No. 10526.
feze (Courant wordt 'dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven.
Dierenbescherming.
Leiden, 16 Juni.
Feuilleton.
De Misdaad lil de Rue Lafltte.
Maandag 1® Juni. A°. 1894.
LEILSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
Van 1 i> regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Officieel© Kennisgevingen.
Directe Belastingen.
De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene
konnia, dat aan den Ontvanger der Direote Belastingen
ie ter hand gesteld het primitief kohier der
Poreoneele Belasting No. 1 van de wijken I en II,
van den dienst 1894/95, en exeoutoir vorklaard den
14don Juni Jl., en herinnert voorts den bolfcughebbon-
den aan hunne verplichting om den aanslag op den
bij de Wet bepaalden voet te voldoen.
De Burgemeester voornoemd,
F. WAS.
Leiden, li Juni 1894.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
Gelet op do wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95)
Brengen ter kennis van belanghebbenden dat by
Koninklijk Besluit van 19 Mei 1894 No. 29 is ver
nietigd het besluit van hun college van 27/30 Novem
ber 1893, waarby nieuwe voorwaarden zijn verbonden
aan hunne verguDnlDg van 27 Mei 1889, verleond aan
de directie van do Koninklyke Nederlaudsche Grof-
emederij tot het oprichten van eene ijzer- en metaal-
gietory op het terrein aan den Zijlsingel, kadastraal
bekend Seotie A No. 617, en beslist dat eene nieuwe
vergunning kraohtens art. 14, lo. der Loven ver molde
wet, noodig zal zijn ten aanzien van een oven, die
gebouwd is na verloop van den bij de vergunning
van 27 Mei 1889 voor de voltooiing der ijzer- on
metaalgietery gestelden termyn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester,
15 Juni 1894. KIST, Secretaris.
ui.
We hadden in mijne jeugd een tijdschrift,
genaamdDe Recensent ook der Recensenten,
't Heugt me nog goed, dat ik 't een mooien
titel vond, ook reeds, toen 'k nog niet wist,
wat voor 'n ding dat is: een recensent. Mis
schien wel, omdat ik 't Diet wist; want er
is eene soort van menschen en tot die
soort behooren ook de aankomende kDapen
en die juffertjes, die men bakviscbjes noemt
van die lui, die een woord mooi vinden, om
dat het vreemd en geleerd is en omdat zjj 't
niet begrijpen. Nu ja, maar 't klinkt toch
ook zoo eigenaardig, zoo pikant, dat censent
en consenten. Enfin, dat 's een punt van
smaak, maar als een paal boven water staat,
dat de advocaat mr. Citers, de derde woord
voerder, in zake het onderwerp Dierenbe
scherming, een tegenspreker ook der tegen
sprekers mag heeten.
In 't voorbijgaan zij opgemerkt, dat een
recensent niet hetzelfde is als een tegenspreker.
Neen, maar 't scheelt toch niet veel. Men
kan recenseeren 1 zonder iets of iemand tegen
te spreken, 't Komt zelden voor, maar mogelijk
is 't. Als de criticus een schrijver d faire
neemt, met wien hij 't volkomen eens is,
voor wien hy niets dan lof heeft, dan is zijn
Hoogedelgestrenge geen tegenspreker. Maar
men zal mij toestemmen: zoo iets komt, ik
zal niet zeggen, alleen voor met Sint-Jutmis,
als de kalvers op 't ijs dansen, of als Paschen
en Pinksteren op één dag komen, maar dan
toch hoogst zelden. Zoovoel is zeker, dat een
tegenspreker een recensent, een beoordeelaar
moet zijn. Wij spraken daar ook van een
advocaat. Als die geen tegenspreker is, dan
kan hy gerust zijne matten oprollen, de bajonet
afslaan, de praktijk neerleggen en dus ruiter
te voet worden. Een advocaat, die niet kan
tegenspreken, is een voerman, die niet mennen,
een schutter, die niet schieten kan.
