond voor de zetkast en voor zijne oogea flikkerde het heen en weer; by wi6t niet, wat hy zette, en wierp de letters en teekeno door elkander. Vervolgens zag by in den droom het oogen blik. waarop by, beschonken thuiskomend, zyne vrouw voor de eercte maal sloeg, omdat zy hem verwjjten maakte. Hy had berouw van de daad, huilde en vrreg vergiffenis en den volgenden dag was hy weer beschonken. Ook zyne zoons verschenen hem in uc.ï droom, de een na den ander: de oudeto brutaal en onopgevoed stond met het mes tegenover hem 1 Aoh, had by destyds maar toegestooten, veel ware niet zoo geworden als het nu wasl En de sehaduwen legdoo zich steed* donkerder en zwaarder op zyn leven. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1