een glas, waarin nog de sporen van een wit
poeder werden gevonden. Nadat de schilder
zyne vrouw en kinderen het vergif had toe
gediend, maakte hy door ophanging een einde
aan zyn leven. Men vond nog een brief, waarin
Seeger mededeelde dat hy „geen kans zag
verder te komen, zonder te bedriegen, geiyk
hijzelf bedrogen was." Reeds sedert geruimen
tyd verkeerde het gezin in behoeftige omstan
digheden.
KOLONIËN.
BATAVIA, 2-4 Mei.
In het Mail overzicht van de „Java-Bode"
leest men:
Nadat niet lang geleden verscheidene resi
denten den dienst hebben verlaten, heeft de
laatste tyd zich in de ambtelijke wereld ge
kenmerkt door het ontslag \an nog meer
assistent-residenten en wol juist van zulke,
die bij de benoeming van residenten door jongere
ambtgenooten werden voorbijgegaan. Deze
laatste omstandigheid alleen zou, daar inden
burgerlijken dienst niet de regels gelden van
den militairen dienst, hen niet hebben be
hoeven te nopen hun ontslag te vragen, en
dat zij dit laatste toch deden, moet hieraan
worden toegeschreven, dat de regeering hun
het verzoek in den mond gaf, waarmede moer
het in de hand werken van de promotie wordt
beoogd dan wel het uit den dienst verwij
deren van ongeschikte ambtenaren. Het valt
ten minste niet aan te nemen dat de gouverneur-
generaal, die niomand tot hoofd van gewes
telijk bestuur benoemt dan na zich ook door per
soonlijke kennismaking van zijne geschiktheid
te hebben overtuigd, de ambtenaren, die door
hem gewogen, doch te licht bevonden worden
voor bevordering, ook allen voor hunne tegen
woordige betrekking niet berekend acht. Of
liever, wanneer ongeschiktheid op zichzelve
eene reden was van ontslag, dan zou bij zoo
menigeen niet gewacht kunnen worden totdat
hi) zijn pensioen had verdiend of naar ancien
nlteit aanspraak had op bevordering. Het in
de hand werken nu van de promotie past geheel
bjj de algemeen geldende opvatting dat het bezit
van koloniën ook daarom zulk eene schoonezaak
is, omdat een groot aantal personen uit het moe
derland daar in 's lands dienst een onderkomen
vinden. "Wanneer nu nog raaar de pensioenen
werden verhoogd, zouden alle partijen tevreden
kunnen zijn, behalve misschien degenen, op
wie de last rust al dio traktementen en pen
sioenen te betalen. Yoor hen kan het echter
een troost wezen, dat door ruime toepassing
van het stelsel van bevordering bU keuze en
het ontslaan van voorbijgegane ambtenaren de
kans grooter wordt, dat zij bekwame lieden
over zich gesteld zien. Naar veler moening
echter is de gouverneur-generaal in dit opzicht
tot nog toe niet altijd even gelukkig geweest,
ten minste niet wat do bevordering bij keuze
betreft.
De assistent-rosident van Limbangan
(Preanger-Regentschappen) E. M. Verloop
heoft wegens langdurigen dienst een jaar
verlof naar Europa gevraagd. {Bat. Hand.)
Het bericht in de „Soer. Crt.", dat mr.
H. Van Dissel Szn., vice-president van het
Hooggerechtshof, thans met binnenlandsch
verlof, wegens ziekte, met verlof haar Europa
zou vertrekken, wordt door de „Java-Bode"
tegengesproken. De heer Van Dissel zal reods
de volgende week terugkeeren en zijne functiën
hervatten.
Naar w\j vernemen, zal do kolonel Biljardt
wegens hot gemis van het noodzakolijk ge
bruik van zijno rechterhand met smartegeld
gepensionneerd worden, d. w. z. zyn gewone
pensioen sal mot een kwart worden verhoogd.
Java-Bode
Van Banjoe-Biroe bericht men aan de
„Java Bode," dat do luitenant kolonel Lam
berts, commandant van de veld- en berg-
batteryon op Java, binnenkort den dienst met
pensioen zal gaan verlaten, en dat de com
mandant van het regiment cavalerie, kolonel
Van der Schoot, als by twee jaren zyn
tegenwoordigen rang heeft bekleed, met verlof
naar Europa zal gaan.
