PERSOVERZICHT.
Er beetaat, dunkt ons, zegt de Eaageche
Courantover het nieuwe ministerie
sprekende, geene bijzondere aanleiding om in
breedvoerige beschouwingen te
treden over het nieuwe ministerie. Het is
ongeveer geworden zooals het ten gevolge
van den verkiezingsstrijd worden moest, al
klinkt 't schijnbaar vreemd, dat juist de man,
die 't krachtigst door zyne kiezers werd ver
oordeeld, nu de belangrijkste portefeuille
kreeg. Maar de heeren Röell, Van Houten
en Van der Eaay hebben, vóór en na 9 Maart,
den heer Tak tot aftreden gedwongen; zij
moesten dus de erfenis aanvaarden.
Z(j hebben nu, en thans niet negatief, maar
positief te toonen, dat zij 't beter weten en
beter kunnen.
Dat was, afgescheiden van bijzaken, het
hoofdpunt der oplossing. En daarom kwam
deze voor niemand onverwacht. Ze sprak
zoowat vanzelf.
Maar al was dit agglomeraat-ministerie
Röell Van Houten noodzakelijk, daaruit volgt
nog niet dat het levenskracht zal hebben.
In dat opzicht laat zijne conceptie althans
aanleiding tot gegronden twijfel. Maar dat
hebben de heeren vooruit geweten en moeten
zU nu ook maar ondervinden.
Spraken alle organen zoo, d. w.z. zoo kort,
over het nieuwe ministerie, dan was er nog
beginnen aan om hunne besprekingen in een
overzicht op te nemen, maar dit is geenszins
het geval; integendeel, lange redeneeringen
worden aan dat onderwerp gewijd, waarvan
zaakrijke uittreksels zelfs te uitvoerig zouden
worden. Daarom moeten we ons daarvan ont
houden en, geene scherpe lijn kunnende trek
ken tusschen of opgave naar staatkundige
richting kunnende doen van tevredenen en
ontevredenen met de samenstelling, maar af
wachten wat de nieuwe regeering doen zal.
Mr. Antonio gaf in het Zondagsblad van de
Amsterdamsche Courant een schete van j h r.
mr. Röell, den Kabinetsformeerder, waaraan
wij het volgende ontleenen:
In een z{Jnor „Brieven" zegt Multatuli, dat
men in de figuur van „graaf Eylar" uit
„Klaasje Zevenster" een lid der familie Röell
moet zien.
Het kan beet zJJnl Want wie Van Lenneps
roman gelezen hoeft en meneer Röell, uit
Utrecht, kent jhr. mr. J. die zal moeten
toegeven, dat hij zeer wel beantwoordt aan
het portret, dat Van Lennep van „Graaf Louis
Napoleon Peter" geeft. Meneer Röell is &1
vriendelijke deftigheid, al hoffelijke welwillend
heid, kl aristocratische zachtheid wat er aan
is. Zelfs wanneer hij soms wat in vuur komt
en wat harder spreekt, dan kan men gerust
zijnhjj gaat nooit de grenzen te buiten van de
strengste, parlementaire beleefdheid.
Meneer Röell is oene tamelijk kleine, vrij
magere figuur. De tint van z\jn gelaat is wat
bleek, wat vaal. Zyn neus is licht gebogen,
zachtmoedig van teekening, even hellend over
een klein, grijzend gladgestrekon kneveltje.
Hij begint wat „uit zijn haar" te groeien.
Maar toch ligt er oene uitdrukking van
jeugdige opgewektheid en van door veel be
schaving ingetoomden levenslust over zijn type.
De blik zijner grijze oogen is uiterst vriende
lijk en tegemoetkomend, maar niettemin met
een „ick en weet niet wat", hetwelk den
edelman 6tempelt, dio zich om den dood niet
met Jan en Alleman zou afgoven. Wanneer
hij niet aan het woord is, zit meneer Röell
te luisteren met over elkaar geslagen armeD,
achteruitleunend in zijn bankje; of hy heeft
zijn zwart-ivoron lorgnet op den neus ge
drukt en maakt aanteekeningen voor zijne
speech, met groote, stevigo lettors, wijd uit
elkaar, op lange vellen papier.
