MENGELWERK.
Inzenders van Advertentiën
Onder Zeeroovers.
Eene ware geschiedenis. Naar P. KNIEST.
I.
Het was de 3de Juli van het jaar 1817.
Het Russische galjootschip „Industrie," van
Riga naar Carrii, de haven van Santiago de
Compostella, in het noordwesten van Spanje,
met eene lading vlas bestemd, bevond zich
na eene betrekkelijk korte en voorspoedige
reis op de hoogte van Kaap Finisterre.
Daar men by den gunstigen wind hopen
mocht reeds den volgenden dag de haven
der bestemming te bereiken, heerschte er
eene opgeruimde stemming aan boord, die zich
lucht gaf in het zingen van vrooiyke liedjes.
De kapitein Johan Jochem Schumann was
een Lubecker van geboorte, evenals vier van
de matrozen. Er waren slechts drie Russen
onder de elf koppen tellende bemanning, die
hun „oude", een beraden, grooten en krach-
tigen man, die veel van hen eischte, maar
hen vriendelijk en billijk behandelde, hoog
achtten en om zoo te zeggen met hem den
duivel uit do hel zouden hebben gejaagd.
Het slechts licht belaste schip liep eene
goede vaart. Op het dek was het volk bezig
met het verven van de reelings en de roef,
opdat de „Industrie" er knap zou uitzien,
als men de haven binnenliep. Toen men des
middags logde, zette de kapitein een verge
noegd gezicht en zeide:
„Acht mijlen I Zij loopt zichzelve voorbij 1
Het schip, dat haar wat maken kan, moet nog
gebouwd worden, oorlogsschepen en kapers
natuurlijk uitgezonderd. Nu, van dat ver
vloekte korsarenpak, dat de Middellandsche
Zee onveilig maakt, hebben wij wel niets te
vreezen. Wy zullen onzen koers maar houden.
$y, man aan 't roer, let goed opl"
De kapitein ging in de kajuit, om zyne
>oeken en rekeningen in orde te brengen.
Hy beval nog, hem dadeiyk te roepen, als
zich iets byzonders voordeed.
In weerwil van de vroolyke en uitgelaten
praatjes, waaronder de matrozen hunnen
arbeid voortzetten, hield de man op den bak,
al moest hy van tyd tot tyd helder mee-
lachen, goeden uitkyk. Hy zag niets vreemds.
Vogels, die de nabyheid der kust aanduidden,
streken over de wyde watervlakte, waaruit
van tyd tot tyd scholen spelende dolfijnen
opdoken. Er was geen zeil te zien.
„Steven," riep de timmerman hem toe,
„kyk je de oogen maar niet uit den kopl
Als je alle half uur eenmaal de kim afzoekt,
heb je genoeg gedaan. Ik wil je wat zeg
gen, myn jongen 1 Span je niet te veel in.
Dat geeft maar pyn en flikkering voor de
oogen. Als ze de rondreis maken zullen, be
dien je dan van den kyker hier. Ik zeg je,
Steven, het is een fijn glas. Door een stuk
eikenhout kun je er mee zien, als
„Als ik eene flinke boor by de hand heb,"
antwoordde Steven lachende.
De timmerman reikte hem een zwaren,
langen kyker over, dien hy uittrok en naar
zyne oogen stelde, om daarna, met de eene
hand den kyker steunende en het vooreind
op de fokkestag leggende, den horizon te be-
stryken. Na eenige minuten legde hy den
kyker weg, zeggende:
„Timmerman, dat glas mag goed zyn, maar
het geeft my niets te zien dan lucht en water,
en dat kaï ik zoo ook weJ waarnemen. En
het is heel vermoeiend om die lange fluit stil
te houden. Neem het ding maar weer terug!"
„Je bent er niet aan gewoon, Steven, dat
doet het 'm. Als je nog eens stuurman of
kapitein wordt, dan leg je dat glas by dag
noch by nacht uit de hand. Geef je de moeite
maar, om het nog eens te probeeren."