Naar wij vernemen, aldus bericht do
„Sum. Ct." van 28 April, heoft eenige dagen
geleden in de Ombiliënkolenmyn een ongeluk
plaats gehad, waarby eenige inlandsche werk
lieden gedood zyn en meerdere brandwonden
bekomen hebben. Nadere byzonderheden zyn
niet bekend.
By een in de Jav.-Ct." geplaatst besluit
is krachtens koninklyke machtiging de forma
tie van het onderwyzend personeel aan de
afdeeling Hoogere Burgerschool van het gym
nasium "Willem III te Batavia met ingang
van 31 Mei 1894 uitgebreid met twee leeraren,
éón in do Engelsche en Duitsche talen on
haro letterkunde, en éón in de wiskunde,
ioder op oeno bezoldiging van f 450 's maands,
met drie vierjaariyksche verhoogingen van
ƒ100 's maands.
Volgens de „Soor. Ct." komen or uit
do koffiestroken gunstige berichten over den
oqgst en is deze overvloedig. Do „Java Bode"
verneemt echter dat de oogst over het algemeen
ver beneden do verwachting blyft.
In zyn Vrydagpraatjo in het „Bat. Hbld."
schryft Mokumer o. a.
Het boek „De Atjehers" van dr. Snouck
Hurgronje op den indexprohibitommIk moet
myzeiven oens knypen om mo te overtuigen,
dat ik waak, niet droomMaar vormen wy
dan nog eene natie; leven wy in een kolonialen
Staat, den twoeden der wereld? Of moeten
wy ons voorstellen, dat dit alles maar idéé
is en wy deel uitmakon van oen „hofje,"
hoogstens van een kleine plattelandsgemeente?
Hoor eens, ik kan het niet gelooven. Ik
wil wel aannemen dat er ovor trouwe onder»
linge „opkammer8" in het Indisch Genoot
schap onaangename dingen in dat boek staan,
maar het is een wetenschappeiyk werk; het
resultaat van studie en waarneming; studie
en waarneming maken iemand tot een leider
in zyn vak, en maken het hem tevens on-
mogeiyk te varen in het schuitje derrhetori-
sche misleiders.
Neon, ik geloof het niet van den minister
v. Dedemhet zou ook onverantwoordelyk
zyn tegenover de natie.
Want het natuurlijk gevolg er van zou
wezen, dat te avond of morgen dr. Snouck
een buitenlandsch professoraat aannam, te
Cambridge of zoo. Dan zou men, als zoo
menigmaal te voren, in het buitenland mogen
proflteeren van de kunde van een door achter
buurt politiek uit Nederland verdreven ge
leerde. De natie, die meer behoefte heeft aan
één zoo'n man dan een dozyn zyner onbe
duidende tegen6tandertjes om geen ander
woord te noemen kan dan het enkele voor
recht hebben, dat by zyn eventueel over-
ïyden de Hollandsche couranten er op bluffen,
dat hy een „Nederlander" was.
Daar kan ik my zoo boos om maken!
Maar ik geloof het nog niet van den minister
Van Dedem: ik houd het nog altyd slechts
voor 'n praatje.
Zóó laat een man als hy zich niet beet
nemen door eene kliek van onbeduidendheden.
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië
zyn de volgende beschikkingen genomen:
Civiel Departement Verlengd: Met zosmaan
den of zooveel kortor als zal blijken voldoonde
te zijn, de termijn, waarvoor de ambtenaar E.
Meister ter beschikking is gesteld van den voor
zit er dor landraden te Poerwokerto en Poerbo-
linggo (Banjoemas), ten eindo met griffierswerk
zaamheden by die rechtbanken te worden belast.
Benoemd: Tot contr. lsto kl. U. P. Hosselaar,
ambtenaar op non-activiteit, laatstelijk die betrek
king bekleed hebbende, met bepaling dat hij ge
plaatst wordt in de residentie Menado.
Bepaald: Dat geplaatst blijft in het gouverne
ment Colebes en Onaerhoorigheden de controleur
2de kl. M. Foringer.