Meneer Röell is iemand van orkeudo talenten
en van groote loyauteit tegenover eiken tegen
stander. Zou hij zich genoopt voolen om eens
iets hards of kras-bestrijdende te gaan zoggen,
dan weet hy niet in hoeveel „windselen" zyne
uitlating te wikkelen, opdat 't toch maar
niet kwetsen zal. Men heeft hier vermoede
lijk te doen met eene tot tweede natuur
geworden gewoonte; met de hoffelykheid van
iemand, die gewoon is in hoogbeschaafde
kringen te debatteeren; in salons van die
schertsende twistgesprekjes to houden, lucht
hartig en meer voor tyddoodiog dan uit ernst
waarbj) alle scherpo kautjes zorgvuldig ont
weken worden.
Meneer Röell spreekt niet zoo byzonder
aantrekkoiyk. Hy heeft iets gemaakts in zyne
stem, iets iymerig3, wat telkens denken doet
aan een mat-aristocratisch toontje; doch wat
hy zegt, is uiterst degelyk, doorwrocht en
wel bestudeerd. Soms wordt hy wat duister
in zyne juridische of staatsrechtelijke omdo
lingen, en wat vermoeiend voor dengene,
die zyn betoog op den voet moet volgen
maar het is altyd dubbel waard om over
wogen te worden en bevat schier steeds eene
kern, dio als element in het debat een der
hoofdpunten vormt.
Menoor Röell zal nooit over eene zaaks preken,
die hy niet grondig heoft bestudeerd. In dat
opzicht ia hy een van de hoogutstaande loden
der Kamer. Vorvelend is meneer Röell volstrekt
niet to noemen, als spreker. Hy houdt er wel
van, om nu en dan zoo'n „bloempje" door
zyne speech te gooien. Altyd even gekui6cht,
altyd even beschaafd, iets over de sohoone
natuur, of over eene fraaie instelling, nooit
ruw of hard, altyd zoo fijn en zoo gepolyst,
by voorkeur lof schenkend of roemend in
één woord, wat meu oeu „gentleman" noemt)
van top tot teen, en van den ouden stempel.
Onder den titel Verkorting van Werk-
tyd bevat de Hengotooscke Fabrieksbode,
weekblad voor het personeel der machine
fabriek van gebrs. Stork Oo., eenige be
schouwingen en mededeelingen, waaraan het
volgende is ontleend. Vooraf ga de opmerking,
dat in alle werkplaatsen volop werk is.
„Toen de machinefabriek in Borne stond,
was de werktyd 12 uren per dog. Toen zy
naar Hengeloo werd verplaatst, werd deze
werktyd tot 11 uren ingekrompen. Later werd
de ochtendschafttyd ingesteld, in 1889 einde-
ïyk werd tot de middagachaft besloten in
overleg met de Kern. Wy werken dus thans
negen uren en veertig minuten per dag en
wy doen niemand te kort, als we beweren,
dat, het verlies van tyd na de schaften in
aanmerking nemende, negen en een half urn-
per dag wordt gewerkt.
En nu wilden wy in de Kern ter bespre-
kiüg brengen het denkbeeldden werktyd tot
negen uren per dag in te krimpen, dat wil
dus zeggen's avonds te zes uren in plaats
van om halfzeven stop te zetten."
De vraag of verkorting van werktyd met
vermindering van loon werkeiyk in noodzake-
lyk verband zouden staan, beantwoordt de
directie der fabriek met een volmondig „neen".
„De werklieden onzer fabriek werken byna
allen op stuk; zooals we weten, genieten
ook de voorslagere, poetsers en sjouwers der
gietery stukgeld en voor sommige werkzaam
heden der werklieden voor algemeen© diensten,
wordt op stuk betaald. Er bly ven dus slechts
zeer enkelen der eigenlyke werklieden over,
die per uur betaald worden en wier dagloon
eene vastbegrensde verdionste is. Voor hen
moet eene verkorting van werktyd met eene
verhooging van het uurloon gepaard gaan.
Indien de firma, de Kern gehoord, tot verkor
ting van werktyd mocht willen besluiten, zal
zy hierin zeker moeten voorzien.
De werklieden echter, die op stuk werken,
moeten voor zichzelven weten te zorgen, al
zal oen overgangsmaatregel ook hen in hot
genot van hun tegenwoordig weekloon moeten
laten.