Ofschoon Steven, zyne oogen latende rond
gaan, niets nieuws ontdekte, greep hy toch,
uit een gevoel van verplichting, nogmaals
naar den kyker en zocht er de kim mee af.
Eensklaps hield hy hem op een bepaald punt
gericht, liet hem daarop zakken, om het vol
gend oogenblik er weer door te staren, alsof
hy zich over iets zekerheid wilde verschaffen.
Hy schudde met het hoofd, legde het glas
weer neer, om het na weinig oogenblikken
opnieuw te gebruiken.
„Drommels, daar is toch wat te zien,"
mompelde hy daarop. „Als ik goed zie, dan is
daar in het zuidwesten een schip in 't zicht.
Timmerman, kom eens even op den bak!
Daarginds," beduidde hy den naast hem staande,
terwyi hy hem den kyker overgaf.
„De bramzeilen van eene brik," zei de tim
merman. „Als zy op dezen koers liggen blyft,
komt zy ons voor den boeg. Dat de duivel
haar haleals het er een" zei hy in
zichzelven. „Nu, wy willen het beste hopen.
Maar de „oude" moet het weten. Biyf jy op
je post, Steven, en verlies het schip niet uit
het oog."
De timmerman ging in de kajuiten verzocht
don kapitein aan dek te komen en op den
bak naar het opdoemende schip te zien.
Schumann volgde on zag lang door den
kyker, zeide echter niets en behield een effen
gelaat. Toen by evenwel met den kyker onder
den arm in de foktahngs steeg, en van daar
scherp uitkeek, vestigden zich aller blikken
cp hem. Het vrooiyk gezang van daareven
was verstomd. Slechts fluisterend onderhield
men zich. Toen men meende te bespeuren
dat de „oude" na herhaalde beschouwing een
zeer ernstig gezicht zette, werd de anders
zoo lichtzinnige troep bevreesd en bezorgd.
Hunne onrust vermeerderde, toen Schumann,
weer op het dek staande, zeide:
„Die brik daarginds - jullie kunt haar allen
duidelyk zien - komt my verdacht voor. Wy
moeten echter onzen koers houden en de
dingen afwachten. De rakker zeilt als een
straal. Uit den weg kunnen wy hem toch
niet komen. Dichter onder don wal mogen wy
niet halen, als wy niet schip en lading willen
wagen. Dus, kinderen, maar kalm aanl Het
kan alles nog wel goed afloopen. En in het
ergste geval moeten wy op God vertrouwen.
Weest dus bedaard en doet je plicht. Als dat
werkeiyk een van die vervloekte Algiersche
zeeroovers is, dan moet hy ons toch wel met
rust laten, want wy varen onder Russische
vlag. En daar heeft zoo'n kerel toch respect
voor."
Zeilen en masten van de brik stegen
inmiddels al hooger en hooger boven de kim.
Spoedig kon de kapitein ook door zyn kyker
het schip zelf opnemen. De geschiedenis beviel
hem niet. Hy kwam in verzoeking met het
hoofd te schudden, maar bezon zich en liet
het om het volk na. Voor zichzelven was hy
reeds vast overtuigd, dat de „Industrie" met
een zeeschuimer in aanraking zou komen.
Die kerels gaven om vlag noch verdrag.
De brik naderde met beangstigende snel
heid en toonde zich spoedig in hare geheele
grootte. De lange, zwarte, lage romp, met
een slank, ver overstekend galjoen, droeg
buitengewoon hooge masten. De zeilen stonden
voorbeeldig. Het was zeker, dat men geen
koopvaarder voor zich had. Op kanonschots
afstands van de „Industrie" gekomen, draaide
de brik by en steeg eene Engelsche vlagaan
de gaffel naar boven. Een schot met scherp
vorderde de galjoot, die de Russische vlag
voerde, op, om insgeiyks by te draaien. Ter-
wyl de kapitein daartoe bevel gaf, waaraan
dadelyk gevolg werd gegeven, bromde hy
voor zich heen:
„Dat de duivel die schelmen balei Een
Engelschman ben je nietDat maak je zoo'n
waterrot als my niet wys!... "Wat te doen?