Geplaatst: In het gouveruement Celebes en
Ondernoorigbeden do benoemde adspirant-contr.
L. R. Weutholt.
Ontslagen-: Op verzoek eervol uit 's lands
dionst do gewezen klerk op het bureau van den
algemeenen pakhuismeester to Padang L. W. C.
Von Liebenstein, mot bepaling, dat dit ontslag
wordt gerekend te zijn ingegaan met uit. April 1890.
Ingetrokken: liet besluit van 26 April 1894,
waarbij het lid in don Raad van Justitie te Soera-
baia mr. F. E. Couperus gedurende de afwezig
heid met binnenlandsch verlof wegens ziekte van
don titularis, is bolast mot de waarneming der
betrekking van prosident van den Rand van
Justitie to Makassor.
Belast: Gedurende do afwezigheid met binnen
landsch verlof, wegens ziekte van den titularis,
met do waarneming der betrekking van president
van don Raad van Justitie to Makasser, de vice-
president van den Raad van Justitie te Semarang
mr. F. G. A. Reitz.
Geplaatst: Te Telok Somawé (Noord- en
Oostkust van Atjeh) de controleur 2de kl. J. H.
Morbeck.
Overgeplaatst: Van Telok Somawó naar
Oleh-leh en toegevoegd aan den ass.-res. van Groot-
Atjeb, do cont. der 1ste kl. F. G. Wotschor.
Gestold: Tor beschikking van den res. van
Langon, de cont. 2do kl Ch. L. J. Palmer Van don
Broek.
G o p 1 a atst: Bij de Oosterlynen de waarnemend
lste commies J. D. W. Th. Abbinkbij do \Ve9t0r-
lijnen de waarnemend lsto commiezen L. C. Van
Bousscchem en W. F. Tieben.
Bolast: Bij de Oosterlynen met het beheer van
onderafd. II der 4de afd stnndplaats Madioen.de
adjunctcbof J. M. Israël; met het beboer van
onderafd. 1. der 4de afd., standplaats Soeiabaia, do
waarnomend adjunctchef J R. Brouwer.
Vorpl aatst:Vando onderafd. Bongkalis naar
onderafd. Benedon Laugkat, 2de controleur dor lste
kl. J. Th. Van Driest.
Ontheven: Eervol van het bestuur der onderafd.
Beneden-Langkat, de controleur der lsto kl. J. G.
Schot
Geplaatst: In de afdeeling Ponorogo de
adspirant-cont. H. A. Hoezoo.
Ingetrokken: Bij don Post- en Tolegraaf-
dienst, do onthoffing van het beheer over het
kantoor te Bangkalan van den commies 2de kl.
C. Schreuder; de overplaatsing van Laboean
Deli naar Bangkalan van aen kantoorchef der 4do
kl. E. E. Van Steenbergen.
Ontheven: Van hot behoor over bet kantoor
to Laboean Deli en overgepl. naar Soerabia, de
commies der 2do kl. E. E. Van Steenbergen-
Ovorgoplaatst: Van Kotta-Radja naar Wel-
tevroden de commies 2do kl. F. Lutter; van
Tandjong-Balei naar Weltevreden de comm 3de
kl. W. II. Lehnkering; van Weltevreden naar
Kotta-lvndja do comm. 3do kl. W. 11. Johannes; van
Weltevreden naar Tandjong-Balei do comm. 3de
kl. D. Th. Q. Varkevisser.
Gedetacheerd: By do afdeeling spoor- en
tramwegen en stoomwezen aan hot departement
der Burgorlyko Oponbaro Werken, do tijdelijk
adjunct ingenieur der lste kl. bjj den aanleg dor
Irjn ProboRnggo-Panaroekan J. .1. Stieltjes.
Geplaatst: In de afdeeling Semangka, de
controleur der 2de kl. W. Van Vianen.
Ovorgoplaatst: Van de afdeelingSepoetih
naar do afdeeling Ommelanden van Tclolc-Betong,
de controleur dor 2de kl. M. Dooffvan de
afdeeling Toelnugbawang naar do afdeeling Sopoo
tih, de adspirant-controleur R. C. L. Bosch.
