een glas, waarin nog de sporen van een wit poeder werden gevonden. Nadat de schilder zyne vrouw en kinderen het vergif had toe gediend, maakte hy door ophanging een einde aan zyn leven. Men vond nog een brief, waarin Seeger mededeelde dat hy „geen kans zag verder te komen, zonder te bedriegen, geiyk hijzelf bedrogen was." Reeds sedert geruimen tyd verkeerde het gezin in behoeftige omstan digheden. KOLONIËN. BATAVIA, 2-4 Mei. In het Mail overzicht van de „Java-Bode" leest men: Nadat niet lang geleden verscheidene resi denten den dienst hebben verlaten, heeft de laatste tyd zich in de ambtelijke wereld ge kenmerkt door het ontslag \an nog meer assistent-residenten en wol juist van zulke, die bij de benoeming van residenten door jongere ambtgenooten werden voorbijgegaan. Deze laatste omstandigheid alleen zou, daar inden burgerlijken dienst niet de regels gelden van den militairen dienst, hen niet hebben be hoeven te nopen hun ontslag te vragen, en dat zij dit laatste toch deden, moet hieraan worden toegeschreven, dat de regeering hun het verzoek in den mond gaf, waarmede moer het in de hand werken van de promotie wordt beoogd dan wel het uit den dienst verwij deren van ongeschikte ambtenaren. Het valt ten minste niet aan te nemen dat de gouverneur- generaal, die niomand tot hoofd van gewes telijk bestuur benoemt dan na zich ook door per soonlijke kennismaking van zijne geschiktheid te hebben overtuigd, de ambtenaren, die door hem gewogen, doch te licht bevonden worden voor bevordering, ook allen voor hunne tegen woordige betrekking niet berekend acht. Of liever, wanneer ongeschiktheid op zichzelve eene reden was van ontslag, dan zou bij zoo menigeen niet gewacht kunnen worden totdat hi) zijn pensioen had verdiend of naar ancien nlteit aanspraak had op bevordering. Het in de hand werken nu van de promotie past geheel bjj de algemeen geldende opvatting dat het bezit van koloniën ook daarom zulk eene schoonezaak is, omdat een groot aantal personen uit het moe derland daar in 's lands dienst een onderkomen vinden. "Wanneer nu nog raaar de pensioenen werden verhoogd, zouden alle partijen tevreden kunnen zijn, behalve misschien degenen, op wie de last rust al dio traktementen en pen sioenen te betalen. Yoor hen kan het echter een troost wezen, dat door ruime toepassing van het stelsel van bevordering bU keuze en het ontslaan van voorbijgegane ambtenaren de kans grooter wordt, dat zij bekwame lieden over zich gesteld zien. Naar veler moening echter is de gouverneur-generaal in dit opzicht tot nog toe niet altijd even gelukkig geweest, ten minste niet wat do bevordering bij keuze betreft. De assistent-rosident van Limbangan (Preanger-Regentschappen) E. M. Verloop heoft wegens langdurigen dienst een jaar verlof naar Europa gevraagd. {Bat. Hand.) Het bericht in de „Soer. Crt.", dat mr. H. Van Dissel Szn., vice-president van het Hooggerechtshof, thans met binnenlandsch verlof, wegens ziekte, met verlof haar Europa zou vertrekken, wordt door de „Java-Bode" tegengesproken. De heer Van Dissel zal reods de volgende week terugkeeren en zijne functiën hervatten. Naar w\j vernemen, zal do kolonel Biljardt wegens hot gemis van het noodzakolijk ge bruik van zijno rechterhand met smartegeld gepensionneerd worden, d. w. z. zyn gewone pensioen sal mot een kwart worden verhoogd. Java-Bode Van Banjoe-Biroe bericht men aan de „Java Bode," dat do luitenant kolonel Lam berts, commandant van