Het aftreden van prof. dr. R. Fruiu.
Yeebt warij gedood, ie met groote plechtigheid
overgebracht naar het station, ten einde
trandaar naar Sevilla vervoerd te worden.
Volgens den correspondent van de „Standard"
Varen meer dan 20,000 menechen op de been,
6tn den populairen kampvechter de laatste
eer te beween. Een paar honderd kamp-
veohters en vereerders van den gedooden
toreador volgden den lijkwagen, die werd
getrokken door zes paarden. De lijkkist was
bedolven onder bloemen en kransen.
De meeste bladen wijden lange artikelen
aan Espartero's nagedachtenis, maar toch
zyn er enkele, welke er tegen protesteeren,
dat eene zoo overdreven hulde wordt gebracht
aan een stieren-dooder, terwyi zoovele man
nen van werkelijke verdiensten in Spanje
onopgemerkt blijven.
Jennie Carey, een meisje van
10 jaren uit Indianapolis, heeft van president
Carnot het Legioen van Eer ontvangen, daar
zij in den vorigen zomor een trein redde, die
een groot aantal bezoekers naar de tentoon
stelling van Chicago moest brengen. Te Muck-
ford zag het kind, dat eene houtenbrug over
een ravyn, waarover de trein moost gaan,
in brand stond. Zy liep toen den naderen
den trein tegemoet, trok haar jakje uit en
verwittigde, door daarmede te wuiven, don
machinist van het dreigend gevaar. Onder
de 700 reizigers, die in den trein zaten, be
vonden zich vele Franschen, op wier verzoek
president Carnot het kind de onderscheiding
verleende..
De vermelde diefstal van diaman
ten tot eene waarde van byna 180,000 fr.,
gepleegd in den trein tusschen Calais en Parys,
heeft zich als volgt toegedragen: Te Calais
stond de eigenaar, de Belg Tolkowsky, in de
stationswachtkamer eenigen tyd te praten
met een heer, dien hy ook reeds te Londen
en te Dover opgemerkt had; waarna hy een
kop bouillon bestelde en do wachtkamer ver
liet. Nadat hy teruggekeerd was, dronk hy
den bouillon, welke voor hem gereed stond.
Hy voelde zich hierop aangegrepen door een
onoverwinneiyken slaap, vroeg en kreeg eene
plaats in een ledigen waggon on viel spoe
dig daarna in slaap, nadat hy zich vooraf
overtuigd had dat hy zyn koffertje, waarin
de diamanten verborgen waren, by zich had.
De reiziger ontwaakte eerst onder de behan
deling van een geneesheer te Parys, die ver
onderstelde, dat men hem opium had gege
ven. Tot zyn schrik bemerkte hy toen, dat
zyn koffertje verdwenen was.
Gemeenteraad Tan Oegstgeest.
Zitting van 31 Mei.
Voorzitter: de Burgemeester.
Afwezig: de heer L. E. Nieuwenhuizen, mot
kennisgeving.
De notulen der vorige vergadering worden
door den secretaris gelezen en na oone kleine
opmerking goedgekeurd en vastgesteld.
De volgende ingekomen stukken worden
ter tafel gebracht en met de loopende zaken
afgehandeld:
1. Het proces-verhaal van de op 27 April
jl. door burgemeestor on wethouders gedane
opneming van de boeken en kas van den ge
meente-ontvanger, waaruit biykt dat op dien
datum in kas aanwezig was eene som van
f 1265.22
2. Eene missive van Ged. Staten dezer
provincie, dd. 1/7 Mei jl., B No. 1344 (3de Afd.)
G. S. 79/1, waarby goodgokourd wordt terug-
gozonden het Raadsbesluit dd. 16 April jl.,
model A, houdende betaling ooner som van
/"64.55s uit den post van onvoorziene uitgaven
der begrooting voor 1894.
3. Eone missievo van datzelfde college, dd.
15/21 Mei jl., B No. 1513 (3de Afd.) G. S
71/2, houdende terugzending van hot goed
gekeurd Raadsbesluit dd. 16 April jl., model
B, tot het doen van een bedrag van /"847.055
der af- en overschryvingen op de begrooting
van uitgaven voor den dienst van 1893.
4. Eone missive van voornoemd college,
30 April 7 Moi 1894, B No. 1382 (3de Afd.)
G. S. No. 30, waarby goedgekeurd wordt
teruggezonden het dd. 16 April jl. vastgesteld
kohier van den hoofdelyken omslag voor het
dienstjaar 1894, alsmede het 2de suppletoir
kohier voor 1893.