Departement van Oorlog. Ovorgoplaatst:
Bij de intondauco te Padang, de kapitein-intendant
to Semarang, P. A. Struyvenberg.
Departement van Marine. Ontslagon: Op vor-
7.00k, eervol uit 's lands dienst, de gewezen vaste
werkman by do fabriok voor de marine en bot
stoomwezen to Soerabaia C. Meelhuysen, met be
paling, dat dit ontslag wordt gerekend te zijn
ingegaan met ultimo Mei 1892.
Dc behandeling der rechtzaak betref
fende het Yalsche Bankpapier.
Zesde dag. {Vervolg.)
Alvorens de officier van justitie, mr. Regout,
de verschillende, reeds door ons medegedeelde
eischen had gedaan, vroeg en bekwam do
verdediger van bekl. Lösche, mr. Westendorp,
het woord, om aan de rechtbank te verzoeken
zyn cliënt onmiddellyk in vryheid te stellen.
ZyDO eigen verklaringen, hier en in de instructie
voor de politie afgelegd, kloppen volkomen
met die van bekl. Keese, terwyl geen enkele
der overige beklaagden iets ten radeele van
zyn cliënt in 't midden heeft gebracht. Daaren
boven is L. ziekelyk, teringlyder, voor wien
langer verblyf in de cel, ook zelfs van éón
dag, noodlottig kan worden.
Het O. M., mr. Regout, vroeg de rechtbank
dit verzoek niet in te willigen alvorens hy
zyn requisitoir had genomen. Hy toch was
overtuigd dat Löschke wèl schuldig is, hy zou
dit trachten aan te toonen. Mr. Westendorp
nam hiermede genoegen.
Mr. Regout gaf daarna een overzicht van
de feiten, door de beklaagden bedreven.
In byzonderheden toonde hy vervolgens
aan, welk aandeel elk der bekl. in 't komplot
had gehad en waarom alle ontkentenissen
onaannemeiyk waren. In den loop zyner rede
bracht hy hulde aan de yverige bemoeiingen
van den heer Batelt en de rechercheurs Pan-
horst en Verbeek, die veel nadeel en schade
in den handel hebben voorkomen, want was
de geruchtmakende zaak niet zoo spoedig
ontdekt, de bankbiljetten van f 100, f 200 en
ƒ800 zouden thans geen wettig betaalmiddel
meer zyn.
Zeer scherp laakte mr. Regout den ln bekl.,
den hoofdschuldige, die alle schuld op zyne
mede beklaagden zoekt te werpen; voor hem
was geene enkele verontschuldiging aan te
voeren. De overige bekl. mogen lieden zyn
van unfair karakter, die onderling elkan
der naar waarde wisten te schatten, Krausse
was een geslepen misdadiger.
Het O. M. eindigde het requisitoir met dank
aan den voorzitter voor de leiding en den
rechter van instructie voor zyn langdurig
onderzoek dezer treurige en moeiiyke proce
dure. Spr. achtte beklaagden allen schuldig
aan het feit van valsch crediet-papier ver
vaardigd en uitgegeven te hebben.
[Voor het aan Krausse ten laste gelegde
misdryf wordt door het wetboek van straf
recht eene gevangenisstraf van ten hoogste
zeven jaren geëischt, met dien verstande
echter, dat deze straf onder verzwarende om
standigheden met een derde gedeelte wordt
verhoogd. Door toepassing van deze bepaling
op Krausse voor te stellen, kwam het O. M.
tot den eisch van 9 jaar en vier maanden
voor dezen beklaagde.]
De strengheid van den eisch bracht eene
merkbare beweging in de zaal teweeg. Blyk-
baar had men niet verwacht de toepassing
van art. 57 van het Wetboek van Strafvor
dering, waarby bepaald wordt dat eene straf,
by herhaald misdryf, met een derde als boven
bedoeld kan worden verhoogd.
De gansche rede van het O. M. had onge
veer een uur en een kwartier geduurd.
De verdedigers kwamen nu aan het woord.
Mr. Simons (verd. van Krausse) bracht ook
hulde aan den voorzitter voor diens leiding.
