MENGELWERK. In naam der wetenschap. Ik wist zeer goed dat myn vriend, George Martin, zich aan veel kwaad had schuldig gemaakt en dat hjj menige onvergeeflijke aar digheid in zijn veelbewogen leven had uit gehaald, maar dat hij zich zóó diep verlaagd had om een inbreker te worden, is iets, dat ik nooit van hem gedacht zou hebben, en ik zou het niet hebben willen gelooven als hi) het mü niet zelf verteld had. Ik hoor hem de gekeele geschiedenis nog verhalen, alsof het eerst gisteren was, dat hy mij die mededeelde. „Ja, ik wist eindelijk niet meer, hoe aan den kost te komen," begon hij, „en het eind er van was, dat ik een inbreker werd. Ik sloot mij aan by mijn vriend Jozef Schmiedlein, en wij besloten samen in te breken in het huis der doctoren Engel en Laugner, die als zeer gefortuneerd bekend stonden. Beiden waren zeer gezocht om hunne kunde en be roemd door hurme groote geleerdheid. Be r vond, wolken wij voor de inbraak be paald haddén; brak aan en de omstandigheden •waren zeer ten onzen gtinéte; het was stik donker en het stormde zóó hard uit het westen, dat wy niet behoefden te vreezen gehoord te woerden. Het gebulder van den wind overtrof alle geluiden. Omstreeks twee uren in den morgen be gonnen wij onze werkzaamheden, door een ketting stuk te vyien, waarmede eene ladder aan den muur bevestigd was. Wy plaatsten die tegen de eerste verdieping onder een raam, aan den linkerkant van het huis. In thinder dan vyf minuten was het raam open en daar wy niets boorden, klom Schmiedloii.'zachtjes naar binnen. Na zorgvuldig de blinden weder gesloten te hebben, waagden wij hét een licht te ontsteken. Wy zagen nu dat wy in eene soort rommelkamer waren aangeland, waarvan de deur stevig gesloten was. Na het slot geforceerd te hebben, besloten wy om eerst de benedenkamers te doorzoeken wy liepen dan het minst gevaar, de bewoners wakker te maken. Tot onze groote verbazing zagen wy het schijnsel van oen licht, op don grond voor de deur van eene dor kamera in het achterste gedeelte van het huis. Fluisterend beraadslaagden wy nu wat verder te doenzouden wy niet liever ons zoo gauw mogeiyk uit de voeten maken, terwyl het nog tyd was? Maar Schmiedlein wilde In de kamer dringen en hen onverwacht overvallen om hen te binden en eene prop in den mond te stoppen en zoo rustig onzen onderzoekings tocht voort te zetten. Ik stemde toe en, ge- ruischloos voortkruipend, bereikten wy de deur. Zoowat zeven voet boven den grond was een metalen draad gespannen, die door de deur in het vertrek uitkwam. Schmiedlein fluisterde my in dat de draad zeker verbonden was met eene schel en dat hy het yzerdraad door zou snyden, als ik het stevig vasthield, zoodat het niet terug kon springen en zoo doende de schel in beweging brengen. Ik zette de lantaarn neer en greep hot yzerdraad vast, terwyi Schmiedlein eenenyp- tang uit zyn zak haaldp. Maar hetzelfde oogenblik, dat ik den draad aanraakto,'voelde ik zulk een hevigen schok, dat ik bewusteloos neerviel en in myn val trok ik den draad modo naar benedon. Ik herinner my dat ik eene bel vreeseiyk boorde luiden en dat ik Schmiedlein (dien ik sinds dien 'avond nooit weer gezien heb) zoo hard hy kon zag wegloopén. Hy verdween in de duisternis en ontsnapte iangs den weg, weikon wy gekomen waren. Toon ik weer bykwany voelde ik dat men my stevig gebonden had, wat my echter niet zoer verbaasde, daar ik begreep, dat men my gevonden had, waar ik neergevallen was. Maar spoedig bovreemdde het my ^cb, dat men zich op zulk oone .buitengewone wyze van my had verzekerd. Byna ontkleed lag ik vastgebonden op eene steenen tafel, de koude drong my door merg en''.'been, - Vlak