de veld- en berg- batteryon op Java, binnenkort den dienst met pensioen zal gaan verlaten, en dat de com mandant van het regiment cavalerie, kolonel Van der Schoot, als by twee jaren zyn tegenwoordigen rang heeft bekleed, met verlof naar Europa zal gaan. Naar wij vernemen, aldus bericht do „Sum. Ct." van 28 April, heoft eenige dagen geleden in de Ombiliënkolenmyn een ongeluk plaats gehad, waarby eenige inlandsche werk lieden gedood zyn en meerdere brandwonden bekomen hebben. Nadere byzonderheden zyn niet bekend. By een in de Jav.-Ct." geplaatst besluit is krachtens koninklyke machtiging de forma tie van het onderwyzend personeel aan de afdeeling Hoogere Burgerschool van het gym nasium "Willem III te Batavia met ingang van 31 Mei 1894 uitgebreid met twee leeraren, éón in do Engelsche en Duitsche talen on haro letterkunde, en éón in de wiskunde, ioder op oeno bezoldiging van f 450 's maands, met drie vierjaariyksche verhoogingen van ƒ100 's maands. Volgens de „Soor. Ct." komen or uit do koffiestroken gunstige berichten over den oqgst en is deze overvloedig. Do „Java Bode" verneemt echter dat de oogst over het algemeen ver beneden do verwachting blyft. In zyn Vrydagpraatjo in het „Bat. Hbld." schryft Mokumer o. a. Het boek „De Atjehers" van dr. Snouck Hurgronje op den indexprohibitommIk moet myzeiven oens knypen om mo te overtuigen, dat ik waak, niet droomMaar vormen wy dan nog eene natie; leven wy in een kolonialen Staat, den twoeden der wereld? Of moeten wy ons voorstellen, dat dit alles maar idéé is en wy deel uitmakon van oen „hofje," hoogstens van een kleine plattelandsgemeente? Hoor eens, ik kan het niet gelooven. Ik wil wel aannemen dat er ovor trouwe onder» linge „opkammer8" in het Indisch Genoot schap onaangename dingen in dat boek staan, maar het is een wetenschappeiyk werk; het resultaat van studie en waarneming; studie en waarneming maken iemand tot een leider in zyn vak, en maken het hem tevens on- mogeiyk te varen in het schuitje derrhetori- sche misleiders. Neon, ik geloof het niet van den minister v. Dedemhet zou ook onverantwoordelyk zyn tegenover de natie. Want het natuurlijk gevolg er van zou wezen, dat te avond of morgen dr. Snouck een buitenlandsch professoraat aannam, te Cambridge of zoo. Dan zou men, als zoo menigmaal te voren, in het buitenland mogen proflteeren van de kunde van een door achter buurt politiek uit Nederland verdreven ge leerde. De natie, die meer behoefte heeft aan één zoo'n man dan een dozyn zyner onbe duidende tegen6tandertjes om geen ander woord te noemen kan dan het enkele voor recht hebben, dat by zyn eventueel over- ïyden de Hollandsche couranten er op bluffen, dat hy een „Nederlander" was. Daar kan ik my zoo boos om maken! Maar ik geloof het nog niet van den minister Van Dedem: ik houd het nog altyd slechts voor 'n praatje. Zóó laat een man als hy zich niet beet nemen door eene kliek van onbeduidendheden. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië zyn de volgende beschikkingen genomen: Civiel Departement Verlengd: Met zosmaan den of zooveel kortor als zal blijken voldoonde te zijn, de termijn, waarvoor de ambtenaar E. Meister ter beschikking is gesteld van den voor zit er dor landraden te Poerwokerto en Poerbo- linggo (Banjoemas), ten eindo met griffierswerk zaamheden by die rechtbanken te worden belast. Benoemd: Tot contr. lsto kl. U. P. Hosselaar, ambtenaar op non-activiteit, laatstelijk die betrek king