Zy moeten voor zichzelven weten te zorgen,
herhalen we, er by voegend, dat we overtuigd
zyn, dat ze dit kunnen doen.
In het algemeen kan men gerust beweren,
dat wie acht of negen uren per dag met
overleg flink doorwerkt, evenveel kan afdoen
als een ander, die even goed meent aan te
pakken, in tien of twaalf uren. Minder lang
te moeten werken, maakt ons frisscher,
scherpt ons overleg, doel ons meer woekeren
met den tydna oenige weken, maanden des
noods, zullen we in negen uren evenveel
kunnen doen als thans in negen en één half.
Wie heeft ooit in de stukgelduitbetalingen
den invloed van de schaften, 's morgens en
's middags, toruggevonden? Wie werkt niet
met dubbelen lust en dubbel goed gevolg als
hy in het voorjaar of in den zomer een of
meer dagen voriof heeft genomen en zich
buiten het bereik van den rook der fabriek
eens op goede manier heeft verfrischt in de
natuur of goede indrukken opgedaan, die hy
in de eenvormige dagtaak niet kan ver-
krygon?
En nu niet in het algemeen, maar in het
byzonder over onze verschillende bedryven
sprekende, zouden wy durven beweren, dat
na vry korten tyd, door allon, die zonder
machine werken, dus door modelmakers en
vormers met aanverwante bedryven, door
smeden en ketel makers, door bankwerkers
en monteurs zeker in 9 uren zooveel zal
worden gedaan als thans in 9'/, uur.
Wie reeds thans zooveel mogeiyk woekert
met den tyd, moge dit voor het oogenblik
betwyfelen, een feit is het, dat juist by hem,
die heol hard werkt, het overleg by korter
werktyd nog zal worden verscherpt, en dat
juist hy na volbrachte dagtaak het meest
zal genieten van de lange rust".
Voor de bestuurders dor werktuigen, de
draaiers, schavers, boorders, enz., is de over
gang tot kortor werktyd het moeilijkst. „Maar
toch was dezer dagen een dei genen, die dit
het best kan beoordoolon, het met ons eens,
dat ook hier overleg en vlugheid by oordeel
kundige, langzame verkorting van werktyd,
in minstens even groote mate zullen winnen,
als de duur van hunne inspanning vermindert.
Zullen ten slotte de beambten der werk
plaatsen, een half uur korter werkende, hierby
niet evenveel af kunnen doen?"
In de eerstvolgende Kern vergadering hebben
de vertegenwoordigers van het personeel ge-
legonheid over den negen-uren-dag hunne mee
ningen uit te spreken. De directie hoopt, dat
algemeen de beslissing valle in bovenstaanden
geest; zy meent dat de fabriek er wöl by
zal varen en dat het huiseiyk leven er by
zal winnen.
In De Boodschapper lezen wo:
De kie8recht-bowegiDg, geiyk die thans door
alle partyen geleid wordt, heeft zeer zeker
schaduwzyden. En óón daarvan is stellig wel
dit, dat schier allo aandacht gevestigd wordt
op óéne zaak en andere belangen min of meer
op den achtergrond worden geschoven.
Mot name de belangen van de christelijke
6chool, of wil menvan het byzonder
onderwijs.
De „Unie" heeft hare jaarvergadering ge
houden, „Schoolraad" kwam by een men had
het te druk met het kiesrecht om in de pers
op die byeenkomsten iets meer dan terloops
te wijzen, en nog veel minder om ernstig te
bespreken de onderwerpen, welke daar aan
de orde waren.
En evenzoo echynt het te gaan met een denk
beeld, door het Christelijk Schoolblad geopperd,
een denkbeeld, dat evenwel biykbaar in onze
onderwy zere-kringen met sympathie is begroet.
Het betreft de salarissen van onze
chnstelyke onderwijzers.
Onnoodig er aan te herinneren hoe onze
schoolbesturen klagen over gebrek aan
onderwyzers. In vacatures kan schier niet meer
voorzien worden. De lust toch by onze jongelui
om in het vak van onderwijzer te worden
opgeleid, schynt er niet byster op vooruit
te gaan.
De oorzaak is niet verre te zoeken. De
salarissen zyn, in vergelijking met die van
de openbare soholen, te laag.