boven' my hing eene groote lamp, welke de geheele kamer verfichtte. Overal zag ik planken, met flesschen en aller lei chemische apparaten govuld. Ih den eönen hoek stond een compleet mensclioiyk geraamte en hier en daar tegen den muur verspreid, hingen verschillende lichaamsdöolen. Met een -vreeseiyken schrik schoot het my te binnen, dat ik op de operatietafel van een medicus lag; lk wilde iets roepen en merkte dat men my eene prop in den mond gestoken'had. Wat moest dit alles toch beteekenon f'Zou my een ongeluk overkomen zyn,' zöodat men de hulp van een dokter had ingeroepen? Ik herinnerdo my echtor niets van dien aard en ik gevoelde ook geen pijn. Wa-arora lag ik dan op doze tafel gebonden, hulpeloos en met eene prop in den mond? Wat my het meest verbaasde, w^s, dat men in een'ge woon huls eene goed ingerichte operatie kamer had. Ik herinnerde my echter plotse ling dat-dr. Langner, als districts^genoesheer, de lijkschouwingen uit den omtrek moest verrichten en dat er in het kleine provincie stadje, tot dat doel, geene Andere ruimte be- sohlkbaar was dan deze kamet in eyn «gen huis. «Spoedig merk to ik op, dat ik met alleen in de kamer was; ik hoorde ritselen van papieren, welke omgeslagen werden, en iemand, <lio op kalmen toon zeide: „Ik beu er van overtuigd, Langner," dat deze man juist voor myn doel geschikt is. Hoe lang heb ik er reeds naar verlangd die proef te kunnen doen en nu is my eindelyk de gelegenheid gegeven 1" „Het zou zeker een groote triomf voor de wetenschap zyn," antwoordde eene andere stem, „maar bedenk tocb, beste vriend, als deze man onder onze handen bezwykt, wat moeten wy dan beginnen?" „Onmogeiykl De operatie moet slagen, en al mislukte die, wat niet te denken is, dan sterft hy nog een roemryken dood in dienst der wetenschap; als wy hem laten gaan, dan wordt hy toch den een of anderen keer opgepakt." "Ik kon geen van beide sprekers zien, ik begreep heel goed dat zy het over my hadden. Ik rilde van het hoofd tot de voeten. Zy wilden dus eene gevaariyke operatie op my verrichten en dat alleen in het belang der wetenschap! Welk een vooruitzicht l In ieder geval, dacht ik verder, zouden zy daar toch wel niet toe overgaan zonder myne toestemming. Wat zouden zy toch eigenlyk op my willen probeeren? Zeker iets heel vreeselyks, daar zy nu al over het mislukken der proef spraken, nog vóór zy begonnen waren. Spoedig zou ik de vreeseiyke waar heid hooren, want een der doctoren vervolgde „Het is een lang aangenomen feit, dat de kracht van het levon in het bloed -is. En nu| wilde ik dit bewyzen, beste Langner. Niemand behoeft door bloedverlies te sterven en tochl gebeurt dit in zeer vele gevallen, hoeveel moeite men ook doet dit te voorkomen. Slechts van weinige gevallen lezen wij dat iemand zooveel bloed verloren had, dat de dood onvermydeiyk wa6 'geweest, indien niet de eene of andere edele ziel zyn eigen bloed had gegeven om den stervende'daarmede te redden. Zooals gü weet, heeft deze manier van han delen in zulk een geval steeds de gewenechte uitwerking gehad. Ik vind het echter onver- antwoordelyk den eenen mensch van zyne levenssappen te berooven om den ander daar mede het leven te hergeven. Volgens myn idóe mag het eene individu biet- aan "het I andere opgeofferd worden." „Daar hebt gy geiyk aan", hernam zyn1 vriend. „En daarby komt nog, dat byna nie mand goneigd is zyn leven voor een ander te geven." - „Het is werkeiyk heel begrypeiyk dat heel weinigen de kans willen loopori, zich zooveel bloed af te laten nemen, dat zyzelven door bloedverlies en uitputting bezwyken. Als dus de operatie gelukt, zal 'onze ontdekking daar door te