N°. 10508.
Maandag 3® Mei.
A0. 1894.
feze <iCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Het houtvestershuisje te Tauberbach.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
1.40.
0.05.
Franco per post
Afzonderlek© Nommers
PRIJS DER AD VERTEN T1ËN
Van 1 6 regels f 1.0S. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
In en om Leiden.
Concerten van „Musis."
Do zomer is in aantochtwe achten ons
verplicht het a even te herinneren, geachte
lezerossen en lezers. nu het er in de laatste
dagen in de Natuur zoo vreemd, zoo kil, zoo
stormachtig vooral naar toe gaat, zoo tegen
den zin van stedeling en buitenmensch en
tegen alle wetten in, al waren we er zoo'n
beetje op voorbereid door den Belgischen
mynheer Waelput, van beroep majoor en
weerproleet.
's Zomers doet men. zooaJs weet, en
't is goed te keuren, in eo by Leiden sinds
jaren aan toroerconcerten; in de Sleu
telstad in de tuinen van Musis" en Buiten
A.micitia". er by ('t zal wellicht, denkend
aan de annexatie, niet lang raeei dureu. dit
in .Zomerzorg*"s lusthof.
Wanneer ge dit leest, hebt ge met uwe
tydverdeeliug voor den Zondag, in hope van
schoon weder, (als ge teu minste niet oaar
Haarlem gaat varen om by te dragen tot het.
(Jmversiteits loeiteest van verschillende kleur
op het Spaarno, of wanneer uw nog niet op
Zondag gesloten winkel u niet tot thuisblijven
dwingt) er wellicht reeds op gerekend te
gaan luisteren naar de muziek in .Musis",
in welke qualiteit van lid dan ook, want
„Musis" begint reeds met zomerconcerten. al
is de officiêele zomer nog niet daar. .Zomer
zorg" heeft ook wel reeds de jaariyksche con-
certbezoekersnetten uitgezet id den vorm vao
inteekenlysten, maar het zal nog wel ovod
duren eer men zich daér zal kunnen ver
gasten aan de beerlijke kunsttonen van den
bestudeerden mensch, gepaard met. of afge
wisseld door de lietiyke natuurtonen van
het gevederde beest, eer men in den tuin
van „Zomerlust" voor een potteke biers plus
programma gezellig zal gaan buren. „Lust"
zal in dezen ook nu weer afhankeiyk zijn
van „Zorg," al beschikken zo beiden over
„Zomer."
Om „Musis" is het ons eveowel thans te
doen, of liever om zyne omgeving, wel te
verstaan: „as 'r meziok is." Die omgeving
buitensheks, de bezielde omgeving altyd, be
valt menigeen niet, noch leden, noch velen
der óók buiten het hek staanden, en dat vol
strekt niet uit standenhaat, maar vanwege
het gegil, geschreeuw en luidruchtig gieren
van voor zoo wat een derde volwassenen.
Vooral by de avondconcerten in de
week doet die bezielde omgeving, doen die
tallooze Pieten, Jannen, Heinen, Lewies, Mies,
Jansen, Kaas en Ketoos zich geducht gelden.
En schopten ze dan nog maar lawaai in
de pauzes, schepten ze nog maar adem onder
„'fc meziek", dan kon het er nog mee door
met al die „lol", maar neen, pauzes kennen
die onvermoeiden by dit werk niet. Politie
agenten, 8tadswerklieden in buitengewoaen
dienst, ook al snijden deze laatsten zich vóór
de eerste soirée een duiken stok (waar en
waarvan doet hier niets ter zake, want
ze waken immers voor 't plantsoen), kun
nen weinig of niets tegen deze „hope des
vaderlands", tegen deze „kinderen onzes volks",
tegen dit „opkomend geslacht" doen en zyn
zoo verstandig geen krijgertje te gaan spelen,
al wordt de muziekuitvoering inderdaad totaal
er door bedorven, al gaan de schoonste
solo's gepaard met allerlei valsche, soms zeer
abnormaal dierlijke geluiden, met „alles kost
'n dubbeltje", „au me liefie" en meer pro
ducten der nieuwe en oude Kermisschool.
