Het aftreden van prof. dr. R. Fruiu. Yeebt warij gedood, ie met groote plechtigheid overgebracht naar het station, ten einde trandaar naar Sevilla vervoerd te worden. Volgens den correspondent van de „Standard" Varen meer dan 20,000 menechen op de been, 6tn den populairen kampvechter de laatste eer te beween. Een paar honderd kamp- veohters en vereerders van den gedooden toreador volgden den lijkwagen, die werd getrokken door zes paarden. De lijkkist was bedolven onder bloemen en kransen. De meeste bladen wijden lange artikelen aan Espartero's nagedachtenis, maar toch zyn er enkele, welke er tegen protesteeren, dat eene zoo overdreven hulde wordt gebracht aan een stieren-dooder, terwyi zoovele man nen van werkelijke verdiensten in Spanje onopgemerkt blijven. Jennie Carey, een meisje van 10 jaren uit Indianapolis, heeft van president Carnot het Legioen van Eer ontvangen, daar zij in den vorigen zomor een trein redde, die een groot aantal bezoekers naar de tentoon stelling van Chicago moest brengen. Te Muck- ford zag het kind, dat eene houtenbrug over een ravyn, waarover de trein moost gaan, in brand stond. Zy liep toen den naderen den trein tegemoet, trok haar jakje uit en verwittigde, door daarmede te wuiven, don machinist van het dreigend gevaar. Onder de 700 reizigers, die in den trein zaten, be vonden zich vele Franschen, op wier verzoek president Carnot het kind de onderscheiding verleende.. De vermelde diefstal van diaman ten tot eene waarde van byna 180,000 fr., gepleegd in den trein tusschen Calais en Parys, heeft zich als volgt toegedragen: Te Calais stond de eigenaar, de Belg Tolkowsky, in de stationswachtkamer eenigen tyd te praten met een heer, dien hy ook reeds te Londen en te Dover opgemerkt had; waarna hy een kop bouillon bestelde en do wachtkamer ver liet. Nadat hy teruggekeerd was, dronk hy den bouillon, welke voor hem gereed stond. Hy voelde zich hierop aangegrepen door een onoverwinneiyken slaap, vroeg en kreeg eene plaats in een ledigen waggon on viel spoe dig daarna in slaap, nadat hy zich vooraf overtuigd had dat hy zyn koffertje, waarin de diamanten verborgen waren, by zich had. De reiziger ontwaakte eerst onder de behan deling van een geneesheer te Parys, die ver onderstelde, dat men hem opium had gege ven. Tot zyn schrik bemerkte hy toen, dat zyn koffertje verdwenen was. Gemeenteraad Tan Oegstgeest. Zitting van 31 Mei. Voorzitter: de Burgemeester. Afwezig: de heer L. E. Nieuwenhuizen, mot kennisgeving. De notulen der vorige vergadering worden door den secretaris gelezen en na oone kleine opmerking goedgekeurd en vastgesteld. De volgende ingekomen stukken worden ter tafel gebracht en met de loopende zaken afgehandeld: 1. Het proces-verhaal van de op 27 April jl. door burgemeestor on wethouders gedane opneming van de boeken en kas van den ge meente-ontvanger, waaruit biykt dat op dien datum in kas aanwezig was eene som van f 1265.22 2. Eene missive van Ged. Staten dezer provincie, dd. 1/7 Mei jl., B No. 1344 (3de Afd.) G. S. 79/1, waarby goodgokourd wordt terug- gozonden het Raadsbesluit dd. 16 April jl., model A, houdende betaling ooner som van /"64.55s uit den post van onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1894. 3. Eone missievo van datzelfde college, dd. 15/21 Mei jl., B No. 1513 (3de Afd.) G. S 71/2, houdende terugzending van hot goed gekeurd Raadsbesluit dd. 16 April jl., model B, tot het doen van een bedrag van /"847.055 der af- en overschryvingen op de begrooting van uitgaven voor den dienst van 1893. 4. Eone missive van voornoemd college, 30 April 7 Moi 1894, B No. 1382 (3de Afd.) G. S. No. 30, waarby goedgekeurd wordt teruggezonden het dd. 16 April jl. vastgesteld kohier van den hoofdelyken omslag voor het dienstjaar 1894, alsmede het 2de suppletoir kohier voor 1893. 