N°. 10532.
Maandag 25 «Juni.
A°. 1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Derde Blad.
Leiden, 23 Jnni.
Feuilleton.
De Misdaad iu de Rue Lafitte.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURA1TT:
Voor Leiden per 8 maandon. ,.~r f 11°-
Franco per post
Afzonderlyke Nommers -i 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiton de stad
wordt f 0.05 berekend.
Ingevolge het by Raadbesluit van 17 Mei
il. aan Dr. W. P. Weebers verleend eervol
ontslag als Stads-Geneeskundige, is de betrek
king vacant van Stads-Genees- en Heelkundige.
Onder overlegging van het verzoek van den
heer J. M. W. Kramer, adjunct-Stads-Genees-
en Heelkundige, om tot genoemde betrekking
te worden benoemd, en van het rapport van
het College van Stads-Heelkundigen, blijkens
hetwelk tegen de benoeming van adressant
geenerlei bezwaar bestaat, met welk advios
B. en W8. xich vereenigen, geven zy den ge
meenteraad in overweging tot de benoeming
van een Stads Genees- en -Heelkundige over
te gaan.
Vermits de te benoemen titularis voorloopig
alleen belast wordt met de geneeskundige
praktyk, bedraagt de jaarwedde op dit oogen
blik f 450, welk bedrag op f 800 wordt ge
bracht zoodra hem mede de heelkundige prak
tfik wordt opgedragen by eventueele vacature
van de betrekking van Stads-Heelkundige.
De commissie van financiert heeft geene
bedenkingen tegen de in hare handen gestelde
rekening van de Stedelyke Gasfabriek over
1893, zoodat zij voorstelt cue goed te keuren,
wat de exploitatierekening betreft,
in ontvangst ad/"373.024.36s
in uitgaaf ad357,302.62
sluitende met een batig 6aldo van f 15721.74s
"Wat de rekening van het uitbreidings- en
vernieuwingsfonds betreft:
in ontvangst adf 31,758.95
in uitgaaf ad29,516.24
sluitende met een batig saldo van f 2242.71,
boide aaldo's in de eerstvolgende rekening te
verantwoorden.
De winst, in de gemeentekas te storten,
bedraagt f 55,577.66.
Dezelfde commissie heeft ook geene beden
kingen tegen de in bare banden gestelde
voordracht van Burg. en Weth6. tot verhoo
ging van de begrooting der gemeente over
den dienst 1894 in ontvangst en uitgaaf met
24,000, ter voorziening in de kosten van
telescopeenng vau den Gashouder No. 6, het
bijplaatsen van een exhauster en het ver
boteren van kantoorlokalen, enz. van de Stede
lyke Gasfabriek, waarvoor by Raadsbesluit
van 16 November 1893 de bovenvermelde som
word toegestaan.
Zy geeft derhalve in overweging tot de
vaststelling van den aangeboden auppletoiren
staat van begrooting, dienst 1894, over te gaan.
Naar aanleiding van het adres van het
bestuur tor Vereeniging van Nederlandsche
Patroons „Boaz" omtrent het nemen van
maatregelen tot opruiming van onbewoonbare
perceelen, geven B. en Ws. den gemeenteraad
in overweging aan adressant mede te deelen
dat ook in deze gemeente onderscheidene
maatregelen worden genomen om tot het door
adressant beoogde doel de verbetering van
de zoogenaamde arbeiderswoningen te ge
raken, zoowel door het maken van verorde
ningen (zie de onlangs vastgestelde Verorde
ning van 5 April jl. betreffende het bewonen
van gebouwen, welke, als schadelijk voor de
openbare gezondheid, voor bewoning ongeschikt
zijn), als door het verleenen vao steun aan
Vereenigingen tot bevordering van den bouw
van werkmanswoningen, waartoe aan den
gemeenteraad door B. en Ws. een voorstelis
ingediend.
- Naar aanleiding van het desbetreffend
verzoek van mevrouw de wed. ds. N. A. Van
WfikParmentier, deelen B. en Ws. mede
dat de dochter van adressante gedurende
dozen cursus herhaaldelijk voor geruimen tyd
de lessen aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes heeft verzuimd wegens ziekte en met
1 Juni jl. om gezondheidsredenen de school
heeft verlaten.
