N«. 10481.
Dinsdag 24 April.
A0. 1894.
$eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 23 April.
Feu i 1 leton.
IN BLOEI GEKNAKT.
IEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—'6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Ds. E. Oósar Segers, die Zaterdag jl. op
het Leidsch Kerkbriefje afscheid van zijne
gemeente te Leiden heeft genomen en eervol
emeritaat heeft verkregen, gaat in Den Haag
wonen. Zoo hij herstelt van zyne voortdurende
ongesteldheid, hoopt by nog werkzaam te
kunnen zijn voor do Ned.-Herv. Kerk, voor
welke hij reeds zooveel heeft gedaan.
Hoewel reeds vrfj ver in het seizoen,
gaf de tooneel- en muziekclub „A.d.v.e.n.d.o."
(Aangenaam door Vriendschap en Nuttig door
Oefening), opgericht 2 November 1891, nog
eene uitvoering en wel de vierde sedert hare
oprichting, op jl. Zaterdagavond in „Vondel
hoven." Dat het nog niet te laat voor zulk
een samenzijn werd geoordeeld, bleek uit de
groote opkomst, waaronder de schoone sekse
sterk was vertegenwoordigd (een feit van
belang voor eene uitvoering met bal) en vele
ledea van Leidsche zusterverenigingen.
In zijn openingswoord wees de president
der Club, na allen het welkom te hebben toe
geroepen, er op dat deze uitvoering later plaats
had dan aanvankelijk het voornemen was
geweest; hij dankte dames, leden en dona
teurs voor hunne tegenwoordigheid, de heeren
Van der Werf en Noest voor al wat zy reeds
voor de Club gedaan hadden en nog zouden
doen; deelde mede dat een bestuurslid (de
penningmeester) ongesteld en daardoor afwezig
was, maar bracht tevens met betrekking tot
deze mededeeling de troostrijke boodschap,
dat de zieke herstellende was; hjj wenschte
verder allen een genoeglijk bijeenzijn toe.
Na het spelen van den „A.d.v.e.n.d.o.
marsch en „der Bettelstudent" door een flink
orkest, onder de leiding des heeren Noest,
verscheen ten tooneele George, een velen
welbekende. Zijn oude roem, want beroemd
is hij in vele kringen sedert lang, wist hij
wederom te handhaven met zijn „O diel"
comische scène, en nog meer voordrachten.
George te bezitten als medewerkend lid is
iets van beteekenis!
De late opvoering van „Stoere Knapen,"
toonoel8pol in drie bedrijven, voor de Club
bewerkt door Clasina Pfeiffer, toonde aan dat
do Club, behalve over George, die ook in dit
toonoelspel als Van Dam zich kranig hield, op nog
meer goede krachten mag bogen. Niet één, die
beneden peil speelde. Lord Burnett was eene
uiterst welgedane verschijning, van het begin
tot het einde hoogst deftig. Hierbij wenschen
we het, na nog hulde gebracht te hebben aan
Ellen, wat het spel betreft te laten. Nog eens
allen werkten tot het welslagen mede en het
was de schuld der optredenden niet, dat het
stuk wel wat heel vlug gaat, dat het niet
lang in spanning laat. Na het laatste bedrijf
vooral was de bijval stormachtig en mej. Ellen
werd toen, namens de Club, een prachtige
bouquet, eene welverdiende, schoone bloemen
hulde, overhandigd.
„.A.d.v.e.n.d.o." is niet alleen eene tooneel-,
maar tevens eene muziekclub, en dit toonde
ze ook weer bjj hare vierde uitvoering, dank
zij vooral den heer Noest, die zorgde voor
een goed programma, wat de muziek aangaat,
en zelf zeer verd>ensteiyk optrad.
Er zijn veel tooneelvereenigingen, ja, er zijn
er te veel voor eene stad als Leiden. Er
zouden er best een paar kunnen (en 't zal
mettertijd wel gebeuren ook)„opdoeken."