5. Eene missive van HH. dykgraaf en hoog
heemraden van Rynland, waarby wordt be
richt dat op het verzook van burgemeester
en wethouders tot het dempen en rioleeren
van de sloot, loopende langs de Aloölaan en
een gedeelte van den Marendyk, gunstig wordt
beschikt, op voorwaarde, dat het gedeelte der
sloot langs het Schuttersveld niet wordt go-
dempt en dat de uiteinden der aandamming
zoodanig worden voorzieD, dat geene specie
kan afzakken in het blyvend gedeelte der
sloot.
Waarop wordt besloten dienovereenkomstig
to handelen.
6. Een verzoekschrift van den veldwachter
D. Moolhuyzen om do doktersrekeningen voor
heelkundige behandeling, ten gevolge van
het hom op den oudojaarsavond van het
vorlgo jaar in en door den dienst bekomen
ongeluk, door do gemeente to betalen.
Waarop wordt besloten, dat de gemeente
van do eone rekening het geheelo bedrag on
van do andere de helft zal vergoeden.
7. Eone missive van de firma Ribbink
Van Bork Co., te Amsterdam, in dato 16
Mei jl., waarby eene overeenkomst wordt toe
gezonden betreffende de telephonlsche ver
binding van het Raadhuis te Oegstgeest mot
het oentraalbureau te Leiden, aan do palen
der telephoongeleiding van de Noord-Zuid-Hol-
landsclio Stoomtramweg-Maatschappy Haar
lemLeiden.
Waarop wordt besloten, dat, aangezien het
door de Stoomtramweg Maatschappy gevraagde
bedrag van de firma Ribbink, Van Bork «Sc Co.
te hoog wordt geacht, er pogingen zullen
worden aangewend, de Maatschappy te ver
zoeken dit bedrag lager te willen stollen.
8. Eene missive van den secretaris-penning
meester der commissie tot onderhoud van den
grind weg Katwy k - Rynsburg - Oegstgeest,
waarby wordt toegezonden de rekening van
dien weg over het afgeloopen jaar.
Waarop wordt besloten die rekening to
handen te stellen van de Commissie van
Financiën.
9. Eene circulaire van het bestuurder Vereeni-
ging van Nederlandsche Patroons „Bo&z",
houdende verzoek om perceelen, niet voldoende
aan de allereerste en meest onmisbare ver-
eischten van eene voldoende behuizing, onbe
woonbaar te verklaren
Waarop wordt besloten, dat de Raad aan
genoemd schryven adhaesie zal betuigen.
Hierna wordt door den secretaris voorlezing
gedaan van de missive van den districts
schoolopziener, houdende verzoek tot toezen
ding der plannen, in zake de vergrooting van
de school aan den Morschweg, waarop door
den Voorzitter het onderhoud wordt medo
gedeeld, dat deze met dien schoolopziener
heeft gehad, en wordt door den Voorzitter
de Raad in kennis gesteld, met het dienaan
gaande door Burg. en Weths. genomen be
sluit om tot die vergrooting over te gaan in
den zin, zooals dit door den districtsschoolop
ziener wordt verlangd, wolk preadvies echter
by den Raad geen ingang vond uithoofde het
op geen vasten grondslag berustte, ten ge
volge waarvan op voorstel van den hee- J. J.
Van Hoeken werd besloten eene commissie
te benoemen, bestaande uit 2 leden, die den
toestand van het onderwys zouden opnemen,
voor zooveel betreft de raimte dor school
lokalen, het aantal schoolgaande kinderen, enz.,
om dien later met Burg. en Weths. nader te
regelen, opdat in eeno volgende Raadsver
gadering een definitief besluit worde genomen.
Tot leden dier commissie werden benoemd
de heeren J. J. Van Hoeken en A. D. D.
Scbretlen.
Ten slotte komt het laatste punt der agenda
„Vaststelling voorwaarden aanbesteding van
de bestrating van den Marendyk, do Aloülaan
en den Morschsingel" ter behandeling.
Waarop wordt besloten den bewoners van
den Morschsingel te verzoeken binnen 8 dagen
mede to deelen, of zy een zeker bedrag be
schikbaar stellen als bydrage in de kosten
van bestrating van dien Singel, en mochten
zy hiertoe niet overgaan, alsdan daaraan geen
gevolg te geven.
