MENGELWERK. Inzenders van Advertentiën Onder Zeeroovers. Eene ware geschiedenis. Naar P. KNIEST. I. Het was de 3de Juli van het jaar 1817. Het Russische galjootschip „Industrie," van Riga naar Carrii, de haven van Santiago de Compostella, in het noordwesten van Spanje, met eene lading vlas bestemd, bevond zich na eene betrekkelijk korte en voorspoedige reis op de hoogte van Kaap Finisterre. Daar men by den gunstigen wind hopen mocht reeds den volgenden dag de haven der bestemming te bereiken, heerschte er eene opgeruimde stemming aan boord, die zich lucht gaf in het zingen van vrooiyke liedjes. De kapitein Johan Jochem Schumann was een Lubecker van geboorte, evenals vier van de matrozen. Er waren slechts drie Russen onder de elf koppen tellende bemanning, die hun „oude", een beraden, grooten en krach- tigen man, die veel van hen eischte, maar hen vriendelijk en billijk behandelde, hoog achtten en om zoo te zeggen met hem den duivel uit do hel zouden hebben gejaagd. Het slechts licht belaste schip liep eene goede vaart. Op het dek was het volk bezig met het verven van de reelings en de roef, opdat de „Industrie" er knap zou uitzien, als men de haven binnenliep. Toen men des middags logde, zette de kapitein een verge noegd gezicht en zeide: „Acht mijlen I Zij loopt zichzelve voorbij 1 Het schip, dat haar wat maken kan, moet nog gebouwd worden, oorlogsschepen en kapers natuurlijk uitgezonderd. Nu, van dat ver vloekte korsarenpak, dat de Middellandsche Zee onveilig maakt, hebben wij wel niets te vreezen. Wy zullen onzen koers maar houden. $y, man aan 't roer, let goed opl" De kapitein ging in de kajuit, om zyne >oeken en rekeningen in orde te brengen. Hy beval nog, hem dadeiyk te roepen, als zich iets byzonders voordeed. In weerwil van de vroolyke en uitgelaten praatjes, waaronder de matrozen hunnen arbeid voortzetten, hield de man op den bak, al moest hy van tyd tot tyd helder mee- lachen, goeden uitkyk. Hy zag niets vreemds. Vogels, die de nabyheid der kust aanduidden, streken over de wyde watervlakte, waaruit van tyd tot tyd scholen spelende dolfijnen opdoken. Er was geen zeil te zien. „Steven," riep de timmerman hem toe, „kyk je de oogen maar niet uit den kopl Als je alle half uur eenmaal de kim afzoekt, heb je genoeg gedaan. Ik wil je wat zeg gen, myn jongen 1 Span je niet te veel in. Dat geeft maar pyn en flikkering voor de oogen. Als ze de rondreis maken zullen, be dien je dan van den kyker hier. Ik zeg je, Steven, het is een fijn glas. Door een stuk eikenhout kun je er mee zien, als „Als ik eene flinke boor by de hand heb," antwoordde Steven lachende. De timmerman reikte hem een zwaren, langen kyker over, dien hy uittrok en naar zyne oogen stelde, om daarna, met de eene hand den kyker steunende en het vooreind op de fokkestag leggende, den horizon te be- stryken. Na eenige minuten legde hy den kyker weg, zeggende: „Timmerman, dat glas mag goed zyn, maar het geeft my niets te zien dan lucht en water, en dat kaï ik zoo ook weJ waarnemen. En het is heel vermoeiend om die lange fluit stil te houden. Neem het ding maar weer terug!" „Je bent er niet aan gewoon, Steven, dat doet het 'm. Als je nog eens stuurman of kapitein wordt, dan leg je dat glas by dag noch by nacht uit de hand. Geef je de moeite maar, om het nog eens te probeeren." Ofschoon Steven, zyne oogen latende rond gaan, niets nieuws ontdekte, greep hy toch, uit een gevoel van verplichting, nogmaals naar den kyker en zocht er de kim mee af. Eensklaps hield hy hem op een bepaald punt gericht, liet hem daarop zakken, om het vol gend oogenblik er weer door te staren, alsof hy zich over iets zekerheid wilde verschaffen. Hy schudde met het hoofd, legde