5. Eene missive van HH. dykgraaf en hoog heemraden van Rynland, waarby wordt be richt dat op het verzook van burgemeester en wethouders tot het dempen en rioleeren van de sloot, loopende langs de Aloölaan en een gedeelte van den Marendyk, gunstig wordt beschikt, op voorwaarde, dat het gedeelte der sloot langs het Schuttersveld niet wordt go- dempt en dat de uiteinden der aandamming zoodanig worden voorzieD, dat geene specie kan afzakken in het blyvend gedeelte der sloot. Waarop wordt besloten dienovereenkomstig to handelen. 6. Een verzoekschrift van den veldwachter D. Moolhuyzen om do doktersrekeningen voor heelkundige behandeling, ten gevolge van het hom op den oudojaarsavond van het vorlgo jaar in en door den dienst bekomen ongeluk, door do gemeente to betalen. Waarop wordt besloten, dat de gemeente van do eone rekening het geheelo bedrag on van do andere de helft zal vergoeden. 7. Eone missive van de firma Ribbink Van Bork Co., te Amsterdam, in dato 16 Mei jl., waarby eene overeenkomst wordt toe gezonden betreffende de telephonlsche ver binding van het Raadhuis te Oegstgeest mot het oentraalbureau te Leiden, aan do palen der telephoongeleiding van de Noord-Zuid-Hol- landsclio Stoomtramweg-Maatschappy Haar lemLeiden. Waarop wordt besloten, dat, aangezien het door de Stoomtramweg Maatschappy gevraagde bedrag van de firma Ribbink, Van Bork «Sc Co. te hoog wordt geacht, er pogingen zullen worden aangewend, de Maatschappy te ver zoeken dit bedrag lager te willen stollen. 8. Eene missive van den secretaris-penning meester der commissie tot onderhoud van den grind weg Katwy k - Rynsburg - Oegstgeest, waarby wordt toegezonden de rekening van dien weg over het afgeloopen jaar. Waarop wordt besloten die rekening to handen te stellen van de Commissie van Financiën. 9. Eene circulaire van het bestuurder Vereeni- ging van Nederlandsche Patroons „Bo&z", houdende verzoek om perceelen, niet voldoende aan de allereerste en meest onmisbare ver- eischten van eene voldoende behuizing, onbe woonbaar te verklaren Waarop wordt besloten, dat de Raad aan genoemd schryven adhaesie zal betuigen. Hierna wordt door den secretaris voorlezing gedaan van de missive van den districts schoolopziener, houdende verzoek tot toezen ding der plannen, in zake de vergrooting van de school aan den Morschweg, waarop door den Voorzitter het onderhoud wordt medo gedeeld, dat deze met dien schoolopziener heeft gehad, en wordt door den Voorzitter de Raad in kennis gesteld, met het dienaan gaande door Burg. en Weths. genomen be sluit om tot die vergrooting over te gaan in den zin, zooals dit door den districtsschoolop ziener wordt verlangd, wolk preadvies echter by den Raad geen ingang vond uithoofde het op geen vasten grondslag berustte, ten ge volge waarvan op voorstel van den hee- J. J. Van Hoeken werd besloten eene commissie te benoemen, bestaande uit 2 leden, die den toestand van het onderwys zouden opnemen, voor zooveel betreft de raimte dor school lokalen, het aantal schoolgaande kinderen, enz., om dien later met Burg. en Weths. nader te regelen, opdat in eeno volgende Raadsver gadering een definitief besluit worde genomen. Tot leden dier commissie werden benoemd de heeren J. J. Van Hoeken en A. D. D. Scbretlen. Ten slotte komt het laatste punt der agenda „Vaststelling voorwaarden aanbesteding van de bestrating van den Marendyk, do Aloülaan en den Morschsingel" ter behandeling. Waarop wordt besloten den bewoners van den Morschsingel te verzoeken binnen 8 dagen mede to deelen, of zy een zeker bedrag be schikbaar stellen als bydrage in de kosten van bestrating van dien Singel, en mochten zy hiertoe niet overgaan, alsdan daaraan geen gevolg