MENGELWERK.
In naam der wetenschap.
Ik wist zeer goed dat myn vriend, George
Martin, zich aan veel kwaad had schuldig
gemaakt en dat hjj menige onvergeeflijke aar
digheid in zijn veelbewogen leven had uit
gehaald, maar dat hij zich zóó diep verlaagd
had om een inbreker te worden, is iets, dat
ik nooit van hem gedacht zou hebben, en ik
zou het niet hebben willen gelooven als hi)
het mü niet zelf verteld had.
Ik hoor hem de gekeele geschiedenis nog
verhalen, alsof het eerst gisteren was, dat
hy mij die mededeelde.
„Ja, ik wist eindelijk niet meer, hoe aan
den kost te komen," begon hij, „en het eind
er van was, dat ik een inbreker werd. Ik
sloot mij aan by mijn vriend Jozef Schmiedlein,
en wij besloten samen in te breken in het
huis der doctoren Engel en Laugner, die als
zeer gefortuneerd bekend stonden. Beiden
waren zeer gezocht om hunne kunde en be
roemd door hurme groote geleerdheid.
Be r vond, wolken wij voor de inbraak be
paald haddén; brak aan en de omstandigheden
•waren zeer ten onzen gtinéte; het was stik
donker en het stormde zóó hard uit het
westen, dat wy niet behoefden te vreezen
gehoord te woerden. Het gebulder van den
wind overtrof alle geluiden.
Omstreeks twee uren in den morgen be
gonnen wij onze werkzaamheden, door een
ketting stuk te vyien, waarmede eene ladder
aan den muur bevestigd was. Wy plaatsten
die tegen de eerste verdieping onder een raam,
aan den linkerkant van het huis. In thinder
dan vyf minuten was het raam open en daar
wy niets boorden, klom Schmiedloii.'zachtjes
naar binnen. Na zorgvuldig de blinden weder
gesloten te hebben, waagden wij hét een
licht te ontsteken. Wy zagen nu dat wy in
eene soort rommelkamer waren aangeland,
waarvan de deur stevig gesloten was.
Na het slot geforceerd te hebben, besloten
wy om eerst de benedenkamers te doorzoeken
wy liepen dan het minst gevaar, de bewoners
wakker te maken.
Tot onze groote verbazing zagen wy het
schijnsel van oen licht, op don grond voor
de deur van eene dor kamera in het achterste
gedeelte van het huis.
Fluisterend beraadslaagden wy nu wat verder
te doenzouden wy niet liever ons zoo gauw
mogeiyk uit de voeten maken, terwyl het
nog tyd was? Maar Schmiedlein wilde In de
kamer dringen en hen onverwacht overvallen
om hen te binden en eene prop in den mond
te stoppen en zoo rustig onzen onderzoekings
tocht voort te zetten. Ik stemde toe en, ge-
ruischloos voortkruipend, bereikten wy de
deur. Zoowat zeven voet boven den grond
was een metalen draad gespannen, die door
de deur in het vertrek uitkwam. Schmiedlein
fluisterde my in dat de draad zeker verbonden
was met eene schel en dat hy het yzerdraad
door zou snyden, als ik het stevig vasthield,
zoodat het niet terug kon springen en zoo
doende de schel in beweging brengen.
Ik zette de lantaarn neer en greep hot
yzerdraad vast, terwyi Schmiedlein eenenyp-
tang uit zyn zak haaldp.
Maar hetzelfde oogenblik, dat ik den draad
aanraakto,'voelde ik zulk een hevigen schok,
dat ik bewusteloos neerviel en in myn val
trok ik den draad modo naar benedon. Ik
herinner my dat ik eene bel vreeseiyk boorde
luiden en dat ik Schmiedlein (dien ik sinds
dien 'avond nooit weer gezien heb) zoo hard
hy kon zag wegloopén. Hy verdween in de
duisternis en ontsnapte iangs den weg, weikon
wy gekomen waren.