het glas weer neer, om het na weinig oogenblikken opnieuw te gebruiken. „Drommels, daar is toch wat te zien," mompelde hy daarop. „Als ik goed zie, dan is daar in het zuidwesten een schip in 't zicht. Timmerman, kom eens even op den bak! Daarginds," beduidde hy den naast hem staande, terwyi hy hem den kyker overgaf. „De bramzeilen van eene brik," zei de tim merman. „Als zy op dezen koers liggen blyft, komt zy ons voor den boeg. Dat de duivel haar haleals het er een" zei hy in zichzelven. „Nu, wy willen het beste hopen. Maar de „oude" moet het weten. Biyf jy op je post, Steven, en verlies het schip niet uit het oog." De timmerman ging in de kajuiten verzocht don kapitein aan dek te komen en op den bak naar het opdoemende schip te zien. Schumann volgde on zag lang door den kyker, zeide echter niets en behield een effen gelaat. Toen by evenwel met den kyker onder den arm in de foktahngs steeg, en van daar scherp uitkeek, vestigden zich aller blikken cp hem. Het vrooiyk gezang van daareven was verstomd. Slechts fluisterend onderhield men zich. Toen men meende te bespeuren dat de „oude" na herhaalde beschouwing een zeer ernstig gezicht zette, werd de anders zoo lichtzinnige troep bevreesd en bezorgd. Hunne onrust vermeerderde, toen Schumann, weer op het dek staande, zeide: „Die brik daarginds - jullie kunt haar allen duidelyk zien - komt my verdacht voor. Wy moeten echter onzen koers houden en de dingen afwachten. De rakker zeilt als een straal. Uit den weg kunnen wy hem toch niet komen. Dichter onder don wal mogen wy niet halen, als wy niet schip en lading willen wagen. Dus, kinderen, maar kalm aanl Het kan alles nog wel goed afloopen. En in het ergste geval moeten wy op God vertrouwen. Weest dus bedaard en doet je plicht. Als dat werkeiyk een van die vervloekte Algiersche zeeroovers is, dan moet hy ons toch wel met rust laten, want wy varen onder Russische vlag. En daar heeft zoo'n kerel toch respect voor." Zeilen en masten van de brik stegen inmiddels al hooger en hooger boven de kim. Spoedig kon de kapitein ook door zyn kyker het schip zelf opnemen. De geschiedenis beviel hem niet. Hy kwam in verzoeking met het hoofd te schudden, maar bezon zich en liet het om het volk na. Voor zichzelven was hy reeds vast overtuigd, dat de „Industrie" met een zeeschuimer in aanraking zou komen. Die kerels gaven om vlag noch verdrag. De brik naderde met beangstigende snel heid en toonde zich spoedig in hare geheele grootte. De lange, zwarte, lage romp, met een slank, ver overstekend galjoen, droeg buitengewoon hooge masten. De zeilen stonden voorbeeldig. Het was zeker, dat men geen koopvaarder voor zich had. Op kanonschots afstands van de „Industrie" gekomen, draaide de brik by en steeg eene Engelsche vlagaan de gaffel naar boven. Een schot met scherp vorderde de galjoot, die de Russische vlag voerde, op, om insgeiyks by te draaien. Ter- wyl de kapitein daartoe bevel gaf, waaraan dadelyk gevolg werd gegeven, bromde hy voor zich heen: „Dat de duivel die schelmen balei Een Engelschman ben je nietDat maak je zoo'n waterrot als my niet wys!... "Wat te doen? Ik kan je, helaas, niet met gelyke munt be talen, want ik heb geene kanonnen aan boord Jongens," zei hy tot zyn volk, „laat je niet verbluffen I Zyn wy er vóór, wy komen er ook wel door. Ziet eens, dat rapalje zet al eene boot af. Nu zullen wy spoedig hooren wat er van de zaak is." De met gewapenden sterk bemande boot legde op zy van de „Industrie" aan. Een dozyn zeeroovers want dat waren ze en anders niet steeg met de blanke sabel en het gespannen pistool aan boord. Hun officier eischte den kapitein op, hem dadelyk naar de brik te vergezellen om zyne papieren te