De herrie-tooneelen (men biyft gelukkig
nogal in de paden) behoeven we verder niet
te schetsen, elk Leidenaar heeft ze wel eens
gezien, gehoord, wellicht gevoeld ook,inde
zy, voor de borst, tegen den rug, op hoed of
pet; is er misschien wel eens voor geweken
naar de overzy, daar in de verte levende van
de forto's, omdat de piano's dichtby voor hem
verloren gaan. Vorige jaren was dit ten minste
zoo en 't zal. al hopen we 't niet, welhaast
weer aid ut» geschiên.
Overwegen we daarom de vragenZou die
herrie, Leiden tot oneer strekkende, niet
zonder botsingen te bezweren zyn? Zou't niet
mogeiyk wezen dat, behalve in de eerste plaats
de leden zeiven, ook andere burgers (er zyn er
velen, die er naar snakken) rustig konden
genieten, zonder rechtmatige ergernis, van de
tonen, welko daar uit die tent komen om ge
hoord, niet om overschreeuwd te worden?
Is het rumoerige gespuis niet allengs te ver-
wyderen door paal en perk te stellen aan zyn
voor anderen hinderiyk genot op deze ver
zamelplaats?
Het antwoord op deze vragen, het aan
vankelijk aan te wenden zachte middel
tegen dit g r o o t e kwaad, kan wezenhet
voor de levenmakers, die gauw genoeg te
herkennen zyn, geheel ontoegankeiyk maken
van de strook gronds langs het hek aan den
Singelkant, en ze voor anderen slechts van
één kant toegankelijk te stellen, door by elk
uiteinde dier strook te doen postvatten een
flink man, hfi zy politie-agent, stadswèfkman
of wat dan ook, zonder gemeente twijgen,
maar met instructies, zooais Musis' bewinds
lieden dat in overleg met het gemeentebestuur
het geschiktst achten, aan wie de uitvoering
van zoo'n zaakje best is toevertrouwd.
"Wandelende toezicht-houdenden aan de andere
zyden rondom den tuin kunnen dan met
beter gevolg dan thans mogeiyk is aldaar
de orde handhaven, welke hoogstwaarschyniyk
vanzelf reeds in de hand gewerkt zal worden
door do afsluiting, als zynde dan dryfjachten
in het rond en wilde-dansen minder goed
uitvoerbaar. De passage zou dan uitslui
tend langs de huizen moeten plaats hebben;
daór circulatie, aan de overzyde stilstand.
Zou in het belang van velen, zeker ook tot
genoegen van musici en kapelmeesters, niet
eens kunnen worden overgegaan tot eene
proefneming in dezen of soortgelijken goest?
De velen, die inderdaad voor de muziek komen
en niet voor andere, vaak ook heel onkie-
sche dingen, voor de goede muziek in de open
lucht, welke maar niet zoo dagelyks te ge
nieten valt, zouden zich weldra kunnen ver
heugen in een rustig genot, zooals dat te
smaken is in het Haagsche Bosch.
Wy geven dit plan in overweging op ver
zoek van een fatsoeniyk burger die geen
lid kan zyn van „Musis"; minder graag, ook
al met het oog op toilet makerij, „met den
hoed aan, een halfhempje," enz., gaat naar
De Haan of wilt ge liever in „Zomerlust";
„Zomerzorg" voor hem „natuurlijk onbetaal
baar" noemt en in „Amicitia" volstrekt niet
thuisbehoort en niet toegelaten zou worden;
maar toch gaarne des zomers andere muziek
hoort dan van „die Zaterdagsche draaiorgels"
en die „Moffen op de Singels" - al6 wapen
tegen concertverstoring.
Het betreurende dat in Leiden by v. 's zomers
in het Park, 's winters in de Stadszaal, geen,
en een heel, héél enkel keertje maar op de
Beestenmarkt (geen mooie naam voor concert
terrein), een volksconcert plaats heeft, en dat
men het enkel maar hebben moet van een
concert, „uitgaande van sociëteit of café",
vroeg de man of het bovenstaande, dat hy
wel „bepraten", maar onmogeiyk „beschryven"
kon, onder de aandacht zou kunnen gebracht
worden in don derden Brief vaa Petrus.
P. S. Mogelijk kon dan, dit gaf de Leidsche
burger nog te kennen en we zouden 't haast
vergeten, op straffe van on6 particulier secre
tariaat voor immer to verbeuren, de omgeving
van „Musis" een cursus worden ter opleiding
van hoorderessen en hoorders voor volkscon
certen, met goed gevolg in de toekomst te
geven in ons schoone Park.