Het zou echter bepaald jammer zijn als
„A.d.v.e.n.d.o." tot die paar zou moeten be-
hooren. Dit zeggen we niet om de leden
trotach en opgeblazen te maken, o neen,
maar wel omdat de Club eene der beste
tooneelvereenigingen is. Nu, zooals het thans
met haar staat, behoeft ze nog niet voor
eene schipbreuk te vreezen en voor eene
gedeeltelijke „redding" door de eene of andere
op dezelfde zee varende zuster. Zjj ga voort
in den goeden koers I Dan kan ze een volgend
seizoen nog meer goed8 geven I
De heer K. T. Caron, steenkolenhandelaar
alhier, is bjj inschrijving opnieuw aannemer
geworden van de levering van 3,500,000
KG. steenkolen en cokes voor hot gesticht
„Meerenberg1' en wederom voor de Ballast-
Maatschappij te Amsterdam voor de levering
van 2,000,000 KG. voor de werken te
IJmuiden.
Voor het akte-examen L. O. is geslaagd
mejuffrouw A. E. Broerse, te Leiden.
Gedurende do ongesteldheid van den
hoogleeraar-directeur der Indische instelling
te Delft, dr. J. Spanjaard, zullen zijne colleges
worden waargenomen door prof. mr. P. A.
Van der Lith, van Leiden.
Alleen de liberale kiesvereeniging „Do
Grondwet" te Haarlemmermeer steunt voor
de Tweede Kamer de candidatuur-Reekers.
De liberale kiesvereenigingen te Aalsmeer,
Sloten Sloterdyk en Heemstede steunen die
van den heer G. B. 't Hooft, zoodat Dinsdag
in dat district een warme strijd zal gevoerd
worden.
Niet bij de Ned.-Herv. gemoente te Aar-
landerveen (wier predikant eerlang, na zijn
aanvankelijk herstel uit eene zware ziekte,
weder zijn dienstwerk hoopt te kunnen ver
vullen), maar by de Ger. Kerk aldaar is be
roepen ds. Verhago en by de Chr.-Ger. Kerk
aldaar ds. Bos, van "Woerden.
Naar men aan het „U. D." meldt, zal
weldra dr. G. J. Van der Flier, predikant by
de Ned.-Herv. gem. te 's Gravenhage, die
onlangs door de Koningin-Regentes werd be
last met het geven van godsdienst-onderwys
aan de Koningin, benoemd worden tot hof
prediker, in de plaats van wyien dr. C. E.
Van Koetsveld.
By de opening der stembriefjes tor ver
kiezing van een directeur en van een com
miö8ari8 van het Kon. Zoöl. Bot. Genootschap
te '8-Gravenhage, bleek herkozen als directeur
dr. A. C. Ouderaans, met 97 van de 101
stemmen, en gekozen als commissaris jtar. mr.
R. A. Klerck, met 82 van de 95 uitgebrachte
stemmen.
H. M. de Koningin-Regentes bracht
Zaterdag middag een bezoek aan „Pulchri
Studio", te '8-Gravenhage, ter bezichtiging
van de aldaar door den heer Van Stockum
tentoongestelde historische portretten, pren
ten, enz.
Hedenavond te 5 uren worden de leden
der Zuiderzee-commi8sie door de Koningin-
Regentes ontvangen ter aanbieding van het
eindverslag.
Een bulletin der „Deli-Courant" van
27 Maart bevat particuliere telegrammen uit
Kotta-Radja, volgens welke de assistent-resi
dent Van de Steenstraten, de controleur Storm
van 's-Gravesande, luitenant Van de Siepkamp
en vier oppassers op tien pas buiten de om
rastering te Telok Semawó door twee Atjehers
zy'n aangevallen en hoewel niet levens
gevaarlijk zwaar gewond.
Per „Flores" werden de drie eerstgenoemden
naar Kotta-Radja overgebracht.
De aanvallers, die met klewangs gewapend
waren, zyn afgemaakt.
De minister van kolonién brengt, ten
vervolge op de aankondiging, geplaatst in de
„Staatscourant" van 23 Febr. jl., ter kennis
van belanghebbenden, dat de standmodellen
voor de nieuwe uniform van de officieren van
het leger in Nederlandsch-Indié, van 25 April
a. s. tot en met 22 Mei daaraanvolgende, van
's voorm. 9 uren tot 's nam. 3 uren, uitge
zonderd op Zon- en feestdagen, kunnen
wordon bezichtigd in het Koloniaal Etablisse
ment te Amsterdam, 's-Gravenhekje, ingang
Peperstraat.