Niets meer te behandelen of voor te stellen
zynde, wordt de vergadering door den voor
zitter gesloten.
Russische Zuld-Wesf-ipoorwcg.
De onverwachte daling der aandeelen Rus
sische Zuid-West Spoor heeft ongetwijfeld de
houders daarvan, met eenigen gerechtvaar
digden angst, doen vragen welke oorzaken
hiertoe aanleiding gaven. De berichteD, welke
spoedig daaromtrent door de couranten wer
den verspieid, waren niet geschikt om veel
gerustheid te geven, daar toch eene ophanden
zynde overneming van don spoorweg door de
Russische r9geering, in het vooruitzicht werd
gesteld. Daarby word medegedeeld dat de
overneming op voor de aandeelhouders ongun
stige voorwaarden zou plaats hebben.
De geheel© geschiedenis is voor het oogen-
blik niet meer dan een storm in een glas
water. In den laatsten tyd waren de koereen
der aandeelen sterk opgedreven en was de
speculatie lang niet vreemd aan onjuiste ge
ruchten, welke reeds meermalen de wereld
waren ingezonden met het doel om de rijzing
kunstmatig te doen standhouden.
Om hiertegen eone waarschuwende stem
te doen hooren, heeft het Regeeringsblad
te St.-Petersburg aan de statuten herinnerd,
volgens welke de Regeering hot recht heeft,
dezen spoorweg te naasten op voorwaarden,
die, zoo zy letteriyk werden uitgevoerd, voor
de aandeelhouders op de tegenwoordige
koersen ongunstig zouden zyn. Nu is dit
eene omstandigheid, welke reeds lang en overal
bekend is, <loch de herinnering daaraan in
het Regeeringsblad, was voldoende om overal
schrik te verspreiden en te doen gelooven
dat de overneming werkeiyk zou plaats
hebben. Voorloopig echter schynt de
regeering geen plan te hebben tot de
naasting over te gaanhet voornemen daartoe
schynt thans in het geheel niet te bestaan,
zoodat, wanneer dit langzamerhand meer
duideiyk is geworden, de ongerustheid wel
weer zal verdwynen. El. Bk.
Geiyk wy dezer dagen meldden, is by ko-
ninkiyk besluit aan dr. R. Fruin eervol ontslag
verleend als hoogleeraar aan de Leidsche
universiteit en als zfin opvolger benoemd onze
vroegere stadgenoot dr. P. J. Blok, thans
hoogleeraar te Groningen.
Het ontslag aan prof. Fruin werd inge
volge de wet op het Hooger Onderwys ver
leend omdat by geboren te Rotterdam den
Hden November 1823 —den 70-jarigen leeftyd
heeft beroikt.
Den lsten Juni 1860 hield hy zyne rede
ter aanvaarding van zyn ambt, dat hy dus
thans juist, gedurende 34 jaren heeft vervuld.
Hedennamiddag te twee uren nam hy afscheid
van zya leerstoel.
Het klein auditorium van het academie
gebouw was reeds lang te voren geheel ge
vuld met tegenwoordige en vroegore studenten
en verdere belangstellenden, w. o. ook enkele
dames. De opkomst was zóó talryk, dat de
scheidende hoogleeraar, toen hy met de col
lega's zyner faculteit zyne intrede in de zaal
deed, dit niet zonder moeite kon doen.
Yóór den ingang van het lokaal verdrongen
zich nog velen om binnen te kunnen komen,
doch tevergeefs. Zy waren zelfs niet in staat
den hoogleeraar te zien toen deze op den
katheder had plaats genomen. In de zaal
zelve waren met curatoren, ook hoogleeraren
van andere faculteiten aanwezig. De gangpaden
waren eveneens ingenomen. Geen enkele zit-of
staanplaats bleef onbezet.
Met die groote belangstelling ging in de
zaal natuurlyk tevens eene hooge temperatuur
gepaard, welke gaandeweg toenam.
Al is in de laatste jaren dus veel van het
oude academiegebouw veranderd en verbeterd,
zoodat het er hier en daar van binnen als het
ware weer als nieuw uitziet, aan de ruimte
heeft men niets kunnen winnen. De lokalen,
vooral hetgeen nu van middag gebruikt werd,
zyn en blyven voor gelegenheden als deze
te klein.