Het speet hem, dat hy geene schuldeloosheid
voor zyn cliënt kon pleiten, maar toch acht
hy den eisch van het O. M. zonderling, waar
dit zoo hooge straf vordert. Dit wordt niet
goedgemaakt met de phrase van gastvryheid,
in Nederland genoten, en het verwyt een
wettig betaalmiddel te hebben nagemaakt,
dat nooit wettig betaalmiddel is geweest.
PI. gaat daarna de loopbaan van Krausse
na, hoe deze een geniaal man was in zyn
vak, waarna hy neiging had om zelfstandig
te werken. Dit dreef hom tot pogingen, om
eene eigen zaak te kunnen oprichten. Dit
biykt uit velerlei getuigenis, 0. a. van bekl.
Toubaerts, in wier woning hy zich eenigen
tyd ophield, ten einde zyn schoonvader te
dwingen om geld te verschaffen. Had hy dit
gedaan, waarschyniyk was deze geheele
terechtzitting niet noodig geweest.
Krausse kon zich de middelen niet ver
schaffen langs wettigen weg en toen kwam
het denkbeeld op om valsche biljetten te
vervaardigen, ten einde kapitaal te verkrygen.
Dit kapitaal was middel, maar geen doel.
By pl. is vaak het denkbeeld opgekomen
of Krausse zyne medebekl. niet dupe wilde
maken, door het gold aan te nomen en ze
met een partytje biljetten tevreden te stellen.
Zeker ziet pl. in Krausse den hoofddader, maar
met de reserve, dat het meer de bedoeling
was van Krausse dupes te maken, dan wel
spociaal zyn atelier te bestemmen voor het
vervaardigen van valsche biljetten. Krausse
is een man met een helder berekenend verstand,
die nadenkt en kan nadenken, nuchter nadenkt,
goed verstandeiyk opmerkt, en nu kan men
zich niet voorstellen, dat deze man meewerkte
aan zoo dom een plan, als is uitgevoerd.
Uit hunne geheele handelwijze bleek, dat de
beklaagden nieuw waren op het pad der mis
daad. Pl. toont dit in byzonderheden aan. Van
behooriyke uitvoering van het plan is geen
sprake; ieder handelde op eigen gelegenheid.
Zal men nu kunnen denken, dat dit den
kende hoofd leider zou geweest zyn, als hy
niet allo touwtjes in de handen had gehad?
Op het atelier is gewerkt aan andere zaken.
Het is dus niet opgericht om uitsluitend
valsche bankbiljetten te maken. Uit een en
ander blykfc, dat er voor 365 aan werk is
afgeleverd. Aan eene Italiaansche firma had
hy monsters van zyn werk gezonden; men
was daarover zeer tevreden en wilde in Italië
een groot kapitaal tot zyne beschikking stellen.
Zou nu die man het krediet van de Ned.
Bank hebben willen ondermynen? De man
zou reeds naar Italië vertrokken zyn, ware
het niet dat hy de bevalling van zyne vrouw
afwachtte.
De biljetten zyn slordig bewerkt; tusschen
verschillende biljetten is een reusachtig verschil.
Er zyn biljetten geteekend 8 Maart 1892
Pierson, toen deze reeds minister was en dus
zyne handteekening als directeur der Ned.
Bank op het biljet niets meer beduidde. Nu
werkte deze knappe Krausse op zulk eene
wyze en leverde die biljetten aan Toubaerts
af. Hy had op veel betere wyze en met beter
procédé kunnen werken. Dit strydt wel met
de verklaring van de heeren Enschedé, maar
dezen zyn directeuren, terwyl de vak- en werk
man Stam wel verklaarde, dat men beter
werk met de photogravure had kunnen ver
krygen. "Wel zegt men, dat er dan meergeld
noodig was, maar met uitzondering van eene
enkele koperen plaat was alles op het atelier
aanwezig, wat men voor photogravuren
noodig had.
Het is dus zeer goed aannemeiyk, dat Krausse
de biljetten ter wille van Toubaerts maakte.
Zy mocht ze niet uitgeven en zoolang zy ze
in haar bezit had, zou zy zich omtrent de
accepten stilhouden.