Zfi geven daarom in overweging aan adres
sante vrijstelling of terugbetaling te verleenen
van schoolgeld voor hare dochter, vroeger
leerlinge der Hoogere Burgerschool voor Meis-
jjs, over het laatste kwartaal van den cursus
1893/94.
Naar aanleiding van een gelijk verzoek van
mr. C. A. Cau, deelen B. en Ws. mede dat
de dochter van adressant met 1 Juni jl. tot
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes is
toegelaten.
Zy geven mitsdien in overwegiDg aan adres
sant vrystelling of terugbetaling te verleenen
van schoolgeld voor zyne dochter, sedert 1
Juni jl. leerlinge der Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, ovor de eerste drie kwartalen
van den cursus 1893/94.
Ten aanzien van het verzoek van de wed.
A. C. VisserGeysbeek Molenaar, geven B.
en Ws. in overweging aan adressante, wegens
vestiging in de gemeente in Juni, terugbeta
ling of vrijstelling van schoolgeld te verleenen
over do maandon April en Mei voor twee
kinderen, leerlingen van de Leerschool, tot een
bedrag van vier gulden.
In de gemeenteraadszitting van 16 Nov.
1893 werd besloten tot aanvulling van het
Uitbreidings- en Vernieuwingsfonds der Stede
lyke Gasfabriek met f 24,000, te vinden uit
de buitengewone ontvangsten, ter uitvoering
van de werken, in het betrekkelijk rapport
van commissarissen der Gasfabriek opgenoemd.
Ten einde de uitbetaling van genoemde
som by de begrooting te regelen, leggen B.
en Ws. nu den Raad tor vaststelling over een
suppletoiren staat van begrooting, dienst 1894,
in ontvangst Volgn. 51 „Geldleening ter voor
ziening in de kosten van buitengewone werken"
f 24,000 en in uitgaaf een nieuw artikel
Hoofdstuk III art. 7 Volgn. 105a Aanvulling
van het uitbreidings- en vernieuwingsfonds
der Stedelyke Gasfabriek" tot gelyk bedrag.
Tevens stellen zy voor, evenals vorige jaren,
de tienden op de onder de gemeente Leider
dorp te veld staande aardappelen met het oog
op de vroege rooiing der vrucht, waardoor
deze tienden bezwaarljjk by de in Augustus
te houden openbare verpachting kunnen worden
gevoegd, onder de hand volgens taxatie aan
de tiendplichtigen af te staan. De administra
teur van het Kroondomein waaraan deze
tienden voor de helft toebehooren kan zich,
blykens ontvangen mededeeling, met deze
onderhandsche invordering der tienden geheel
vereenigen.
Ter vervulling van de vacature, in het
college van curatoren vjn het gymnasium
ontstaan door het aan mr. F Was verleend
eervol ontslag, hoeft het Allege den gemeente
raad de volgende aanbe&lingsiyst van twee
personeD doen toekomen: 1°. prof. mr. S. J.
Fockema Andrea en 2*. próf. mr. H. L. Drucker.
Ter uitvoering van het gemeenteraads
besluit, waarby is bepaald dat het hulpper
soneel aan de school 3de kl. N°. 1 zal worden
uitgebreid met eene derde -onderwyzeres of
een derden onderwyzer, bieden B. eriWs. eene
voordracht aan ter benoeming van eene derde
onderwyzeres, op eene jaarwedde van f 500.
De voordracht is opgemaakt in overleg met
den arrond. schoolopziener, na ingewonnen be
richt van het hoofd der school, en als volgt
samengesteld: 1°. mej. Kühlman, onderwyzeres
te Oegstgeest; 2°. mej. P. Yan Wyk, onder
wyzeres te Nieuwkoop, en 3°. mej. G. C. Van
der Heyden, tijdelijk onderwyzeres alhier.
De commissie van financiën heeft geen
bezwaar tegen het voorstel van Burg. en Weth.
tot hot doen van af en overschrijving op de
begrooting, dienst 1893, ten einde enkele posten,
waarvan het uitgetrokken bedrag niet vol
doende is gebleken om de noodige uitgaven to
bestryden, te verhoogen en zulks tot een ge
zamenlijk bedrag van /3558.84s, dat gevonden
kan worden door afschryving van /"1080.545
van den post: Kosten van verpleging in het
ziekenhuis der rijks-universiteit en van
f 2478.30 van den post Onderhoud van bruggen
en overzetveren.