Toon ik weer bykwany voelde ik dat men
my stevig gebonden had, wat my echter niet
zoer verbaasde, daar ik begreep, dat men
my gevonden had, waar ik neergevallen was.
Maar spoedig bovreemdde het my ^cb, dat
men zich op zulk oone .buitengewone wyze
van my had verzekerd.
Byna ontkleed lag ik vastgebonden op eene
steenen tafel, de koude drong my door merg
en''.'been, - Vlak boven' my hing eene groote
lamp, welke de geheele kamer verfichtte.
Overal zag ik planken, met flesschen en aller
lei chemische apparaten govuld. Ih den eönen
hoek stond een compleet mensclioiyk geraamte
en hier en daar tegen den muur verspreid,
hingen verschillende lichaamsdöolen. Met een
-vreeseiyken schrik schoot het my te binnen,
dat ik op de operatietafel van een medicus
lag; lk wilde iets roepen en merkte dat men
my eene prop in den mond gestoken'had.
Wat moest dit alles toch beteekenon f'Zou
my een ongeluk overkomen zyn,' zöodat men
de hulp van een dokter had ingeroepen? Ik
herinnerdo my echtor niets van dien aard en
ik gevoelde ook geen pijn. Wa-arora lag ik
dan op doze tafel gebonden, hulpeloos en
met eene prop in den mond? Wat my het
meest verbaasde, w^s, dat men in een'ge
woon huls eene goed ingerichte operatie
kamer had. Ik herinnerde my echter plotse
ling dat-dr. Langner, als districts^genoesheer,
de lijkschouwingen uit den omtrek moest
verrichten en dat er in het kleine provincie
stadje, tot dat doel, geene Andere ruimte be-
sohlkbaar was dan deze kamet in eyn «gen
huis. «Spoedig merk to ik op, dat ik met alleen
in de kamer was; ik hoorde ritselen van
papieren, welke omgeslagen werden, en
iemand, <lio op kalmen toon zeide:
„Ik beu er van overtuigd, Langner," dat
deze man juist voor myn doel geschikt
is. Hoe lang heb ik er reeds naar verlangd
die proef te kunnen doen en nu is my eindelyk
de gelegenheid gegeven 1"
„Het zou zeker een groote triomf voor de
wetenschap zyn," antwoordde eene andere
stem, „maar bedenk tocb, beste vriend, als
deze man onder onze handen bezwykt, wat
moeten wy dan beginnen?"
„Onmogeiykl De operatie moet slagen, en
al mislukte die, wat niet te denken is, dan
sterft hy nog een roemryken dood in dienst
der wetenschap; als wy hem laten gaan,
dan wordt hy toch den een of anderen keer
opgepakt."
"Ik kon geen van beide sprekers zien, ik
begreep heel goed dat zy het over my hadden.
Ik rilde van het hoofd tot de voeten. Zy wilden
dus eene gevaariyke operatie op my verrichten
en dat alleen in het belang der wetenschap!
Welk een vooruitzicht l
In ieder geval, dacht ik verder, zouden zy
daar toch wel niet toe overgaan zonder myne
toestemming. Wat zouden zy toch eigenlyk
op my willen probeeren? Zeker iets heel
vreeselyks, daar zy nu al over het mislukken
der proef spraken, nog vóór zy begonnen
waren. Spoedig zou ik de vreeseiyke waar
heid hooren, want een der doctoren vervolgde
„Het is een lang aangenomen feit, dat de
kracht van het levon in het bloed -is. En nu|
wilde ik dit bewyzen, beste Langner. Niemand
behoeft door bloedverlies te sterven en tochl
gebeurt dit in zeer vele gevallen, hoeveel
moeite men ook doet dit te voorkomen. Slechts
van weinige gevallen lezen wij dat iemand
zooveel bloed verloren had, dat de dood
onvermydeiyk wa6 'geweest, indien niet de
eene of andere edele ziel zyn eigen bloed had
gegeven om den stervende'daarmede te redden.