Wat nu de verklaring van Krausse, in de
instructie afgelegd, betreft, daarmee moet men
voorzichtig zyn, al is de rechter-commissaris
nog zoo humaan.
Dit laatste is juist niet in het voordeel van
de bekl. Treedt de rechter-commissaris ruw
op, dan is er stryd, maar is de rechtercom
missaris humaan, dan komt de bekl. uit
contra-humaniteit er toe, om meer te zeggen
dan noodig is.
Naar zyne bescheiden meening moest zoo
spoedig mogeiyk uit ons Strafwetboek verwy-
derd worden de bepaling, dat hetgeen in de
instructie is bekend, als bewys kan dienen.
Alleen wat voor de rechtbank door bekl.
wordt gezegd, dient aangenomen te worden.
De indruk, dien pl. heeft gekregen, is, dat
Krausse alleen de biljetten vervaardigde om
zyne schuldeischers te betalen. Ook tusschen
hen is er over gesproken, dat het papier niet
voor uitgifte was bestemd. Door Van Liemt
is bevestigd, dat Krausse dit Sinnige gezegd
heeft.
Het is waar, Krausse heeft zelf biljetten uit
gegeven, maar pl. wyst er op dat de uitgifte
heeft plaats gehad in een toestand van groote
overspanning en van dronkenschap. Daarom
mag aan die uitgifte niet meer die groote be-
teekenis gehecht worden als in andere gevallen.
Pl. gelooft dus inderdaad dat Krausse niet de
bedoeling had om bankpapier te maken om
het uit te geven, doch wel om zyne geldschieters
tevreden te stellen. Hy wilde een eigen atelier,
hoe dan ook, al ging dat ook over de hoofden
zyner vrienden heen. Hy acht. do defensie,
door bekl. gevoerd, zeer aannemeiyk.
Het staat vast dat Krausse drie biljetten
heeft uitgegeven, maar één van die biljetten
draagt den datum 8 Maart 1892, get. Pierson.
Toen heeft bekl. geen biljet uitgegeven, dat
de Ned. Bank had kunnen benadeelen. De Bank
wordt gebonden door de onderteekening van zyn
directeur en secretaris en deze staat niet op
het biljet.
Pl. kwam nu tot de vraag of het maken
van valsche bankbiljetten naar de nieuwe
strafwet zou zyn een delict. Het staat vast
dat de regeering, de Tweede Kamer, enz. van
oordeel zyn geweest dat het maken van bil
jetten strafbaar zou zyn. Het misdryf van het
namaken van biljetten staat niet afzonderiyk
vermeld, wel kwam het voor in het Code
Pénal, evenzeer in het Duitsche en Belgische
strafwetboek. Onze wetgever heeft dit niet
als een zelfstandig misdryf in de wet opge
nomen.
De wetgever scheen het namaken van bank
biljetten niet op geiyke lyn te stellen met
muntbiljetten. Aldus komt men tot art. 225,
waar sprake is van „geschriften, eenige ver
bintenis of oenige bevryding van schuld."
Maar nu ontkent pl. dat een bankbiljet zulk
een geschrift, zulk eene verbintenis is, omdat
het niet geteekend is, zooals gebleken is uit
de verklaringen van de heeren Enschedé. Zelfs
een „signature autographiée" kan niet zyn
eene onderteekening, zooals door' het hof van
cassatie in Frankryk is uitgemaakt. Ook het
„Reichsgericht" vordert voor een wissel eene
handteekening en een bankbiljet is slechts
een wissel.
Er is een arrest van het Hof te 's-Bosch,
dat een handteekening door stempeling vol
doende is, maar datzelfde Hof zag in een feit
dat een bekl. een schuldbekentenis met een
stempel bad geteekend, valschheid in ge
schriften, waardoor een groote straf is opge
legd. Bovendien heeft de Hooge Raad beslist
dat niemand do handteekening van een ander
mag plaatsen, al is het met zyn goedkeuring.