Ten gevolge van de wyziging van art. 7
der Verordening, bepalende het getal der scholen
voor openbaar lager onuerwys alhier, den
omvang van het onderwas op elke school, den
bijstand, aan de hoofden der scholen te ver
leenen, moeten eenige onderwyzeressen in de
handwerken aan de openbare lagere scholen
der 3de en 4de klasse benoemd worden, nl.
drie eerste, vier tweede en zes derde onder
wyzeressen.
In overleg met den arrondissements-school-
opziener, na ingewonnen bericht van de hoof
den der genoemde scholen, bieden B. en Ws.
den gemeenteraad de volgende voordrachten
aan ter benoeming van de bovenvermelde
onderwyzeressen, als:
Voor drie eerste onderwyzeressen in de hand
werken aan de scholen der 3de klasse No. 4
en der 4de klasse Nos. 1 en 2;
a. voor de school der 3de klasse No. 4:
lo. mej. E. P. Loeber; 2o. mej. A. J. H. Boon,
en 3o. mej. C. Theyssen.
b. voor de openbare school der 4de klasse
No. 1: lo. mej. A. J. H. Boon; 2o. mej. C.
Theyssen, en 3o. mej. M. L. Dykman.
c. voor de openbare school der 4de klasse
No. 2: lo. mej. C. Theyssen; 2o. mej. L. M.
Dykman, en 3o. mej. A. M. Mackenzie.
Voor vier tweede onderwyzeressen in de
handwerken aan de scholen der 3de klasse
Nos. 1 en 2 en dor 4de klasse Nos. 1 en 2;
a. voor de openbare school der 3d3 klasse
No. 1: lo. mej. A. E. M. Bongenaar2o. mej.
H. Pel, en 3o. mej. G. S C. Dikshoorn.
b. voor de openbare school der 3de klasse
no. 2; lo. mej. H. Pel; 2o. mej M. J. Van
der Harst, en 3o. mej. A M. Mackenzie.
c. voor de openbare school der 4de klasse
no. 1: lo. mej. M. J. Van der Harst; 2o. mej.
A. M. Mackenzie, en 3o. mej. J. Nieuwenburg.
d. voor de openbare school der 4de klasse
no. 2: lo. mej. A. M. Mackenzie; 2o. mej.J.
Nieuwenburg, en 3o. mej. F. E. Verpoorte.
Voor zes derde onderwyzeressen in de hand
werken aan de openbare scholen der 3de en
4de klasse:
a. voor de openbare school der 3de klasse
no. 1: mej. C. F. Van Wyk; 2o. mej. F. E.
Verpoorte, on 3o. mej. G. C. S. Dikshoorn.
b. voor de openbare school der 3de klasse
no. 2: lo. mej. F. E. Verpoorte, mej. G. C. S.
Dikshoorn, en 3o. mej. C. F. Den Older.
c. voor de openbare school der 3de klasse
no. 3: lo. mej. G. C. S. Dikshoorn; 2o. mej.
C. F. Den Older, en 3o. mej. J. Nieuwenburg.
d. voor de openbare school der 3de klasse
no. 4: lo. mej. C. F. Den Older; 2o. mej.J.
Nieuwenburg, en 3o. mej. P. J. Klikee.
e. voor de openbare school der 4de klasse
no. 1lo. mej. J. Nieuwenburg2o. mej. P.
J. Klikee, en 3o. mej. M. Riiman.
voor de openbare school der 4de klasse
no. 2: lo. mej. P. J. Klikee, 2o. mej. M
Ritman, en 3o. mej. C. F. Kühlman.
Tevens deelen B. en Ws. mede dat in de
vacatures van vierde onderwyzeres voorloopig
tydeiyk is voorzien en dat de benoeming zal
moeten ingaan met 1 Juli a. 8.
Hedenmorgen werd voor het front van
het 2de regiment veld-arlillerie alhier de bron
zen medaille uitgereikt aan den wachtmeester
H. T. Heitfeld voor 12-jarigen trouwen dienst.
In een tweede en slot artikel over „de
Leidsche Ryksmusea" bespreekt de „N. R.