Het onderwerp der met aandacht gevolgde
afscheidsrede vormden de archieven, de ver
beteringen, welke zij in de laatste jaren had
den ondergaan, de meerdere waarde, welke zy
daardoor verkregen, en de grootere roeping,
welke daardoor op den geschiedvorscher en
geschiedscbryver rust. De namen van hen,
die tot eon en ander hadden bygedragen,
bleven uiteraard niet onvermeld, maar werden
met eere in herinnering gebracht.
"Werd de rede, vooral aan het slot, toege
juicht, die hulde gold niet enkel het gespro
kene, maar medo ook hem, dio wederom op
zulk eene boeiende wyze zulk eene leerryke
rede had verschaft, voor de laatste maal
alvorens hy onder de oud-hoogleeraren, van
wie wy er ook een paar opmerkten, plaats nam.
Na afloop der plechtigheid gaf prof. Fruin
in den huize Wytenburg, aan het Steenschuur,
receptie, waar hy zijne vrienden tevens aan
een disch vereenigde.
De „ft. R. C." wydt by dit afscheid aan
prof. Fruin een woord van eerbiedige hulde,
waaraan het volgende ontleend is:
Het ongemeene in hoogleeraar R. Fruin
is in de eerste plaats de rykdom aan weten
schap van zyn ryken geest. Yan zijn eerste
optreden af aan, toen de auteur van „Tien
jaren uit den tachtigjarigen oorlog" zyne col
leges opende, tot op den dag van heden, zyn
allen, die hem hoorden, onder den indruk
geweest van een meesterschap over de stof
by den spreker, die alleen verkregen wordt
door intieme vertrouwdheid met de historische
personen en toestanden van vroeger en later
tyd. De geschiedenis onzer Nederlandscho ge
westen, in de breedte en de diepte, in do
hoofdstroomingen en in de byzonderheden van
huisgezinnen en familiën, is van zyne lippen
als een verhaal van het gewone leven. Histo
rische wetenschap nochtans schittert niet voor
betrekkelyk oningewyden. Eerst dan, als men
begint te beseffen, wat het beteekent, het
leven van den voortyd in zijne verborgenheden
te doorzoekenwelke arbeid, welke volharding,
welke voorzichtigheid er noodig zyn ter oplos
sing van historische quaesties, eerst dan be
gint de eerbied des hoorders. En welke voor
bereiding is er noodig geweest voor den
historicus, die de noodigo gegevens verzamelt
en doorwerkt om tot kennis en zekerheid te
komen; welke voorbereiding van talen, van
oude rechtsbronnen en charters, van alles,
wat aan documenten uit den voortyd dienst
kan doen om onze wetenschap te helpen
toelichten. Nadenken en beoordeelen, het
gevondene leer en lezen, het schiften en scheiden
van het geloofwaardige van het verwarrende,
het is de grondslag der historische kennis.
Maar dat alles ligt, als de fondamenten eener
Hollandsche stad, voor het oog des toeschou
wers verborgen. Zy zien het fraaie der ge
bouwen, maar den aanleg der grondslagen
zien ze niet, noch hooren de regelmatige
geluiden van het heiblok.
By prof. Fruin is te allen tyde alles ver
meden, wat hoorder of lezer zou kannon ver
moeien. Zy moeten genieten van het werk,
dat voltooid uit des makers handen komt.
Welk een genot, door dezen meester te worden
onderricht. Hy spreekt, en als een heldere
watereprank in de duinen is zyne taal. Alles
is gereed voor des sprekers geestesoog. Hy
verovert uwe aandacht door het aanschouwe-
lyke der feiten. Uw verstand en uw hart
worden gevangen door den logischen gedachten-
gang en do kalme overtuiging. Uw wil is ge
boeid door de kracht der waarheid. Zyne vol
zinnen passen in elkaar en sluiten aan elkaar,
en voor uwe oogen rUst een geheel, dat iets
biyvends geeft aan uw geheugen, aan uw
geest. De gebruikelyke effecten en versiersels
van den oratorischen styi zyn hem ten eenen
male vreemd. Eerder arm dan ryk iszynstyl
aan beelden en sierlyke wendingen. Sober
heid, juistheid, afgepastheid, dat zyn de ken
merken van des meesters woord. Zoozeer is
de historische srof één met de gedachte des
sprekers, dat hy, zonder zich ooit maar eene
enkele maal te vergissen, doorvorhaalt tot
ook de hoorder iets in zyne oogen kxiigt van
de lichtschittering der kalme bezieling eener
welverworven overtuiging, uitgesproken in
logische gezondverstandstaal.