Maar om kort te gaan zooals Oom Zeur-
meyer zegt, als hjj honderd uit praat, en van
den tekst raakt ik wilde dan maar zeggen,
dat mr. Citers een tegenspreker is ook der
tegensprekers. „Ziet u, mijnheer!" zoo be
toogt hij, „die redeneeringen van Arends en
Beronds hebben niet veel om 't ljjf. 't Is
kippetjespraat, wat zij uitkramen; de haantjes
lachen er om. Dat men, zooals Arends be
weert, voor eene zaak niet zou mogen ijveren,
omdat sommigen overdrijven en er een cari-
catuur van maken, dat gaat niet door, dewijl
men dan nergens meer voor mocht ijveren,
daar er niets ter wereld is, ook het ernstigste
en heiligste niet, of men kan 't door dweperij
bespottelijk maken. En wat Berends betreft,
die wel wil strijden, maar ieder op zijn eigen
houtje, zoo op de manier van de francs tireurs
van 't jaar '70, tot hem zeg ik: Je praat,
met permissie, als een kip zonder kop, maar
al kon je kallen als Brugman, ik kom niet
in je schuitje, want mag en moet er gevochten
worden, dan, alsjeblieft, met een leger. Maar
ik zeg, op mijne beurt, niet: De zaak der
dierenbescherming kan overdreven worden,
maar zij is het per se. Zullen wij zeggen:
De liefhebberij der Flagellanten (1) ofGeesel-
broeder8 kan overdreven worden? Immers
neenl Zoodanige zelfkastijding, al wordt ze
ook nog zoo matig toegepast, is altijd iets
ziekelijks, een bewijs van de afdwaling van
den menschelijken geest.
Welnu, zoo is 't ook met de dierenbe
schermers. Kwaad doen ze niet, maar dat
doen eigenlijk de volgelingen van Damiani
ook niet. Maar het goede, dat ze doen, is
niet goed genoeg, om er zooveel omslag voor,
zooveel woorden om vuil te maken. Ik zeg
niet, dat de dieren niet mishandeld worden,
ook niot dat die mishandeling niet afkeurens
waardig is, maar alleen, dat de zaak te on
beduidend is, om er het harnas voor aan te
trekken. Het sop is de kool niet waard. Als
ik de lui hoor uitvaren tegen de mishandeling
der dieren, dan denk ik aan een storm in
een glas water, aan 't zoeken van spijkers
op laag water en in ieder geval moeten we
zeggen: Tant de bruit pour une omelette. (2)
Talia voce refert, d. i. zoo sprak hij. Waarom
ik dat niet gewoon in 't Hollandsch zeg?
Omdat 't hier de rede geldt van den heer
mr. Seba8tianus Citers. Zoo sprak hy, dat kun
nen we schrijven, na 't weergeven eener uitboe-
zeming van een gewoon burgerman, desnoods
na 't vereeuwigen van een relaas, opgeteekend
uit den mond eener baker mits men in 't
laatste geval van hij een zij maakt en schrijft
zoo sprak zij. Maar Citers is geen burgerman,
althans geen gewone dito. Hy is vooreerst
een gestudeerd man. Nu ja, dat is een
hulponderwijzer ook: 'k verzeker je, om zoo'n
akte gewoon L. O. te halen, moet er tegen
woordig heelwat gestudeerd wordenDe
meeste doctoren, in welk vak ook gepromo
veerd, zouden afgewezen worden, als zij op
stel en sprong dat examen moesten doen.
Denk maar eens aan de jaartallen en de
successie-oorlogen, aan de bergen van Midden-
Azië en de waaroms in de taalkundewaarom
schrijft men vandaag en niet vanavond
Alles goed en wel, maar Citers is juris utriusque
doctor. Dat zegt niets, want dat is
mijn neef Yan Sukkelen ook; ja, men zou
kunnen zeggen, datDat zou je kunnen
zeggen, maar je houdt die hatelijkheden
voor jel
Mr. Citers is geen ordinair advocaatje; hij
is specialiteit, autoriteit, celebriteit. Hy is
lid van den gemeenteraad, niet te Zuurdijk,
Zoetermeer of Zoutkamp, maar in eene groote
stad, en hy is ook al candidaat voor de Tweede
Kamer geweest. Wat blief je? Al6 zoo iemand
zijn advies heeft uitgebracht, dan zegt men
niet: zoo sprak hij, maar talia voce refert
zoo deed zijne stem zich hooren, zoo stelde
hy de zaken voor, en zoo is het ook. Dat
laatste voegen velen er by, de vrienden en
bewonderaars, die op Citers toepassen: het
avxi; ï<pa, de Heer en Meester heeft 't gezegd. (3)
Maar dat doen wy niet. Wy zeggen niet ja
en amen op de bewering van Mr. Citers.