C." het museum van ethnographie, dat volgens
den directeur, den heer Serrurier, wel het
allereerst voor verplaatsing naar elders schynt
in aanmerking te komen. Genoemd blad toont
aan dat het dien maatregel zeer verkeerd
zou achten en zegt o. a.
Eene nieuwe wetenschap sluit zich niet
zoo spoedig aan by een oud kader van studie,
en de organisatie in het bijzonder van ons
hooger onderwijs werkt geene vrye studie in
de hand. Moet nu om de verkeerdheden van
het heden ook de toekomst bedorven worden
Wat pleit dan toch voor eene verplaatsing
naar elders? Zeker, eene Japansche verzame
ling heeft hooge kunstwaarde; doch is die
van een zoo dagelyksch practisch belang byv.
voor de Haagsche kunstenaarswereld, dat die
niet in Leiden staan kan De jongste tijdelijke
tentoonstelling in Den Haag, door den heer
S. georganiseerd, heeft ons duidelyx doen zien,
hoe een museum behoort te zyn, zoo het
bovenal populariseeren van wetenschap,
noem dat met den heer S. „volksopvoeding
in den ruimsten zin" op het oog heeft.
Die tentoonstelling heeft haar welslagen
te danken gehad, behalve aan den smaak en
den tact, van den Leidschen directeur,
het tydelyke zelf en aan haren betrekfcelo
kleinen omvang. Plaats blijvend een ethno
graphisch museum met zyne duizenden voor
werpen in 's-Gravenhage, en men zal zien
hoe het met de belangstelling gaat. Wen-
schen de Hagenaars een museum voor hunno
opvoeding en verlustiging, laten zy er een
oprichten zooals Amsterdam in „Artis" er
een heeft, en wanneer de heer S. de dubbelen
voor het academisch onderwys in Leiden wil
achterlaten en de rest naar elders, byv. naar
Den Haag, verplaatsen, dan is het de vraag
of het niet de voorkeur zou verdienen juist
het tegenovergestelde te doen. Voor een
museum directeur is belangstelling, vooral van
beschaafde bezoekers, zeer aangenaam; doch
wat beteekent dat by de taak, de grondlegger
eener Nederlandsche School van ethnologtn
te zyn?
Men verlieze niet uit het oog, welk een
groot landsbelang hier op het spel staat.
Voor een klein land is het van het hoogste
gewicht groot te zyn in kunst en weten
schap, en in een vak als ethnographie be-
hooren wy als koloniale mogendheid tot de
eerst geroepenen. Doch slechts dein zal de
wetenschap werkelyk vruchten afwerpen,
wanneer men begint met haar geheel om
haar zelfs wil te beoefenen. Dan echter werpt
zy zelfs vruchten af, die geheel onverwacht
waren. Onze beroemde Leidsche oriëntalisten-
school had oorspronkelijk vooral het belang
der wetenschap zelf op het oog; doch welke
diensten zy door hare adviseurs voor zaken
van den Islam aan de regeering kan bowy zen,
heeft nog onlangs het voorbeeld van dr.
Snouck Hurgronje bewezen.
Ten slotte geeft de „N. R. C." nog een
paar opmerkingen, waartoe èn andere over
wegingen èn ook wederom het welslagen
der beperkte Haagsche tentoonstelling haar
aanleiding geven. In Engeland moge men
licht over eenige duizenden ponden sterling
heenstappen, wy moeten zuinig zyn. Door
den hoogleeraar-directeur van het geologisch
museum wordt slechts een gedeelte van de voor
werpen eigeniyk geëxposeerd; het materiaal,
dat slechts voor studio dienon kan, wordt
eenvoudig weg, goed geborgen, veel in een
kort bestek, doch zóó, dat men alles gemak-
keiyk voor den dag kan halen. Moest het
niet ernstig overwogen worden, in hoeverre
zoo iets ook voor andere musea wenscheiyk
zyn zou?
De museumquaestie vereischtvoorbereiding;
men moet weten wat men wil, voor men de
zaak aanpakt. Aan een plan, dat het gehool
omvat, bestaat de grootste behoefto. De vraag
is dus: zyn or dan in ons land geen mannen,
die de Regeering daarover kan raadplegen?