By Fruin's wetenschap behoorde een talent
van spreken als het zyne, om te kunnen
improviseeren geiyk hy. Yelen hebben als
studenten het voorrecht genoten zyne impro
visation in zich op te nemen, velen werden
door des meesters leer en voorbeeld bemin
naars en beoefenaars der geschiedenis. Vraagt
aan éénen, vraagt aan allen, die zyne leer
lingen waren, en gy zult het vememeD, dat
hunne bewondering voor den hoogleeraar
wordt geëvenaard door hunne vereering en
genegenheid voor den persoon des meesters.
Zyne hulpvaardigheid, zyne altyd vriendelyke
leiding, zyn nooit eindigende lust om te steunen
wie de wetenschap liefhebben, hebben dankbare
herinneringen nagelaten by velen. Prof. R.
Fruin's naam wordt nooit uitgesproken, of
in het hart trilt iets van eerbiedige toegenegen
heid. Tood, nu 34 jaren geleden, de hoogleeraar
zyne taak aanvaardde, sprak hy o. a. dit
karakteristieke woord tot de curatoren der
Leidsche hoogeschool: „Zal ik myn ambt
waardig kunnen vervullen? Zal ik anderen,
en bovenal zal ik my zei ven kunnen voldoen?"
Thans is de professor, die deze vraag deed,
aan het einde der academische dagtaak, en
is de dankbaarheid der Leidsche universiteit,
der vroegere en latere Leidsche studenten,
van alle beschaafden, die niet onverschillig
zyn voor 's lands historie, een gedeeltelyk
antwoord. Maar wèl hem, die by het aan
vaarden zyner levenstaak in de ernstige ge
dachte van strenge zelfkennis en hooge op
vatting van plicht, by de woorden: „zal ik
myzelven kunnen voldoen het eigen geweten
als het veiligst kompas zyner handelingen
neemt.
Niet voor de Leidsche studenten alleen is
prof. R. Fruin, nu reeds meer dan dertig jaren
lang, zoo onberekenbaar veel geweest. Buiten
de gehoorzalen der academie luisterde een
steeds grooter aantal belangstellenden naar de
woorden van den trouwen historicus. Een
historisch opstel van zyne hand heeft „De
Gids" altyd tot een boek van biyvende waarde
helpen maken. De lezers zelfs, die „niet van
historie hielden", zooals dat heet, werden ge
wonnen door de lectuur van hetgeen door prof.
Fruin werd gegeven. En dat is zoo gebleven
tot nu toe.
De onpartijdigheid van prof. R. Fruin is van
goeden huizeze heeft humanistisch bloed in
de aderen. Onomwonden wordt door den hoog
leeraar overigens erkend, dat 6en historie-
schryver de geschiedenis voorstelt, geiyk „ze
zich aan zyne verbeelding voordoet". En omdat
dit zoo ls, daarom is eene troebele verbeelding
eene eigenschap, die voor historiographie on
geschikt maakt.
De ware historicus moet een edel mensch
zyn, pleegt men te zeggen. Met den naam van
prof. R. Fruin in de gedachte, krygt deze
meening recht van bestaan. Het is niet mogeiyk
zyne historische opstellen te lezen, zonder
van de beste gevoelens in zich te bespeuren,
die de menschelyke ziel weldadig aandoen.
Want en ook dit is eene heerlyke eigenschap
van den schry ver hy is er steeds op bedacht,
ons gevoel voor recht en gerechtigheid te ver
heffen, eerbied te vragen voor het goede en
groote. Hy is zulk een rechtvaardig rechter;
een die voor onze oogen de daden der historische
personen blootlegt, do getuigen voor en tegen
in eenige quaestie in onze tegenwoordigheid
brengt en hunne betrekkelyke waarde of
onwaarde nauwkeurig bepaalt. De historische
balans van onzen hoogleeraar pleegt zeer ge
voelig te zyn en voor zyn scherp verstand byt
iedere sophistery zich op de lippen. Niets is
hem in eenig onderzoek zonder belangrykheid,
en zyne kalme gemoedsstemming maakt zyne
vonnissen, zonder drift of vooroordeel geveld,
tot billyke uitspraken, waarby men zich gaarne
nederlegt. Het is wel zeker, dat hy bovendien
by ieder historisch onderzoek opnieuw zyno
toeschouwers noopt tot een gematigd en ver
draagzaam oordeelen over hot verkeerde der
menschon, die in veel schuldig blekentot een
biilyk erkennen van al wat goed is tevens. Wat
Mommsentojt den negentigjarigen Ranke zeide:
„gy bezit een zeldzaam talent om aan eiken
mensch zyne beste zyde te vinden en in hem
aan te wijzen wat, zoo ver het strekt, hem
beminnelyk maakt", dat mag op dezen dag
tot hoogleeraar R. Fruin gezegd worden. En
dat dit talent het gevolg is zijner eigen be
minnelyke eigenschappen als mensch en als
geleerde, weet ieder en erkent ioder.