Zooals gü weet, heeft deze manier van han
delen in zulk een geval steeds de gewenechte
uitwerking gehad. Ik vind het echter onver-
antwoordelyk den eenen mensch van zyne
levenssappen te berooven om den ander daar
mede het leven te hergeven. Volgens myn
idóe mag het eene individu biet- aan "het I
andere opgeofferd worden."
„Daar hebt gy geiyk aan", hernam zyn1
vriend. „En daarby komt nog, dat byna nie
mand goneigd is zyn leven voor een ander
te geven." -
„Het is werkeiyk heel begrypeiyk dat heel
weinigen de kans willen loopori, zich zooveel
bloed af te laten nemen, dat zyzelven door
bloedverlies en uitputting bezwyken. Als dus
de operatie gelukt, zal 'onze ontdekking daar
door te érooter zyn. Ik hoop u over eêiïige
uren te kunnen toonen, collega, dat, hoewei
wy dien man hebben laten leegbloeden, hy
•toch het leven er niet by ingeschoten zal
•hebben 1"
„Ik zie niet in, waarom ons dat niet zou
gelukken; in ieder geval is hèt belang,"dat
•de wetenschap by die ontdekking heeft, wel
waard dat wy do proef nemen. Dan kunnen
wy toonen dat onze theorie in do practyk
ook opgaat."
„Laten wü dan die proef niet langer uit
stellen, beste vriend Laat my u dus nog even
nauwkeurig myne instructies geven, want het
leven van dezen man hangt af van onze han
digheid en onze zorgvuldigheid ïn de behan
deling. Ik open dos eene ader in zyne dy en
neem nauwkeurig' dó hoeveelheid bloed op
'die er uit stroomt, terwijl ik tegplykertyd
'zorgvuldig acht géëf op'dé -^verTting1 van tfet
hart. Onder gewone omstandigheden is hy
natuuriyk reddeloos vérToren, maar juist vóór
het laatste levensvonkje uitgedoofd is, spuit
ik hem het warme bloed van een lovond
konyn ln zyne aderen. Als alles gebeurt zooals
ik denk, wordt de polsslag van het hart dan
weder langzamerhand sterker en sneller. Haar
taten wy er vooral om denken, dat wy ter
zelfder tyd zyne ledematon verwarmen, die
riatuuriyk koud en styf zyn geworden door
al het bloedverlies."
Een doodelyke angst greep my aan, ik was
geneigd te gelooven dat ik geplaagd werd
door eene verschrikkelyke nachtmerrie.
En dat kon ik ook weder niet aannemen,
(imdat ik my zeer goed bewust was, uitge-
t/trekt te liggen op de koude, steenon tafel.
Ik zag duideiyk het dreigend geraamte id
dón floék' éii' v'éh'het gespifek der beide
doctoren was my niets ontgaanhunne
woorden hadden .«.my byna krankzinnig van
angst gemaakt. Onwillekeurig drong zich het
denkbeeld aan my - op, dat ik in de handen
van twee overspannen doctoren was gevallen,
dia er niets in zouden vinden een menschen*
leven op te offeren aan hunne dwaze theorieum
Want lomand, die by zyn volle verstand was,
zou niet, met waren moordlust, zooais deze
twee geleorde heeren, zulke onmogelyke
proeven op een levend mensch nemen.
De beide doctoren kwamen naar de operatie
tafel en keken my kalm aan, daarna trokken
zy, tevreden glimlachend, hunne jas' uit en
stroopten vervolgens hunne mouwen op. Als
oon razende -traohtte ik de vryheid te heri
krygen, maar hoe ik in myn doodsangst ook
rukte en trok, alles tevergeefs. Tot hunne
groote voldoening vermocht ik zelfs geen ge
luid uit te brengen.