Derhalve is de drukker van de heeren Enschedé,
die gezonden wordt naar de Nederlandsche
Bank, ter goeder trouw schuldig aan een
onnoembaar aantal valschheden. Niet altyd
zyn de directeuren en de secretaris tegen
woordig. Stel nu eens dat de drukker niet
ter goeder trouw is en een paar biljetten meer
stempelt, dan kan do Ned. Bank deze niet
weigeren De Ned. B:ink geeft dit alles toe,
want op do nieuwe biljetten staan niet de
strafbepalingen omtrent het namaken en uit
geven. Alleen het in voorraad hebben wordt
volgens art. 232 strafbaar gesteld en dit
staat op de biljetten gedrukt.
Spr. acht het dus verstandig indien voortaan
de directie van de Ned. Bank hare biljetten
teekent; hy meent dat deze nogal goed betaalt.
Het komt pl. dus voor, dat een bankbiljet
niet is een stuk, als waarvan art. 225 melding
maakt. Hoe zonderling het dus klinkt, gelooft
spr. dat op streng juridische gronden de
hoofddaad niet strafbaar is en dat men de
huidige Nederlandsche bankbiljetten volkomen
vry mag namaken, zonder met de strafwet
in aanraking te komen.
Hy acht het niet mogeiyk dat aan Krausse
eene langore straf dan zeven jaren worde opge
legd, maar ook deze straf zou eene behooriyke
straf overschryden. Men heeft hier te doen met
eon man, wiens eerzucht er op gericht was
eene zelfstandige positie te veroveren. Hoe
zwaar moet de straf by zulk een man niet
wegen, waar hy nu alles verloren ziet gaan.
De man heeft zwaar gezondigd, misschien
minder tegenover de Nederlandsche Bank en
den Staat, die hem gastvryheid gaf, dan wel
tegenover zyne vrouw en kinderen. Voor dien
man is eene dusdanige ernstige straf, als het
O. M. eischt, niet gerechtvaardigd.
Hy vertrouwt en verwacht, met verwerping
van het oordeel van het O. M., dat art. 57
hier moet toegepast worden, dat do recht
bank niet zal toepassen eeüe straf zoo streng
als door het O. M. wordt geëischt.
Nadat do zitting eenigen tyd geschorst is.
geweest, werd ze te 2 uren heiwat.
De president deelde toen mede dat hot
verzoek van mr. Westendorp tot onmiddellyke
invryheidstelling van zyn cliënt Löschke door
de rechtbank niet kon worden ingewilligd.
Mr. Benjamins, verdediger van de 2de be
klaagde, Suzanna Toubaerts, begint met mee
te deelen, dat zyne cliënte vóór twee jaren
is gescheiden van haren man, die haar diep
ongelukkig had gemaakt.
De liefde voor haar kind is ontzaglyk groot
hiervan heeft pl. de overtuiging gekregen.
(Bekl. Toubaerts geeft by het uitspreken
dezer woorden blykèn van diepe droefheid.)
De vrouw kan worden slachtofier van den
manzoo is deze vrouw het slachtoffer ge
worden van haar gevoel; niet van hare heb
zucht. Met de soberheid van eene troonrede
heeft het O. M. zyn requisitoir genomen.
Deze geachte ambtenaar heeft zeker zyne
redenen gehad om niet alle punten zoo
duideiyk bloot te leggen als noodig was. Maar
pl. zal niet de kortheid van het antwoord op
eene troonrede kunnen betrachten.
Verschillende getuigen hebben verklaard
dat zich vlak voor het huis van pl.'s cliënte
een politie-bureau bevindt. Is 't nu aanneme
iyk, dat zy, wetende dat de biljetten valsch
waren, den eersten bekl. de gelegenheid zou
hebben verschaft tot het plegen van strafbare
handelingen onder de oogen der politie?
Mr. Benjamins trachtte vervolgens uitvoerig
aan te toonen dat rechtens ni6t bewezen was
dat zyne cliëntp kennis droeg van het plan tot
het maken der valsche bankbiljetten. Hy con
cludeerde tot hare vryspraak.
Mr. Van Os (verdediger van Thümm) ving
aan met de verklaring, dat z. i. Thümm zeker
niet is de grootste misdadiger in deze zaak.
Zyn cliënt heeft niet besteld eene pers, datgene
wat noodig is voor het maken van de biljetten.