Is dan de koninkiyke academic van weten
schappen, krachtens art. 2 van haar reglement,
niet „een raadgevend lichaam voor de regee
ring op het gebied der wetenschap"? Aan
den hoogstverdienstelyken referendaris voor
kunsten en wetenschappen kan het raadple
gen van anderen niet dan hoogst aangenaam
zyn. Hy, in de eerste plaats een man der
kunst, zal in eene wetenschappelyke aange-
16)
„Kunt ge my dien van den heer Bertin
laten zien
„Zeker, mtjn vader sloot hem lederen avond
in zyne secretaire."
Jeanne liep naar het aangewezen meubel,
trok eene lade open, zocht onder eenige
papieren en met den uitroep. „Hier is hyi"
bracht zy den sleutel te voorschyn.
Jarilot nam den sleutel aan, bekeek hem
aandachtig en borg hem by de andere be-
scheiden in zyne onafscheidelijke portefeuille.
„Maar", vroeg Jeanne, „wanneer ge de
brandkast geopend hebt gevonden, moet ze
geforceerd zyn met een breekyzer, een keizer
of eenig ander werktuig."
„Volstrekt niet, mejuffrouw, aan de kast
is geen enkel spoor van geweldpleging te
ontdekken."
„Zoodat zy dus met een sleutel moet ge-
opond zyn?" vroeg zy angstig.
„Ongetwijfeld 1"
„Wel natuuriyk", riep eensklaps mevrouw
iBcrtin, die gedurende dit korte onderhoud het
i'etilzwygen bewaard had, „en waarmede anders
<Han met den sleutel van den kassier 1 Ge
fkiet du» wel, dat ik my niet vergiste, toen
Sk hem als den dief aanwees", en zich tot
mare dochter wendende, beet zy deze toe:
„verdedig nu, als ge kunt, uw model kassier,
.uw Jacques Eorlykl Verdedig nu den schurk!"
Jeanne was schier bewusteloos in een fau
teuil neergezonken en wezenloos staarde zy
met strekken blik en wydgoopende oogen in
de ledige ruimte, als had zich een afgrond
aan hare voeten geopend; tal van denkbeel
den en herinneringen doorkruisten haar brem.
„Neen", riep zy, „het is te verschrikkeiyk,
het is onmogelyk!"
Eindeiyk brak ze in een zenuwachtig, hart
verscheurend snikken uit:
„O myri Godl Heb medelydent Ik kan het
niet dragen, het is te veell"
VIII.
De gevangenneming.
Jarilot, weder naar het bureau terugge
keerd, wachtto de komst van Jacques
Varlay af.
Spoedig verschoen deze, ais altijd net ge
kleed, en met een zakdoek in de hand, waar
mede hy zyne betraande oogen afwischte.
By de plek gekomen, waar men het ïyk
had opgenomen en waar de bloedige sporen
nog op den vloer zichtbaar waren, vroeg hy
aan een der agenten, die hem volgden
„Hier is het zeker, dat de misdaad heeft
plaats gehad?"
En op hun toestemmend antwoord, ont
blootte hy eerbiedig het hoofd en bewaarde
gedurende eenige oogenblikken een plechtig
stilzwegen.
Jarilot, op eenigs schreden afstands, sloeg
hem opmerkzaam gade, hy wilde zich vóór
alles rekenschap geven van den indruk, wel
ken de plaats van het misdryf teweegbracht
op hem, dien men hem als den schuldige
had aangewezen, en wien ook werkelyk alles
beschuldigde: daarom had hy zich met den
rug naar het raam geplaatst, zoodat het volle
daglicht op den binnengekomene viel, dien
hy weldra in verhoor zou nemen en waar
door hy elke verandering in zyne trekken
kon waarnemenhy hechtte hieraan byzonder
veel waarde, daar ze hem byna altyd tot
richtsnoer strekte van zyn verder onderzoek,
en zelden had by zich in den uitslag bedrogen
gezien. Gedurende zyne jarenlange loopbaan,
had hy met de scherpzinnigheid en den fijnen
tact, die hem eigen was, zoovele scbynbaar
nietige zaken, die een minder geoefend oog
zouden ontsnapt zyn, opgemerkt en daaruit
zyne gevolgtrekkingen gemaakt, dat hy eene
ryke ondervinding en eene juiste kennis van
menschen en zaken had opgedaan.