Dn Engler ging nu naar eene kleine zytafel,
waar verschillende chirurgische instrumented
lagenhy nam een lancet en kwam naar my
toe. Hy sloeg het linnen wófc.' dat myne
r.ehoerzyde bedekte, en hoepel ik zoo lag,
ddt ik myne eigen ledematen met zien kon)
begreep ik toch dat nu het groote oogenblik
van do operatie gekomen was. Hy gaf my
een prik in myne zyde en dadeiyk voelde ik
het warme bloed langs myn been druppelea.
Het denkbeeld, dat hy eene slagader had ge
opende zou de sterkst© zenuwen van streek
gemaakt hebben.
„Er is geen gevaar," zeide' dr. Engler, my
kalm in de angstig uitpuilende oogen ziende.
„Gy zult niet sterven, goede man, ik heb
slechts oone slagader in uwe zyde geopend
en dus zult gy alleen de gevoelens moeten
doormaken van iemand, die doodbloedt Gy
zult u zwakker en zwakker voelen worden,
wellicht zult ge het bevvustzyn verliezen,
maar sterven zult gy niet. Neen, gy zult
leven, om de wetenschappelijke wereld met
myne ontdekking te verbazen."
Ik kon natuuriyk geen antwoord geven,
wat dan ook niet van my verlangd werd;
geene woorden zouden ook myn onuitspreke-
lykon angst hebben kunnen uitdrukken.
Ik voelde het bloed uit myn lichaam weg
vloeien en hoorde het druppel voor druppel
vallen in eene kom, welke onder de tafel
was gezet. Telkens legde de dokter zyne
hand op myn hart, en toen hy het ongetwij
feld voor den twintigsten keer gedaan had,
hoorde ik hem vragen:
„Zyt gy klaar met uwe preparaties, Langner
Hy heeft nu eene enorme hoeveelheid bloed
verloren en de pols wordt hoe langer hoe
zwakker. Zie, hy verliest reeds zyn bewust
zijn." (By deze woorden nam hy mü de prop
uit den mond.)
Toen de dokter die woorden uitte, overviel
.my oen gevoel van doodelüke zwakheid; ik
trachtte te spreken, doch slechts enkele fluiste
rende woorden wilden over myne lippen.
Allerlei beelden in vreemde kleuren trokken
aan myne oogen voorby en lik rekende my-
zelven reeds te ver heen om nog door mensche-
lyke hulp gered to kunnen worden.
Wat in de volgende oogenblikken gebeurde,
zou ik niet kunnen zeggen, daar ik inderdaad
myn bewuatzyn verloren had. Toen ik myne'
oogen weder opende, lag ik niet meer op de
operatietafel, maar zat ik in een armstoel
in een deftig gemeubileerd vertrek. De twee
doctoren stonden ernstig naar my te kyken.
Naast mü, op de tafel, stond eene flesch wyn,
benevens eene kom met koud water, eenige
sponzen en eene gatv miscbe batiery. Het
was helder dag. Plotseling herinnerdo ik mü
den vreeseiyken angót, cben ik doorstaan had,
on ik trachtte op te staan. Ik was echter te
zwak en hulpeloos zonk ik weder in myn
r toel. Do doctoren etonden my nog steeds
glimlachend aan te zien.
„Bereid u voor op eene gewichtige mode-
doeling, jonge man", begon dr. Langner. Gü
moenciet dat wü u langzaam lieten doodbloedun,
wees- echter verzekerd dat gy "geen 'enkelun
óróppel bloeds verloren hebt. Gy'hebt hoege
naamd geene operatie ondergaan, maar gy
züt alleen het slachtoffer geweest van uwe
eigen verbeeldingskracht. Wy wisten zeer
goed dalt gü elk woord van ons gesprek
hoordet, een gesprek, dat dan ook geheel
diendo om u zooveel mogolük op een verkeerd
r-tfooi te brengen. Ik heb altijd volgehouden
dat iemands lichaam geheel geïnfluenceerd
kan worden, door alles wat hü zelf vast ge
looft, terwyl mün collega steeds van oordeel
was dat het lichaam nimmer zou kunnen
lyden onder iets, dat slechts in de verbeelding
boatond. Al heel lang zyn wü het hierover
oneens gewéeat en nu vonden wo u zeerge
schikt om er eens de proef mede te nemen.