Integendeel, wy gaan dien heer bestryden,
en dat niet met de wapenen van courtoisie,
maar met de schorpté des zwaards. 't Is
een stryd op leven en dood, dien wy aan
vaarden, en onze leuze is: overwinnen of
stervenl
Aanteekeningen.
Deze aanteekeningen geef ik niet ten bate
der geleerden en geletterden, niet dus voor
de massa der lezers. De massa, zeg ik, want
de Leidenaren, althans de courantenlezers
onder hen, zyn, uit den aard der zaak, meeren-
deels eenigszins ontwikkeld, wat kennis en
wetenschap betreft Nu, daarvoor hebben we
hier eene academiestad! 't Zit 'm hier in de
lucht, zullen we maar zeggen, dat de menschen
zoo knap zyn. Maar voo:- die knappen schryf
ik niet. Ook niet voor de onverschilligen en
botteriken, die lezen, zonder te denken, zonder
ooit naar den oorsprong of de beteekenis van
eene uitdrukking te vragen. Myne annotaties
zyn bestemd voor de weetgierigen, die gaarne
het naadje van de kous weten, en, als ze eene
klok hooren, ook liefst vernemen, waar de
klepel hangt.
1. In do 13do eeuw ontstond in Italië,
vooral door het yveren van zekeren Damiani,
eene sekte van geloovigen, die zich, ter eere
Gods en tot eigen behoudenis, by nacht en
dag, ten bloede toe geeselden.
2. Desbarreaux, een Fransch dichter, die
ten tyde van Lodewyk XIV leefde en als
vrygeest bekend stond, bestelde in eene her
berg op vastendag eene omelette met spek.
De vrome waard maakte, hoewel tegen zyn
z n, het bestelde gereed en kwam het bevende
opdragen. Juist echter, toen hy den schotel
op tafel zette, viel er een zware donderslag.
De herbergier zag hierin een teeken van Gods
misrfoegen en viel sidderende op de knieën.
Toen nam Desbarreaux, om den goeden man
gerust te stellen, den eierkoek en wierp hem
't venster uit, met de woordenzooveel leven
voor een omelettel
3. De leerlingen van den wysgeer Pythagoras
zwoeren by het woord huns meesters, dat
zy aanhaalden, ten bewijze dat iets onloochen
baar zeker was, met de verklaring: De baas
heeft 't gezegd. Wordt vervolgd.)
R. Koopmans Van Bobkeren.
Voor het examen voor onderwyzeres zyn
toegelaten de damesJ. J. Bos, M. Van Vliet
en D. A. Dobbe, allen van Leiden.
Door de vereeniging „de Practische Am
bachtsschool" alhier was prysopgaaf gevraagd
voor het maken der houten fundeering, het
metsel- en lood gieters werk voor den bouw
van een machine-lokaal. De laagste inschry ver
was de heer P. Hasselbach, alhier, voor
ƒ1141.50 de massa.
Aangaande den heer mr. Ph. H. Verbeek,
wiens overly den, te 's Gravenhage, roeds met
een enkel woord werd gemeld, is nog het
volgende mede te deelen:
Na te Leiden tot meester in de rechten te
zyn gepromoveerd, vertrok de overledene in
1856 naar Suriname als commies op het
parket van den procureur-generaal. Spoedig
daarop werd hy bevorderd tot advocaat-gene
raal by het Hof van Justitie aldaar Meermalen
werd hy belast met de functiën van procureur-
generaal.
In 1880 kwam- hy tot herstel van gezond
heid hier te lande terug, waarna hy spoedig
den kolonialen dienst met pensioen hoeft ver
laten. Twee jaren na zyne terugkomst in
Nederland werd hy belast met de betrekking
van referendaris, chef van de afdeeling „Oost
en West Indische zaken" aan het departement
van koloniën, uit welke functie hy met ingang
van 1 October 1892 op zyn verzoek eervol
werd ontheven.
