N«. 10481. Dinsdag 24 April. A0. 1894. $eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 23 April. Feu i 1 leton. IN BLOEI GEKNAKT. IEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—'6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Ds. E. Oósar Segers, die Zaterdag jl. op het Leidsch Kerkbriefje afscheid van zijne gemeente te Leiden heeft genomen en eervol emeritaat heeft verkregen, gaat in Den Haag wonen. Zoo hij herstelt van zyne voortdurende ongesteldheid, hoopt by nog werkzaam te kunnen zijn voor do Ned.-Herv. Kerk, voor welke hij reeds zooveel heeft gedaan. Hoewel reeds vrfj ver in het seizoen, gaf de tooneel- en muziekclub „A.d.v.e.n.d.o." (Aangenaam door Vriendschap en Nuttig door Oefening), opgericht 2 November 1891, nog eene uitvoering en wel de vierde sedert hare oprichting, op jl. Zaterdagavond in „Vondel hoven." Dat het nog niet te laat voor zulk een samenzijn werd geoordeeld, bleek uit de groote opkomst, waaronder de schoone sekse sterk was vertegenwoordigd (een feit van belang voor eene uitvoering met bal) en vele ledea van Leidsche zusterverenigingen. In zijn openingswoord wees de president der Club, na allen het welkom te hebben toe geroepen, er op dat deze uitvoering later plaats had dan aanvankelijk het voornemen was geweest; hij dankte dames, leden en dona teurs voor hunne tegenwoordigheid, de heeren Van der Werf en Noest voor al wat zy reeds voor de Club gedaan hadden en nog zouden doen; deelde mede dat een bestuurslid (de penningmeester) ongesteld en daardoor afwezig was, maar bracht tevens met betrekking tot deze mededeeling de troostrijke boodschap, dat de zieke herstellende was; hjj wenschte verder allen een genoeglijk bijeenzijn toe. Na het spelen van den „A.d.v.e.n.d.o. marsch en „der Bettelstudent" door een flink orkest, onder de leiding des heeren Noest, verscheen ten tooneele George, een velen welbekende. Zijn oude roem, want beroemd is hij in vele kringen sedert lang, wist hij wederom te handhaven met zijn „O diel" comische scène, en nog meer voordrachten. George te bezitten als medewerkend lid is iets van beteekenis! De late opvoering van „Stoere Knapen," toonoel8pol in drie bedrijven, voor de Club bewerkt door Clasina Pfeiffer, toonde aan dat do Club, behalve over George, die ook in dit toonoelspel als Van Dam zich kranig hield, op nog meer goede krachten mag bogen. Niet één, die beneden peil speelde. Lord Burnett was eene uiterst welgedane verschijning, van het begin tot het einde hoogst deftig. Hierbij wenschen we het, na nog hulde gebracht te hebben aan Ellen, wat het spel betreft te laten. Nog eens allen werkten tot het welslagen mede en het was de schuld der optredenden niet, dat het stuk wel wat heel vlug gaat, dat het niet lang in spanning laat. Na het laatste bedrijf vooral was de bijval stormachtig en mej. Ellen werd toen, namens de Club, een prachtige bouquet, eene welverdiende, schoone bloemen hulde, overhandigd. „.A.d.v.e.n.d.o." is niet alleen eene tooneel-, maar tevens eene muziekclub, en dit toonde ze ook weer bjj hare vierde uitvoering, dank zij vooral den heer Noest, die zorgde voor een goed programma, wat de muziek aangaat, en zelf zeer verd>ensteiyk optrad. Er zijn veel tooneelvereenigingen, ja, er zijn er te veel voor eene stad als Leiden. Er zouden er best een paar kunnen (en 't zal mettertijd wel gebeuren ook)„opdoeken." Het zou echter bepaald jammer zijn als „A.d.v.e.n.d.o." tot die paar zou moeten be- hooren. Dit zeggen we niet