Wy hebben u met alles omringd, wat uwe
\erbeelding kon opwekken, en met ons gesprek
hadden wy eveneens geen ander doel.' Uw
vast geloof, dat wü die operatie verrichtten,
maakte ons die misleiding zeer gemakkolük.
Ik kan u echter verklaren dat gü éven
gezond züt, als vóór die vermeende operatie!
Wel hebt gü alle kentoekenen vertoond
van iemand, die doodbloedt, wel oen bewüs
dat het lichaam kan lyden onder denkbeeldige
pynen."
Schrik, blijdschap, twyfel, al deze gewaar
wordingen bestormden mü- Ik was dus niet
doodgebloedMaar op hetzelfde oogenblik brak
ik los in een stroom van verwenschingeh en
bedreigingen tegen die twee mannen der
wetonachap, die zoo harteloos met hun mede-
mensch omsprongen. Dr. Langner viel mü
echter dadeiyk in de rede, zoodat ik aan
müne verontwaardiging, op dit oogenblik ten
minste, met verder lucht kon geven.
fIk beken dat wü niet-het recht hadden!
zulk eene proef met u te nemen, maar w\)
dachten dat gy ons dat wel zoudt vergeven
als wü u voor zekere straf vrywaarden, die
somtyda aan inbrekers wordt opgelegd. Een
uur vau angst is, dunkt n>ü, niojt zoo erg,
als jaren eenzame opsluiting. Gü kunt ons
natuuriyk aanklagen., maar yin<H gy dezen
stap, van alle kanten beschouwd, wel zeer
raadzaam? Ik geloof dat die niet in uw
voordeel zou zyn. Wy, van onze züde, willen
u gaarne eene schadeloosstelling geven voor
den- augst, dien gy hebt uitgestaan."
Ik vond het oncler de gegeven omstandig
heden wyzer, hun voorstel maar aan te nemen,
hoewel ik hun tot op dezen dag nog nooit
vergoven heb. De doctoren hielden hunne be
lofte, zü gaven my eene mooie som gelds en
hielpen my ook zedeiyk weer op de been,
zoodat ik sinds dien .tyd een meer gegoed
man ben geworden en, naar ik hoop, ook een
beter mensch.
Dit-.is, het vreemde varhaal, (jat myn vriend
my deed; ik moest ham beloven er met j
niemand over te spreken zoolang hy leefde,
maar daar hy nu eenigen tyd goledon ge
storven is, was ik vry, deze gebeurtenis mede
te deelen, «ene gebeurt an is,die hem na dertig
jaar nog met eene duidelykheid voor den geest
stond, alsof/Jie eerst gisteren had plaats gehad.
Gemengd IVieuws.
Ten Raad huize te Woubrugge
wordt Maandag 25 dezer, des namiddags te
éön uur, voor de ingefcetenen de gelegenheid
opengesteld tot kostelooze vaccinatie; terwyl
dezelfde kunstbewerking zal worden verricht
in de afdeeliug Hoogmade op Dinsdag 26 Juni,
's middags te één uur, in het lokaal der openbare
school aldaar.
De tot dusverre eenige lyderes
aan de pokken te Aarlanderveen is door den
geneesheer hersteld verklaard. Hare woning
is ontsmet en alle met haar in aanraking
geweest zynde goederen zyn verbrand.
Toen gistermorgen de heer L.