Thans is het de afscheidsure van den Meester
en zyne leerlingen. In blymoedigheid heeft hy
zyne leerlingen en zyn volk onderricht in de
wetenschap, die hem het liefst was. Zonder
vertoon en in beminnelyke eenvoudigheid heeft
hy de waarheid en haar alleen gediend. Zyn
woord heeft gezag verworven en zyne meenin
gen zyn historische uitspraken geworden. Zyne
stem weegt, en zyne goedkeuring verheft.
Dankbare blydschap vervult het hart en
tempert den weemoed over het eindigen der
academische werkzaamheid, nu de Meester
henengaat in de nog jeugdige kracht van on
verzwakten arheidslust Onze hoop op de
mogelyke vruchten van des hoogleoraars bezige
rust is gebouwd op zyne zucht tot voortbrengen,
die er met het klimmen der jaren niet minder
op geworden is. Hy boeie ons nog vele jaren
met het „lezen en herlezen van geschiede
nissen, zonder 't onthouden der welke 's Lands
behoudenis last lydtl"
Professor R. J. Fruin is de eerste Neder
landsche hoogleeraar in de Yaderlandsche
geschiedenis geweest, en er zullen er nog
velen na hem komen op den leerstoel, dien
by thans gaat verlaten; maar te allen tyde
zal men erkenr.en, dat de groote eigenschap
pen, die hem kenmerken, behooren tot de beste,
die een hoogleeraar in de Nederlandsche his
torie kan bezitten.
De behandeling der rechtzaak betref
fende het Yalsche Bankpapier.
Het getuigenverhoor in zake de valeche
bankbiljetten is tot een einde gebracht. Daaruit
blykt duideiyk hoe het de toeleg is geweest
door tal van getuigeD, ook door hen, wier ver
klaring weinig of geene beteekenis schynt te
hebben, een duideiyk overzicht van al de
handelingen der beklaagden te doen geven,
vooral waar zy zich onledig hielden, de val-
sche bankbiljetten uit te geven.
Van enkele personen, die in deze zaak meer
of minder eene hoofdrol vervulden, geeft da
„Tel." eene schets, zooals zy op de terecht
zitting waren op te merken.
K r a u 8 s e, wiens persoon wy reeds korta-
ïyk beschreven, had tot dusverre zijne wys-
geerige bedaardheid geen oogenblik verloren,
maar eindeiyk is hy aan het huilen gegaan.
Toch is het by aandachtige observatie duidelyk,
dat er onder dat masker van flegma eene zee
van hartstochten bruist; dat in het binnenste
van dit kleine, intelligent-uitziende mannetje
geweldige emoties hebben geheerscht en nog
heerschen. Heeft hy wellicht nog hoop, er
met eene lichte straf te zullen afkomen, om
daarna opnieuw te trachten aan zyno grootsche
plannen uitvoering te geven? Wie weet. De
verontwaardiging, die zich van hem meestor
maakte, wanneer deskundigen zyn „werk" af
keurden of geringschatten en de overtuiging,
waarmee hy de rechters verzekert, dat hy
nog veel beter nagemaakte bankbiljetten had
kunnen vervaardigen, wyzen er op, dat hy
minstens genomen zoor eerzuchtig is, wellicht
zelfs door een begin van hoogmoedswaanzin
aangetast, al spreekt en denkt hy overigens
logisch en correct.
Mad. Toubaerts heeft eensphinxachtig,
perkament-geel gelaat, waarop niet veel te
lezen valt. Nog slechts eenmaal is zy* min of
meer in vuur geraakt, nl. toen zy verzekerde,
dat zy nooit had gelogen tegenover de justitie
en politie. Merkwaardig is overigens by al de
bekl. hunne zucht om de rechtbank de over
tuiging to geven, dat zy slechts de waarheid
spreken.