Pl. laat nog daar, of eene „bestelling" een vol
tooid feit is. Uit niets biykt, volgens pl., dat
de wetenschap of de bedoeling bestond, dat
op K.'s atelier valsche biljetten zouden wor
den gemaakt. Overigens is bekl. Thümm
Duitscher en valt deze bestelling volgens pl.
dus niet onder de Nederlandsche strafwet.
Evenmin is volgens pl. bewezen, dat Thümm
aan Krausse de gelegenheid heeft willen ver
schaffen tot het maken der biljetten. De
tegenspraak tusschen Th.'s be- en ontkente
nissen verklaart pl. uit de weinigo helderheid
van geest van zyn cliënt, die zyne gedachten
niet goed vermocht te verzamelen. Zwakheid
van karakter en zyne weinige scherpzinnigheid
waren oorzaak, dat hy herhaaldelijk domme
dingen deed. Hy kocht met een ander de
„Peinture Bogaerts", maar ook met ongelukkig
gevolg. Hy ging failliet. Voordeel heeft Tbumm
uit de uitgifte der biljetten niet genoten.
Waarom heeft hy biljetten aan Keese gegeven?
Omdat hy eon homo novus in de misdaad
het pak biljetten, waarvan het bezit hem be
zwaarde kwyt wilde zyn.
Pl. concludeert tot vryspraak, subsidiair eene
veel lichtere straf.
Mr. Joh. M. Jolles (voor bekl. Van LiennL
optredende) hoopt dat bekl.'s bekentenissen,
waardoor Krausse zyne ontkentenis niet heeft
kunnen volhouden, hem te zynen gunste zullen
worden toegerekend. Van Liemt is een sym
pathieke beklaagde zegt pl. eerlyk en
rondborstig hoeft hy bekend. Zyn vlekkeloos
verleden vertrouwt pl. zal door den rechter
in aanmerking worden genomen. Wat de schuld
van zyn cliënt ten opzichte van het rechts-
punt betreft, gelooft pl., dat niet is bewezen,
dat het door hem aan Krausse verstrekte
geld is gebruikt voor diens atelier. Wat betreft
het in voorraad hebben en uitgeven, dit ia
helaas bewezen.
Op 4 van de 6 punten behoort deze bekl.
te worden vrygesprokenvoor de overige ver
zoekt pl. eene lichte straf.
Mr. Th. Heemskerk (advocaat van Frey)t
begint met er op te wyzen, dat zoowol op de
rechtbank als het O. M. en de verdediging
eene groote verantwoordelykheid rust. De eisch,
door het O. M. gedaan (5 jaren) noemt pleiter
monsterachtig.
Had Frey niot eenige zaken bekend, geen
6chyntje van bewys zou tegenover hem bestaan.
Pl. tart het O. M. eene kruimel van deze stelling
af te nemen.
Men heeft het voorgestel J, dat er een
komplot bestaat tusschen de eerste vyf
beklaagden. De ambtenaar van het O. M. is
uitgegaan van de veronderstelling, dat er een
komplot was, en heeft toen het verschrikkeiyke
van dat komplot aangetoond. Maar dat komplot
bestaat niet en voorzoover het zou hebben
bestaan, heeft deze bekl. er geen deel aan gehad.
Verschillende aan zyn cliënt ten laste ge
legde punten tracht pl. te ontzenuwen.
Frey's uitdrukking, door hem gebezigd vóór
zyne reis naar Haarlem: „als ze nu maar niet
denken, dat ik er van door ben", is ook te
zynen nadeele uitgelegd. Maar hy is naar Haar
lem gegaan, van daar met Buhrdorff, die hem
terughaalde, weer naar Amsterdam gekomen,
daar is hy naar het politiebureel gegaan, doch
vernam daar niets. Eerst in den laten avond
werd hy toen gearresteerd.
De vraag„hoe heeft hy zich dan zoo ver met
de zaak kunnen inlaten?" is dit geeft pl. toe
een psychologisch raadselmaar oneindig
moeiiyker te beantwoorden, ja, onoplosbaar is
de vraaghoe by wèl het misdadig oogmerk
heeft kunnen hebben.
Pl. concludeert tot vryspraak op alle pun
ten. Mocht echter hoewel hy het byna
ondenkbaar acht -- de rechtbank niet tot vrjj;