toonen. Daar Schumann geene keuze had, bukte hy voor de overmacht en volgde, zyne trommel met papieren in de hand, in de boot, die dadelyk naar de brik terugroeide. De roovers lieten voldoende volk ter bewaking op de galjoot achter. Op het dek van do brik, die eene zeer sterke en goed gewapende bomanning en een zestal kanonnen aan boord had, werd kapitein Schumann door den commandant, een Afrikaan, wien de stoutheid op het gelaat stond ge schreven, op wellevende wyze ontvangen en hem in gebroken Engelsch naar zyne papieren, in het byzonder naar zynTurkschen pas gevraagd. Schumann antwoordde beleefd, maar ernstig, dat hy geen Turkschen pas bezat en ook niet noodig had, wyl hy Russisch onderdaan was en het schip Russisch eigendom. Tenbewyze daarvoor legde hy zyne papieren over, nog hopende, dat hy, in de gegeven omstandig heden, misschien nog vry zou komen. Zoo goed en zoo kwaad het gmg, maakte hy den commandant in het Engelsch zyne meening duidelyk, maar voegde er in het platduitsch nog aan toe: „Dat de duivel jou met je brik en het ge heele rooverspak naar de hel zendel" „Ik versta je niet," antwoordde lachende de roover en zeide toen op hoonenden toon tot Schumann, dat hy in 't minst geen plan had, op diens verklaringen of op de scheeps papieren eenige acht te slaan; integendeel, hy verklaarde kortaf de „Industrie" prys en kapitein en bemanning tot slaven. Schumann protesteerde met ïyf en ziel, in naam van het volkenrecht en de bestaande verdragen er tegen, maar tevergeefs. De roover keek hem grijnzend aan en wees hem, voor het overige in hoffelyken vorm, op de bewapening der brik en hare wilde, buitgierige bemanning. „Macht gaat boven recht," dacht de Duitsche zeeman. „Wat zal ik. er tegen doen? Het is hard schip en lading te verliezen en met Jan en alleman als slaaf naar Algiers te moeten. Wie weet hoe lang wy daar kunnen brommen I Want het kan heel lang duren, eer in Rusland een haan naar ons kraait. Ik wil echter op Gods hulp vertrouwen en op myne eigen kracht en sluwheidkreeg ik maar een goeden inval 1" Schumann borg zyne papieren kalm en langzaam weer in zyne trommel en zei toen tegen den roover, dat hy voor de overmacht moest bukken, wyl hy geeoe ronddelen tot tegenweer bezat. Hy protesteerde echter nog maals plechtig, behield zich zijne rechten voor en stelde hem, den commandant, voor de gevolgen verantwoordelyk. „En dan wil ik toch oens zien, of dat niet gaat, en ik je per slot nog een loer kan aan draaien 1 Dan kwam ik vry en smeet hot pak, dat de kerel my als prysschap meegeven zal, over boord," bromde hy in zichzelven. Hy had een plan in 't hoofd. „Ik verzoek u wat beter Engelsch en wat duidelyker te spreken," beval hem de com mandant en stiet daarby dreigend met zyne sabel op het dek. Schumann deed wat hy kon en zette den roover uiteen, dat het wel het beste zou zyn, als hyzelf, kapitein Schumann, aan boord van zyn schip bleef, om het onder opzicht der prysmanschap naar Algiers te brengen. „Myn stuurman is een dronken lap," zeide hy. „Met dien is niets te beginnen. Die kan noch met de bemanning, noch met het schip, dat slecht zeilt en moeiiyk stuurt, iets worden." Er was hem, den commandant van de brik, toch wel iets aan gelegen, dat de „Industrie" veilig on wel in Algiers binnenkwam. II. De commandant dacht eenige oogenblikken na en knikte toen toestemmend. Hy riep een kerel, die er kloek en schrander uitzag, tot zich, en stelde hem tot prysmeester aan. Daarop zocht hy tien krachtige mannen uit, die, goed voorzien van wapenen en munitie, kapitein Schumann en zijne beide mannen naar de galjoot brachten, haar als buit namen, zich over het schip verdeelden en de matrozen dwongen het weer onder zeil