bekleed hebbende, met bepaling dat hij ge plaatst wordt in de residentie Menado. Bepaald: Dat geplaatst blijft in het gouverne ment Colebes en Onaerhoorigheden de controleur 2de kl. M. Foringer. Geplaatst: In het gouveruement Celebes en Ondernoorigbeden do benoemde adspirant-contr. L. R. Weutholt. Ontslagen-: Op verzoek eervol uit 's lands dionst do gewezen klerk op het bureau van den algemeenen pakhuismeester to Padang L. W. C. Von Liebenstein, mot bepaling, dat dit ontslag wordt gerekend te zijn ingegaan met uit. April 1890. Ingetrokken: liet besluit van 26 April 1894, waarbij het lid in don Raad van Justitie te Soera- baia mr. F. E. Couperus gedurende de afwezig heid met binnenlandsch verlof wegens ziekte van don titularis, is bolast mot de waarneming der betrekking van prosident van den Rand van Justitie to Makassor. Belast: Gedurende do afwezigheid met binnen landsch verlof, wegens ziekte van den titularis, met do waarneming der betrekking van president van don Raad van Justitie to Makasser, de vice- president van den Raad van Justitie te Semarang mr. F. G. A. Reitz. Geplaatst: Te Telok Somawé (Noord- en Oostkust van Atjeh) de controleur 2de kl. J. H. Morbeck. Overgeplaatst: Van Telok Somawó naar Oleh-leh en toegevoegd aan den ass.-res. van Groot- Atjeb, do cont. der 1ste kl. F. G. Wotschor. Gestold: Tor beschikking van den res. van Langon, de cont. 2do kl Ch. L. J. Palmer Van don Broek. G o p 1 a atst: Bij de Oosterlynen de waarnemend lste commies J. D. W. Th. Abbinkbij do \Ve9t0r- lijnen de waarnemend lsto commiezen L. C. Van Bousscchem en W. F. Tieben. Bolast: Bij de Oosterlynen met het beheer van onderafd. II der 4de afd stnndplaats Madioen.de adjunctcbof J. M. Israël; met het beboer van onderafd. 1. der 4de afd., standplaats Soeiabaia, do waarnomend adjunctchef J R. Brouwer. Vorpl aatst:Vando onderafd. Bongkalis naar onderafd. Benedon Laugkat, 2de controleur dor lste kl. J. Th. Van Driest. Ontheven: Eervol van het bestuur der onderafd. Beneden-Langkat, de controleur der lsto kl. J. G. Schot Geplaatst: In de afdeeling Ponorogo de adspirant-cont. H. A. Hoezoo. Ingetrokken: Bij don Post- en Tolegraaf- dienst, do onthoffing van het beheer over het kantoor te Bangkalan van den commies 2de kl. C. Schreuder; de overplaatsing van Laboean Deli naar Bangkalan van aen kantoorchef der 4do kl. E. E. Van Steenbergen. Ontheven: Van hot behoor over bet kantoor to Laboean Deli en overgepl. naar Soerabia, de commies der 2do kl. E. E. Van Steenbergen- Ovorgoplaatst: Van Kotta-Radja naar Wel- tevroden de commies 2do kl. F. Lutter; van Tandjong-Balei naar Weltevreden de comm 3de kl. W. II. Lehnkering; van Weltevreden naar Kotta-lvndja do comm. 3do kl. W. 11. Johannes; van Weltevreden naar Tandjong-Balei do comm. 3de kl. D. Th. Q. Varkevisser. Gedetacheerd: By do afdeeling spoor- en tramwegen en stoomwezen aan hot departement der Burgorlyko Oponbaro Werken, do tijdelijk adjunct ingenieur der lste kl. bjj den aanleg dor Irjn ProboRnggo-Panaroekan J. .1. Stieltjes. Geplaatst: In de afdeeling Semangka, de controleur der 2de kl. W. Van Vianen. Ovorgoplaatst: Van de afdeelingSepoetih naar do afdeeling Ommelanden van Tclolc-Betong, de controleur dor 2de kl. M. Dooffvan de afdeeling Toelnugbawang naar do afdeeling Sopoo tih, de adspirant-controleur R. C. L. Bosch. Departement van Oorlog. Ovorgoplaatst: Bij de intondauco te Padang, de kapitein-intendant to Semarang, P. A. Struyvenberg. Departement