Beklaagde Tliümm, die tusschen Toubaerts
en Yan Liemt zit, is een banaal burger
mannetje met een rood gezicht en eene platte
spraak, met eene sluwe gelaatsuitdrukking,
als van iemand, die eerlyk of oneerlijk is, al
naarmate hot in zyne kraam te pas komt.
Daarentegen heeft Yan Liemt het uiter-
ïyk, hoewel niet het accent, van een „heer,"
men kan het hem aanzien, dat hy gaarne
den „brani" uithangt, evenals Arnzt, welke
laatste nooit verzuimde „mynheer de president"
te voegen achter ieder zyner antwoorden.
Teekenend is het feit, dat het juist Arnzt was,
die Rempt met een vloed van argumenten tot
de uitgifte van valsche bankbiljetten heeft be
wogen de welbespraaktheid van den colporteur
won het van de bourgeois-eerlykheid van den
vóór dien tyd onbesproken, maar dommen
Rempt, die, geboren in een dorp, tengevolge
van de verleidingen eener groote stad ten val
is gekomen.
Sinnige, die tusschen Frey en Arnzt op
de tweede bank zit, heeft een zeer ongunstig
uiteriyk, ook door zyne diop ingevallen oogen
blijkbaar is hy iemand, in wiens gemoed
lage hartstochten steeds de overhand hebben.
Frey heeft den naam eene trotsche in
borst te hebbenzyn gelaat is strak en norsch,
soms wisselt hy met zyn buurman Sinnigo
blikken van verstandhouding, waarby beiden
niet zelden schamper lachen over door doge-
tuigen gebezigde uitdrukkingen.
K o e s e en Löschke zyn vulgaire t3'pen,
in overeenstemming met hun beroep van tap
per en bierbottelaar.
Yeilig kan worden gezegd dat K r a u s s e,"
die als hoofddader terechtstaat, intellectueel
boven al zyne medebeklaagden uitsteekt.
Van Marie Groenenberg, die nog niet op
de bank der beschuldigden is terechtgekomen,
maar eene voorname getuige is, was eenigs-
zins vermakelyk om aan te hooren hoe deze
gladde deerne voor elke vraag van den voor
zitter een antwoord gereed had. Noch de ironie
van den president, noch zyn toon van gezag
brachten haar een oogenblik van haai stuk.
Vierde dag.
Te kwart vóór elven werd de terechtzitting:
hervat. De getuigenbanken in de zaal, met uit
zondering der voorste twee, waren gereserveerd
voor belangstellenden, o. a. ook enkele dame6,
die van den president verlof hebben bekomen
om daarop plaats te nemen, en waren geheel
bezet. De publieke tribune was weder stampvol.
Thans werden de beklaagden ondervraagd.
De president, mi. Wichers Hootb, richt zich
tot den eersten beklaagde Krausse en
vraagt, of hy vroeger al eens met de justitie is
in aanraking geweest.
Antw.: Neen.
Pres.: Gy weet welke feiten u ten lasts
worden gelegd? Erkent gy u daaraan schuldig
te hebben gemaakt?
K r a u s 8 eDat ik bil% etten heb uitgegeven,
erken ik; niet, dat ik de bedoeling had zenit
te geven, toen zy werden vervaardigd. Op dan
bewu6ten avond, toen wy (Krausse, Sinnige
en Yan Liemt) in „Café Suisse" waren, was
er over gesproken dat de biljetten niet uit te
geven waren.
Yervolgens deelde Krausse, die blykbaar
zyn best deed om zoo uitvoerig en duidelyk
mogelyk te zyn, mede dat hy vóór 11 jaren
in Holland gekomen en in betrekking gekomen
was by de heeren Roelofzen en Hübner, in
welke betrekking hy steeds opklom. Zucht
naar zelfstandigheid deed hem dezen dienst
verlaten. Voor ongeveer twee jaar kwam tus
schen hem en Toubaerts het plan tot rypheid,
valsche bankbiljetten te vervaardigenvroeger
had hy reeds voor een schoolboekje een
bankbiljet afgedrukt, drie vierde werkelyke
grootte. Krausse en Thümm hadden moeite
gedaan aan kapitaal te komen voor de in
richting van een atelier. Do wed. Toubaerts
had toen f 2500 verstrekt voor ait doel, onder
borgstelling van Thümm. Het bleek evenwel,