te brengeD. De stuurman, twee matrozen en de beide jongens, die hun verschrikkelyk lot voor oogen zagen, werden met de terugkeerende boot naar de brik overgebracht, die daarop dadelyk onder vol zeil haren koers noordwaarts vervolgde. Steven, die de zeeroovers het eerst ontdekt had, een moedige en krachtige Lubecker met zware handen en gespierde armen, was op de galjoot gebleven. Kapitein Schumann had veel met hem op en vertrouwde hem geheel. Nu beval hy hem dienst te doen in de kajuit. Nadat de kapers de Russische vlag van de gaffel hadden gehaald en de Algiersche rooversvlag er voor in de plaats heschen, begonnen zy de kajuit te plunderen, en alles, wat waarde had, tot zich te nemen. Daarop stormden zy op het volkslogies toe, openden de scheepskisten der bemanning en plun derden die uit; ja, zelfs dat was hun niet voldoende, zy gingen ook de manschap to ïyf en beroofden hen van uurwerken, geld en zelfs van sommige kleedingstukken. Janmaat morde en balde de vuisten. Zy hadden er gaarne op ingeslagen. Maar zy gevoelden, dat elke tegenstand nutteloos en verdoifiyk zou zyn. Toen de plundering was afgeloopen, wendde Schumann zich tot den prysmeester en vroeg verlof, om zijne overgebleven be manning, die hij hem als eene luie en weer spannige bende afschilderde, op wie niet te vertrouwen was en die slechts met hardheid te regeeren was, door eene toespraak hun standpunt duidelyk te maken, wat hem werd toegestaan. Hy verzamelde daarop zyn volk en sprak het, in het byzyn der zeeroovers, op ruwen, harden toon aldus aan: „Jongens, mannenWy zitten in het nauw en moeten er weer uit. De drommel zal je halen, als je niet doet wat ik zeg. Dat pak om ons heen is, helaas, meester aan boord. Het schip is weg, de lading eveneens, en wij zullen als slaven verkocht worden, evenals Jozef naar Egypte l Zullen wy ons dat laten welgevallen Nooit en te nimmer 1 Wy zullen de schelmen over boord smyten, heel of in stukkon, zooals het maar het beste gaat. Hoort nu goed toe Ik wil je vrat zeggenwy moeten hen zorgeloos maken. Weest tegen my zoo weerspannig als ge kunt en doet niets goed. Die daar" hy lonkte met zyne oogen naar den prys meester „moet gelooven, dat jullie bloode, bange, ellendige kerels bent, van wie hy niets te vreezen heeft; wy moeten hem doen indommelen. Ik zal voor jullie, voor ons allen denken en zal de geschiedenis wel tot een goed einde brengen. God zal ons by staan. Steven zal jullie zeggen wat te doen. Laat je van tyd tot tyd een opstopper van my welgevallen en gaat heen met hoop in het hart en weerspannigheid op do lippen 1" Schumann dreef zyne morrende en tegen pruttelende vyf man barsch uiteendruilende begaven zy zich aan het werk. Steven begaf zich brommend, ja, byna huilend, onder de voortdurende verwyton van Schumann naar de kajuit, om daar den boel, die deeriyk overhoop was gehaald, wat op te ruimen. De galjoot vervolgde, hare zeilen zoo slecht mogeiyk gesteld, haien koer3 den 3den en 4den Juli zuidwaarts aan. Het bleek spoedig, dat de kapers weinig van de navigatie ver stonden, en daar zy hoe langer zoo meer zagen, op welk een slechten voet kapitein en bemanning met elkander stonden, werden zy gaandeweg meer nalatig in hunne bewaking. De berekening van Schumann bleek dus juist te zyn. Hy bouwde daarop zyn plan, om zich door eene geweldige overrompeling van de ongewenschte gezellen te ontdoen. Hy vertrouwde zyn voornemen aan Steven toe, die het aan de anderen zoo voorzichtig moge- lyk moest mededeelen. Overwinnen of sterven was het wachtwoord van den kapitein en de aanvankelyk bezorgde en angstige lieden stemden hiermee in, in het vertrouwen op Gods hulp, des kapiteins omzichtigheid en hunne eigen