van Marine. Ontslagon: Op vor- 7.00k, eervol uit 's lands dienst, de gewezen vaste werkman by do fabriok voor de marine en bot stoomwezen to Soerabaia C. Meelhuysen, met be paling, dat dit ontslag wordt gerekend te zijn ingegaan met ultimo Mei 1892. Dc behandeling der rechtzaak betref fende het Yalsche Bankpapier. Zesde dag. {Vervolg.) Alvorens de officier van justitie, mr. Regout, de verschillende, reeds door ons medegedeelde eischen had gedaan, vroeg en bekwam do verdediger van bekl. Lösche, mr. Westendorp, het woord, om aan de rechtbank te verzoeken zyn cliënt onmiddellyk in vryheid te stellen. ZyDO eigen verklaringen, hier en in de instructie voor de politie afgelegd, kloppen volkomen met die van bekl. Keese, terwyl geen enkele der overige beklaagden iets ten radeele van zyn cliënt in 't midden heeft gebracht. Daaren boven is L. ziekelyk, teringlyder, voor wien langer verblyf in de cel, ook zelfs van éón dag, noodlottig kan worden. Het O. M., mr. Regout, vroeg de rechtbank dit verzoek niet in te willigen alvorens hy zyn requisitoir had genomen. Hy toch was overtuigd dat Löschke wèl schuldig is, hy zou dit trachten aan te toonen. Mr. Westendorp nam hiermede genoegen. Mr. Regout gaf daarna een overzicht van de feiten, door de beklaagden bedreven. In byzonderheden toonde hy vervolgens aan, welk aandeel elk der bekl. in 't komplot had gehad en waarom alle ontkentenissen onaannemeiyk waren. In den loop zyner rede bracht hy hulde aan de yverige bemoeiingen van den heer Batelt en de rechercheurs Pan- horst en Verbeek, die veel nadeel en schade in den handel hebben voorkomen, want was de geruchtmakende zaak niet zoo spoedig ontdekt, de bankbiljetten van f 100, f 200 en ƒ800 zouden thans geen wettig betaalmiddel meer zyn. Zeer scherp laakte mr. Regout den ln bekl., den hoofdschuldige, die alle schuld op zyne mede beklaagden zoekt te werpen; voor hem was geene enkele verontschuldiging aan te voeren. De overige bekl. mogen lieden zyn van unfair karakter, die onderling elkan der naar waarde wisten te schatten, Krausse was een geslepen misdadiger. Het O. M. eindigde het requisitoir met dank aan den voorzitter voor de leiding en den rechter van instructie voor zyn langdurig onderzoek dezer treurige en moeiiyke proce dure. Spr. achtte beklaagden allen schuldig aan het feit van valsch crediet-papier ver vaardigd en uitgegeven te hebben. [Voor het aan Krausse ten laste gelegde misdryf wordt door het wetboek van straf recht eene gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren geëischt, met dien verstande echter, dat deze straf onder verzwarende om standigheden met een derde gedeelte wordt verhoogd. Door toepassing van deze bepaling op Krausse voor te stellen, kwam het O. M. tot den eisch van 9 jaar en vier maanden voor dezen beklaagde.] De strengheid van den eisch bracht eene merkbare beweging in de zaal teweeg. Blyk- baar had men niet verwacht de toepassing van art. 57 van het Wetboek van Strafvor dering, waarby bepaald wordt dat eene straf, by herhaald misdryf, met een derde als boven bedoeld kan worden verhoogd. De gansche rede van het O. M. had onge veer een uur en een kwartier geduurd. De verdedigers kwamen nu aan het woord. Mr. Simons (verd. van Krausse) bracht ook hulde aan den voorzitter voor diens leiding. Het speet hem, dat hy geene schuldeloosheid voor zyn cliënt kon pleiten, maar toch acht hy den eisch van het O. M. zonderling, waar dit zoo