érooter zyn. Ik hoop u over eêiïige uren te kunnen toonen, collega, dat, hoewei wy dien man hebben laten leegbloeden, hy •toch het leven er niet by ingeschoten zal •hebben 1" „Ik zie niet in, waarom ons dat niet zou gelukken; in ieder geval is hèt belang,"dat •de wetenschap by die ontdekking heeft, wel waard dat wy do proef nemen. Dan kunnen wy toonen dat onze theorie in do practyk ook opgaat." „Laten wü dan die proef niet langer uit stellen, beste vriend Laat my u dus nog even nauwkeurig myne instructies geven, want het leven van dezen man hangt af van onze han digheid en onze zorgvuldigheid ïn de behan deling. Ik open dos eene ader in zyne dy en neem nauwkeurig' dó hoeveelheid bloed op 'die er uit stroomt, terwijl ik tegplykertyd 'zorgvuldig acht géëf op'dé -^verTting1 van tfet hart. Onder gewone omstandigheden is hy natuuriyk reddeloos vérToren, maar juist vóór het laatste levensvonkje uitgedoofd is, spuit ik hem het warme bloed van een lovond konyn ln zyne aderen. Als alles gebeurt zooals ik denk, wordt de polsslag van het hart dan weder langzamerhand sterker en sneller. Haar taten wy er vooral om denken, dat wy ter zelfder tyd zyne ledematon verwarmen, die riatuuriyk koud en styf zyn geworden door al het bloedverlies." Een doodelyke angst greep my aan, ik was geneigd te gelooven dat ik geplaagd werd door eene verschrikkelyke nachtmerrie. En dat kon ik ook weder niet aannemen, (imdat ik my zeer goed bewust was, uitge- t/trekt te liggen op de koude, steenon tafel. Ik zag duideiyk het dreigend geraamte id dón floék' éii' v'éh'het gespifek der beide doctoren was my niets ontgaanhunne woorden hadden .«.my byna krankzinnig van angst gemaakt. Onwillekeurig drong zich het denkbeeld aan my - op, dat ik in de handen van twee overspannen doctoren was gevallen, dia er niets in zouden vinden een menschen* leven op te offeren aan hunne dwaze theorieum Want lomand, die by zyn volle verstand was, zou niet, met waren moordlust, zooais deze twee geleorde heeren, zulke onmogelyke proeven op een levend mensch nemen. De beide doctoren kwamen naar de operatie tafel en keken my kalm aan, daarna trokken zy, tevreden glimlachend, hunne jas' uit en stroopten vervolgens hunne mouwen op. Als oon razende -traohtte ik de vryheid te heri krygen, maar hoe ik in myn doodsangst ook rukte en trok, alles tevergeefs. Tot hunne groote voldoening vermocht ik zelfs geen ge luid uit te brengen. Dn Engler ging nu naar eene kleine zytafel, waar verschillende chirurgische instrumented lagenhy nam een lancet en kwam naar my toe. Hy sloeg het linnen wófc.' dat myne r.ehoerzyde bedekte, en hoepel ik zoo lag, ddt ik myne eigen ledematen met zien kon) begreep ik toch dat nu het groote oogenblik van do operatie gekomen was. Hy gaf my een prik in myne zyde en dadeiyk voelde ik het warme bloed langs myn been druppelea. Het denkbeeld, dat hy eene slagader had ge opende zou de sterkst© zenuwen van streek gemaakt hebben. „Er is geen gevaar," zeide' dr. Engler, my kalm in de angstig uitpuilende oogen ziende. „Gy zult niet sterven, goede man, ik heb slechts oone slagader in uwe zyde geopend en dus zult gy alleen de gevoelens moeten doormaken van iemand, die doodbloedt Gy zult u zwakker en zwakker voelen worden, wellicht zult ge het bevvustzyn verliezen, maar sterven zult gy niet. Neen, gy zult leven, om de wetenschappelijke wereld met myne ontdekking te verbazen." Ik kon natuuriyk geen antwoord geven, wat dan ook niet van my verlangd werd; geene woorden zouden ook myn onuitspreke- lykon angst hebben kunnen uitdrukken. Ik voelde het bloed uit myn lichaam weg vloeien en hoorde het druppel voor druppel vallen in