krachtige armen. Zy hadden immers ook geene andere keuze, indien zy de ellende der slaverny wild6n ontgaan. „Steven," fluisterde Scnumann, toen hy op den avond van den 4den in do kajuit was, „haal het luik in de piek eens op." Steven deed het. Schumann ging op den grond liggen en baalde van beneden een voorwerp er uit, dat, toen by het tegen hot kleine kajuitsvenster hield, als helder metaal blonk. „Daar is de bfjl en scherp ook. Verstop die in de kooi, maar zóó, dat zy by de hand is. De prysmeester zal er aan gelooven, als ik hem morgen hier maar eerst beneden heb. Gy laat het yzor op zyn hals neersuizen, wanneer ik u met de oogen een wenk geGf. Hebben wy dien op zy geschaft, dan zullen wy het met de anderen wel klaar spelen. Ik neem zyne sabel en een van zyne pistolen; als hy er om koud is, gy het andere pistool. Gy neemt den man by het roer voor uwe rekening cn ik den schildwacht. Steven, zeg gy nu aan de mannen vooruit, dat zy by het eerste schot, zoo schielijk als zy kunnen, eene handspaak nemen, naar achteren loopen en zich achter de roef dekken. Het verdere zal zich vindon I En wy zullen den schelmen dadelyk hunne pistolen afnemen, waarvan ieder twee geladene by zich heeft; dat geeft ons wapenen." „Kapitein," antwoordde Steven met trillende stem, „ik heb u begrepen. Dat wordt ja een slachterswerk I" „Steven, het kan niet anders. Het moet zoo, er is geen ander middel op. Daarom flink er op los! De goede God geve er Zyn zegen op on sterke u en my en al ons volk! Wy kunnen ons toch niet goedsmoeds alles door die roovers laten ontnemen en in slaverny doen voeren, Steven I Daarom, wees koel bloedig en bezonnen, opdat die rakkers geen lont ruiken!" „Ik zal myn best doen, kapitein 1" III. Den 6den Juli des morgens bevond zich de „Industrie" volgens het bestek van den kapitein op de hoogte van Lissabon, onder eene mooie bries, die het inloopen in de Taag begunstigde. Ofschoon de zeeroovers vóór en achter nog steeds de waoht hielden, zoo was er toch allengs tusschen hen en het scheepsvolk eene welwillende verhouding ontstaan, daar deze laatsten zich steeds in de hoogste mate weer spannig toonden tegenover de bevelen van den kapitein. Schumann voer altyd door op de grofste wyze tegen hen uit en veroorloofde zich soms zulke verregaande handtastelyk- heden, dat de roovers hem dreigden de matrozen, die zich hielden alsof zy hem vreesden on haatten, tegen hem in bescher ming te zullen nemen. Middelerwyl had Steven aan zyne makkers het plan van den kapitein in het geheim medegedeeld en bnn nauwkeurig gezegd hoe zy zich te gedragen hadden. Daar men voor de voeding der roovers had to zorgen, beval de kapitein haringsla gereed to maken. Dat gaf aanleiding tot drinken. Hy zorgde er daarby voor, dat zy goed gepeperd werd. Aan het eigen volk zeide Stoven dat zy zich zoo matig moesten houden als zy konden, zonder argwaan te wekken. De roovers lieten zich do haringsla lekker smaken; het was alsof de eetlust by hen al etende toenam, en de door Schumann ge- wonschto dorst bleef niet lang uit. Dat zy dien in ruimte uit de brandewynsfle3ch konden lesschen, daarvoor doeg by zorg. Den aan voerder zou hy voor zyne rekening nemen. Het ging alles naar wenscb. Daarop beval hy zyn volk, onder vloeken en schelden, meer zeil by te zettenhy wilde, zooals hy den prys meester zeide, van de gunstige gelegenheid ge bruik maken om zoo spoedig mogelyk Algiers te bereiken. Zyne bevelen werden, als gewoonlijk, slecht opgevolgd en het volk toonde zich zoo lui en weerspannig, dat hem de gal scheen over te loopen. Als buiten zichzelf van woede, beklaagde hy zich by den prysmeester, maakte hem niet alleen op de weerspannigheid van zyn volk opmerkzaam, maar