om de leden trotach en opgeblazen te maken, o neen, maar wel omdat de Club eene der beste tooneelvereenigingen is. Nu, zooals het thans met haar staat, behoeft ze nog niet voor eene schipbreuk te vreezen en voor eene gedeeltelijke „redding" door de eene of andere op dezelfde zee varende zuster. Zjj ga voort in den goeden koers I Dan kan ze een volgend seizoen nog meer goed8 geven I De heer K. T. Caron, steenkolenhandelaar alhier, is bjj inschrijving opnieuw aannemer geworden van de levering van 3,500,000 KG. steenkolen en cokes voor hot gesticht „Meerenberg1' en wederom voor de Ballast- Maatschappij te Amsterdam voor de levering van 2,000,000 KG. voor de werken te IJmuiden. Voor het akte-examen L. O. is geslaagd mejuffrouw A. E. Broerse, te Leiden. Gedurende do ongesteldheid van den hoogleeraar-directeur der Indische instelling te Delft, dr. J. Spanjaard, zullen zijne colleges worden waargenomen door prof. mr. P. A. Van der Lith, van Leiden. Alleen de liberale kiesvereeniging „Do Grondwet" te Haarlemmermeer steunt voor de Tweede Kamer de candidatuur-Reekers. De liberale kiesvereenigingen te Aalsmeer, Sloten Sloterdyk en Heemstede steunen die van den heer G. B. 't Hooft, zoodat Dinsdag in dat district een warme strijd zal gevoerd worden. Niet bij de Ned.-Herv. gemoente te Aar- landerveen (wier predikant eerlang, na zijn aanvankelijk herstel uit eene zware ziekte, weder zijn dienstwerk hoopt te kunnen ver vullen), maar by de Ger. Kerk aldaar is be roepen ds. Verhago en by de Chr.-Ger. Kerk aldaar ds. Bos, van "Woerden. Naar men aan het „U. D." meldt, zal weldra dr. G. J. Van der Flier, predikant by de Ned.-Herv. gem. te 's Gravenhage, die onlangs door de Koningin-Regentes werd be last met het geven van godsdienst-onderwys aan de Koningin, benoemd worden tot hof prediker, in de plaats van wyien dr. C. E. Van Koetsveld. By de opening der stembriefjes tor ver kiezing van een directeur en van een com miö8ari8 van het Kon. Zoöl. Bot. Genootschap te '8-Gravenhage, bleek herkozen als directeur dr. A. C. Ouderaans, met 97 van de 101 stemmen, en gekozen als commissaris jtar. mr. R. A. Klerck, met 82 van de 95 uitgebrachte stemmen. H. M. de Koningin-Regentes bracht Zaterdag middag een bezoek aan „Pulchri Studio", te '8-Gravenhage, ter bezichtiging van de aldaar door den heer Van Stockum tentoongestelde historische portretten, pren ten, enz. Hedenavond te 5 uren worden de leden der Zuiderzee-commi8sie door de Koningin- Regentes ontvangen ter aanbieding van het eindverslag. Een bulletin der „Deli-Courant" van 27 Maart bevat particuliere telegrammen uit Kotta-Radja, volgens welke de assistent-resi dent Van de Steenstraten, de controleur Storm van 's-Gravesande, luitenant Van de Siepkamp en vier oppassers op tien pas buiten de om rastering te Telok Semawó door twee Atjehers zy'n aangevallen en hoewel niet levens gevaarlijk zwaar gewond. Per „Flores" werden de drie eerstgenoemden naar Kotta-Radja overgebracht. De aanvallers, die met klewangs gewapend waren, zyn afgemaakt. De minister van kolonién brengt, ten vervolge op de aankondiging, geplaatst in de „Staatscourant" van 23 Febr. jl., ter kennis van belanghebbenden, dat de standmodellen voor de nieuwe uniform van de officieren van het leger in Nederlandsch-Indié, van 25 April a. s. tot en met 22 Mei daaraanvolgende, van 's voorm. 