Gemengd Nieuws.
Te Roelof-Arends veeo trachtte
verleden Vrydag eene nog vry jeugdige vrouw
de liefdadigheidsbron te doen stroomen door
een roerend verhaal op te disschen van haren
man, die in 't ziekenhuis ligt, en hare talryke
bloeden van kinderen, waarvoor zy geheel
alleen te zorgen heeft. J£ort daarna stapte zy
mot een koffiekopje eene herberg binnen en
liet zich daarin voor 9 centen bitter schenken,
welke hoeveelheid zy met de beweging van
een kenner ineens naar binnen wipte. Zy
deed zich daarop het kopje nóg eens vullen,
doch vóór zy deze bezending denzelfden weg
liet nemen, ver wy derde zy zich even, voor
gevende geld by haren in de nabijheid ver-
toevenden man te gaan halen. Zoodra zy
echter buiten kwam, zette zy het in een draf
tot opsporing van haren heer gemaalZo
kon hem zeker niet vindoD, want zy bleef
weg, met achterlating van het wellicht by een
ander geleend kommetje.
Weer een opwekkend voorbeeld voor de
inwoners dier plaats, om de voorschriften van
de pas opgerichte en gunstig werkende ver-
eeniging „Arbeid adelt" nauwgezet toe te
passen en streng te handhaven.
Voor den Hoogen Raad werden
onlangs de pleidooien gevoerd in de proce
dure van A. Van Kleef, te Boskoop, tegen het
R.-K. Parochiaal Armbestuur te Hillegom
betreffende een geschil over de geldig beid van
eene tolheffing door genoemd armbestuur over
de Hillegommerbeek. In 1726 liet een am
bachtsheer, Jhr. Six, eene vaart graven, waarop
kort daarna een recht tot tolheffing weid
verkregen, hetwelk later op bovengenoemd
armbestuur overging. Het geschil nu over de
al of niet geldigheid der heffing ontstond uit
eene beweging, door een schipper op 't getouw
gezet, om vao het betalen van tolrecht af te
komen. Van de zyde van den schipper werd
beweerd dat het tolrecht niet op wettige wyze
is gehandhaafd, als zynde geschied door den
prefect van het departement van de monden
van de Maas in 1813. Alleen aan eenhooger
bestuur zou de hiertoe vereischte bevoegdheid
toekomen volgens het keizerlijk decreet van
1811. Het Hof te Amsterdam besliste even wol
dat het tolrecht op wettige wyze was ge
handhaafd. Deze beslissing werd bestreden
door mr. B. M. Vlielander Hein en verdedigd
door mr. W. Thorbecke.
Gisteren nu concludeerde het Openbaar
Ministerie tot verwerping van het cassasie-
beroep van A. Van Kleef.
De uitspraak is bepaald op 29 Juni.
Voor de rechtbank te Utrecht
werd gopleit, doch slechts van de zyde der
eischende party, in eene zaak, welke een uit
vloeisel is van den krach der Utrechtsche
bank-van-leening. De eischeres, A. E., wed.
W. O., heeft in 1879 en 1880 een bedrag van
ƒ20,000 ter leen verstrekt aaD don gewezen
directeur der voormalige bank, om dat in de
bank te gebruiken. Tot zekerheid voor deze
schuld ontving zy in pand twee vorderingen,
die de dirocteur Koch op de bank-van leening
had, te zamen groot ƒ14,600, met deverkla
ring er by van commissarissen, dat zy aan
den directeur dat bedrag schuldig zyn Partyen
zyn het er over eens, dat hierdoor een wettig
pandrecht op die vorderingen gevestigd is. De
vraag echter, die in dit geding moet worden
beantwoord, is of do pandhoudster thans, nu
Koch in staat van kennelijk onvermogen is
verklaard en de vorderingen opeischbaar ge
worden zyn, gerechtigd is om de haar in
pand gegeven vorderingen van Koch op de
bank zelfstandig te incasseeren. De liquidateur
van de bank, mr. G. Blom, acht zich niet
gerechtigd op eigen gezag de ƒ14,500 uit te
keeren on verlangt gedekt te zyn door een
vonnis van do rechtbank, dat hem daartoe
veroordeelt. Hy is daarom gedagvaard tot het
doen van die betaling en daarnevens Koch's
curator, mr. Harbord, om de uitbetaling te
gehengen on te gedoogen.