Ik kan je, helaas, niet met gelyke munt be
talen, want ik heb geene kanonnen aan boord
Jongens," zei hy tot zyn volk, „laat je niet
verbluffen I Zyn wy er vóór, wy komen er
ook wel door. Ziet eens, dat rapalje zet al
eene boot af. Nu zullen wy spoedig hooren
wat er van de zaak is."
De met gewapenden sterk bemande boot
legde op zy van de „Industrie" aan. Een dozyn
zeeroovers want dat waren ze en anders
niet steeg met de blanke sabel en het
gespannen pistool aan boord. Hun officier
eischte den kapitein op, hem dadelyk naar
de brik te vergezellen om zyne papieren te
toonen. Daar Schumann geene keuze had,
bukte hy voor de overmacht en volgde, zyne
trommel met papieren in de hand, in de boot,
die dadelyk naar de brik terugroeide. De roovers
lieten voldoende volk ter bewaking op de
galjoot achter.
Op het dek van do brik, die eene zeer sterke
en goed gewapende bomanning en een zestal
kanonnen aan boord had, werd kapitein
Schumann door den commandant, een Afrikaan,
wien de stoutheid op het gelaat stond ge
schreven, op wellevende wyze ontvangen en
hem in gebroken Engelsch naar zyne papieren, in
het byzonder naar zynTurkschen pas gevraagd.
Schumann antwoordde beleefd, maar ernstig,
dat hy geen Turkschen pas bezat en ook niet
noodig had, wyl hy Russisch onderdaan was
en het schip Russisch eigendom. Tenbewyze
daarvoor legde hy zyne papieren over, nog
hopende, dat hy, in de gegeven omstandig
heden, misschien nog vry zou komen. Zoo
goed en zoo kwaad het gmg, maakte hy den
commandant in het Engelsch zyne meening
duidelyk, maar voegde er in het platduitsch
nog aan toe:
„Dat de duivel jou met je brik en het ge
heele rooverspak naar de hel zendel"
„Ik versta je niet," antwoordde lachende
de roover en zeide toen op hoonenden toon
tot Schumann, dat hy in 't minst geen plan
had, op diens verklaringen of op de scheeps
papieren eenige acht te slaan; integendeel,
hy verklaarde kortaf de „Industrie" prys en
kapitein en bemanning tot slaven.
Schumann protesteerde met ïyf en ziel, in
naam van het volkenrecht en de bestaande
verdragen er tegen, maar tevergeefs. De
roover keek hem grijnzend aan en wees
hem, voor het overige in hoffelyken vorm,
op de bewapening der brik en hare wilde,
buitgierige bemanning.
„Macht gaat boven recht," dacht de Duitsche
zeeman. „Wat zal ik. er tegen doen? Het is
hard schip en lading te verliezen en met Jan
en alleman als slaaf naar Algiers te moeten.
Wie weet hoe lang wy daar kunnen brommen I
Want het kan heel lang duren, eer in Rusland
een haan naar ons kraait. Ik wil echter op
Gods hulp vertrouwen en op myne eigen
kracht en sluwheidkreeg ik maar een
goeden inval 1"
Schumann borg zyne papieren kalm en
langzaam weer in zyne trommel en zei toen
tegen den roover, dat hy voor de overmacht
moest bukken, wyl hy geeoe ronddelen tot
tegenweer bezat. Hy protesteerde echter nog
maals plechtig, behield zich zijne rechten
voor en stelde hem, den commandant, voor
de gevolgen verantwoordelyk.