De luit. ter zee 2de kl. K. J. Karseboom,
uit Oost-Indiö in Nederland teruggekeerd, is
door den minister van marine op non-activi
teit gesteld.
Tot voorzitter van het bestuur van den
Pesthuispolder te Oegstgeest is in de verga
dering van stemgerechtigde ingelanden be
noemd de heer L. E Nieuwenhuizen.
De geneeskundige staatscommissie te
Amsterdam bevorderde tot arts den heer W
A. Baumer en liet toe tot het lste gedeelte
de heeren J. G. De Lint, S. Schotanus en
A. C. F. Ocker80.
Men seint uit Lissabon dat de heer Silva,
nu legatie-secretaris te Parys, zal benoemd
worden tot vertegenwooidiger der Portugoe-
sche regeering te 's-Gravenhage.
Voor 15 plaatsen als mach. leerling 2de
kl. by de opleiding te Hellevoetsluis hebben
zich 84 candidaten aangemeld. Het examen
wordt in de volgende maanden te Hellevoet-
sluis afgenomen.
De voor don dienst in Oost-Indiö bestemde
officier van gez. 2de kl. P. K. T. Lens, die 3
jaar gedetacheerd is geweest by de landmacht
in West Indiö, is per stoomschip „Prins Willem
II" van daar terugg keerd.
Het stoomschip „Rotterdam" arriveerde
22 April van Nieuw-York te Rotterdam; de
„Patroclu8", van Amsterdam naar Java, arri
veerde 19 April te Colombo; de „Stella", van
Smyrna naar Amsterdam, passeerde 21 April
Dungenes8; de „Gedé", van Rotterdam naar
Batavia, passeerde 21 April Gibraltar; de
„Maasdam" vertrok 21 April van Nieuw-York
naar Rotterdam; de „Reichstag", van Am
sterdam naar Zuid Afrika, is 22 April Aden
gepasseerd; de „Zulu", van Amsterdam naar
Kaapstad, vertrok 21 April van Londen.
By koninkiyk besluit is vergund aan den
heer G. Verschuur, te Monto-Carlo, het aan
nemen der versierselen van ridder der orde
van Jezus Christus, alsmede die van „officior
de l'instruction publique", hem respectievelyk
door den koning van Portugal en door de
Regeering der Fransche Republiek geschonken.
Een pensioen verleend aan C. Bertelman
van ƒ210 'sjaars.
Aan H. Coert, op zyn verzoek, met ingang
van 1 Mei a. s., eervol ontslag verleend als
notaris te Molenaarsgraaf.
De met verlof hier te lande aanwezige kapt.
der inf. van het leger in Ned.-Indiö H. G. L.
Fracker8, met ingang van 1 Aug. a. s., eervol
uit den militairen dienst ontslagen, met toe
kenning van pensioen.
Praatjes over Knnst.
Vlokken.
XXVI.
Onder het hoofd„Eene prysuitdeeling" geeft
De Telegraaf een verslag van de plechtige
uitreiking der pryzen aan de bekroonde leer
lingen van de „Academie van Beeldende
Kun8ten"te 's-Gravenhage. Een paar uitknipsels
daaruit: „De gebruikelyke „feestrede" werd
gehouden door prof. Jan Ten Brink. In den
hem eigen aangenamen vorm hield de hoog
leeraar eene causerie over de kunst in 't al
gemeen, naar aanleiding van zekere beden
kingen, die de kunstbeoefening in alle vakken
heden ten dage doet ryzen. Stryd en verschil
van meening openbaren zich over het doel,
dat de kunst beoogt, over de middelen, die
zy aanwendt. Te midden van dien stryd
wenschte hy eenige bemoedigende woorden
te spreken. „De smaken verschillen" dat
is de algemeeno verontschuldiging over zekere
kunstrichtingen.
De spreker nam het aan, mits de stelling
niet als stelregel worde aangenomen, waaraan
men zich gebonden zou moeten achten. Hy
kende slechts één smaak: die van den weten-
schappeiyk ontwikkelden man, gerypt in de
studie en de historie der kunst; en in atwyking,
ditmaal van de les van sprekers leermeester
Opzoomer, zeide prof. Ten Brink niet dat
„de jongste kunst altyd de mooisto kunst is!"