In do gewisselde conclusion is de vordering
tegengesproken, op grond dat de in pand-ge
ving der beide vorderingen op de bank niet
per se het recht voor de pandhoudster in zich
sluit om de schuld in te vorderen. By plei
dooi werd die tegenspraak niet toegelicht.
Mr. Aug. Philips Jr. trad voor de eischeres
op, om in een uitvoerig pleidooi te betoogen,
dat de eisch gebaseerd is op den aard van
het pandrecht en op de geschiedenis van de
in Nederland geldende wot.
Het O. M. zal over 14 dagen conclusie
nemen.
In den nacht van Dinsdag op
Woensdag jl. zyn te Doorn in twee woningen
pogingen aangewend tot inbraak In eene der
woningen had do persoon het bovenraam
opgeschoven, doch werd door het geroep van
een in de kamer Blapend heer in zyn voornemen
gestoord en ging op de vlucht. In de andero
woning ongeveer terzelfder tyd was do persoon
reeds in de huiskamer gedrongen en bezig den
inhoud van eene geldlade te onderzoeken, toen
hy zich onverwachts zag ontdekt door den
bewoner, zyndo een bakker, die juist aan zyn
werk zou gaan. Hy wist evenwel door het
raam weg te komen en is nog niet ontdekt.
Vermoedeiyk is hot één en dezelfde persoon,
gekleed in knap pak met flambard-hoed op,
en voorzien van een tascb en regenscherm.
Do berichten uit Pennsylvania
luiden gunstiger. Het water begint overal to
vallen en het gevaar voor verdere overstroo
mingen wordt als geweken beschouwd. Toch
staan nog vele steden onder water. Te Wil-
liamBport staat 4 tot 20 Eng. voeten water.
Vele mynen zyn ondergeloopen. De rivier
Schuylkill staat hooger dan sinds 1869 voor
gekomen is. Honderden menschen zyn dak
loos; in do meeste steden heerscht eene groote
paniek. De schade is niet te overzien
Van de overstrooming in Pennsylvania) heeft
de stad Williamsport het meest te lyden
gehad. De daar aangerichte schade wordt op
drie millioen dollars geraamd. Eene ontzaglijke
massa opgeslagen timmerhout werd door den
vloed meegevoerd en vernielde eeD aantal
bruggen. Eene menigte gebouwen zyn door de
Su8quehana weggespoeld, zoodat tienduizend
inwoners der stad zonder dak zyn In het
geheel zyn, zoover men weet, 15 menschen
in het overstroomde district verdronken
De Pennsylvania Railroad laat hardwerken
om de hoofdiyn langs de Conemaugh rivier to
herstellen, maar de schade is zóó aanzionlyk,
dat de weg vooralsnog gesloten is.
Een ernstig ongeluk gebeurde
dezer dagen te Ipswich, op do Deben-rivier.
De familie Stollery met twee jonge dames,
die by haar logeerden, maakte een zeiltochtje
op de rivier. Op den terugtocht wilde een
der beeren de vlag wegnemen van den mast,
maar toen hy in den mast klom, heide de
boot over Onder den invloed der eersto
ontsteltenis schoven alle personen naar één
kant, zoodat de boot kantelde.
Het gebeele gezelschap bestond uit elf
personen Eén bereikte door zwemmen den
oever en vier werden door eene voorbijgaande
boot gered, maar de zes overigen, waarby
vier dames, verdronken. Tot de personen, dio
by dit ongeluk het leven verloren, behoorde
ook de moeder der jongelui, die de Pinkster
dagen thuis kwamen doorbrengen
Te Janina heeft een rooverbende
den zoon van den ryken bankier uit Konstan-
tinopel, Zographos, ontvoerd.
Te Ganuta, gouv. Wilna, is e o u
geheel Joodscb gezin van zes personen door
eene bende vermoord, die daarna het huis loog
plunderde Een negenjarig meisje, dat scheen
te slapen, werd gespaard. Het kind zag hare
ouders, broortjos en zusjes vermoorden zondor
zich te verroeren of geluid te maken. Hot
meisje heeft vier schuldigen, boeren, aange
wezen, die reeds gevangen zyn genomen.