hooge straf vordert. Dit wordt niet goedgemaakt met de phrase van gastvryheid, in Nederland genoten, en het verwyt een wettig betaalmiddel te hebben nagemaakt, dat nooit wettig betaalmiddel is geweest. PI. gaat daarna de loopbaan van Krausse na, hoe deze een geniaal man was in zyn vak, waarna hy neiging had om zelfstandig te werken. Dit dreef hom tot pogingen, om eene eigen zaak te kunnen oprichten. Dit biykt uit velerlei getuigenis, 0. a. van bekl. Toubaerts, in wier woning hy zich eenigen tyd ophield, ten einde zyn schoonvader te dwingen om geld te verschaffen. Had hy dit gedaan, waarschyniyk was deze geheele terechtzitting niet noodig geweest. Krausse kon zich de middelen niet ver schaffen langs wettigen weg en toen kwam het denkbeeld op om valsche biljetten te vervaardigen, ten einde kapitaal te verkrygen. Dit kapitaal was middel, maar geen doel. By pl. is vaak het denkbeeld opgekomen of Krausse zyne medebekl. niet dupe wilde maken, door het gold aan te nomen en ze met een partytje biljetten tevreden te stellen. Zeker ziet pl. in Krausse den hoofddader, maar met de reserve, dat het meer de bedoeling was van Krausse dupes te maken, dan wel spociaal zyn atelier te bestemmen voor het vervaardigen van valsche biljetten. Krausse is een man met een helder berekenend verstand, die nadenkt en kan nadenken, nuchter nadenkt, goed verstandeiyk opmerkt, en nu kan men zich niet voorstellen, dat deze man meewerkte aan zoo dom een plan, als is uitgevoerd. Uit hunne geheele handelwijze bleek, dat de beklaagden nieuw waren op het pad der mis daad. Pl. toont dit in byzonderheden aan. Van behooriyke uitvoering van het plan is geen sprake; ieder handelde op eigen gelegenheid. Zal men nu kunnen denken, dat dit den kende hoofd leider zou geweest zyn, als hy niet allo touwtjes in de handen had gehad? Op het atelier is gewerkt aan andere zaken. Het is dus niet opgericht om uitsluitend valsche bankbiljetten te maken. Uit een en ander blykfc, dat er voor 365 aan werk is afgeleverd. Aan eene Italiaansche firma had hy monsters van zyn werk gezonden; men was daarover zeer tevreden en wilde in Italië een groot kapitaal tot zyne beschikking stellen. Zou nu die man het krediet van de Ned. Bank hebben willen ondermynen? De man zou reeds naar Italië vertrokken zyn, ware het niet dat hy de bevalling van zyne vrouw afwachtte. De biljetten zyn slordig bewerkt; tusschen verschillende biljetten is een reusachtig verschil. Er zyn biljetten geteekend 8 Maart 1892 Pierson, toen deze reeds minister was en dus zyne handteekening als directeur der Ned. Bank op het biljet niets meer beduidde. Nu werkte deze knappe Krausse op zulk eene wyze en leverde die biljetten aan Toubaerts af. Hy had op veel betere wyze en met beter procédé kunnen werken. Dit strydt wel met de verklaring van de heeren Enschedé, maar dezen zyn directeuren, terwyl de vak- en werk man Stam wel verklaarde, dat men beter werk met de photogravure had kunnen ver krygen. "Wel zegt men, dat er dan meergeld noodig was, maar met uitzondering van eene enkele koperen plaat was alles op het atelier aanwezig, wat men voor photogravuren noodig had. Het is dus zeer goed aannemeiyk, dat Krausse de biljetten ter wille van Toubaerts maakte. Zy mocht ze niet uitgeven en zoolang zy ze in haar bezit had, zou zy zich omtrent de accepten stilhouden. Wat nu de verklaring van Krausse, in de instructie afgelegd, betreft, daarmee moet men voorzichtig zyn, al