zeide ook dat het, door het wegvoeren van eenigen, en daar onder de besten, niet genoegzaam in getal was, om het werk naar behooren te verrichten, waarom hy de hulp van een deel van zyne lieden inriep. De prysmeester, die het be zwaar van den kapitein billykte, beval daarop zes zyner gezellen het scheepsvolk by te staan, waaraan zy dadelyk gevolg gaven. „De zaak komt in orde," bromde Schumann voor zich heen, „als ik dien langen kerel zelf maar op den goeden weg kan krygen." Hier scheen uitzicht op, daar de prysmeester op bevelenden toon te drinken vroeg. „Nu is het tyd!" riep Schumann aan Steven toe, die in de kajuit bezig was. „Houd je gereed en zet rum en water op tafel." Hy noodigde den roover met hem in do kajuit een glas te drinken. De kerel volgde, nadat hy nog eenige woorden tot den schild wacht op het dek had gezegd. Hy ging tegen over den kapitein op de bank zitten, maar zóó, dat hy tegelykertyd dezen en don in den hoek bezigen Steven in het oog kon houden. Daarop sprak hy den sterken grog dapper aan en word zeer spraakzaam. Schu mann, wien van spanning het hart in de borst hamerde, deed zyn best, hem zoo kalm moge lyk te antwoorden. Met Steven kon by goon t8eken wisselen, want de kerel hield beiden steeds nauwkeurig in het oog; ternauwer nood durfde hy, als ontkennend, even do schouders op te halen. Goede raad werd duur. Het moest thans geschieden, of de kans was verkeken. Eensklaps kreeg Schumann een ideo. Hy begon met den roover over den koers te spreken en ovor don stand van het schip, en wel zóó, dat daarover verschil van meening moest ontstaan. Een tydlang bespraken zy de zaak op levendigon toon, zonder tot over eenstemming te komen. Toen ging Schumann opstaan, om, zooals hy zeido, de kaart te halen en hom daarop to overtuigen. Steven, dio in een hoek de lamp pootste, werd onzacht door hom opzy geschoven en scbynbaar hard toegesproken, wat echter in platduitsch luidde: „Bas nu op, de kerel is geleverd.... Hebt gy de bfjl by de hand?' Waarop hy hem in het voorbygaan nog toe voegde „Koud bloed en flmkon slagl" Daarop nam hy do kaart uit de bus, ont rolde haar op tafel en wees met zyn vinger heen en weer. „Hier is Kaap Finistorre, sirl" riep hy. „Hier Lissabon, en daar, zio, zie Algiers 1 Algiers 1" Schumann herhaalde dit woord een paar keeren en wees met zyn vinger de plaats op de kaart aan. Daarop wendde de roover zich tot hem, boog zich voorover, met de armen op de tafel steunende en den blik richtend© op de plek, die Schumann hem aanwees. Byna op hetzelfde oogenblik ontving hy van Steven, wien Schumann een wenk had gegeven, een forschen slag met de byi in den nek, zoodat hy ineenzonk. Daarop gaf Schumann hem met een stokdegea een steek door het hart, waarop hy met starren blik levenloos op de planken neerviel. Bleek van ontzetting stond Steven er by op zyne beenen te trillen. „Om Godswil, Steven," fluisterdo Schumann, „gryp je aan, man, en zeg geen woord." Nn nam hy den doode sabel en pistolen af, waarvan hy een aan Steven gaf en het andere voor zich hield. Zachtkens openen zy daarop de kajuitsdeur, gaan naar beven en geven vuur, de kapitein op den schildwacht, Steven op den roover, dio by den man aan het rear staat. Zy treffen gosd. Beiden storten neder. Zy ontnemen hun do pistolen en roepen: Hoezee l Zoodra zy hoorden schieten, begaven de andere matrozen zich yiings, met haDd spaken gewapend, maar het achterschip. Twee van hen bezetten de gangen aan weerszyden van de roef. De nog overige acht zeoroovers zfln dermate verrast en verschrikt, dat zy byna hunne bezinning verliezen. Den voor hun leven en vryheid kampenden mannen van de „Industrie" was het reeds gelukt, enkelen in den