3)
„OU moet weten," hernam ht), „dat myne
vrouw erg zenuwachtig ia; ik kan due over
dergelijke dingen niet met haar spreken.
Toen heb ik besloten naar u te gaan, vrouw
Birkholz, te meer, daar gij als Willie's pleeg
moeder daar aanspraak op hebt. En ziet ge,
nu ben ik hier bi) u."
De kleine houtve3teravrouw was diep ge
troffen door dit bewijs van vertrouwen en
kon goene woorden vinden.
„GIJ moet weten," ging do opperhoutvester
voort, „dat ik in dienst gewee3t ben en eene
vriendin beloofde voor hare dochter te zorgen.
Daar mijn vriend Lüning hier beter toe in
staat was dan ik, had ik hem verzocht mij
hiorin btj te staan; zoo kwam het dat hy
Kathe, zoo heette de dochter, dikwijls sprak.
Binnenkort gaat Kathe in Berlijn trouwen
en nu had ik vriend LGning verzocht, haar
eene som gelde te zenden
„O, en dat heeft zyne vrouw gemerkt eD
verkeerd begrepenhad h(j haar maar liever
de waarheid gezegd!"
„Een advocaat kan evenmin ale een dokter
alle3 aan zijne vrouw mededeelenik vind
het eer mooi van hom, dat hy het niet deed."
„Ja, nu begryp ik het," zeide de hout-
veetersvrouw.
„Het spreekt vanzelf dat LQoing nu Dog
heolwa; te bespreken had met Kathe; toen
due zyne vrouw hem eene in den Artie ont
moette met Kathe, werd zy zóó driftig, dat
zy zich met Willie, haar zooDtje, op weg
begaf naar hare moeder. Vriend Lüning
heeft haar nu het kind ontnomen en voor
haar verborgen, om haar tot inkeer te brengen.
„Maar, mynheer, kondt gy dan in 't geheel
niete doen om dit onheil te voorkomen?"
„Ik heb den geheelen samenloop der treu
rige geschiedenis gisteren eeret vernomen.
Ik wilde zoo graag iets doen om de zaak
weer in orde te brengen en toch weet ik dat
myn vriend niet wil dat ik er my in meng."
„Maar als die arme vrouw door uwe schuld
het vertrouwen in haren echtgenoot verloren
heeft, is het uw plicht haar dat terug te
geven. Dat zon ik ten minste zeggen, ik
spreek niet van de mannen, die echudden
die gedachten misschien lichter van zich af,
maar eene trouwe echtgenoote wordt er diep
ongolukkig door."
„De gedachte aan uyne eigen vrouw
„Die behoeft van de geheele geschiedenis
nietB te weten. Maar schryf aan mevrouw
Lüning, verhaal haar alles, alios wat gy weet,
en wat gy op het hart hebt. Ocb, ik ken de
wereld zoo weinig, dat ik niet eene weet of
myn raad goed is, maar myn moederlyk
gevoel zegt: echryf aan die arme moeder,
mynheer."
Waren het de hartelyke woorden der een
voudige vrouw of de herinneringen aan vroe
gere tyden of ook wel de gedachten aan het
verdrietig gelaat van zyn lieven, ouden vriend,
dat hem by het laatste samenzyn zoozeer in
het oog was gevallen Hoe het zyde opper
houtvester was zichtbaar bewogen. Een pynlyk
trekje vertoonde zich om zyn mondhy stond
echieiyk op, drnkte het vrouwtje de hand
en zeide„Ik zal het doen."
Toen het rytuig van den opperhoutvester
verdwenen wa3, stak Mine haar hoofd over
de kelderdeur eu liep toen op een draf naar
den paardenstal, waar Ignaz nog altoos naast
de voederkiet knielde om den brief op te
stellen, 't Was oen mooilyk werk geweest I
Mine zette zich op een omgekeerden emmer
en Ignaz las haar den brief voor:
„Geachte Mynheer en Mevrouw!
De honderd gulden kunnen wy heel goed
gebruiken. Hier, in Tauberbach, is zulk oen
mooi jongetje met lichtblond haar. Hy heet
Willie. Misschien is hy het, misschien ook
niet; maar die honderd gulden kunnen wy
goed gebruiken.