(Uit het \erslag in „Het Vaderland" citeer ik
„Prof. Ten Brink onderschreef hetgeen eenmaal
door prof. Opzoomer was gezegd: „de nieuwste
kunst is niet altyd de mooiste").
„Streven de mannen der wetenschap naar
de verovering dor w aar h e id, de mannen der
kunst behooren te streven naar de victorie der
schoonheid, naar eeno methode van onder
zoek, proefondervindeiyk opdewetonschap
gegrond."
En verder zeide de hoogleeraar:
„De leer der mystiek zwaait thans den
schepter, maar uit haar zal, naar spr.'s over
tuiging, de ware kunst weör opleven. Laat
ons, zeide hy, niet wanhopendo smaak van
den wetenschappelyken man zal de overheer
schende blfiven. Door de laagten zullen wy
wederom naar den bergtop gevoerd worden,
van waar de waarachtige kunst haren eind-
triomf zal vieren!
Dr. Ten Brink werd levendig toegejuicht."
Tot zoover 't verslag. Ook ik (al behoorde ik
niet tot de vergadering) wil professor dr. Jan
Ten Brink „levendig" toejuichen, al bezit ook
de „V!okkon"-schryver vooralsnog niet dien
óónen overheerschenden smaak van den
wetenschappelyken man. Of de „Vlok
ken" schry ver dien ooit hoopt te krygen?
Wie zal 't zeggen? Zou de eenvoudige raatten-
vlechter, welke sober-artistieke patronen geeft,
dien overheerschenden smaak van den
wetenschappelyken man erkennen, zich
er aan storen? M. i. taalt hy er niet naar,
en handelt daarin wèl. Immers, de mooi-
naïeve ontwerpen zouden dan helaas niet
geboren worden.
De dichter Emile Verhaeren, uit Brussel, (de
veelzydig bekwame redacteur van het Zuid-
Nederlandscho Tydschrift „Van Nu en Straks"){
heeft Donderdag jl. in den Haagschen
Kunstkring een conférence gehouden over
„Les Esthótiques littéraires Contemporaines."
Hy bezocht den daaropvolgenden dag het Ste-
delyk Museum alhier en bewonderde er de Pri
mitieven, Lucas van Leyden en de Engel-
brechtsen.
De Tentoonstelling van Werken van Jan
Toorop in don Haagschen Kunstkring (tot 18
Mei a. s. geopend) is zeer volledig.
Terwyl hier in de Kunstzaal een 19 tal
stukken ter bezichtiging waren, telt deze col
lectie er ruim een 30 tal.
De titels der hier te Leiden niet geëxposeerde
stukken zyn: „Langs gebroken bloemen,"
„Vloed", „O Grave where is thy Victory?",
„Verlangen en Bevrediging," „Bruidsdagen,"
eon drietal „Kinderportretten", „l'Annonciation
du Nouveau Mysticisme", „baai van Lynmouth",
„Moeder met Kinderen", „Landelyke Drieöen-
heid" en „Onze Tyd".
Ook „de drie Bruiden" en de „Générataon
Nouvelle", hier van de kunstbeschouwingen
bekend, zyn er tentoongesteld.
Een allervermakeiykst stuk wydt „Ego" (A.
C. Loffelt) in Het Vaderland aan deze expositie.
Die verslaggever schynt bepaald boo8 te
zyn, en weet zyn gal niet beter bot te vieren
dan door uitdrukkingen als de volgende to
gebruiken
Stippelaars; mystieke of symbolistische spo-
keryen (2 maal); met open mond en in ver
bazing kykenenkele door hem (Toorop) voor
gelichte adepten; ons duisterlingenmyste
riën; opgewarmd schoteltje van Japansche
en Middeleeuwsche kunst; fantasten of nieu wig*
heids-bejagers, geheimzinnige broederschappen;
stichtelyke vertolking van hun duistere aba-
cadabra'sonderlinge afspraak van een handje
vol „artiesten"; ziekelykheid; philosophische
nachtuilen of mystiflcateursmagermannen
en taai-taai poppen; bestolte afdruipsels van
altaar-kaarsen, enz.