„En dan wil ik toch oens zien, of dat niet
gaat, en ik je per slot nog een loer kan aan
draaien 1 Dan kwam ik vry en smeet hot
pak, dat de kerel my als prysschap meegeven
zal, over boord," bromde hy in zichzelven. Hy
had een plan in 't hoofd.
„Ik verzoek u wat beter Engelsch en wat
duidelyker te spreken," beval hem de com
mandant en stiet daarby dreigend met zyne
sabel op het dek.
Schumann deed wat hy kon en zette den
roover uiteen, dat het wel het beste zou zyn,
als hyzelf, kapitein Schumann, aan boord
van zyn schip bleef, om het onder opzicht
der prysmanschap naar Algiers te brengen.
„Myn stuurman is een dronken lap," zeide
hy. „Met dien is niets te beginnen. Die kan
noch met de bemanning, noch met het schip,
dat slecht zeilt en moeiiyk stuurt, iets
worden."
Er was hem, den commandant van de brik,
toch wel iets aan gelegen, dat de „Industrie"
veilig on wel in Algiers binnenkwam.
II.
De commandant dacht eenige oogenblikken
na en knikte toen toestemmend. Hy riep een
kerel, die er kloek en schrander uitzag, tot
zich, en stelde hem tot prysmeester aan.
Daarop zocht hy tien krachtige mannen uit,
die, goed voorzien van wapenen en munitie,
kapitein Schumann en zijne beide mannen
naar de galjoot brachten, haar als buit namen,
zich over het schip verdeelden en de matrozen
dwongen het weer onder zeil te brengeD. De
stuurman, twee matrozen en de beide jongens,
die hun verschrikkelyk lot voor oogen zagen,
werden met de terugkeerende boot naar de
brik overgebracht, die daarop dadelyk onder
vol zeil haren koers noordwaarts vervolgde.
Steven, die de zeeroovers het eerst ontdekt
had, een moedige en krachtige Lubecker met
zware handen en gespierde armen, was op
de galjoot gebleven. Kapitein Schumann had
veel met hem op en vertrouwde hem geheel.
Nu beval hy hem dienst te doen in de kajuit.
Nadat de kapers de Russische vlag van
de gaffel hadden gehaald en de Algiersche
rooversvlag er voor in de plaats heschen,
begonnen zy de kajuit te plunderen, en alles,
wat waarde had, tot zich te nemen. Daarop
stormden zy op het volkslogies toe, openden
de scheepskisten der bemanning en plun
derden die uit; ja, zelfs dat was hun niet
voldoende, zy gingen ook de manschap to
ïyf en beroofden hen van uurwerken, geld en
zelfs van sommige kleedingstukken. Janmaat
morde en balde de vuisten. Zy hadden er
gaarne op ingeslagen. Maar zy gevoelden,
dat elke tegenstand nutteloos en verdoifiyk
zou zyn. Toen de plundering was afgeloopen,
wendde Schumann zich tot den prysmeester
en vroeg verlof, om zijne overgebleven be
manning, die hij hem als eene luie en weer
spannige bende afschilderde, op wie niet te
vertrouwen was en die slechts met hardheid
te regeeren was, door eene toespraak hun
standpunt duidelyk te maken, wat hem werd
toegestaan. Hy verzamelde daarop zyn volk
en sprak het, in het byzyn der zeeroovers,
op ruwen, harden toon aldus aan: „Jongens,
mannenWy zitten in het nauw en moeten
er weer uit. De drommel zal je halen, als je
niet doet wat ik zeg. Dat pak om ons heen
is, helaas, meester aan boord. Het schip is
weg, de lading eveneens, en wij zullen als
slaven verkocht worden, evenals Jozef naar
Egypte l Zullen wy ons dat laten welgevallen
Nooit en te nimmer 1 Wy zullen de schelmen
over boord smyten, heel of in stukkon, zooals
het maar het beste gaat. Hoort nu goed toe
Ik wil je vrat zeggenwy moeten hen zorgeloos
maken. Weest tegen my zoo weerspannig
als ge kunt en doet niets goed. Die daar"
hy lonkte met zyne oogen naar den prys
meester „moet gelooven, dat jullie bloode,
bange, ellendige kerels bent, van wie hy
niets te vreezen heeft; wy moeten hem doen
indommelen. Ik zal voor jullie, voor ons allen
denken en zal de geschiedenis wel tot een
goed einde brengen. God zal ons by staan.