Zoowel in West Indië als later hier te lande
maakte de heer Verbeek deel uit van Christe-
ïyke instellingen.
De anti revolutionnaire party verliest in den
ontslapene een harer yverigste aanhangers.
Indortyd was hy bestuurslid van hare Haagsche
kiesveroeniging „Nederland en Oranje".
De overledene, die in Suriname ook de be
trekking van lid der school commissie vervulde,
was ridder in de orde van den Nederlandschon
Leeuw.
Vier verlofgangers uit de gem. Alkemade
moeten, wegens den onvoldoenden toestand
hunner kleeding- en uitrustingstukkon by de
inspectie te Woubrugge op 8 dezer, op Vrydag
6 Juli a. s. n&- of herinspectie maken voor
den Militie-Commissaris te Leiden in het
Invalidenhuis. Deze maatregel is in die ge
meente nog nooit behoeven toegepast te
worden, en te hopen is het, dat het by
dezen keer blyft.
De collecte ten behoeve van het „fonds
tot aanmoediging en ondersteuning van den
gewapenden dienst in de Nederlanden" zal
in de gem. Alkemade gehouden wordon in
de week van 1823 Juni a. 8. of volgende
dagen.
Naar wy vernemen, heeft ds. J. D. Sigal,
predikant by de Ned.-Hcrv. gemeente te Lisse,
het voornemen tegen 1 Nov. a. s. emeritaat
aan te vragen.
De heryk van maten en gewichten zal
te Haarlemmermeer plaats hebben als volgt:
Te Hoofddorp, ten huize van J. Boo a, op
16 en 17 Juli a. 8., van 8 12 on 1f. uren;
te Nieuw-Vennep, ten huize van N Duiven
voorde, op 13 en 14 Juli a. s., v? 9 12 en
1 3 uren;
te Hoofddorp, voor do buurt „de Lynden",
ten huize van J. Boom, op 18 Juli s., van
8 12 en 1 3 uren.
De yk-letter is f in gewonen schrijfvorm,
schuin gestold.
De heer K. Siegers, benoemd onderwijzer
aan de openbare lagere school te Hillegom,
heeft voor die betrekking bedankt.
De collecte ten behoeve van het fonds
tot ondersteuning van den gewapenden dienst,
te Benthuizen den 14den dezer aan de huizen
gehouden, heeft opgebracht de som van f 6.
Blykens de door B. en Ws. van Lisse
vastgestelde lyst van inkwartiering kunnen
aldaar worden ingekwartierd 16 officieren en
261 manschappen, terwyi kunnen worden ge
stald des zomers 85 en des winters 62 paarden.
De loting voor de rustende schuttery in die
gemeente zal gohouden wordon ten Raa Jhuizo
aldaar op Woensdag, 27 Juni a. s., des voor
middags te 11 uren.
Zooals bekend is, is onze vermaarde
landgenoot Pier Pander, thans te Rome, van
Drachten (Fr.) afkomstig. De hoer P. werd
voor eenigen tyd bezocht door een ingezetene
van Beetsterzwaag, die omtrent den heer P.
het volgende meedeelt:
Toen de heer P. nog te Amsterdam ver
toefde, werd by aangetast door eene ontsteking
van den ruggegraat en werd hy daar met de
meeste liefde en toewydmg door eene pleeg
zuster verpleegd.
Voor eenigen tyd werd de heer P. weder
door dezelfde ziekte aangetast De ontboden
geneesheer beschouwde den toestand als zeer
ernstig. De heer P. gaf zyn verlangen te
kennen, dat hy gaarne de ziekenverpleegster
uit Amsterdam weder als zyne verzorgster
zou zien optreden. De geneesheer voldeed
hieraan, de verpleegster was dadelyk bereid
weer die taak op zich te nemen en vertrok
dadelyk naar Rome.
Dank zy geneeskundige hulp en zorgvolle
verpleging, is de heer P. thans in zooverre
hersteld, dat by, in een toestel gezeten, weer
met zfin beeldhouwen is kunnen aanvangen.