te geven. Niets meer te behandelen of voor te stellen zynde, wordt de vergadering door den voor zitter gesloten. Russische Zuld-Wesf-ipoorwcg. De onverwachte daling der aandeelen Rus sische Zuid-West Spoor heeft ongetwijfeld de houders daarvan, met eenigen gerechtvaar digden angst, doen vragen welke oorzaken hiertoe aanleiding gaven. De berichteD, welke spoedig daaromtrent door de couranten wer den verspieid, waren niet geschikt om veel gerustheid te geven, daar toch eene ophanden zynde overneming van don spoorweg door de Russische r9geering, in het vooruitzicht werd gesteld. Daarby word medegedeeld dat de overneming op voor de aandeelhouders ongun stige voorwaarden zou plaats hebben. De geheel© geschiedenis is voor het oogen- blik niet meer dan een storm in een glas water. In den laatsten tyd waren de koereen der aandeelen sterk opgedreven en was de speculatie lang niet vreemd aan onjuiste ge ruchten, welke reeds meermalen de wereld waren ingezonden met het doel om de rijzing kunstmatig te doen standhouden. Om hiertegen eone waarschuwende stem te doen hooren, heeft het Regeeringsblad te St.-Petersburg aan de statuten herinnerd, volgens welke de Regeering hot recht heeft, dezen spoorweg te naasten op voorwaarden, die, zoo zy letteriyk werden uitgevoerd, voor de aandeelhouders op de tegenwoordige koersen ongunstig zouden zyn. Nu is dit eene omstandigheid, welke reeds lang en overal bekend is, <loch de herinnering daaraan in het Regeeringsblad, was voldoende om overal schrik te verspreiden en te doen gelooven dat de overneming werkeiyk zou plaats hebben. Voorloopig echter schynt de regeering geen plan te hebben tot de naasting over te gaanhet voornemen daartoe schynt thans in het geheel niet te bestaan, zoodat, wanneer dit langzamerhand meer duideiyk is geworden, de ongerustheid wel weer zal verdwynen. El. Bk. Geiyk wy dezer dagen meldden, is by ko- ninkiyk besluit aan dr. R. Fruin eervol ontslag verleend als hoogleeraar aan de Leidsche universiteit en als zfin opvolger benoemd onze vroegere stadgenoot dr. P. J. Blok, thans hoogleeraar te Groningen. Het ontslag aan prof. Fruin werd inge volge de wet op het Hooger Onderwys ver leend omdat by geboren te Rotterdam den Hden November 1823 —den 70-jarigen leeftyd heeft beroikt. Den lsten Juni 1860 hield hy zyne rede ter aanvaarding van zyn ambt, dat hy dus thans juist, gedurende 34 jaren heeft vervuld. Hedennamiddag te twee uren nam hy afscheid van zya leerstoel. Het klein auditorium van het academie gebouw was reeds lang te voren geheel ge vuld met tegenwoordige en vroegore studenten en verdere belangstellenden, w. o. ook enkele dames. De opkomst was zóó talryk, dat de scheidende hoogleeraar, toen hy met de col lega's zyner faculteit zyne intrede in de zaal deed, dit niet zonder moeite kon doen. Yóór den ingang van het lokaal verdrongen zich nog velen om binnen te kunnen komen, doch tevergeefs. Zy waren zelfs niet in staat den hoogleeraar te zien toen deze op den katheder had plaats genomen. In de zaal zelve waren met curatoren, ook hoogleeraren van andere faculteiten aanwezig. De gangpaden waren eveneens ingenomen. Geen enkele zit-of staanplaats bleef onbezet. Met die groote belangstelling ging in de zaal natuurlyk tevens eene hooge temperatuur gepaard, welke gaandeweg toenam. Al is in de laatste jaren dus veel van het oude academiegebouw veranderd en verbeterd, zoodat het er hier en daar van binnen als het ware weer als nieuw uitziet, aan de ruimte heeft men niets kunnen winnen. De lokalen, vooral hetgeen nu van middag gebruikt werd, zyn en blyven voor gelegenheden als deze te klein. Het onderwerp der met aandacht gevolgde afscheidsrede vormden de archieven, de ver beteringen, welke zij in de laatste jaren had den