Steven zal jullie zeggen wat te doen. Laat
je van tyd tot tyd een opstopper van my
welgevallen en gaat heen met hoop in het
hart en weerspannigheid op do lippen 1"
Schumann dreef zyne morrende en tegen
pruttelende vyf man barsch uiteendruilende
begaven zy zich aan het werk. Steven begaf
zich brommend, ja, byna huilend, onder de
voortdurende verwyton van Schumann naar
de kajuit, om daar den boel, die deeriyk
overhoop was gehaald, wat op te ruimen.
De galjoot vervolgde, hare zeilen zoo slecht
mogeiyk gesteld, haien koer3 den 3den en
4den Juli zuidwaarts aan. Het bleek spoedig,
dat de kapers weinig van de navigatie ver
stonden, en daar zy hoe langer zoo meer
zagen, op welk een slechten voet kapitein en
bemanning met elkander stonden, werden zy
gaandeweg meer nalatig in hunne bewaking.
De berekening van Schumann bleek dus
juist te zyn. Hy bouwde daarop zyn plan,
om zich door eene geweldige overrompeling
van de ongewenschte gezellen te ontdoen. Hy
vertrouwde zyn voornemen aan Steven toe,
die het aan de anderen zoo voorzichtig moge-
lyk moest mededeelen. Overwinnen of sterven
was het wachtwoord van den kapitein en
de aanvankelyk bezorgde en angstige lieden
stemden hiermee in, in het vertrouwen op
Gods hulp, des kapiteins omzichtigheid en
hunne eigen krachtige armen. Zy hadden
immers ook geene andere keuze, indien zy de
ellende der slaverny wild6n ontgaan.
„Steven," fluisterde Scnumann, toen
hy op den avond van den 4den in do kajuit
was, „haal het luik in de piek eens op."
Steven deed het. Schumann ging op den
grond liggen en baalde van beneden een
voorwerp er uit, dat, toen by het tegen hot
kleine kajuitsvenster hield, als helder metaal
blonk.
„Daar is de bfjl en scherp ook. Verstop
die in de kooi, maar zóó, dat zy by de hand
is. De prysmeester zal er aan gelooven, als
ik hem morgen hier maar eerst beneden heb.
Gy laat het yzor op zyn hals neersuizen,
wanneer ik u met de oogen een wenk geGf.
Hebben wy dien op zy geschaft, dan zullen
wy het met de anderen wel klaar spelen. Ik
neem zyne sabel en een van zyne pistolen;
als hy er om koud is, gy het andere pistool.
Gy neemt den man by het roer voor uwe
rekening cn ik den schildwacht. Steven,
zeg gy nu aan de mannen vooruit, dat zy by
het eerste schot, zoo schielijk als zy kunnen,
eene handspaak nemen, naar achteren loopen
en zich achter de roef dekken. Het verdere
zal zich vindon I En wy zullen den schelmen
dadelyk hunne pistolen afnemen, waarvan
ieder twee geladene by zich heeft; dat geeft
ons wapenen."
„Kapitein," antwoordde Steven met trillende
stem, „ik heb u begrepen. Dat wordt
ja een slachterswerk I"
„Steven, het kan niet anders. Het moet
zoo, er is geen ander middel op. Daarom flink
er op los! De goede God geve er Zyn zegen
op on sterke u en my en al ons volk! Wy
kunnen ons toch niet goedsmoeds alles door
die roovers laten ontnemen en in slaverny
doen voeren, Steven I Daarom, wees koel
bloedig en bezonnen, opdat die rakkers geen
lont ruiken!"