Met de landgonoote, die hem bezocht, kon
hy rytoertje8 maken, enkele kunstwerken
bezoeken, enz.
Naar men verneemt, zullen door den
minister van oorlog wyzigingen worden ge
bracht in de bepalingen betreffende het
Reserve-kader.
Naar men verneemt, zal mr. S. L. Van
Royen, vice-president der rechtbank to
Zwolle, als zoodanig ontslag vragon.
Een telegram uit Batavia, mededeelende
dat tot de expeditie besloten is, na afwyzing
van het ultimatum door Lombok, meldt nog
dat de expeditie drie bataljons zal tellen en
den 2den Juli vertrekt. (Nieuws.)
3)
„Allons", riep de schurk, „ik zal den hond
vermorzeld hebben l"
Met den voet schopte hy het lichaam ter
zyde, waarna de deur in het slot viel.
En nu volkomen veilig, dacht hy er niet
aan de straat op te vluchten, maar begaf
zich integendeel langs de groote marmeren
trap naar de vertrekken der familie.
Zoodra hy daar aankwam, weerklonk door
het geheele gebouw het akelige gehuil van
een hond.
„Ahl" riep hy met angst en verwondering,
„het was dus niet de hond, dien ik vermor
zeld hebi"
Neen, het was de hond niet, maar beneden
by de yzeren deur lageen mensch.
II.
Be Parel der Schoonzonen.
Wy bevinden ons thans weder in dat ge
deelte van het hotel, waar feest gevierd wordt,
en meer byzonder in een nevenvertrek, waar
eenige speeltafels aan diegenen der gasten,
die geen deel nemen aan den dans, de ge
legenheid verschaffen zich op andere wyze,
nameiyk met het kaartspel, te vermaken.
Aan eene dezer speeltafels zyn gezeten de
markies Gaston De Montgerbois en de kapitein
Ca9tillac, terwyi een aantal gasteD, om hen
heen geschaard, met levendige belangstelling
den loop van het spel volgt.
„Altyd om vyftig Louis d'or, nietwaar
kapitein?" vroeg de markies.
„Om vyftig Louis, sandiousl" gaf do kapitein
ten antwoord.
Er heerschte een oogenblik stilte, do kaarten
werden verdeeld en het spel begon opnieuw.
„Alweder gewonnen, voor den duivel 1" riep
de kapitein met zyne zware basstem, waarin
een zuidelijke klank niet te miskennen viel;
„ik ben dezen nacht byzonder gelukkigmen
zou zeggen, dat de zeeroovers, die ik in de
Chineesche Zee heb laten opknoopen, my
fortuin hadden aangebracht."
„Nu, wat dat betreft, ik geloof aan voor
teekenen," gaf de markies lachende ten ant
woord; „en als ik geweten had, dat ge zulke
moorden op uw geweten hadt, zou ik my
niet aan u gewaagd hebben."
„Och, ik hecht er anders volstrekt niet aan,
en heb zelfs een zekeren afschuw van het spel."
„Gy! en ge zyt zoo gelukkig?"
„Op myn woord, er is heelwat toe noodig,
om my aan de groene tafel te lokken, en
als gy er niet zoo op hadt aangedrongen....
„Nu, in dit geval ben ik er ruimschoots
voor gestraft," hernam de markies, terwyi
hy opnieuw do kaarten schudde.
Het spel begon opnieuw, toen een der
gasten, de vicomte De Champsablon, het
vertrek binnentrad.
„Ahl Montgerbois, vind ik u eindeiyk hier?"
riep hy.
„Zocht ge my?"
„Wel sedert een uur, de dames eischen u
op en hebben my opgedragen u op te duiken,
en d<>od of levend by haai' to breDgen."
„Is het zoo ernstig?"
„Dat zou ik denken, het geldt eene wals."
„Inderdaad, eene hoogst ernstige zaak!"
riep de markies lachend uit.
„Mevrouw Bertin verlangt dat ge met
mejuffrouw Jeanne zult dansen."
„Dan volg ik u terstond.myn waarde
kapitein, ge ziet het, noblesse of in dit geval,
myn titel verloofde, oblige I Zullen wy het
spel staken?"