eene kom, welke onder de tafel was gezet. Telkens legde de dokter zyne hand op myn hart, en toen hy het ongetwij feld voor den twintigsten keer gedaan had, hoorde ik hem vragen: „Zyt gy klaar met uwe preparaties, Langner Hy heeft nu eene enorme hoeveelheid bloed verloren en de pols wordt hoe langer hoe zwakker. Zie, hy verliest reeds zyn bewust zijn." (By deze woorden nam hy mü de prop uit den mond.) Toen de dokter die woorden uitte, overviel .my oen gevoel van doodelüke zwakheid; ik trachtte te spreken, doch slechts enkele fluiste rende woorden wilden over myne lippen. Allerlei beelden in vreemde kleuren trokken aan myne oogen voorby en lik rekende my- zelven reeds te ver heen om nog door mensche- lyke hulp gered to kunnen worden. Wat in de volgende oogenblikken gebeurde, zou ik niet kunnen zeggen, daar ik inderdaad myn bewuatzyn verloren had. Toen ik myne' oogen weder opende, lag ik niet meer op de operatietafel, maar zat ik in een armstoel in een deftig gemeubileerd vertrek. De twee doctoren stonden ernstig naar my te kyken. Naast mü, op de tafel, stond eene flesch wyn, benevens eene kom met koud water, eenige sponzen en eene gatv miscbe batiery. Het was helder dag. Plotseling herinnerdo ik mü den vreeseiyken angót, cben ik doorstaan had, on ik trachtte op te staan. Ik was echter te zwak en hulpeloos zonk ik weder in myn r toel. Do doctoren etonden my nog steeds glimlachend aan te zien. „Bereid u voor op eene gewichtige mode- doeling, jonge man", begon dr. Langner. Gü moenciet dat wü u langzaam lieten doodbloedun, wees- echter verzekerd dat gy "geen 'enkelun óróppel bloeds verloren hebt. Gy'hebt hoege naamd geene operatie ondergaan, maar gy züt alleen het slachtoffer geweest van uwe eigen verbeeldingskracht. Wy wisten zeer goed dalt gü elk woord van ons gesprek hoordet, een gesprek, dat dan ook geheel diendo om u zooveel mogolük op een verkeerd r-tfooi te brengen. Ik heb altijd volgehouden dat iemands lichaam geheel geïnfluenceerd kan worden, door alles wat hü zelf vast ge looft, terwyl mün collega steeds van oordeel was dat het lichaam nimmer zou kunnen lyden onder iets, dat slechts in de verbeelding boatond. Al heel lang zyn wü het hierover oneens gewéeat en nu vonden wo u zeerge schikt om er eens de proef mede te nemen. Wy hebben u met alles omringd, wat uwe \erbeelding kon opwekken, en met ons gesprek hadden wy eveneens geen ander doel.' Uw vast geloof, dat wü die operatie verrichtten, maakte ons die misleiding zeer gemakkolük. Ik kan u echter verklaren dat gü éven gezond züt, als vóór die vermeende operatie! Wel hebt gü alle kentoekenen vertoond van iemand, die doodbloedt, wel oen bewüs dat het lichaam kan lyden onder denkbeeldige pynen." Schrik, blijdschap, twyfel, al deze gewaar wordingen bestormden mü- Ik was dus niet doodgebloedMaar op hetzelfde oogenblik brak ik los in een stroom van verwenschingeh en bedreigingen tegen die twee mannen der wetonachap, die zoo harteloos met hun mede- mensch omsprongen. Dr. Langner viel mü echter dadeiyk in de rede, zoodat ik aan müne verontwaardiging, op dit oogenblik ten minste, met verder lucht kon geven. fIk beken dat wü niet-het recht hadden! zulk eene proef met u te nemen, maar w\) dachten dat gy ons dat wel zoudt vergeven als wü u voor zekere straf vrywaarden, die somtyda aan inbrekers wordt opgelegd. Een uur vau angst is, dunkt n>ü, niojt zoo erg, als jaren eenzame opsluiting. Gü kunt ons natuuriyk aanklagen., maar yin<H gy dezen stap, van alle kanten beschouwd, wel zeer raadzaam? Ik geloof dat die niet in uw voordeel zou zyn. Wy, van onze züde, willen u gaarne eene schadeloosstelling geven voor