„Ik zal myn best doen, kapitein 1"
III.
Den 6den Juli des morgens bevond zich
de „Industrie" volgens het bestek van den
kapitein op de hoogte van Lissabon, onder
eene mooie bries, die het inloopen in de Taag
begunstigde.
Ofschoon de zeeroovers vóór en achter nog
steeds de waoht hielden, zoo was er toch
allengs tusschen hen en het scheepsvolk eene
welwillende verhouding ontstaan, daar deze
laatsten zich steeds in de hoogste mate weer
spannig toonden tegenover de bevelen van
den kapitein. Schumann voer altyd door op
de grofste wyze tegen hen uit en veroorloofde
zich soms zulke verregaande handtastelyk-
heden, dat de roovers hem dreigden de
matrozen, die zich hielden alsof zy hem
vreesden on haatten, tegen hem in bescher
ming te zullen nemen.
Middelerwyl had Steven aan zyne makkers
het plan van den kapitein in het geheim
medegedeeld en bnn nauwkeurig gezegd hoe
zy zich te gedragen hadden.
Daar men voor de voeding der roovers had
to zorgen, beval de kapitein haringsla gereed
to maken. Dat gaf aanleiding tot drinken. Hy
zorgde er daarby voor, dat zy goed gepeperd
werd. Aan het eigen volk zeide Stoven dat
zy zich zoo matig moesten houden als zy
konden, zonder argwaan te wekken.
De roovers lieten zich do haringsla lekker
smaken; het was alsof de eetlust by hen al
etende toenam, en de door Schumann ge-
wonschto dorst bleef niet lang uit. Dat zy
dien in ruimte uit de brandewynsfle3ch konden
lesschen, daarvoor doeg by zorg. Den aan
voerder zou hy voor zyne rekening nemen.
Het ging alles naar wenscb. Daarop beval
hy zyn volk, onder vloeken en schelden, meer
zeil by te zettenhy wilde, zooals hy den prys
meester zeide, van de gunstige gelegenheid ge
bruik maken om zoo spoedig mogelyk Algiers te
bereiken. Zyne bevelen werden, als gewoonlijk,
slecht opgevolgd en het volk toonde zich zoo
lui en weerspannig, dat hem de gal scheen
over te loopen. Als buiten zichzelf van woede,
beklaagde hy zich by den prysmeester, maakte
hem niet alleen op de weerspannigheid van
zyn volk opmerkzaam, maar zeide ook dat
het, door het wegvoeren van eenigen, en daar
onder de besten, niet genoegzaam in getal
was, om het werk naar behooren te verrichten,
waarom hy de hulp van een deel van zyne
lieden inriep. De prysmeester, die het be
zwaar van den kapitein billykte, beval daarop
zes zyner gezellen het scheepsvolk by te
staan, waaraan zy dadelyk gevolg gaven.
„De zaak komt in orde," bromde Schumann
voor zich heen, „als ik dien langen kerel zelf
maar op den goeden weg kan krygen."
Hier scheen uitzicht op, daar de prysmeester
op bevelenden toon te drinken vroeg.
„Nu is het tyd!" riep Schumann aan Steven
toe, die in de kajuit bezig was. „Houd je
gereed en zet rum en water op tafel."