Op dit punt bestaat er waariyk geene rechts-
geiykheid. Het Christelijk Schoolblad wyet er
terecht op, dat het byzonder onderwijs gelde-
ïyk verre achterstaat by het openbaar.
Zoo toch een gemeentebestuur tegen het
gewone salaris geen onderwijzer kan verkrijgen,
het kan tot verhooging overgaan. Dat kost
wel geld, maar de ingezetenen ook de
vrienden van de byzondere school I zyn er
goed voor. En kan ook al niet meer van de
belastingplichtigen gevorderd worden, het Ryk
is immers gerechtigd een buitengewoon subsidie
toe te staan, geiyk dan ook ten aanzien van
tal van gemeenten voor het onderwys geschiedt.
De besturen van de byzondere scholen
hebben echter noeh op een achterdeurtje
(verhooging van belasting ook voor met
voorstanders bunner school), noch op buiten
gewone subsidies te rekenen. Zy hebben de
kosten van verhooging der salarissen te ver
halen uitsluitend op verhooging der school
gelden, eene bron, die voor 't gemak door de
meeste gemeentebesturen maar gesloten biyft.
Gevolg van een en ander is dat de salarissen
van de openbare onderwijzers allengs zyn gaan
klimmen, en dat nu de besturen van de byzon
dere scholen spoedig met de handen in het
haar zullen zitten. Vooral als straks de on
verbiddelijke wet komt met den eisch van het
wettelijk voorgeschreven getal onderwyzers.
Ongetwyfeld zullen er wel besturen zyn,
die meer kunnen doen; de offervaardigheid
van de vrienden van het byzonder onderwys
kan stellig nog wel iets grooter worden.
Maaralles heeft toch zyne grenzen. En
zoo is het begrypeiyk, dat het orgaan onzer
chriefceiyke onderwyzers het niet meer ver
wacht van de besturen, maar met het denk
beeld komt om eene adres-beweging
van onderwyzers in het leven te roepen, ten
einde de regeering te verzoeken verhooging
van subsidie aan onze scholen, waardoor de
salarissen zouden kunnen verhoogd worden.
In hoeverre dit denkbeeld toejuiching ver
dient, zullen we thans onbesproken laten. En
ook of het niet aanbeveling zou verdienen
om meer dan tot heden in onze pers geschiedde
in te gaan op de hoogst gewichtige beschou
wingen, die de heer De Savornin Lohrnan
gaf in de Eerste Kamer by de ontwikkeling
van het echt anti-revolutionnaire stelsel ten
aanzien van de taak van den Staat togenover
alle scholen.
Genoeg is het, voor ditmaal, zeer ernstig
de aandacht gevestigd te hebben op het denk
beeld, door het Christelijk Schoolblad van 13
April 11. in oen belangryk hoofdartikel toe
gelicht; een denkbeeld, dat ongetwyfeld waard
is om ook door onze pers besproken te worden.
Men vergete niet, dat hier niet alleen op
het spel staat hot stoffelyk belang van de
onderwyzers, waaronder velen niet zonder
reden ontevreden wordeD; maar dat het
bovenal geldt het belang van ons christe-
lyk onderwys, van de opvoeding van de
kinderen onzes volks.
Wie zal dan mogen zwygen
De Westlandsche Courant bevatte dezer dagen
het volgende:
Iets over var**dbzlekte. Ik
luisterde eens het volgende gesprek af.
Boer Maartens stond op zyn erf met zyn
knecht te praten; 't was in Augustus.
„Wel, Janl" vroeg de boer, „groeit je var
ken goed?"
„Dat gaat best, baas; maar iederen dag
leven we, inyne vrouw en ik, in onrust van
wege de ziekte, zie je; dat is tegenwoordig
weer erg."
„Wil ik je eens een goeden raad geven, Jan?"
„Asjeblieft, baas."
„Nu dan, luister eens goed, Jan. Vooreerst:
laat je varken droog en rein liggenvoer het
dan niet te stork met de warmte, geef een
weinig zout by het voer en vooral, en dit is
't voornaamste, voer nooit op Zondag."
Verbaasd keek Jan op.
„Maar baas, moet ik dan Zondag het beest
hoDger laten lyden?"
„Juist, Jan, dat is de zaak. Ge weet dat
ik altyd zelf myne varkens voer en zyn ze,
omdat ik Zondags ook niet voer, minder dan
die van rayne buren? En heb ik ooit last van
zieke dieren gehad?"