den- augst, dien gy hebt uitgestaan." Ik vond het oncler de gegeven omstandig heden wyzer, hun voorstel maar aan te nemen, hoewel ik hun tot op dezen dag nog nooit vergoven heb. De doctoren hielden hunne be lofte, zü gaven my eene mooie som gelds en hielpen my ook zedeiyk weer op de been, zoodat ik sinds dien .tyd een meer gegoed man ben geworden en, naar ik hoop, ook een beter mensch. Dit-.is, het vreemde varhaal, (jat myn vriend my deed; ik moest ham beloven er met j niemand over te spreken zoolang hy leefde, maar daar hy nu eenigen tyd goledon ge storven is, was ik vry, deze gebeurtenis mede te deelen, «ene gebeurt an is,die hem na dertig jaar nog met eene duidelykheid voor den geest stond, alsof/Jie eerst gisteren had plaats gehad. Gemengd IVieuws. Ten Raad huize te Woubrugge wordt Maandag 25 dezer, des namiddags te éön uur, voor de ingefcetenen de gelegenheid opengesteld tot kostelooze vaccinatie; terwyl dezelfde kunstbewerking zal worden verricht in de afdeeliug Hoogmade op Dinsdag 26 Juni, 's middags te één uur, in het lokaal der openbare school aldaar. De tot dusverre eenige lyderes aan de pokken te Aarlanderveen is door den geneesheer hersteld verklaard. Hare woning is ontsmet en alle met haar in aanraking geweest zynde goederen zyn verbrand. Toen gistermorgen de heer L. Vergunst, te Alfen, langs het Goudsche Jaagpad naar de Halverak reed, schrikte het paard, maakte een zy waartsche beweging en tuimelde toen ïyet de tilbury en den bestuurder, die juist iemand uit Gouda met zich mede had laten ryden, van den hoogen dyk in de sloot. Porsooniyke ongelukken hadden evenwel niet plaats en ook hel: paard werd nog gered.,- ,r Een broodje metkaas. Een 12-jarige jongen werd iy Den Haag betrapt op het afsnyden van loqd #an een huis aan do Luan van Meerdervoórt. To dier zake voor den commissaris van: politie gebracht, vroeg deze den bengel, of hy reeds meermalen by de' pertftie was góweest,' en toen de knaap hierop' met 'een ja 'ant-1 woordde, vroeg de commissaris hem, wdt hy toen gekregen had. De deugniet' zei tot'eenig antwoord: ',Jeen broodje met kaas" (tableau), maar liet er spoedig op volgen: „van een agent *in de| wacht.'' i Werkeiyk bad de jongen, toen hy-6 jaren geleden wegens bet stolen van bloemen aan het „bureau" werd gebracht, van een mede- lydend agent een boterham gekregen. In verband met de zaak derkleine steentjes is door B. en Ws. van Amsterdam de volgende kennisgeving gepubliceerd Terrein vóoi' het Paleis op dèti T)am. Burgemeester en Wethouders van Amster dam, Overwegende, dat in den laatsten tyd twyfel is gerezen, of het met klinkers bestrate en met bandsteen omgeven terrein vóór het paleis op den Dam voor het publiek ontoegankelijk is Meenen ter kennis van de ingezetenen te moeten brengen: dat dit terrein in het laatst der vorige eeuw aan het openbaar verkeer is onttrokken; dat, toen het. bedoelde .gebouw voor paleis in gebruik is afgestaan, daarmedo ook dit terrein in gebruik is gegeven, en het dus nog steeds aan het openbaar verkeer onttrokken blyft. Naar men uit Antwerpen bericht, is de directie van den circus Carré er in geslaagd zich voor dezen winter van den circus aan den Boulevard Jamar te verzekpren, waar een toon eel zal worden opgericht voor de opvoering van de balletten, welko te Amster dam opgang hebben gemaakt Betreffende de oorzaak der ont ploffing in de rue Royale te Brussel verkeert men npg steeds in het duister. De bekende Fransche chemicus Turpin, wiens naam ook al by het geval was genoemd, heeft het noodig geacht in een der bladen de verklaring ai' te leggen, dat hy tydens zijn verbiyf te Brussel geene enkele ontplofbare stof, van