ondergaan, de meerdere waarde, welke zy daardoor verkregen, en de grootere roeping, welke daardoor op den geschiedvorscher en geschiedscbryver rust. De namen van hen, die tot eon en ander hadden bygedragen, bleven uiteraard niet onvermeld, maar werden met eere in herinnering gebracht. "Werd de rede, vooral aan het slot, toege juicht, die hulde gold niet enkel het gespro kene, maar medo ook hem, dio wederom op zulk eene boeiende wyze zulk eene leerryke rede had verschaft, voor de laatste maal alvorens hy onder de oud-hoogleeraren, van wie wy er ook een paar opmerkten, plaats nam. Na afloop der plechtigheid gaf prof. Fruin in den huize Wytenburg, aan het Steenschuur, receptie, waar hy zijne vrienden tevens aan een disch vereenigde. De „ft. R. C." wydt by dit afscheid aan prof. Fruin een woord van eerbiedige hulde, waaraan het volgende ontleend is: Het ongemeene in hoogleeraar R. Fruin is in de eerste plaats de rykdom aan weten schap van zyn ryken geest. Yan zijn eerste optreden af aan, toen de auteur van „Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog" zyne col leges opende, tot op den dag van heden, zyn allen, die hem hoorden, onder den indruk geweest van een meesterschap over de stof by den spreker, die alleen verkregen wordt door intieme vertrouwdheid met de historische personen en toestanden van vroeger en later tyd. De geschiedenis onzer Nederlandscho ge westen, in de breedte en de diepte, in do hoofdstroomingen en in de byzonderheden van huisgezinnen en familiën, is van zyne lippen als een verhaal van het gewone leven. Histo rische wetenschap nochtans schittert niet voor betrekkelyk oningewyden. Eerst dan, als men begint te beseffen, wat het beteekent, het leven van den voortyd in zijne verborgenheden te doorzoekenwelke arbeid, welke volharding, welke voorzichtigheid er noodig zyn ter oplos sing van historische quaesties, eerst dan be gint de eerbied des hoorders. En welke voor bereiding is er noodig geweest voor den historicus, die de noodigo gegevens verzamelt en doorwerkt om tot kennis en zekerheid te komen; welke voorbereiding van talen, van oude rechtsbronnen en charters, van alles, wat aan documenten uit den voortyd dienst kan doen om onze wetenschap te helpen toelichten. Nadenken en beoordeelen, het gevondene leer en lezen, het schiften en scheiden van het geloofwaardige van het verwarrende, het is de grondslag der historische kennis. Maar dat alles ligt, als de fondamenten eener Hollandsche stad, voor het oog des toeschou wers verborgen. Zy zien het fraaie der ge bouwen, maar den aanleg der grondslagen zien ze niet, noch hooren de regelmatige geluiden van het heiblok. By prof. Fruin is te allen tyde alles ver meden, wat hoorder of lezer zou kannon ver moeien. Zy moeten genieten van het werk, dat voltooid uit des makers handen komt. Welk een genot, door dezen meester te worden onderricht. Hy spreekt, en als een heldere watereprank in de duinen is zyne taal. Alles is gereed voor des sprekers geestesoog. Hy verovert uwe aandacht door het aanschouwe- lyke der feiten. Uw verstand en uw hart worden gevangen door den logischen gedachten- gang en do kalme overtuiging. Uw wil is ge boeid door de kracht der waarheid. Zyne vol zinnen passen in elkaar en sluiten aan elkaar, en voor uwe oogen rUst een geheel, dat iets biyvends geeft aan uw geheugen, aan uw geest. De gebruikelyke effecten en versiersels van den oratorischen styi zyn hem ten eenen male vreemd. Eerder arm dan ryk iszynstyl aan beelden en sierlyke wendingen. Sober heid, juistheid, afgepastheid, dat zyn de ken merken van des meesters woord. Zoozeer is de historische srof één met de gedachte des sprekers, dat hy, zonder zich ooit maar eene enkele maal te vergissen, doorvorhaalt tot ook de