Jan moest zyn baas geiyk geven.
Dat gesprek gaf stof tot nadenken. Onder
alle goede dingen, die er op de wereld zyn,
is er wel geen goediger dan zoo'n varkens
maag alles laat ze zich welgevallen, uur aan
uur en dag aan dag, en hoe meer zoo'n maag
verteert, hoe bet or varken. Afval van groenten
en vleescb, bedorven aardappelen, warm en
koud, bitter en zoet, doode kippen of ander
gevogelte ingewanden van viscta, wild of
slachtvee, onverteerde uitwerpselen van mest-
vee, harde ateenen of vermolmd hout
kortom, allee komt in zoo'n varkensmaag
tereoht naast het krachtvoer. Daar is wat
werk aan. Hoe dankbaar moet dat lichaams
deel wel zyn, als het ten minste één dag in
de week, al ie bet dan ook niet juist den
Zondag, vacantie houdt om nieuwe krachten
te veFgaren voor den arbeid der volgende week.
Waariyk, die boer was nog zoo dom niet.
Zelf heb ik proeven in dien zin genomen en
met uitstekend gevolg. Wel ie 't dier op het
tydetip van de gewone voedering een weinig
onrustig, doch dat gaat spoedig over en op
het laatst biykt het dier, wanneer de eerste
hongerprikkel voorby is, wel dankbaar voor
de rust, die het ten minste één dag in de
week aan zyne maag kan gunnen.
In den regel zal het goed zyn daags te voren
een ruimer krachtvoer toe te dienen, of in
den morgon van den vastendag zelf, byv. */4
der gewone portie.
Een feit is het naar myne meening, dat
vele varkens in 't warme seizoen ziek ge
voerd worden en daardoor in een toestand
komen, die ze ook vatbaarder maakt voor
beemettelyke ziokten.
Dat draagt maar aan; 't is zoo'n „beste
vreter." Hoe meer zoo'n beeBt immers opeet,
hoe beter hy dit najaar in de sohaal zal
kunnen wedyveren met zjjne collega's. Ja,
maar men vergeet dan, dat er eene grens
is, ook voor eene varkenemaag, dat men
zoodoende éénmaal de grens moet over-
sohryden. Dan weigert het door te oten, omdat
zyne maag 't verbiedt; haar meters lang ge
duld is ten einde. Zy is van streek 1 Daardoor
zal dan ook het dier meer of minder vatbaar
zyn voor allerlei ziekten, naarmate dat „van
streek zyn" meer of minder ernstig is.
En daarom ook is zoo'n wekeiyksche
vastendag nog zoo kwaad niet. Ieder varkens
houder kan de proef nemen.
BUITENLAND.
Frankryk,
De heer Clómenceau heeft, al i6 hy geen
lid meer der Kamer, aan de regeering van
Frankryk emetigo moeilykheden berokkend
door zyne onthullingen over den slechten
toestand der vloot. Het ministerie moest eene
enquête-commissie benoemen, die verschillende
misbruiken en misslagen ontdekte en klaagde,
dat zy door de regeering werd tegengewerkt.
De regeering wierp de schuld op onderge
schikte beambten, maar tot een openiyk con
flict was het nog niet gekomen.
Lang zal het niet meer kunnen worden ver
meden. Admiraal Vallon had rapport uitge
bracht over het pantserschip „Magenta", een der
grootste en duurste van de vloot, en dat schip
nagenoeg onbruikbaar genoemd. Om zyne
meening nader te staven, vroeg hy van den
minister van marine de teekeningen, waar
naar het schip was gebouwd. Zy worden
hem beloofd, maar in plaat6 van het beloofde
ontviDg hy de plannen en teekeningen van
twee schepen, die nog niet op stapel zyn gezet.
De heeren Lockroy, Brisson en Bourgeois,
die leden zyn der commissie, zullen stellig
niet nalaten zich daarover in de Kamer te
beklagen.
De commissie zelve heeft reeds by' den
minister van marine geklaagd over admiraal
Gervais, die zyn officieren en beambten heeft
verboden, de vragen der commissie te beant
woorden.