Vergunst, te Alfen, langs het Goudsche Jaagpad
naar de Halverak reed, schrikte het paard,
maakte een zy waartsche beweging en tuimelde
toen ïyet de tilbury en den bestuurder, die
juist iemand uit Gouda met zich mede had
laten ryden, van den hoogen dyk in de sloot.
Porsooniyke ongelukken hadden evenwel niet
plaats en ook hel: paard werd nog gered.,- ,r
Een broodje metkaas. Een
12-jarige jongen werd iy Den Haag betrapt
op het afsnyden van loqd #an een huis aan
do Luan van Meerdervoórt.
To dier zake voor den commissaris van:
politie gebracht, vroeg deze den bengel, of hy
reeds meermalen by de' pertftie was góweest,'
en toen de knaap hierop' met 'een ja 'ant-1
woordde, vroeg de commissaris hem, wdt hy
toen gekregen had.
De deugniet' zei tot'eenig antwoord: ',Jeen
broodje met kaas" (tableau), maar liet er
spoedig op volgen: „van een agent *in de|
wacht.'' i
Werkeiyk bad de jongen, toen hy-6 jaren
geleden wegens bet stolen van bloemen aan
het „bureau" werd gebracht, van een mede-
lydend agent een boterham gekregen.
In verband met de zaak derkleine
steentjes is door B. en Ws. van Amsterdam
de volgende kennisgeving gepubliceerd
Terrein vóoi' het Paleis op dèti T)am.
Burgemeester en Wethouders van Amster
dam,
Overwegende, dat in den laatsten tyd twyfel
is gerezen, of het met klinkers bestrate en
met bandsteen omgeven terrein vóór het paleis
op den Dam voor het publiek ontoegankelijk is
Meenen ter kennis van de ingezetenen te
moeten brengen:
dat dit terrein in het laatst der vorige eeuw
aan het openbaar verkeer is onttrokken;
dat, toen het. bedoelde .gebouw voor paleis
in gebruik is afgestaan, daarmedo ook dit
terrein in gebruik is gegeven, en het dus nog
steeds aan het openbaar verkeer onttrokken
blyft.
Naar men uit Antwerpen bericht,
is de directie van den circus Carré er in geslaagd
zich voor dezen winter van den circus aan
den Boulevard Jamar te verzekpren, waar
een toon eel zal worden opgericht voor de
opvoering van de balletten, welko te Amster
dam opgang hebben gemaakt
Betreffende de oorzaak der ont
ploffing in de rue Royale te Brussel verkeert
men npg steeds in het duister. De bekende
Fransche chemicus Turpin, wiens naam ook al
by het geval was genoemd, heeft het noodig
geacht in een der bladen de verklaring ai'
te leggen, dat hy tydens zijn verbiyf te
Brussel geene enkele ontplofbare stof, van
welken aard ook, bereid of in zyn bezit heeft
gehad. Ook de heer Picard, de directeur van
het brevetten-agentschap, die opnieuw door
den rechter van instructie is verhoord, blyft
ontkennen, dat hy in zyn .kantoor ontplof
bare stoffen in voorraad heeft gehad.
De vraag is nu, wie den winkeliers, die
door de ontploffing groote schade leden, dit
nadeel zal vergoeden. Volgens „La Gazette"
zal in de volgende zitting van -den gemeente
raad een voorstel worden gedaan, om .uit .de
stadskas eene zekere som ter beschikking, te
stellen, ten einde althans den ^bewoners van
het huis eenige schadevergoeding te doen
toekomen. De meeste bewoners - waren wel
verzekerd tegen brandsohade,- maar natuur
iyk zyn .de directeuren der assurantie-maat
schappijen- niet genegen de schade,- door deze
ontploffing veroorzaakt, als brandschade te
beschouwen.
KOLONIËN.
BATAVIA, 19-22 Mei.