hoorder iets in zyne oogen kxiigt van de lichtschittering der kalme bezieling eener welverworven overtuiging, uitgesproken in logische gezondverstandstaal. By Fruin's wetenschap behoorde een talent van spreken als het zyne, om te kunnen improviseeren geiyk hy. Yelen hebben als studenten het voorrecht genoten zyne impro visation in zich op te nemen, velen werden door des meesters leer en voorbeeld bemin naars en beoefenaars der geschiedenis. Vraagt aan éénen, vraagt aan allen, die zyne leer lingen waren, en gy zult het vememeD, dat hunne bewondering voor den hoogleeraar wordt geëvenaard door hunne vereering en genegenheid voor den persoon des meesters. Zyne hulpvaardigheid, zyne altyd vriendelyke leiding, zyn nooit eindigende lust om te steunen wie de wetenschap liefhebben, hebben dankbare herinneringen nagelaten by velen. Prof. R. Fruin's naam wordt nooit uitgesproken, of in het hart trilt iets van eerbiedige toegenegen heid. Tood, nu 34 jaren geleden, de hoogleeraar zyne taak aanvaardde, sprak hy o. a. dit karakteristieke woord tot de curatoren der Leidsche hoogeschool: „Zal ik myn ambt waardig kunnen vervullen? Zal ik anderen, en bovenal zal ik my zei ven kunnen voldoen?" Thans is de professor, die deze vraag deed, aan het einde der academische dagtaak, en is de dankbaarheid der Leidsche universiteit, der vroegere en latere Leidsche studenten, van alle beschaafden, die niet onverschillig zyn voor 's lands historie, een gedeeltelyk antwoord. Maar wèl hem, die by het aan vaarden zyner levenstaak in de ernstige ge dachte van strenge zelfkennis en hooge op vatting van plicht, by de woorden: „zal ik myzelven kunnen voldoen het eigen geweten als het veiligst kompas zyner handelingen neemt. Niet voor de Leidsche studenten alleen is prof. R. Fruin, nu reeds meer dan dertig jaren lang, zoo onberekenbaar veel geweest. Buiten de gehoorzalen der academie luisterde een steeds grooter aantal belangstellenden naar de woorden van den trouwen historicus. Een historisch opstel van zyne hand heeft „De Gids" altyd tot een boek van biyvende waarde helpen maken. De lezers zelfs, die „niet van historie hielden", zooals dat heet, werden ge wonnen door de lectuur van hetgeen door prof. Fruin werd gegeven. En dat is zoo gebleven tot nu toe. De onpartijdigheid van prof. R. Fruin is van goeden huizeze heeft humanistisch bloed in de aderen. Onomwonden wordt door den hoog leeraar overigens erkend, dat 6en historie- schryver de geschiedenis voorstelt, geiyk „ze zich aan zyne verbeelding voordoet". En omdat dit zoo ls, daarom is eene troebele verbeelding eene eigenschap, die voor historiographie on geschikt maakt. De ware historicus moet een edel mensch zyn, pleegt men te zeggen. Met den naam van prof. R. Fruin in de gedachte, krygt deze meening recht van bestaan. Het is niet mogeiyk zyne historische opstellen te lezen, zonder van de beste gevoelens in zich te bespeuren, die de menschelyke ziel weldadig aandoen. Want en ook dit is eene heerlyke eigenschap van den schry ver hy is er steeds op bedacht, ons gevoel voor recht en gerechtigheid te ver heffen, eerbied te vragen voor het goede en groote. Hy is zulk een rechtvaardig rechter; een die voor onze oogen de daden der historische personen blootlegt, do getuigen voor en tegen in eenige quaestie in onze tegenwoordigheid brengt en hunne betrekkelyke waarde of onwaarde nauwkeurig bepaalt. De historische balans van onzen hoogleeraar pleegt zeer ge voelig te zyn en voor zyn scherp verstand byt iedere sophistery zich op de lippen. Niets is hem in eenig onderzoek zonder belangrykheid, en zyne kalme gemoedsstemming maakt zyne vonnissen, zonder drift of vooroordeel geveld, tot billyke uitspraken, waarby men zich gaarne nederlegt. Het is wel