In de Kamer werd de regoering eergiste
ren door den heer Habert geïnterpelleerd
over de aanvraag tot uitlevering van Cornelius
Herz, waartoe een verzoek door do Fransche
regeering te Londen is ingediend. De inter-
pellant wenschto te weten hoe het met deze
zaak stond, nu er eene dading is tot stand
gekomen tusschen Horz en de erven Reinach.
De minister van justitie Dubois antwoordde
dat, ondanks de overeenkomst, welke tusschen
de curatoren der Panama-maatschappy en
Cornelius Herz is getroffen, het recht zyn
loop zal hebben. Eene zaak als die van Herz
verjaart in drie jaren en het parket had te
zorgen dat het niet zoo ver kwam. De aanvraag
tot uitlevering is nog altyd van kracht. De
regeering had niets verzuimd om voldoening
te krygen, en indien het antwoord der En-
gelscho regeering niet zeer spoedig kwam, zou
men een anderen weg inslaan en Herz by
verstek vervolgen.
Er waren verschillende moties van orde
voorgesteld, o. a. een luidende: „De Kamor,
akte nemende van de verklaringen der regee
ring en besloten de strikte en onmiddellyke
toepassing der wet tegen Herz te eischen,
gaat ov6r tot de orde van den dag."
Deze motie, waarmede de regeering ver
klaard had zich te vereenigen, werd met 528
tegen 5 stemmen aangekomen.
Een nieuw „Volkshuis" (maison du peuple)
is opgericht te Parys op honderd meters van
het oude. Het was sedert lang eene gelief
koosde gedachte van abt Garnier om voor de
katholieke werklieden een verenigingslokaal
open te stellen, waar zy zich volkomen thuis
zouden gevoelen. Deze gedachte is thans ver-
wezenlykt en het nieuwe gebouw, naast de
kerk van Clignancourt gelegen, is op feeste-
lyke wyze ingewyd, op den dag van de
Jeanne ei'Are feesten. In het ruime gebouw
vinden de pensioenkas, de hulpkas, de koste-
looze leenbank, enz., alle inrichtingen, tot stand
gekomen door abt Garnier, eene plaats. Den
naam „Maison du Peuple francais" heeft abt
Garnier gekozen, zeide hy, omdat hy het niet
wilde verward zien met het andere „Volks
huis", waar men internationalist is. Tenvyl
men op gepaste wyze zich vermaakte in het
nieuwe Maison, werd in het oude des avonds
eene protestmeeting gehouden tegen de ope
ning van het Maison van den „Tartuffe enju-
ponné", zoo werd abt Garnier aangeduid in
schandelyke plakkaten, aangeplakt door heel
Montmartre. Dit belette echter niet, dat des
avonds het nieuwe lokaal stamp en stampvol
was met arbeiders en hunne gezinnen, terwyi
van veel belangstelling uit hoogere kringen
tevens bleek.
België.
De beschermvrouwen der voornaamste in
stellingen van weldadigheid te Brussel hadden
zich vereenigd om prinses Josephine een kost>;
baar huwelykegeschenk aan te bieden. Dg
moeder der bruid heeft te kennen gegeven,
dat het de bruid byzonder aangenaam zon
zyn, indien het byeengebrachte geld tot lie&
dadlge doeleinden werd besteed.
Burgemeester en Sohepenen van Schaer^
beek hadden, zonder den Raad daarin te kennen,
aan alle gemeente-ambtenaren en onderwyzers
op 1 Mei vacantie gegeven. De Raad heeft
daarop eene motie van afkeuring uitgebracht
en nu willen Burgemeester en Schepenen hun.
ontslag nemen.
De 500,000 loten der eerste uitgifte
voor de Antwerpscbe tentoonstellingsloteifl
z\jn reeds byna allen geplaatst.
De „Chronique" zegt dat men te Antwerpen
nu reeds plannen maakt voor eene wereldr
tentoonstelling in1903.
Groot-Britaunië,
By de stemming van het Lagerhuis van
Engeland over de tweede lezing der begrooting
zegevierde, gelyk wy reeds meldden, de reges»
ring met eene meerderheid van 14 stemmen—
ruimschoots voldoende om te regeeren, meent-
lord Rosebery.