Heeriyk van zeggingskracht zyn verder deze
beide volzinnen:
„Hetaëre" heeft iets in de lichtschittering
en het verfomfaaide der vrouwenfiguur, dat
aan Monticelli doet denken" en
„Een monster van kleur is de „Jonge Gene
ratie". Is dit stuk misschien een symbool
van de „kleurvisie" van Floris Verster"? De
paarsen en groenen zyn zoo „intens" dat men
aan een hoop ingewanden van een geslacht
dier denkt."
46)
Deze was niet meer ongerust over het wel-
zyn van haren echtgenoot. „Iemand, die zoo
harteiyk lachen kan, is niet ziek," dacht zy.
Toen zy op hare slaapkamer gekomen was,
vroeg zy hem waarom hy zoo stil was en
zoo bleek zag, en toen antwoordde hy daarop
„Ach, lieve, de jacht levert altyd eenige
teleurstellingen op voor degenen, die er aan
deelnemen. Ik heb vandaag zeer slecht kun
nen treffen en zoo iets vergeeft een jager
zichzelven niet zoo spoedig."
„Kom," zeide Laura, „anderen hebben het
voor u gedaan. Het zou als gastheer niet
erg beleefd geweest zyn, als gy uw gasten
het wild voor den neus hadt weggeschoten.
Ik denk dat de vorat u dat zeker kwaiyk
zou hebben genomen. Was Hulda erg intiem
met den vorst? Het is, dunkt my, toch zeer
vervelend en onaangenaam voor de vorstin,
dat haar gemaal altyd het hof aan andere
dames maakt."
Von Sehnwitz voelde een steek door het
hart gaan, toen Laura deze woorden sprak.
Zy zag hem zoo onschuldig aanach,
als zy alles geweten had, wat er dien dag
gebeurd was! Hy wist niet wat te antwoor
den, maar toen Laura hem vragend bleef
aanstaren, zeide hy:
„Op de jacht heeft men wel iets anders
te doen dan te letten op het courtiseeren der
dames, daarenboven heeft de vorst, naar ik
m9en, in den laatsten tyd aan ue vorstin geene
reden tot ergernis gegeven." Von Sehnwitz
trachtte zyne oogen vrymoedig op te slaan
en Laura's blik te ontmoeten, maar inwendig
gevoelde hy zich onrustig te moede.
Toen hy Laura goeden nacht gewenscht
had en op zyne kamer gekomen was, bonsde
zyn hoofd alsof het zou bersten.
„In geen geval ga ik morgen naar den
toren," mompelde hy. „Ik zal Hulda zeggen,
dat ik niet kom."
En dit besluit bracht hem een weinig tot
kalmte, en toen hy, na een onrustig doorge-
brachten nacht, opstond, wilde hy zoo spoedig
mogeiyk Hulda doen weten, dat hy aan haar
voorstel geen gevolg wilde geven.
Toen hy de ontbytzaal binnentrad, was nog
geen der gasten aanwezig. Hy zette zich by
een der vensters neder en lette, schynbaar
in zyne lectuur verdiept, op ieder, die binnen
trad. Allen kwamen, de een na den ander,
maar degene, die hy verwachtte, kwam niet.
Het werd tien uren en nog was Hulda
niet verschenen, maar een kwartier later
kwam Lieschen binnen met de mededeeling,
dat hare meesteres zware hoofdpyn had en
dus besloot dien dag het bed te houden.
Von Sehnwitz was door deze mededeeling
zeer onaangenaam aangedaan. Hy zou dus
waarschyniyk haar niet te spreken krygen
en dus zou een briefje het eenige zyn, om
haar zyn besluit mede te deelen.
Hy ging daarop naar de bibliotheek om dit
op te stellen, en toen hy het geschreven en
dichtgelakt had, liep hy gedurende een uur
op den corridor heen en weer, in afwachting
dat Lieschen zich zou vo:toonen en hem in
de gelegenheid stellen, dit briefje aan Hulda
te doen toekomen.
Maar dit gebeurde niet; hy wilde echter
voor geen geld, dat iemand anders dan Huida's
kamermeisje het zou aannemen. De tyd voor
het diner was déar en nog was het bewuste
briefju in zyn bezit.
Do hoop, dat Hulda aan tafel zou ver
schijnen, viel ook in duigen, en ten einde
raao, besloot hy, na het diner zyne wandeling
op den corridor te hervatten.
De meeste gasten reden uit en de weinige,
die overbleven, zetten zich in de bibliotheek
neder, om zich met lectuur bezig te houden.