Hy noodigde den roover met hem in do
kajuit een glas te drinken. De kerel volgde,
nadat hy nog eenige woorden tot den schild
wacht op het dek had gezegd. Hy ging tegen
over den kapitein op de bank zitten, maar
zóó, dat hy tegelykertyd dezen en don in
den hoek bezigen Steven in het oog kon
houden. Daarop sprak hy den sterken grog
dapper aan en word zeer spraakzaam. Schu
mann, wien van spanning het hart in de borst
hamerde, deed zyn best, hem zoo kalm moge
lyk te antwoorden. Met Steven kon by goon
t8eken wisselen, want de kerel hield beiden
steeds nauwkeurig in het oog; ternauwer
nood durfde hy, als ontkennend, even do
schouders op te halen. Goede raad werd duur.
Het moest thans geschieden, of de kans was
verkeken.
Eensklaps kreeg Schumann een ideo. Hy
begon met den roover over den koers te
spreken en ovor don stand van het schip,
en wel zóó, dat daarover verschil van meening
moest ontstaan. Een tydlang bespraken zy
de zaak op levendigon toon, zonder tot over
eenstemming te komen. Toen ging Schumann
opstaan, om, zooals hy zeido, de kaart te
halen en hom daarop to overtuigen.
Steven, dio in een hoek de lamp pootste,
werd onzacht door hom opzy geschoven en
scbynbaar hard toegesproken, wat echter in
platduitsch luidde: „Bas nu op, de kerel is
geleverd.... Hebt gy de bfjl by de hand?'
Waarop hy hem in het voorbygaan nog toe
voegde
„Koud bloed en flmkon slagl"
Daarop nam hy do kaart uit de bus, ont
rolde haar op tafel en wees met zyn vinger
heen en weer.
„Hier is Kaap Finistorre, sirl" riep hy.
„Hier Lissabon, en daar, zio, zie Algiers 1
Algiers 1"
Schumann herhaalde dit woord een paar
keeren en wees met zyn vinger de plaats op
de kaart aan. Daarop wendde de roover zich
tot hem, boog zich voorover, met de armen
op de tafel steunende en den blik richtend©
op de plek, die Schumann hem aanwees.
Byna op hetzelfde oogenblik ontving hy
van Steven, wien Schumann een wenk had
gegeven, een forschen slag met de byi in
den nek, zoodat hy ineenzonk. Daarop gaf
Schumann hem met een stokdegea een steek
door het hart, waarop hy met starren blik
levenloos op de planken neerviel.
Bleek van ontzetting stond Steven er by
op zyne beenen te trillen.
„Om Godswil, Steven," fluisterdo Schumann,
„gryp je aan, man, en zeg geen woord."
Nn nam hy den doode sabel en pistolen af,
waarvan hy een aan Steven gaf en het andere
voor zich hield. Zachtkens openen zy daarop
de kajuitsdeur, gaan naar beven en geven
vuur, de kapitein op den schildwacht, Steven
op den roover, dio by den man aan het rear
staat. Zy treffen gosd. Beiden storten neder.
Zy ontnemen hun do pistolen en roepen:
Hoezee l Zoodra zy hoorden schieten, begaven
de andere matrozen zich yiings, met haDd
spaken gewapend, maar het achterschip. Twee
van hen bezetten de gangen aan weerszyden
van de roef. De nog overige acht zeoroovers
zfln dermate verrast en verschrikt, dat zy
byna hunne bezinning verliezen. Den voor hun
leven en vryheid kampenden mannen van de
„Industrie" was het reeds gelukt, enkelen in
den eersten aanloop onsch&deiyk te maken.
De overigen vuurden hunne geweren en
pistolen in het wilde en te hoog af, half
dronken en zonder aanvoering als zy waren.
Gelukkig veroorzaakten de kogel3 slechts on-
beteekenende verwondingen.
De roef scheidde nu de strydenden, daar
men zich van weorszyden had teruggetrokken.
„Jongens," roept kapitein Schumann, zyne
sabel zwelende, „wy moeten er op los, zy
in. gtn niet weer laden. Slaat er wakker op
in, het gaat om jo leven 1"
Thans ontstond een woedende stryd van
man tegen man. De verbitterde matrozen slaan
er als razend op in en go ren geen pardon.