Waarschyniyk wordt door de oppositie de
nederlaag van het ministerie op dit oogenblill
niet gewenscht, maar streeft zy er naar, zyn
prestige en gezag te verzwakken, zoodat het
by de volgende verkiezingen in de minderheid
blyft. Eene parlementsontbinding wegens ver
werping der begrooting zou haar ongelegen
komen. Zy is oorzaak, dat de begrooting van
marine aanzieniyk is verhoogd geworden en
nu daarvoor dekking moet worden gevonden,
bestrydt zy het budget van Sir William Har-
court.
Eenige sensatie maakt, na hetgeen over een
geheimzinnig komplot in Indië is geschreven,
dat te Agra inlandsche soldaten aan hot muiten
zyn geslagen, ten gevolge van de verplaatsing
van eenigen naar een ander regiment. Zty
zagen daarin eene beleediging van hunne
kaste. Dit laatste herinnert aan het voor
wendsel van den opstand van 1857het ver
strekken aan Hindoe regimenten van met dier-
ïyk vet ingewreven patronen.
Thans is ook bekend geworden, dat het
Indisch bestuur reeds lang eene gisting onder
de bevolking had waargenomen. In eene
depeche van 27 December 11. aan den minister
voor Indiö werd gezegd, dat de vroegere on
verschilligheid was verdwenen en de Hindoes
zich zoowel tegenover de EDgelschen als
tegenover de Mahomedanen vyandig begonnen
te toonen.
De gewezen gouverneur van Bombay, Sir
Richard Temple, zegt dat het mogeljjk is, dat
de onrust wordt veroorzaakt door de gods
diensttwisten van Hindoes en Mahomedanen
en daarby aan geen verzet tegen de En gelachen
wordt gedacht. Maar, voegt hy er by, weten
kan men het niet en het is altyd geraden,
de grootste waakzaamheid in acht te nemen.
Een verzuim van slechts 24 uren kan vef*
schrikkeiyke gevolgen hebben.
Yereouiy;de Stutou.
De leider van het „groote leger" der werk-
loozen, die zich naar Washington zouden be
geven, Coxey, is met zyne beide adjudanten
Brown en Jones door de jury te Washington
veroordeeld wegens zyne poging om door t©
dringen op het verboden terrein van het
Kapitool. Tegen een borgtocht van 500 dollars
werden de drie veroordeelden echter op vrg®
voeten gesteld, in afwachting van denuitslag
van het hooger beroep, dat zy tegen het
vonnis hebben aangeteekend.
De aanvoerder van eene „afdeeling", die zich.
nu in Minnesota bevindt, heeft medegedeeld
dat te Butte, in Montana, eene som van 3000
dollars is byeengebracht, ter bestryoino van
de reiskosten naar het oosten. Oi dezelfde
manier worden in de steden aan ue Stille
Zuidzee groote sommen byeengebracht om de
werkloozen naar de oostelyke staten te zenden.
Met de gevolgen wordt geen rekening gehou
den men beschouwt het alleen als eene gemak
kelijke manier om do leegloopcia kwyt terakeu.
Overigens houden de tramps zich in de meeste
staten zear kalm. Alleen in den staat Washing
ton werd weer eene poging beproefd om zich
van een trein meester te maken, maar de
personen, die den aanslag waagden, werden
zonder veel omslag door de politie agenten
doodgeschoten.
Ook eene andere afdeeliDg van het „leger"
der werkloozen heeft zich van oen trein meester
gemaakt. Eene bende onder aanvoering van
„generaal" Sanders wist by Pueblo, in Colorado,
eene locomotief van de Denver- en Rio Grande-
maatscl.appy machtig te worden, spande die
voor een tiental leege kolenwagens van de
Missouri Pacific en stoomde met dezen trein
in oostelyke richting.
Het bericht van den diefstal was inmiddels
naar de stations, welke de trein moest passet-ren,
geseind, zoodat de beambten van het station
Olney maatregelen hadden genomen om den
trein te doen ontsporen. De locomotief viel
om, maar de „werkloozen" brachten haar
weer in het spoor en zetten de reis voort. Zy
werden nu achtervolgd door een anderen trein
met 50 politie-agenten, om den trein te be
waren. Men verwachtto dat het tot een ernstig
gevecht zou komen, want de bende telt een
aantal niets ontziende ktrels en Sanders had
er te Pueblo reeds op gesnoefd dat er bloed
zou vloeien als de autoriteiten het hem lastig
maakten.