is de rechter-commissaris nog zoo humaan. Dit laatste is juist niet in het voordeel van de bekl. Treedt de rechter-commissaris ruw op, dan is er stryd, maar is de rechtercom missaris humaan, dan komt de bekl. uit contra-humaniteit er toe, om meer te zeggen dan noodig is. Naar zyne bescheiden meening moest zoo spoedig mogeiyk uit ons Strafwetboek verwy- derd worden de bepaling, dat hetgeen in de instructie is bekend, als bewys kan dienen. Alleen wat voor de rechtbank door bekl. wordt gezegd, dient aangenomen te worden. De indruk, dien pl. heeft gekregen, is, dat Krausse alleen de biljetten vervaardigde om zyne schuldeischers te betalen. Ook tusschen hen is er over gesproken, dat het papier niet voor uitgifte was bestemd. Door Van Liemt is bevestigd, dat Krausse dit Sinnige gezegd heeft. Het is waar, Krausse heeft zelf biljetten uit gegeven, maar pl. wyst er op dat de uitgifte heeft plaats gehad in een toestand van groote overspanning en van dronkenschap. Daarom mag aan die uitgifte niet meer die groote be- teekenis gehecht worden als in andere gevallen. Pl. gelooft dus inderdaad dat Krausse niet de bedoeling had om bankpapier te maken om het uit te geven, doch wel om zyne geldschieters tevreden te stellen. Hy wilde een eigen atelier, hoe dan ook, al ging dat ook over de hoofden zyner vrienden heen. Hy acht. do defensie, door bekl. gevoerd, zeer aannemeiyk. Het staat vast dat Krausse drie biljetten heeft uitgegeven, maar één van die biljetten draagt den datum 8 Maart 1892, get. Pierson. Toen heeft bekl. geen biljet uitgegeven, dat de Ned. Bank had kunnen benadeelen. De Bank wordt gebonden door de onderteekening van zyn directeur en secretaris en deze staat niet op het biljet. Pl. kwam nu tot de vraag of het maken van valsche bankbiljetten naar de nieuwe strafwet zou zyn een delict. Het staat vast dat de regeering, de Tweede Kamer, enz. van oordeel zyn geweest dat het maken van bil jetten strafbaar zou zyn. Het misdryf van het namaken van biljetten staat niet afzonderiyk vermeld, wel kwam het voor in het Code Pénal, evenzeer in het Duitsche en Belgische strafwetboek. Onze wetgever heeft dit niet als een zelfstandig misdryf in de wet opge nomen. De wetgever scheen het namaken van bank biljetten niet op geiyke lyn te stellen met muntbiljetten. Aldus komt men tot art. 225, waar sprake is van „geschriften, eenige ver bintenis of oenige bevryding van schuld." Maar nu ontkent pl. dat een bankbiljet zulk een geschrift, zulk eene verbintenis is, omdat het niet geteekend is, zooals gebleken is uit de verklaringen van de heeren Enschedé. Zelfs een „signature autographiée" kan niet zyn eene onderteekening, zooals door' het hof van cassatie in Frankryk is uitgemaakt. Ook het „Reichsgericht" vordert voor een wissel eene handteekening en een bankbiljet is slechts een wissel. Er is een arrest van het Hof te 's-Bosch, dat een handteekening door stempeling vol doende is, maar datzelfde Hof zag in een feit dat een bekl. een schuldbekentenis met een stempel bad geteekend, valschheid in ge schriften, waardoor een groote straf is opge legd. Bovendien heeft de Hooge Raad beslist dat niemand do handteekening van een ander mag plaatsen, al is het met zyn goedkeuring. Derhalve is de drukker van de heeren Enschedé, die gezonden wordt naar de Nederlandsche Bank, ter goeder trouw schuldig aan een onnoembaar aantal valschheden. Niet altyd zyn de directeuren en de secretaris tegen woordig. Stel