welken aard ook, bereid of in zyn bezit heeft gehad. Ook de heer Picard, de directeur van het brevetten-agentschap, die opnieuw door den rechter van instructie is verhoord, blyft ontkennen, dat hy in zyn .kantoor ontplof bare stoffen in voorraad heeft gehad. De vraag is nu, wie den winkeliers, die door de ontploffing groote schade leden, dit nadeel zal vergoeden. Volgens „La Gazette" zal in de volgende zitting van -den gemeente raad een voorstel worden gedaan, om .uit .de stadskas eene zekere som ter beschikking, te stellen, ten einde althans den ^bewoners van het huis eenige schadevergoeding te doen toekomen. De meeste bewoners - waren wel verzekerd tegen brandsohade,- maar natuur iyk zyn .de directeuren der assurantie-maat schappijen- niet genegen de schade,- door deze ontploffing veroorzaakt, als brandschade te beschouwen. KOLONIËN. BATAVIA, 19-22 Mei. Door don minister van koloniën is het verlof naar Nederland, verleend aan den ambtenaar xnr. Ph. Kleintjes, laatstelyk- be noemd griffier van de landraden te Amboina, Saparoea en Wahaai, tevens auditeur militair by den krygsraad te Amboina, verlengd met zes maanden, en dat aan den ambtenaar A. G. Lamminga, laatstelyk ,ingenieyr 2de klasse by den waterstaat en 's lands burger- lyke openbare werkpn, nader met zes maanden. De helden van Tamiang. Naar de „J. B." verneemt, heeft de overbrenging van de stoffelyke overblyfselen van de luitenants Van der Schroeff en Peereboom van Seroeway naar Me,dan niet plaats gehad op last van den minister van kploniën, maar opdringend verzoek van, de familie dier h,eeren, die het kerkhof van onzen uitersten post ter Sumatra's Oostkust niet veilig genoeg vond om de asch van hare nabestaanden te bewaren, De moord op deo controleur FUrlnger en zyne vrouw. Omtrent het gebeurde- te Segeri schryft men aan de „J.-B.", dd. 15 Mei, uit Makassar Zaterdag-morgen moet een inland6ch be diende, die zoowel by den vorigen controleur als by den heer Föringer in dienst geweest tfas; op het bureau van den controleur zyn gekomen met verzoek om een pas naar Makassar. Vermoedelyk heeft de ihlander vry lang moeten wachten eer hy te woord ge staan werd. De heer F. moet hem toen opmerkzaam gemaakt hebben op eene sohuld van f 1.50 ^—3—1 of f 1.80, die hy moe6t voldoen aleer hem de verlangde pas kon worden uitgereikt. He' schynt dat de heer F. al sprekende zich heeft voorovergebogen om eon of ander uit eene kist te nemen en dat de inlander van dat oogen blik gebruik gemaakt heeft hem te steken. De heer F. was niet terstond doodop zyn kreet moet mevrouw zün toegesneld, waar door zü den vluchtenden moordenaar tege moet liep. Zy ontving toen verscheidene steken,' waaraan zy byna onmiddeliyk overleden is. De heer F., die zyne vrouw ter hulp wilde snellen, is op korten afstand neergevallen. Daarop is dokter Kolthoff, die by den heer F. in huis was, toegeschoten, gewapend mot eene revolver. .Twee schoten ketsten. En hy ontving drie niet belangryke verwondingen aan oor, hals en zyde. De laatste stoot',had dóod'elyk kunnen zyn, als hi) niét was afge stuit Op de ribben'. Alle' oppassers waren inmiddels gevlucht, de baboe had het kind in veilighoid weten te brengen. Alleen de djaksa bleef bedaard en legde een geweer, dat echter niet geladen was, ,op den moordenaar aan,' waardoor deze bevreesd, geworden, de vlucht wilde nemen. Op dat oogenblik ging echter het derde schot uit de revplver van den dokter af en dooddeden vluchtende door een schot in hefe achterhoofd, waarby de kogel het geheele hoofd doorboorde en by het oog uitwam. iBtf ODtvangst, van het bericht is de ass. res.' Engelhard onmiddeliyk van Maros,naar