„Parbleu! ga dansen met de jonge dames,
vriend l Ik wenschte dat ik het ook nog kon
doen, maar, voor den duivel, dat heb ik al
lang moeten opgeven. In myn tyd was ik
een eerste hef hebber, wals, quadrille, polo
naise, pas de Castagnettes, alles heb ik ge
danst, in alle werelddeelen en met danse
ressen van elke kleur; dat is nu voorby, en
het is uwe beurt. Willen wy onze rekening
vereffenen? Ik ben u, laat zien, twee, zes,
acht, tien duizend franken schuldig."
„En ik u iets meer.vyftig duizend."
De markies haalde eene élégante, rood
lederen portefeuille, voorzien van zyn naam
cijfer in kleine diamanten, te voorschyn, nam
er een veertigtal bankbiljetten van duizend
franken uit, die hy aan den kapitein over
handigde met zulk eene voorname onver
schilligheid, als waren het slechts waarde-
looze papiertjes.
Vervolgens nam hy afscheid van Castillac
met de woorden: „Wanneer zullen wy
revanche nemen, waarde kapitein?"
„Dezen nacht niet meer; ik ga even myn
vriend Bertin vaarwelzeggen en dan ver
trekken." J
„Zooals ge wiltl Tct weerziens 1"
En door den vicomte De Champsablon ge
volgd, verliet de markies het salon.
„Mynheer", sprak thans een der gasten,
die zich om de spelenden geschaard hadden,
tot den kapitein, „gy hebt een van de be
kwaamste spelers geslagen!"
„Inderdaad, hy speelt merkwaardig, en ik
begryp niet, hoe ik hot van hem heb kunnen
winnen."
„Het is verbazend; men zou zeggen, dat de
markies met opzet verloor 1"
„Met opzet? Wie, in 's Hemelsnaam, zou
nu voor zyn vermaak zulk eene groote som
verliezen
„In elk geval zou het eene dwaasheid zyn l"
Op dit oogenblik trad Maurice Bertin, de
zoon van den bankier, binnen.
„Maurice", vroeg hem de kapitein, „weet
ge ook waar uw vader is?"
„Neen, myne moeder heeft ook reeds naar
hem gevraagd en ik heb hem overal vergeefs
gezocht."
„En mevrouw uwe moeder is.
„In het kleine salon; naast de danszaal."
„Dank u, dan ga ik haar vaar wolzeggen 1"
De kapitein vond mevrouw Bertin in het
aangeduide vertrek, waar zy met hare dochter
Jeanne aan hare zyde de complimenten barer
talryke gasten ontving.
„Op myn woord", verzekerde eene der
dames, „het groote fortuin der familie Bertin
kon niet beter worden verbonden dan met
den ouden adel van den markies De
Montgerbois."
„Inderdaad", hernam mevrouw Bertin,
stralende van hoogmoedige vreugde, „zfin
adel dagteekent van eenige eeuwen en wy
zfin eenige millioenen ryk; dat harmonieert
uitstekend."
De parvemie zag eindeiyk haar droom
beeld verwezeniykt. Eindeiyk zou de graven
kroon, die zy in hare grenzenlooze eerzucht
alff het toppunt van glorie beschouwde, door
het huwelyk van hare dochter in hare
familie komen'
Wat klonk dat heerlfik: mfine dochter do
markiezin, myn zoon do markies l
Voorzeker, in schitterende salons te kunnen
pronken, door hooge personages te worden
geëerd en gevierd, bare dochter aan eene
der oudste famihön van den Franschen adel
uitgehuwelijkt te zien, men moet bekonnen
dat wel sterker hoofden dan dat van
mevrouw Bertin daardoor op hol zouden ge
bracht worden.
Voor het overige, hoewel thans de vrouw
van den schatryken bankier, was zy slechts
van geringe afkomst en liet hare opvoeding
veel te wenschen over, zoodat men zich,
hoewel openlijk haren hoogmoed streelende,
in stilte vrooiyk maakte over de tallooze
fouten, waaraan zy zich tegenover de manie
ren der groote wereld schuldig maakte.
Jeanne Bertin, naast hare moeder gezeten,
scheen echter in geenen deele met hare uit
bundige vreugde in te stemmen.
Wordt vervolgd.)
DA&BLAD.