nu eens dat de drukker niet ter goeder trouw is en een paar biljetten meer stempelt, dan kan do Ned. Bank deze niet weigeren De Ned. B:ink geeft dit alles toe, want op do nieuwe biljetten staan niet de strafbepalingen omtrent het namaken en uit geven. Alleen het in voorraad hebben wordt volgens art. 232 strafbaar gesteld en dit staat op de biljetten gedrukt. Spr. acht het dus verstandig indien voortaan de directie van de Ned. Bank hare biljetten teekent; hy meent dat deze nogal goed betaalt. Het komt pl. dus voor, dat een bankbiljet niet is een stuk, als waarvan art. 225 melding maakt. Hoe zonderling het dus klinkt, gelooft spr. dat op streng juridische gronden de hoofddaad niet strafbaar is en dat men de huidige Nederlandsche bankbiljetten volkomen vry mag namaken, zonder met de strafwet in aanraking te komen. Hy acht het niet mogeiyk dat aan Krausse eene langore straf dan zeven jaren worde opge legd, maar ook deze straf zou eene behooriyke straf overschryden. Men heeft hier te doen met eon man, wiens eerzucht er op gericht was eene zelfstandige positie te veroveren. Hoe zwaar moet de straf by zulk een man niet wegen, waar hy nu alles verloren ziet gaan. De man heeft zwaar gezondigd, misschien minder tegenover de Nederlandsche Bank en den Staat, die hem gastvryheid gaf, dan wel tegenover zyne vrouw en kinderen. Voor dien man is eene dusdanige ernstige straf, als het O. M. eischt, niet gerechtvaardigd. Hy vertrouwt en verwacht, met verwerping van het oordeel van het O. M., dat art. 57 hier moet toegepast worden, dat do recht bank niet zal toepassen eeüe straf zoo streng als door het O. M. wordt geëischt. Nadat do zitting eenigen tyd geschorst is. geweest, werd ze te 2 uren heiwat. De president deelde toen mede dat hot verzoek van mr. Westendorp tot onmiddellyke invryheidstelling van zyn cliënt Löschke door de rechtbank niet kon worden ingewilligd. Mr. Benjamins, verdediger van de 2de be klaagde, Suzanna Toubaerts, begint met mee te deelen, dat zyne cliënte vóór twee jaren is gescheiden van haren man, die haar diep ongelukkig had gemaakt. De liefde voor haar kind is ontzaglyk groot hiervan heeft pl. de overtuiging gekregen. (Bekl. Toubaerts geeft by het uitspreken dezer woorden blykèn van diepe droefheid.) De vrouw kan worden slachtofier van den manzoo is deze vrouw het slachtoffer ge worden van haar gevoel; niet van hare heb zucht. Met de soberheid van eene troonrede heeft het O. M. zyn requisitoir genomen. Deze geachte ambtenaar heeft zeker zyne redenen gehad om niet alle punten zoo duideiyk bloot te leggen als noodig was. Maar pl. zal niet de kortheid van het antwoord op eene troonrede kunnen betrachten. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zich vlak voor het huis van pl.'s cliënte een politie-bureau bevindt. Is 't nu aanneme iyk, dat zy, wetende dat de biljetten valsch waren, den eersten bekl. de gelegenheid zou hebben verschaft tot het plegen van strafbare handelingen onder de oogen der politie? Mr. Benjamins trachtte vervolgens uitvoerig aan te toonen dat rechtens ni6t bewezen was dat zyne cliëntp kennis droeg van het plan tot het maken der valsche bankbiljetten. Hy con cludeerde tot hare vryspraak. Mr. Van Os (verdediger van Thümm) ving aan met de verklaring, dat z. i. Thümm zeker niet is de grootste misdadiger in deze zaak. Zyn cliënt heeft niet besteld eene pers, datgene wat noodig is voor het maken van de biljetten. Pl. laat nog daar, of