9 uren tot 's nam. 3 uren, uitge zonderd op Zon- en feestdagen, kunnen wordon bezichtigd in het Koloniaal Etablisse ment te Amsterdam, 's-Gravenhekje, ingang Peperstraat. De luit. ter zee 2de kl. K. J. Karseboom, uit Oost-Indiö in Nederland teruggekeerd, is door den minister van marine op non-activi teit gesteld. Tot voorzitter van het bestuur van den Pesthuispolder te Oegstgeest is in de verga dering van stemgerechtigde ingelanden be noemd de heer L. E Nieuwenhuizen. De geneeskundige staatscommissie te Amsterdam bevorderde tot arts den heer W A. Baumer en liet toe tot het lste gedeelte de heeren J. G. De Lint, S. Schotanus en A. C. F. Ocker80. Men seint uit Lissabon dat de heer Silva, nu legatie-secretaris te Parys, zal benoemd worden tot vertegenwooidiger der Portugoe- sche regeering te 's-Gravenhage. Voor 15 plaatsen als mach. leerling 2de kl. by de opleiding te Hellevoetsluis hebben zich 84 candidaten aangemeld. Het examen wordt in de volgende maanden te Hellevoet- sluis afgenomen. De voor don dienst in Oost-Indiö bestemde officier van gez. 2de kl. P. K. T. Lens, die 3 jaar gedetacheerd is geweest by de landmacht in West Indiö, is per stoomschip „Prins Willem II" van daar terugg keerd. Het stoomschip „Rotterdam" arriveerde 22 April van Nieuw-York te Rotterdam; de „Patroclu8", van Amsterdam naar Java, arri veerde 19 April te Colombo; de „Stella", van Smyrna naar Amsterdam, passeerde 21 April Dungenes8; de „Gedé", van Rotterdam naar Batavia, passeerde 21 April Gibraltar; de „Maasdam" vertrok 21 April van Nieuw-York naar Rotterdam; de „Reichstag", van Am sterdam naar Zuid Afrika, is 22 April Aden gepasseerd; de „Zulu", van Amsterdam naar Kaapstad, vertrok 21 April van Londen. By koninkiyk besluit is vergund aan den heer G. Verschuur, te Monto-Carlo, het aan nemen der versierselen van ridder der orde van Jezus Christus, alsmede die van „officior de l'instruction publique", hem respectievelyk door den koning van Portugal en door de Regeering der Fransche Republiek geschonken. Een pensioen verleend aan C. Bertelman van ƒ210 'sjaars. Aan H. Coert, op zyn verzoek, met ingang van 1 Mei a. s., eervol ontslag verleend als notaris te Molenaarsgraaf. De met verlof hier te lande aanwezige kapt. der inf. van het leger in Ned.-Indiö H. G. L. Fracker8, met ingang van 1 Aug. a. s., eervol uit den militairen dienst ontslagen, met toe kenning van pensioen. Praatjes over Knnst. Vlokken. XXVI. Onder het hoofd„Eene prysuitdeeling" geeft De Telegraaf een verslag van de plechtige uitreiking der pryzen aan de bekroonde leer lingen van de „Academie van Beeldende Kun8ten"te 's-Gravenhage. Een paar uitknipsels daaruit: „De gebruikelyke „feestrede" werd gehouden door prof. Jan Ten Brink. In den hem eigen aangenamen vorm hield de hoog leeraar eene causerie over de kunst in 't al gemeen, naar aanleiding van zekere beden kingen, die de kunstbeoefening in alle vakken heden ten dage doet ryzen. Stryd en verschil van meening openbaren zich over het doel, dat de kunst beoogt, over de middelen, die zy aanwendt. Te midden van dien stryd wenschte hy eenige bemoedigende woorden te spreken. „De smaken verschillen" dat is de algemeeno verontschuldiging over zekere kunstrichtingen. De spreker nam het aan, mits de stelling niet als stelregel worde aangenomen, waaraan men zich gebonden zou moeten achten. Hy kende slechts één smaak: die van den weten- schappeiyk ontwikkelden man, gerypt in de studie en de historie der kunst; en in atwyking, ditmaal van de les van sprekers leermeester Opzoomer, zeide prof. Ten Brink niet dat „de jongste kunst altyd de mooisto kunst is!" (Uit het \erslag in „Het Vaderland" citeer ik „Prof. Ten Brink onderschreef hetgeen eenmaal door prof. Opzoomer was gezegd: „de nieuwste kunst is niet altyd de mooiste"). „Streven de mannen der wetenschap naar de verovering dor w aar h e id, de mannen der kunst behooren te streven naar de victorie der schoonheid, naar eeno methode van onder zoek, proefondervindeiyk opdewetonschap gegrond." En verder zeide de hoogleeraar: „De leer der mystiek zwaait thans den schepter, maar uit haar zal, naar spr.'s over tuiging, de ware kunst weör opleven. Laat ons, zeide hy, niet wanhopendo smaak van den wetenschappelyken man zal de overheer schende blfiven. Door de laagten zullen wy wederom naar den bergtop gevoerd worden, van waar de waarachtige kunst haren eind- triomf zal vieren! Dr. Ten Brink werd levendig toegejuicht." Tot zoover 't verslag. Ook ik (al behoorde ik niet tot de vergadering) wil professor dr. Jan Ten Brink „levendig" toejuichen, al bezit ook de „V!okkon"-schryver vooralsnog niet dien óónen overheerschenden smaak van den wetenschappelyken man. Of de „Vlok ken" schry ver dien ooit hoopt te krygen? Wie zal 't zeggen? Zou de eenvoudige raatten- vlechter, welke sober-artistieke patronen geeft, dien overheerschenden smaak van den wetenschappelyken man erkennen, zich er aan storen? M. i. taalt hy er niet naar, en handelt daarin wèl. Immers, de mooi- naïeve ontwerpen zouden dan helaas niet geboren worden. De dichter Emile Verhaeren, uit Brussel, (de veelzydig bekwame redacteur van het Zuid- Nederlandscho Tydschrift „Van Nu en Straks"){ heeft Donderdag jl. in den Haagschen Kunstkring een conférence gehouden over „Les Esthótiques littéraires Contemporaines." Hy bezocht den daaropvolgenden dag het Ste- delyk Museum alhier en bewonderde er de Pri mitieven, Lucas van Leyden en de Engel- brechtsen. De Tentoonstelling van Werken van Jan Toorop in don Haagschen Kunstkring (tot 18 Mei a. s. geopend) is zeer volledig. Terwyl hier in de Kunstzaal een 19 tal stukken ter bezichtiging waren, telt deze col lectie er ruim een 30 tal. De titels der hier te Leiden niet geëxposeerde stukken zyn: „Langs gebroken bloemen," „Vloed", „O Grave where is thy Victory?", „Verlangen en Bevrediging," „Bruidsdagen," eon drietal „Kinderportretten", „l'Annonciation du Nouveau Mysticisme", „baai van Lynmouth", „Moeder met Kinderen", „Landelyke Drieöen- heid" en „Onze Tyd". Ook „de drie Bruiden" en de „Générataon Nouvelle", hier van de kunstbeschouwingen bekend, zyn er tentoongesteld. Een allervermakeiykst stuk wydt „Ego" (A. C. Loffelt) in Het Vaderland aan deze expositie. Die verslaggever schynt bepaald boo8 te zyn, en weet zyn gal niet beter bot te vieren dan door uitdrukkingen als de volgende to gebruiken Stippelaars; mystieke of symbolistische spo- keryen (2 maal); met open mond en in ver bazing kykenenkele door hem (Toorop) voor gelichte adepten; ons duisterlingenmyste riën; opgewarmd schoteltje van Japansche en Middeleeuwsche kunst; fantasten of nieu wig* heids-bejagers, geheimzinnige broederschappen; stichtelyke vertolking van hun duistere aba- cadabra'sonderlinge afspraak van een handje vol „artiesten"; ziekelykheid; philosophische nachtuilen of mystiflcateursmagermannen en taai-taai poppen; bestolte afdruipsels van altaar-kaarsen, enz. Heeriyk van zeggingskracht zyn verder deze beide volzinnen: „Hetaëre" heeft iets in de lichtschittering en het verfomfaaide der vrouwenfiguur, dat aan Monticelli doet denken" en „Een monster van kleur is de „Jonge Gene ratie". Is dit stuk misschien een symbool van de „kleurvisie" van Floris Verster"? De paarsen en groenen zyn zoo „intens" dat men aan een hoop ingewanden van een geslacht dier denkt." 