Jacques Varlay vertoonde zich aan hem
met al de teekenen van eenvoud en innige
gehechtheid en zonder de minste uitbundig
heid. Dit natuurlyke optreden van den jongen
man, zyn open gelaat, zyn vrymoedige blik,
de spiegel van eene ziel, die niets zoekt te
verbergen, bracht den commissaris wel eeni-
germate van zyn stuk.
Daar hy Jacques Varlay niet persooniyk
kende, had hy zich, afgaande op de gezegden
van mevrouw Bertin, den kaasier gansch
andere voorgesteld, werkelyk vond hy zich
in hem bedrogen; niettemin bad by reeds
zoo dikwyis de grootste booswichten ontmoet,
wier uiteriyk met hun aard en karakter in
lynrechte tegenspraak waren, dat hy ook
hier de mogelykheki eener dergelyke dwaling
voorzag.
Hjj besloot dus op zijne hoede te zyn en
met de grootste omzichtigheid te werk te
gaan, zonder zich in de geringste mate over
te geven aan den indruk, dien het gunstig
uiteriyk van den verdachte op hem kon uit
oefenen en waardoor dikwyis zeer ervaren
rechters zich laten misleiden
Op kalmen en bedaarden too*, en zonder
Jacques Varlay een oogenblik uit het oog te
verliezen, sprak hy hem volgonderwyze aan;
„Ik zal u de droevige geschiedenis niet
behoeven te vertellen; de heer Bertin is
gisteravond vermoord geworden en wy hebben
de deur van de brandkast open gevonden."
„De brandkast open l" viel Jacques Varlay
in. ,Ja. de moord is waarschyniyk met
diefstal gepaard gegaan 1"
,Met diefstal? Abl het depot van kapitein
Castillac!"
„Kunt gy my zeggen, wat er ontvreemd is?"
„Dadeiyk!"
En op de brandkast toetredende, doorliep
hy met een oogopslag de verschillende vakken,
waarin zich stapels gouden en zilveren munten
en portefeuilles met bankpapier bevonden.
„Alles bevindt zich nog in denzelfden staat,
als waarin ik het gisteravond by het sluiten
van de bureau zelve geteld en neergelegd
heballes is onaangeroerdhet is de voorraad,
dien wy gewooniyk in kas hebben voor de
betaliDgen van den volgenden morgen."
„Er ontbreekt dus niets?" vroeg Jarilot
verbaasd.
„Dat weet ik nog niet, ik zal bet u dadeiyk
zeggen."
Hy drukte op een koperen knop, opendo
daardoor eene verborgen afdeeling en stak
er de hand in.
„Ledig I" riep hy„het is, zooals ik vreesde 1"
„Wat bevatte dit afzonderlyke vak?"
„Het depot van kapitein Castillac. Acht
honderd duizend francs!"
„Waarin bestond die som?"
„In tachtig pakjes, ieder van tien biljetten
van duizend francs, in twee papieren omslagon,
door den heer Bertin zeiven verzegeld."
„Zyn het deze?" En hy toonde hem de
omslagon, die men voor de kas gevonden had.
„Deze zyn het."
Jarilot dacht een oogenblik na.
„Wie was met dit depot bekend?" vroeg hy.
„Toen de kapitein het aan den heer Bertin
ter hand stelde, waren by hem in zyn kabinet
movrouw Bertin, hare dochter en de hear
De Uontgerbois
„Dus, behalve deze, wist niemand, dat de
kas gieteravond zulk een depot bevatte? Wiat
Maurice Bertin het niet?"
„Deze bevond zich in het bureau, toen ik
het pakket in de kas borg."
„Hml weet ge ook, of de heer Maurice
gisteravond geld noodig bad?"
By deze vraag richtte Jacques Varlay zich
eensklaps op.
„Houd mg ten goede," sprak hy op ern
stlgen toon, „dat ik u op deze vraag hat
antwoord schuldig blyf."
„Niettemin
,Ik kan u hierop niet antwoorden 1"
Wordt vervolgd.)