Segeri vertrokken. Vermoedelyk zal de adspirantv' controleur Van Sluis, tot nog toe te Maros geplaatst, naar Segeri vertrekken. Gistermorgen vertrok dr.'Oost'veen yjp. hier naar Segeri, om dr. I^oltboff te v.Vrvangen,' wiens langer verbiyf t6 Segeri niet/ zonder gevaar wordt geacht. Hpt kipdjej acht maanden oud, zal waarschynlyk naar Makassar-gebracht worden op verzoek van hartelyke vrienden,' die tydeiyk de zorg voor het stumpertje op zich zullen nemen. INGEZONDEN. Aan Lelden* bevolking! Het waren geen Hagenaars, noch socialis- sten, die Maandag avond de zoo geliefkoosde Haarlemmerstraat afliepen, hunne bladen ventende. Het waren inwoners van Leiden, het waren geheelonthouders. En hoewel men zoo zou zeggen, dat iemand geen al te snuggere bol behoeft be -wezen, om het streven te ontdekken van hen, die onophoudelijk het wel niet twyfelachtige „Sluit Schiedamlaten weerklinken, toch schynen zeer velen er niet achter gekomen te zyn. Immers, het berichtje in dit blad V3n Maandag is afkomstig van een dwalende; dwalende waren zeker ook allen, die, ons voor socialen houdende, meenden te moeten protest teeren door gejoel en vijandelijkheden. Ons streven heeft met socialisme noch liberalisme iets te maken. Het staat buiten elke staatkundige partymaar te gelyk vraagt het de aandacht van alle leden, van welke party ook. Het eischt gehoor by leder mensch, wyi het de rnenschheid ibil verlossen van de drankellende 't Is vreoselyk zooveel ellende de drank met zich sleept; over het gansche menschdom wordt uitgestort, 'n jammer niet te meten, een lijden peilloos diep. Door den drank -wordbn vele lichamen ver: woest, vele gewetens vermoord. De drank scheurt 't huiseiyk geluk wan velen uiteen; bedweimt het verstand, "dooft het zedelyk gevoel uit, voert tot krankzinnigheid en misdaad. "Welnu, dezen afschuweiyken tiran, dezen diiivél moot forsch worden aangepakt en krachtig bestreden. Voor 'n kleintje is hy niet vervaard; om 'n matigheidsvermaniDg lacht hy luidkeels. Wy dan zyn van oordeel, dat deze duivel geheel moet worden vernietigd, eerst in eigen hart, en dan ook in de maatschappij. En daaróm beginnen we met zelf geen druppel meer te drinken; en spannen verdor al onze krachten in om te bewerken, dat nergens meer 'n druppel gedronken wordt, voor de mensch en de wenschelykheid te be- toogen, hiervan, dat Schiedam gesloten worde. Dit is ons* streven, en wy wélden dit streven ook by U bekend maken en daarom kwamon we Maandagavond in de Ha ulemmerstraat, U het -blad, dat voor dit (Joel -verkt, U Sluif Schiedamaanbiedende. Wil in uw hart overwegen, dat we tegen de drankellende stryden en of dit geen onder steuning verdient. Wy .zullen weer tot U komenhetzy binnen kort, hetzy later. Wil dan kalm zyn en zoo ge iets voelt van al het lijden* door den drank verwekt, en wilt weten, hoe dit kwaad moet worden bestredenJeus dan „Sluit Schiedam", dat U zal zeggen, dat de -drank' ellende.zal .verdwenen zyn, als qerot de drank is weggenomen. 5r J. ROOKBR. J, L. Klein, theol. stud, G. J. Van der Sch,roeff. Dat de hond niet in het introductic-boek is vermeld, geloof ik gaarne, oók zonder -het boek in'-té zien. Toch was 'hy er-bij. Of «myne opmerking lichtvaardig iSj kunnen zy het best beoortleelon, tiie den hinder ondervonden De heer Van Koenen heeft natuurlijk van zyne plaats faf or niets tan gemerkt. In welken staat men moet zyn om naar de meening van den heer Van Reenen wiet te worden geïntroduceerd, is my onbekend; maar juiBt daarom maakte ik myne opmerking en wensch ik haar door dit antwoord me* nadruk in herinnering te brengen. X.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2