46) Deze was niet meer ongerust over het wel- zyn van haren echtgenoot. „Iemand, die zoo harteiyk lachen kan, is niet ziek," dacht zy. Toen zy op hare slaapkamer gekomen was, vroeg zy hem waarom hy zoo stil was en zoo bleek zag, en toen antwoordde hy daarop „Ach, lieve, de jacht levert altyd eenige teleurstellingen op voor degenen, die er aan deelnemen. Ik heb vandaag zeer slecht kun nen treffen en zoo iets vergeeft een jager zichzelven niet zoo spoedig." „Kom," zeide Laura, „anderen hebben het voor u gedaan. Het zou als gastheer niet erg beleefd geweest zyn, als gy uw gasten het wild voor den neus hadt weggeschoten. Ik denk dat de vorat u dat zeker kwaiyk zou hebben genomen. Was Hulda erg intiem met den vorst? Het is, dunkt my, toch zeer vervelend en onaangenaam voor de vorstin, dat haar gemaal altyd het hof aan andere dames maakt." Von Sehnwitz voelde een steek door het hart gaan, toen Laura deze woorden sprak. Zy zag hem zoo onschuldig aanach, als zy alles geweten had, wat er dien dag gebeurd was! Hy wist niet wat te antwoor den, maar toen Laura hem vragend bleef aanstaren, zeide hy: „Op de jacht heeft men wel iets anders te doen dan te letten op het courtiseeren der dames, daarenboven heeft de vorst, naar ik m9en, in den laatsten tyd aan ue vorstin geene reden tot ergernis gegeven." Von Sehnwitz trachtte zyne oogen vrymoedig op te slaan en Laura's blik te ontmoeten, maar inwendig gevoelde hy zich onrustig te moede. Toen hy Laura goeden nacht gewenscht had en op zyne kamer gekomen was, bonsde zyn hoofd alsof het zou bersten. „In geen geval ga ik morgen naar den toren," mompelde hy. „Ik zal Hulda zeggen, dat ik niet kom." En dit besluit bracht hem een weinig tot kalmte, en toen hy, na een onrustig doorge- brachten nacht, opstond, wilde hy zoo spoedig mogeiyk Hulda doen weten, dat hy aan haar voorstel geen gevolg wilde geven. Toen hy de ontbytzaal binnentrad, was nog geen der gasten aanwezig. Hy zette zich by een der vensters neder en lette, schynbaar in zyne lectuur verdiept, op ieder, die binnen trad. Allen kwamen, de een na den ander, maar degene, die hy verwachtte, kwam niet. Het werd tien uren en nog was Hulda niet verschenen, maar een kwartier later kwam Lieschen binnen met de mededeeling, dat hare meesteres zware hoofdpyn had en dus besloot dien dag het bed te houden. Von Sehnwitz was door deze mededeeling zeer onaangenaam aangedaan. Hy zou dus waarschyniyk haar niet te spreken krygen en dus zou een briefje het eenige zyn, om haar zyn besluit mede te deelen. Hy ging daarop naar de bibliotheek om dit op te stellen, en toen hy het geschreven en dichtgelakt had, liep hy gedurende een uur op den corridor heen en weer, in afwachting dat Lieschen zich zou vo:toonen en hem in de gelegenheid stellen, dit briefje aan Hulda te doen toekomen. Maar dit gebeurde niet; hy wilde echter voor geen geld, dat iemand anders dan Huida's kamermeisje het zou aannemen. De tyd voor het diner was déar en nog was het bewuste briefju in zyn bezit. Do hoop, dat Hulda aan tafel zou ver schijnen, viel ook in duigen, en ten einde raao, besloot hy, na het diner zyne wandeling op den corridor te hervatten. De meeste gasten reden uit en de weinige, die overbleven, zetten zich in de bibliotheek neder, om zich met lectuur bezig te