zeker, dat hy bovendien by ieder historisch onderzoek opnieuw zyno toeschouwers noopt tot een gematigd en ver draagzaam oordeelen over hot verkeerde der menschon, die in veel schuldig blekentot een biilyk erkennen van al wat goed is tevens. Wat Mommsentojt den negentigjarigen Ranke zeide: „gy bezit een zeldzaam talent om aan eiken mensch zyne beste zyde te vinden en in hem aan te wijzen wat, zoo ver het strekt, hem beminnelyk maakt", dat mag op dezen dag tot hoogleeraar R. Fruin gezegd worden. En dat dit talent het gevolg is zijner eigen be minnelyke eigenschappen als mensch en als geleerde, weet ieder en erkent ioder. Thans is het de afscheidsure van den Meester en zyne leerlingen. In blymoedigheid heeft hy zyne leerlingen en zyn volk onderricht in de wetenschap, die hem het liefst was. Zonder vertoon en in beminnelyke eenvoudigheid heeft hy de waarheid en haar alleen gediend. Zyn woord heeft gezag verworven en zyne meenin gen zyn historische uitspraken geworden. Zyne stem weegt, en zyne goedkeuring verheft. Dankbare blydschap vervult het hart en tempert den weemoed over het eindigen der academische werkzaamheid, nu de Meester henengaat in de nog jeugdige kracht van on verzwakten arheidslust Onze hoop op de mogelyke vruchten van des hoogleoraars bezige rust is gebouwd op zyne zucht tot voortbrengen, die er met het klimmen der jaren niet minder op geworden is. Hy boeie ons nog vele jaren met het „lezen en herlezen van geschiede nissen, zonder 't onthouden der welke 's Lands behoudenis last lydtl" Professor R. J. Fruin is de eerste Neder landsche hoogleeraar in de Yaderlandsche geschiedenis geweest, en er zullen er nog velen na hem komen op den leerstoel, dien by thans gaat verlaten; maar te allen tyde zal men erkenr.en, dat de groote eigenschap pen, die hem kenmerken, behooren tot de beste, die een hoogleeraar in de Nederlandsche his torie kan bezitten. De behandeling der rechtzaak betref fende het Yalsche Bankpapier. Het getuigenverhoor in zake de valeche bankbiljetten is tot een einde gebracht. Daaruit blykt duideiyk hoe het de toeleg is geweest door tal van getuigeD, ook door hen, wier ver klaring weinig of geene beteekenis schynt te hebben, een duideiyk overzicht van al de handelingen der beklaagden te doen geven, vooral waar zy zich onledig hielden, de val- sche bankbiljetten uit te geven. Van enkele personen, die in deze zaak meer of minder eene hoofdrol vervulden, geeft da „Tel." eene schets, zooals zy op de terecht zitting waren op te merken. K r a u 8 s e, wiens persoon wy reeds korta- ïyk beschreven, had tot dusverre zijne wys- geerige bedaardheid geen oogenblik verloren, maar eindeiyk is hy aan het huilen gegaan. Toch is het by aandachtige observatie duidelyk, dat er onder dat masker van flegma eene zee van hartstochten bruist; dat in het binnenste van dit kleine, intelligent-uitziende mannetje geweldige emoties hebben geheerscht en nog heerschen. Heeft hy wellicht nog hoop, er met eene lichte straf te zullen afkomen, om daarna opnieuw te trachten aan zyno grootsche plannen uitvoering te geven? Wie weet. De verontwaardiging, die zich van hem meestor maakte, wanneer deskundigen zyn „werk" af keurden of geringschatten en de overtuiging, waarmee hy de rechters verzekert, dat hy nog veel beter nagemaakte bankbiljetten had kunnen vervaardigen, wyzen er op, dat hy minstens genomen zoor eerzuchtig is, wellicht zelfs door een begin van hoogmoedswaanzin aangetast, al spreekt en denkt hy overigens logisch en correct. Mad. Toubaerts heeft eensphinxachtig, perkament-geel gelaat, waarop niet veel te lezen valt. Nog slechts eenmaal is zy* min of meer in vuur geraakt, nl. toen zy verzekerde, dat zy nooit had gelogen tegenover de justitie en politie. Merkwaardig is