eene „bestelling" een vol tooid feit is. Uit niets biykt, volgens pl., dat de wetenschap of de bedoeling bestond, dat op K.'s atelier valsche biljetten zouden wor den gemaakt. Overigens is bekl. Thümm Duitscher en valt deze bestelling volgens pl. dus niet onder de Nederlandsche strafwet. Evenmin is volgens pl. bewezen, dat Thümm aan Krausse de gelegenheid heeft willen ver schaffen tot het maken der biljetten. De tegenspraak tusschen Th.'s be- en ontkente nissen verklaart pl. uit de weinigo helderheid van geest van zyn cliënt, die zyne gedachten niet goed vermocht te verzamelen. Zwakheid van karakter en zyne weinige scherpzinnigheid waren oorzaak, dat hy herhaaldelijk domme dingen deed. Hy kocht met een ander de „Peinture Bogaerts", maar ook met ongelukkig gevolg. Hy ging failliet. Voordeel heeft Tbumm uit de uitgifte der biljetten niet genoten. Waarom heeft hy biljetten aan Keese gegeven? Omdat hy eon homo novus in de misdaad het pak biljetten, waarvan het bezit hem be zwaarde kwyt wilde zyn. Pl. concludeert tot vryspraak, subsidiair eene veel lichtere straf. Mr. Joh. M. Jolles (voor bekl. Van LiennL optredende) hoopt dat bekl.'s bekentenissen, waardoor Krausse zyne ontkentenis niet heeft kunnen volhouden, hem te zynen gunste zullen worden toegerekend. Van Liemt is een sym pathieke beklaagde zegt pl. eerlyk en rondborstig hoeft hy bekend. Zyn vlekkeloos verleden vertrouwt pl. zal door den rechter in aanmerking worden genomen. Wat de schuld van zyn cliënt ten opzichte van het rechts- punt betreft, gelooft pl., dat niet is bewezen, dat het door hem aan Krausse verstrekte geld is gebruikt voor diens atelier. Wat betreft het in voorraad hebben en uitgeven, dit ia helaas bewezen. Op 4 van de 6 punten behoort deze bekl. te worden vrygesprokenvoor de overige ver zoekt pl. eene lichte straf. Mr. Th. Heemskerk (advocaat van Frey)t begint met er op te wyzen, dat zoowol op de rechtbank als het O. M. en de verdediging eene groote verantwoordelykheid rust. De eisch, door het O. M. gedaan (5 jaren) noemt pleiter monsterachtig. Had Frey niot eenige zaken bekend, geen 6chyntje van bewys zou tegenover hem bestaan. Pl. tart het O. M. eene kruimel van deze stelling af te nemen. Men heeft het voorgestel J, dat er een komplot bestaat tusschen de eerste vyf beklaagden. De ambtenaar van het O. M. is uitgegaan van de veronderstelling, dat er een komplot was, en heeft toen het verschrikkeiyke van dat komplot aangetoond. Maar dat komplot bestaat niet en voorzoover het zou hebben bestaan, heeft deze bekl. er geen deel aan gehad. Verschillende aan zyn cliënt ten laste ge legde punten tracht pl. te ontzenuwen. Frey's uitdrukking, door hem gebezigd vóór zyne reis naar Haarlem: „als ze nu maar niet denken, dat ik er van door ben", is ook te zynen nadeele uitgelegd. Maar hy is naar Haar lem gegaan, van daar met Buhrdorff, die hem terughaalde, weer naar Amsterdam gekomen, daar is hy naar het politiebureel gegaan, doch vernam daar niets. Eerst in den laten avond werd hy toen gearresteerd. De vraag„hoe heeft hy zich dan zoo ver met de zaak kunnen inlaten?" is dit geeft pl. toe een psychologisch raadselmaar oneindig moeiiyker te beantwoorden, ja, onoplosbaar is de vraaghoe by wèl het misdadig oogmerk heeft kunnen hebben. Pl. concludeert tot vryspraak op alle pun ten. Mocht echter hoewel hy het byna ondenkbaar acht -- de rechtbank niet tot vrjj;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2