Eindeiyk begreep Von Sehnwitz, dat dat
gedung heen en weer gestap op den corridor
de attentie zou trekken, en zyn humeur, dat
dien dag toch al niet byster goed was, werd
er niet beter op. Een der stalknechts, die
hem iets te vragen had, werd afgesnauwd,
en de rentmeester, die anders zeer in de
gunst van zyn heer stond, kreeg niets dan
knorrige antwoorden.
Zoo ging de dag traag voorby en de tyd
voor het avondeten was aangebroken en nog
had hy het briefje in den zak van zyne jas.
Zyne hoop, dat Hulda aan den avonddisch
komen zou, werd weder teleurgesteld, en
toen hy, daarover ontstemd, knorrig voor zich
uit staarde, zeide de vorst:
„Von Sehnwitz, wat hebt ge toch vandaag
Ge zegt geen woord en ziet er uit als een
ridder van de droevige figuur. Is dat nog altyd,
omdat ge gisteren niets hebt kunnen raken?"
„Die ellendige jachtparty", zeide Von Sehn
wilz knorrig, zonder er aan te denken, dat hy
voor zyne gasten in raadselen sprak.
Laura staarde hem verbaasd aan. Zy begreep
niet hoe haar echtgenoot nu nog tobben kon
over zoo iets. Zy bracht vervolgens met veel
tact het gesprek op een ander terrein en
niemand lotte mser op den knorrigen gastheer.
Dez9 zat intusschen als op heete kolen. Wat
moest hy doen? Hy kon Hulda toch den
spooktoren niet laten beklimmen en haar te
vergeefs laten wachten l „Coüte que coüte"
hy moest haar bericht zenden of zelf gaan.
Noemde Laura daar niet Huida's naam? Zy
antwoordde biykbaar op eeno vraag, haar door
de vorstin gedaan. „Ja, Uwe Doorluchtigheid,"
hoorde hy haar zeggen, „ik heb verscheidene
malen naar Hulda laten vragen, maar zy
schynt erge hoofdpyn te hebben Zy wilde
trachten te slapen en begeorde niet gestoord
te worden."
Von Sehnwitz wist niet of hy waakte of
droomde. Was die hoofdpyn slechts voorge
wend of workeiyk zoo erg?
De klok sloeg tien uren; langzamerhand
verlieten de logó's de eetzaal. Zy waren nog
vermoeid van den vorigen dag en wilden zich
vroeger dan anders ter ruste begeven.
De vorst en Von Schmunktau begaven zich
naar de rookkamer en noodigden Von Sehnwitz
uit, met hen mede te gaan.
Nu moest hy een besluit nemen. Hy ver-
wenschte zichzelven en de door hem gedane
belofte. „Kom," dacht hy, „ik zal een voor
wendsel bedenken om my van den vorst te
kunnen verwyderen; naar den spooktoren gaan
en zien of zy er is. Ik zal haar het briefje
geven; en zy zal my niet moer achtervolgen
met hare liefde, maar zich wachten my ten
derden male in een valstrik te lokken."
Hy verhaalde daarop aan Laura, dat een der
stalknechts hem bad geroepen, en liep ver
volgons met kloppend hart on bonzond hoofd de
smalle trap op, dio naar den spooktoren leidde.
Toen hy de deur van het torenkamertje opende^
zag hy eene witte gedaante, die hem meb
uitgebroido armen te gemoet trad.
Hy herkende Huida's gestalte en wilde de
bevende hand uitsteken om haar het briefje
over te reiken, maar die band werd vast
gegrepen. Hy gevoelde zich afgemat door de
emoties, welke dien dag zyn deel waren ge
weest. Hy liet zich na een zwakken tegen
stand door die zachte armen omvatten; do
waarschuwende stem in zyn binnenste werd al
zwakker en zwakker en de waarheid der
woorden: „Ce n'est que le premier pas, qui
coüte," zouden op vreeseiyke wyze aan hem
bevestigd worden.
XXII.
Den volgenden morgen verscheen HJda
niet in de ontbytzaal. Hare migraine was nog
niet geheel beter en op aandringen van Laura,
werd Von Schmunktau uitgenoodigd, de zieke
te bezoeken.
(Wordt vervolgd.)