eersten aanloop onsch&deiyk te maken. De overigen vuurden hunne geweren en pistolen in het wilde en te hoog af, half dronken en zonder aanvoering als zy waren. Gelukkig veroorzaakten de kogel3 slechts on- beteekenende verwondingen. De roef scheidde nu de strydenden, daar men zich van weorszyden had teruggetrokken. „Jongens," roept kapitein Schumann, zyne sabel zwelende, „wy moeten er op los, zy in. gtn niet weer laden. Slaat er wakker op in, het gaat om jo leven 1" Thans ontstond een woedende stryd van man tegen man. De verbitterde matrozen slaan er als razend op in en go ren geen pardon. De roovers worden allen ter neer geslagen; hunne wapenen helpen weinig tegenover do verder reikende handspaken der bemanning. Eén der roovers sprong door ontzetting bo- vangen over boord. Toen de stryd geëindigd was en allen ter neder lagen, stond de bemanning een oogenblik uitgeput. Eensklaps wordt do deur van de roef ge opend en treedt een roover, dio zich verstopt had, met het geweer in de hand t3 voorscbyn en legt op den kapitein aan. De*e ziet het nog bytyds en springt opzy, juist toen het schot losgaat, zoodat do kogel, hem nog rakelings voorby vliegende, hem aan het hoofd verwondt. De roover springt op hem toe, in elke hand een pistool, dat hy loadrukt, maar die beide weigeren. Daarop stormt de kapitein met de sabel op hem in en houwt hem neer. „Goddank, dat ia de laatste'"roept Schumann uit. „En nu, kinderen, aan het werkl" Eerst werden de roovors, dooden en ga- wonden, nadat hun de buit weer ontnomen was, over boord gezet, waarby men ontdekte, dat de een, die over boord gesprongen was, zich. aan een touw, dat overhing, heeft vast gegrepen. Hy smeekt om zyn leven, maar er is geene genade voor hem; het touw wordt afgesneden en by aan zyn lot overgelaten. Eenige oogenblikken nog en hy zinkt in de diepte weg. Daarop werden de zeilen weer goed gozet', het schip onder stuur gebracht en, mot da Russische vlag in top, koers gezet naar de Taag. Ten slotte werden het uek en de kajuit gereinigd en konden de mannen hunne ge lukkig slechts lichte wonden verbinden. Toen kapitein Schumann later met ver bonden hoofd weer aan dek kwam, riep hy allen byeon, waarop zo nederkmemeu en God dankten voor hunne bevryding, waar de man aan het roer met een hartgrondig „amen'' mee maumUtr. Den 6den Juli om den middag kw3m de „Industrie" voor Lissabon ton anker. Het heldenstuk, waarby kapitein Schumann met zyne vyf man zich tegen elf zeeroovers verweerde en hen overwon, wekte algemeens bewondering. Do vijf mannon, door den zeeroover mede gevoerd, werden later, op de dringer.de ver- toogen van den Zweedschen consul generaal, zonder losgold weer vry gelaten. Programma van Muziekuitvoeringen. MU8I8 SACRUM. Zondag 20 Jnli. to twee uren, door het Stafmuzietcorpe ckr dienstdoende Schutterij. Directeur dc Fleer Joh. C. Gevp. Eerste afdeeling: No. 1. „Marca Logiria", Martcb, C. La'auD; 2. Ouverture „Itouaiouude", Fr. Schubert; 3. „Ncue Liebe, Nouea Lebon", Wals, Joh. O. Goyj.4. Fantaiaie uit „La Fillodn Ré/imeot,'l G. Donizetti. Tweede fdecling: No. 5. Ouverture BariditenBtreicbe", F. Von Suppë; C. Erinnerung an R. Wagicra „Tannbauser", V. Hamm 7. Ungari-oho Tanze, Fr. Beelo; 8. Fai laieie uit „Der P.otteiBtudent", O. Mlllöcker; 9. „Dio Mühle itn Schwarzwald", R. Eilenberg. en van andere voor hot Leidsch Dagblad be stemde stukken wordt beleefd verzocht da kopio daarvan slechts op óéne zyde van liet papier te schrijven, en niet ter weerszyden, niet tegen elkaar. Ook is het wenscheiyk dat vooral do namen zeer duidelijk worden geschreven. Beide maatregelen zyn in het belang van} spoed en juistheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 3