Door don minister van koloniën is het
verlof naar Nederland, verleend aan den
ambtenaar xnr. Ph. Kleintjes, laatstelyk- be
noemd griffier van de landraden te Amboina,
Saparoea en Wahaai, tevens auditeur militair
by den krygsraad te Amboina, verlengd met
zes maanden, en dat aan den ambtenaar
A. G. Lamminga, laatstelyk ,ingenieyr 2de
klasse by den waterstaat en 's lands burger-
lyke openbare werkpn, nader met zes maanden.
De helden van Tamiang. Naar de
„J. B." verneemt, heeft de overbrenging van
de stoffelyke overblyfselen van de luitenants
Van der Schroeff en Peereboom van Seroeway
naar Me,dan niet plaats gehad op last van
den minister van kploniën, maar opdringend
verzoek van, de familie dier h,eeren, die het
kerkhof van onzen uitersten post ter Sumatra's
Oostkust niet veilig genoeg vond om de asch
van hare nabestaanden te bewaren,
De moord op deo controleur FUrlnger
en zyne vrouw.
Omtrent het gebeurde- te Segeri schryft
men aan de „J.-B.", dd. 15 Mei, uit Makassar
Zaterdag-morgen moet een inland6ch be
diende, die zoowel by den vorigen controleur
als by den heer Föringer in dienst geweest
tfas; op het bureau van den controleur zyn
gekomen met verzoek om een pas naar
Makassar. Vermoedelyk heeft de ihlander vry
lang moeten wachten eer hy te woord ge
staan werd.
De heer F. moet hem toen opmerkzaam
gemaakt hebben op eene sohuld van f 1.50
^—3—1
of f 1.80, die hy moe6t voldoen aleer hem
de verlangde pas kon worden uitgereikt. He'
schynt dat de heer F. al sprekende zich heeft
voorovergebogen om eon of ander uit eene kist
te nemen en dat de inlander van dat oogen
blik gebruik gemaakt heeft hem te steken.
De heer F. was niet terstond doodop zyn
kreet moet mevrouw zün toegesneld, waar
door zü den vluchtenden moordenaar tege
moet liep. Zy ontving toen verscheidene steken,'
waaraan zy byna onmiddeliyk overleden is.
De heer F., die zyne vrouw ter hulp wilde
snellen, is op korten afstand neergevallen.
Daarop is dokter Kolthoff, die by den heer
F. in huis was, toegeschoten, gewapend mot
eene revolver. .Twee schoten ketsten. En hy
ontving drie niet belangryke verwondingen
aan oor, hals en zyde. De laatste stoot',had
dóod'elyk kunnen zyn, als hi) niét was afge
stuit Op de ribben'. Alle' oppassers waren
inmiddels gevlucht, de baboe had het kind in
veilighoid weten te brengen. Alleen de djaksa
bleef bedaard en legde een geweer, dat echter
niet geladen was, ,op den moordenaar aan,'
waardoor deze bevreesd, geworden, de vlucht
wilde nemen.
Op dat oogenblik ging echter het derde
schot uit de revplver van den dokter af en
dooddeden vluchtende door een schot in hefe
achterhoofd, waarby de kogel het geheele
hoofd doorboorde en by het oog uitwam. iBtf
ODtvangst, van het bericht is de ass. res.'
Engelhard onmiddeliyk van Maros,naar Segeri
vertrokken. Vermoedelyk zal de adspirantv'
controleur Van Sluis, tot nog toe te Maros
geplaatst, naar Segeri vertrekken.
Gistermorgen vertrok dr.'Oost'veen yjp. hier
naar Segeri, om dr. I^oltboff te v.Vrvangen,'
wiens langer verbiyf t6 Segeri niet/ zonder
gevaar wordt geacht. Hpt kipdjej acht maanden
oud, zal waarschynlyk naar Makassar-gebracht
worden op verzoek van hartelyke vrienden,'
die tydeiyk de zorg voor het stumpertje op
zich zullen nemen.