Geachte Mynheer eü Mevrouw, hy moet
uit Beriyn zyn, want buiten in den tuin speelt
by altoos „brandweer" en „paardentram"
en dan loopt hy op oen draf, houdt plotseling
op, om „uitstygen!" te roepen, ja „uitetygen,
Kurfürstenstrase I" - En dan weer vertelt
by van de stoomtram en blaast en stampt,
om de locomotief na te bootsen. Ook wil hy
altoos terug naar zynA moeder en nu hebben
Mina en ik een glybaantje gemaakt, hy zal
dus wel biyven. Mine heeft reeds eenig
eigendom, maar de honderd gulden kunnen
wy goed gebruiken.
Wy zyn, achtend: Ignaz de stalknecht en
Mine het melkmeisje."
Het gelaat van Mine straalde van geluk,
toen Ignaz den brief dichtvouwde; Indien hy
vroeger hare lieMe niet bezeten had, thans
had hy stormenderhand haar hart gewonnen.
Intusachen was do staldeur opengegaan, de
brievenbesteller vertoonde zich aan de deur.
Beladen met pakjes on doozen, zotte hy zich
op de bank, dicht by do kelderdeur.
„Sakkerloot," steunde de bode, „dat gaat
iemand niet in do kleeren zitten; by die
drommelsche koude kan men het haast niet
uithouden I De muggen steken niet, dat is
zeker, en de wegen zyn zoo hard als steen,
maar glad is het toch; dus als men valt,
dan ligt men niet zacht 1"
Hy Dam de muts af en wischte zich het
zweet van 't gelaat, boog toen het hoofd naar
den kolder en, het versch gebakkon brood
ruikend, smakte by verlangend met de tong.
Vrouw Birkholz kwam do trap op met
eene dikke boterham en een glas bier.
,0, lieve tyd, wat zyt ge beladenriep zy.
„Ja, tegen Kerstfeest komt er zoo van
alles by elkaar; ik word rondom vol pakjes
gehangen," zeide do bode en nam het glas
bier aan en gebruikte eene bete van het brood,
dat hem heeriyk smaakte.
„Kyk maar eens," ging by voort: „eeno
worst, die moet ik ook meeslepen, die is voor
een soldaat„den artillerist August Suffrineky"
staat er op het adres."
„Ach, die arme soldaten moeten toch ook
wat met Kerstmis hebbent"
„Ach, die arme soldaten dat ie maar
zoo by manier van epreken, weet ge, vrouw
Birkholz, ik ben ook zoo omtrent vyf en
twintig jaar in dienst geweest, maar een
Kersttyd zooals by de compagmo heb ik myn
hoole leven niet meer gehad! En als ik zoo
lieol alleen door het bosch etap, donk ik
onwillekeurig aan de Franschon in Beriyn
en aan onze kapiteins en luitenants."
De bode was nu klaar met zyn maaltyd,
stond op on wilde u.et oen „adieu, vrouw
Birkholz!' vertrekken.
Hauweiyks was hy echter achter de schuur
verdwenen, of Mine kwam geheel buiten adem
met den brief aanloopenhare waDgen waren
hoog rood van de haast, toen zy by Ignaz
terugkeerde, die baar over de heining had
nagezien. Beiden begaven zich nu weer aan
den arbeid, maar in deü koestal by het melken,
in de schuur by bet hakselsnydon, deed zy
maar niets dan uitrekenen, wat zy al zoo
voor dat geld kon koopen.
Ignaz was niet zoo blyde als Mine.
„Jongens, Mine," zeide hy eens, „als dat
maar goed afloopt met dien brief; gy hebt.
tot my gezegd „Ignaz, schryf" en ik heb
geschreven, maar toch ben ik bang dat bet
niet goed zal afloopen. Ale er maar geen.
Zigeuners in de buurt zyD, die ons den kleine
ontstelen."
Mme deelde iD zyn angst on daarom bieldon
zy den kleinen jongen goed in het oog, en
als hy in den tuin speelde en Mine de kooien
melkte, riep zy opgewonden„Ignaz, pae op
den jongen Ignaz, pas op!"
En als Ignaz op den dorscbvloer was, riep
hy: „Mine, pas op den jongen; Mine, pas op 1".,
(Slot volgt.)