houden. Eindeiyk begreep Von Sehnwitz, dat dat gedung heen en weer gestap op den corridor de attentie zou trekken, en zyn humeur, dat dien dag toch al niet byster goed was, werd er niet beter op. Een der stalknechts, die hem iets te vragen had, werd afgesnauwd, en de rentmeester, die anders zeer in de gunst van zyn heer stond, kreeg niets dan knorrige antwoorden. Zoo ging de dag traag voorby en de tyd voor het avondeten was aangebroken en nog had hy het briefje in den zak van zyne jas. Zyne hoop, dat Hulda aan den avonddisch komen zou, werd weder teleurgesteld, en toen hy, daarover ontstemd, knorrig voor zich uit staarde, zeide de vorst: „Von Sehnwitz, wat hebt ge toch vandaag Ge zegt geen woord en ziet er uit als een ridder van de droevige figuur. Is dat nog altyd, omdat ge gisteren niets hebt kunnen raken?" „Die ellendige jachtparty", zeide Von Sehn wilz knorrig, zonder er aan te denken, dat hy voor zyne gasten in raadselen sprak. Laura staarde hem verbaasd aan. Zy begreep niet hoe haar echtgenoot nu nog tobben kon over zoo iets. Zy bracht vervolgens met veel tact het gesprek op een ander terrein en niemand lotte mser op den knorrigen gastheer. Dez9 zat intusschen als op heete kolen. Wat moest hy doen? Hy kon Hulda toch den spooktoren niet laten beklimmen en haar te vergeefs laten wachten l „Coüte que coüte" hy moest haar bericht zenden of zelf gaan. Noemde Laura daar niet Huida's naam? Zy antwoordde biykbaar op eeno vraag, haar door de vorstin gedaan. „Ja, Uwe Doorluchtigheid," hoorde hy haar zeggen, „ik heb verscheidene malen naar Hulda laten vragen, maar zy schynt erge hoofdpyn te hebben Zy wilde trachten te slapen en begeorde niet gestoord te worden." Von Sehnwitz wist niet of hy waakte of droomde. Was die hoofdpyn slechts voorge wend of workeiyk zoo erg? De klok sloeg tien uren; langzamerhand verlieten de logó's de eetzaal. Zy waren nog vermoeid van den vorigen dag en wilden zich vroeger dan anders ter ruste begeven. De vorst en Von Schmunktau begaven zich naar de rookkamer en noodigden Von Sehnwitz uit, met hen mede te gaan. Nu moest hy een besluit nemen. Hy ver- wenschte zichzelven en de door hem gedane belofte. „Kom," dacht hy, „ik zal een voor wendsel bedenken om my van den vorst te kunnen verwyderen; naar den spooktoren gaan en zien of zy er is. Ik zal haar het briefje geven; en zy zal my niet moer achtervolgen met hare liefde, maar zich wachten my ten derden male in een valstrik te lokken." Hy verhaalde daarop aan Laura, dat een der stalknechts hem bad geroepen, en liep ver volgons met kloppend hart on bonzond hoofd de smalle trap op, dio naar den spooktoren leidde. Toen hy de deur van het torenkamertje opende^ zag hy eene witte gedaante, die hem meb uitgebroido armen te gemoet trad. Hy herkende Huida's gestalte en wilde de bevende hand uitsteken om haar het briefje over te reiken, maar die band werd vast gegrepen. Hy gevoelde zich afgemat door de emoties, welke dien dag zyn deel waren ge weest. Hy liet zich na een zwakken tegen stand door die zachte armen omvatten; do waarschuwende stem in zyn binnenste werd al zwakker en zwakker en de waarheid der woorden: „Ce n'est que le premier pas, qui coüte," zouden op vreeseiyke wyze aan hem bevestigd worden. XXII. Den volgenden morgen verscheen HJda niet in de ontbytzaal. Hare migraine was nog niet geheel beter en op aandringen van Laura, werd Von Schmunktau uitgenoodigd, de zieke te bezoeken. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1