INGEZONDEN.
Aan Lelden* bevolking!
Het waren geen Hagenaars, noch socialis-
sten, die Maandag avond de zoo geliefkoosde
Haarlemmerstraat afliepen, hunne bladen
ventende. Het waren inwoners van Leiden,
het waren geheelonthouders.
En hoewel men zoo zou zeggen, dat iemand
geen al te snuggere bol behoeft be -wezen,
om het streven te ontdekken van hen, die
onophoudelijk het wel niet twyfelachtige
„Sluit Schiedamlaten weerklinken, toch
schynen zeer velen er niet achter gekomen
te zyn. Immers, het berichtje in dit blad V3n
Maandag is afkomstig van een dwalende;
dwalende waren zeker ook allen, die, ons voor
socialen houdende, meenden te moeten protest
teeren door gejoel en vijandelijkheden.
Ons streven heeft met socialisme noch
liberalisme iets te maken. Het staat buiten
elke staatkundige partymaar te gelyk vraagt
het de aandacht van alle leden, van welke
party ook.
Het eischt gehoor by leder mensch, wyi het
de rnenschheid ibil verlossen van de drankellende
't Is vreoselyk zooveel ellende de drank
met zich sleept; over het gansche menschdom
wordt uitgestort, 'n jammer niet te meten,
een lijden peilloos diep.
Door den drank -wordbn vele lichamen ver:
woest, vele gewetens vermoord. De drank
scheurt 't huiseiyk geluk wan velen uiteen;
bedweimt het verstand, "dooft het zedelyk
gevoel uit, voert tot krankzinnigheid en
misdaad.
"Welnu, dezen afschuweiyken tiran, dezen
diiivél moot forsch worden aangepakt en
krachtig bestreden. Voor 'n kleintje is hy niet
vervaard; om 'n matigheidsvermaniDg lacht
hy luidkeels.
Wy dan zyn van oordeel, dat deze duivel
geheel moet worden vernietigd, eerst in eigen
hart, en dan ook in de maatschappij.
En daaróm beginnen we met zelf geen
druppel meer te drinken; en spannen verdor
al onze krachten in om te bewerken, dat
nergens meer 'n druppel gedronken wordt,
voor de mensch en de wenschelykheid te be-
toogen, hiervan, dat Schiedam gesloten worde.
Dit is ons* streven, en wy wélden dit streven
ook by U bekend maken en daarom kwamon
we Maandagavond in de Ha ulemmerstraat,
U het -blad, dat voor dit (Joel -verkt, U Sluif
Schiedamaanbiedende.
Wil in uw hart overwegen, dat we tegen
de drankellende stryden en of dit geen onder
steuning verdient.
Wy .zullen weer tot U komenhetzy
binnen kort, hetzy later. Wil dan kalm zyn
en zoo ge iets voelt van al het lijden* door
den drank verwekt, en wilt weten, hoe dit
kwaad moet worden bestredenJeus dan „Sluit
Schiedam", dat U zal zeggen, dat de -drank'
ellende.zal .verdwenen zyn, als qerot de drank
is weggenomen.
5r J. ROOKBR.
J, L. Klein, theol. stud,
G. J. Van der Sch,roeff.
Dat de hond niet in het introductic-boek
is vermeld, geloof ik gaarne, oók zonder -het
boek in'-té zien. Toch was 'hy er-bij. Of «myne
opmerking lichtvaardig iSj kunnen zy het best
beoortleelon, tiie den hinder ondervonden De
heer Van Koenen heeft natuurlijk van zyne
plaats faf or niets tan gemerkt.
In welken staat men moet zyn om naar
de meening van den heer Van Reenen wiet
te worden geïntroduceerd, is my onbekend;
maar juiBt daarom maakte ik myne opmerking
en wensch ik haar door dit antwoord me*
nadruk in herinnering te brengen. X.