De roovers worden allen ter neer geslagen;
hunne wapenen helpen weinig tegenover do
verder reikende handspaken der bemanning.
Eén der roovers sprong door ontzetting bo-
vangen over boord.
Toen de stryd geëindigd was en allen ter
neder lagen, stond de bemanning een oogenblik
uitgeput.
Eensklaps wordt do deur van de roef ge
opend en treedt een roover, dio zich verstopt
had, met het geweer in de hand t3 voorscbyn
en legt op den kapitein aan. De*e ziet het
nog bytyds en springt opzy, juist toen het schot
losgaat, zoodat do kogel, hem nog rakelings
voorby vliegende, hem aan het hoofd verwondt.
De roover springt op hem toe, in elke hand
een pistool, dat hy loadrukt, maar die beide
weigeren. Daarop stormt de kapitein met de
sabel op hem in en houwt hem neer.
„Goddank, dat ia de laatste'"roept Schumann
uit. „En nu, kinderen, aan het werkl"
Eerst werden de roovors, dooden en ga-
wonden, nadat hun de buit weer ontnomen
was, over boord gezet, waarby men ontdekte,
dat de een, die over boord gesprongen was,
zich. aan een touw, dat overhing, heeft vast
gegrepen. Hy smeekt om zyn leven, maar er
is geene genade voor hem; het touw wordt
afgesneden en by aan zyn lot overgelaten.
Eenige oogenblikken nog en hy zinkt in de
diepte weg.
Daarop werden de zeilen weer goed gozet',
het schip onder stuur gebracht en, mot da
Russische vlag in top, koers gezet naar de
Taag. Ten slotte werden het uek en de kajuit
gereinigd en konden de mannen hunne ge
lukkig slechts lichte wonden verbinden.
Toen kapitein Schumann later met ver
bonden hoofd weer aan dek kwam, riep hy
allen byeon, waarop zo nederkmemeu en God
dankten voor hunne bevryding, waar de man
aan het roer met een hartgrondig „amen''
mee maumUtr.
Den 6den Juli om den middag kw3m de
„Industrie" voor Lissabon ton anker.
Het heldenstuk, waarby kapitein
Schumann met zyne vyf man zich tegen elf
zeeroovers verweerde en hen overwon, wekte
algemeens bewondering.
Do vijf mannon, door den zeeroover mede
gevoerd, werden later, op de dringer.de ver-
toogen van den Zweedschen consul generaal,
zonder losgold weer vry gelaten.
Programma van Muziekuitvoeringen.
MU8I8 SACRUM. Zondag 20 Jnli. to twee uren,
door het Stafmuzietcorpe ckr dienstdoende Schutterij.
Directeur dc Fleer Joh. C. Gevp. Eerste afdeeling:
No. 1. „Marca Logiria", Martcb, C. La'auD; 2.
Ouverture „Itouaiouude", Fr. Schubert; 3. „Ncue
Liebe, Nouea Lebon", Wals, Joh. O. Goyj.4.
Fantaiaie uit „La Fillodn Ré/imeot,'l G. Donizetti.
Tweede fdecling: No. 5. Ouverture BariditenBtreicbe",
F. Von Suppë; C. Erinnerung an R. Wagicra
„Tannbauser", V. Hamm 7. Ungari-oho Tanze, Fr.
Beelo; 8. Fai laieie uit „Der P.otteiBtudent", O.
Mlllöcker; 9. „Dio Mühle itn Schwarzwald", R.
Eilenberg.
en van andere voor hot Leidsch Dagblad be
stemde stukken wordt beleefd verzocht da
kopio daarvan slechts op óéne zyde van liet
papier te schrijven, en niet ter weerszyden,
niet tegen elkaar.
Ook is het wenscheiyk dat vooral do namen
zeer duidelijk worden geschreven.
Beide maatregelen zyn in het belang van}
spoed en juistheid.