overigens by al de bekl. hunne zucht om de rechtbank de over tuiging to geven, dat zy slechts de waarheid spreken. Beklaagde Tliümm, die tusschen Toubaerts en Yan Liemt zit, is een banaal burger mannetje met een rood gezicht en eene platte spraak, met eene sluwe gelaatsuitdrukking, als van iemand, die eerlyk of oneerlijk is, al naarmate hot in zyne kraam te pas komt. Daarentegen heeft Yan Liemt het uiter- ïyk, hoewel niet het accent, van een „heer," men kan het hem aanzien, dat hy gaarne den „brani" uithangt, evenals Arnzt, welke laatste nooit verzuimde „mynheer de president" te voegen achter ieder zyner antwoorden. Teekenend is het feit, dat het juist Arnzt was, die Rempt met een vloed van argumenten tot de uitgifte van valsche bankbiljetten heeft be wogen de welbespraaktheid van den colporteur won het van de bourgeois-eerlykheid van den vóór dien tyd onbesproken, maar dommen Rempt, die, geboren in een dorp, tengevolge van de verleidingen eener groote stad ten val is gekomen. Sinnige, die tusschen Frey en Arnzt op de tweede bank zit, heeft een zeer ongunstig uiteriyk, ook door zyne diop ingevallen oogen blijkbaar is hy iemand, in wiens gemoed lage hartstochten steeds de overhand hebben. Frey heeft den naam eene trotsche in borst te hebbenzyn gelaat is strak en norsch, soms wisselt hy met zyn buurman Sinnigo blikken van verstandhouding, waarby beiden niet zelden schamper lachen over door doge- tuigen gebezigde uitdrukkingen. K o e s e en Löschke zyn vulgaire t3'pen, in overeenstemming met hun beroep van tap per en bierbottelaar. Yeilig kan worden gezegd dat K r a u s s e," die als hoofddader terechtstaat, intellectueel boven al zyne medebeklaagden uitsteekt. Van Marie Groenenberg, die nog niet op de bank der beschuldigden is terechtgekomen, maar eene voorname getuige is, was eenigs- zins vermakelyk om aan te hooren hoe deze gladde deerne voor elke vraag van den voor zitter een antwoord gereed had. Noch de ironie van den president, noch zyn toon van gezag brachten haar een oogenblik van haai stuk. Vierde dag. Te kwart vóór elven werd de terechtzitting: hervat. De getuigenbanken in de zaal, met uit zondering der voorste twee, waren gereserveerd voor belangstellenden, o. a. ook enkele dame6, die van den president verlof hebben bekomen om daarop plaats te nemen, en waren geheel bezet. De publieke tribune was weder stampvol. Thans werden de beklaagden ondervraagd. De president, mi. Wichers Hootb, richt zich tot den eersten beklaagde Krausse en vraagt, of hy vroeger al eens met de justitie is in aanraking geweest. Antw.: Neen. Pres.: Gy weet welke feiten u ten lasts worden gelegd? Erkent gy u daaraan schuldig te hebben gemaakt? K r a u s 8 eDat ik bil% etten heb uitgegeven, erken ik; niet, dat ik de bedoeling had zenit te geven, toen zy werden vervaardigd. Op dan bewu6ten avond, toen wy (Krausse, Sinnige en Yan Liemt) in „Café Suisse" waren, was er over gesproken dat de biljetten niet uit te geven waren. Yervolgens deelde Krausse, die blykbaar zyn best deed om zoo uitvoerig en duidelyk mogelyk te zyn, mede dat hy vóór 11 jaren in Holland gekomen en in betrekking gekomen was by de heeren Roelofzen en Hübner, in welke betrekking hy steeds opklom. Zucht naar zelfstandigheid deed hem dezen dienst verlaten. Voor ongeveer twee jaar kwam tus schen hem en Toubaerts het plan tot rypheid, valsche bankbiljetten te vervaardigenvroeger had hy reeds voor een schoolboekje een bankbiljet afgedrukt, drie vierde werkelyke grootte. Krausse en Thümm hadden moeite gedaan aan kapitaal te komen voor de in richting van een atelier. Do wed. Toubaerts had toen f 2500 verstrekt voor ait doel, onder borgstelling van Thümm. Het bleek evenwel,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2