N°. 10479.
Zaterdag 31 April.
A0. 1894.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van cZon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IN BLOEI GEKNAKT.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post r I-40-
Afzonderlijke Nommers0-05-
PRIJS DER ADVERTENTIE!*:
Van 1 —'6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Leiden, 20 April.
Te Delft is door den directeur der artillerie
inrichtingen aanbesteed de levering van 90
kleine blauwe dekens ten behoeve van de
stapelmagazynen. Minste inschrijvers waren
de heeren Gebrs. Van Wijk Co., te Leiden,
voor f 742,50.
Beroepen is by de Ned.-Herv. gemeente
te Aarlanderveen, ds. J. Verhave, te St. Anna
Jacoba-polder.
Voor het examen als onderwijzer is ge
slaagd de heer A. J. Snel, van Sassenheim.
Blijkens eene opgave in de Staatcourant
van 20 dezer bestond de bevolking van Zuid-
Holland op 1 Januari 1894 uit 492,296 m. en
529,140 vr., totaal 1,021,436, tegen 1,002,144
(482,639 m. en 619,605 vr.) op 1 Januari
1893. Zy is alzoo toegenomen met 9767 m.
en 9535 vr., totaal 19,292.
De bevolking van de voornaamste gemeenten
op 1 Januari 1894 was: Charlois 11,609;
Delft 31,125; Dordrecht 34,847; Gorkum
11,705Gouda 20,284's-Gravenhage 174,790
Kralingen 20,562; Leiden 44,340; Rotterdam
228,597; Schiedam 25,573; Sliedrecht 10,462;
Vlaaraingen 13,928.
H. M. de Koningin-Regentes beloofdo ten
vorigen jare by Haar bezoek aan het R. K.
Weeshuis te 's-Gravenhage ook een bezoek
te zullen brengen aan het R.-K. Oude-Mannen-
en Vrouwenbuis, en aan die belofte werd
gistermiddag door Hare Majesteit voldaan.
By aankomst in laatstgenoemd gesticht
in de Warmoezierstraat werd de Regentes,
die vergezeld was van eene hofdame, ont
vangen door de bestuursleden van het wees
huis, de heeren W. A. Smit, voorzitter, en
P. P. J. Quant, secretaris, en J. A. N. Meeuws.
Rondgeleio door deze heeren en den broeder-
overste, bezichtigde H. M. de verschillende
zalen, als eetnaai- en werkkamer, voor ieder
der verpleegden, zoo mannelykeals vrouwelyke,
een harteiyk woord hebbende.
H. M. betoonde zich in 't byzonder minzaam
voor de zieken. Met iederen patiënt onderhield
zy zich op de meest harteiyke wy'ze. De
Regentes informeerde naar verschillende
byzonderheden en toonde groote belangstelling.
Vóór haar vertrek deed zy aan den broeder-
overste eene geldelyke toezegging om den
zieken op versnaperingen te onthalen en den
overigen verpleegden een aangenamen dag te
verschaffen.
Als hulde aan de nagedachtenis van
den eersten directeur-generaal van 't „Zeebad
Scheveningen", wyien den heer M. A. Reiss,
zal in de volgende maand, in de vestibule van
het Kurhau8, diens marmeren buste worden
geplaatst, vervaardigd door den Belgischen
beeldhouwer Albert Criek.
In de gisteren gehouden zitting van den
Rotterdamschen gemeenteraad was het voor
naamste onderwerp, dat in behandeling kwam,
het voorstel tot verbetering en uitbreiding van
het buizennet der waterleiding, waarvan de
totale kosten werden begroot op f 530,000.
Zonder discussie werd dat by acclamatie
goedgekeurd.
Voorts werd aan B. en Ws. machtiging
verleend tot het richten van een adres aan
de regeering tot spoedige overneming door
het Ryk van de intercommunale telephoon-
lynen.
Belangryk was ook het preadvies van B.
en Ws. op het adres van den heer C. Sythoff
tot beperking van het brandalarm. Dit heeft
al heelwat pennen in beweging gebracht en
het laat zich aanzien dat er in den eersten
tyd nog wol niet over gezwegen zal worden.
Althans 3. en Ws. geven den Raad in over
weging om uit te spreken dat het thans nog
niet wenscheiyk is om in te grijpen, doch te
wachten tot de uitbreiding der gemeente een
voldongen feit is omdat dan toch wyzigingen
in de organisatie der brandweer moeten wor
den gebracht. Vooreerst zullen de menschen
met zwakke zenuwen nog moeten verdragen
dat de politie voortgaat om voor elk vlam
metje haar getoeter te doen hooren.
Tot leeraar in de Franscbe taal aan het
Erasmiaan8ch gymnasium werd benoemd de
heer E. T. Borlé, te Leiden.
Onder de ingekomen stukken kwamen voor
voorstellen van B. en W. tot het doen leveren
van eene tweede kolentip en tot uibreiding van
het electrische kabelnet. Beide zullen in druk
verschynen.
De voorzitter deelde mede dat het bouwen
van het accumulatoren-station gegund is aan
den heer Arie De Neef ad f 34.889 en dat
het rapport der kermis-commissle over drie
weken in behandeling zal genomen worden.
In zake de kermis zyn inmiddels nog
twee adressen ingekomen, als een van de
vereeniging „Obadja" en een van de geref
kerken A en B, beide aandringende op afschaf
fing der kermis.
B. en Ws. van Haarlem hebben thans aan
den Raad hun gevoelen kenbaar gemaakt
betreffende de vele ingekomen requesten (waar
van o. a. een met ongeveer 6900 hanatee-
keningen) tot herstel van de kermis op den
ouden voet, d. i. van den eersten Zaterdag
in Augustus tot den tweeden daarop volgenden
Maandag. Volgens het ten vorigen jare ge
nomen besluit eindigt de kermis thans op
den 2den Zaterdag, des middags te 12 uren.
B. en Ws. zyn door de aangevoerde argu
menten niet veranderd van hun gevoelen,
hetwelk leidde tot het voorstel tot bekorting
van den duur der kermis; bovendien is de
nieuwe regeling nog te kort van kracht ge
weest, om hare werking voldoende te kunnen
beoordeelen.
In de maand Mei a. s. zal door hot
Amsterdam8ch a-Capella-Koor, van den heer
Dan. De Lange, eene reeks van uitvoeringen
worden gegeven, in het „Royalty ThéStre"
te Londen.
De eerste uitvoering zal plaats hebben op
15 Mei en verder zullen dagelyks twee con
certen worden gegeven, voorloopig gedurende
eene geheele week.
Tot hoofdingeland van het hoogheem
raadschap Delfland is gekozen de heer P. M.
G. Von Fisenne, te Ryswyk, met 420 stemmen,
tegen 353 op den heer D C. Lans.
Naar de „N. R. C." verneemt, heeft zich
een tweede consortium van bankiers gevormd
voor de oprichting van een gesticht voor zenuw-
ïyders en krankzinnigen uit de hoogere klassen,
in den geest zooals dat in Gelderland naby
Arnhem wordt bedoeld. Dit tweede gesticht
zal in de provincie Utrecht opgericht worden,
waarvoor reeds de noodige gelden hyeenge-
bracht worden en terreinen aangekocht zyn.
Het „U. D." meldt dat onderhandelingen
worden gevoerd over den aankoop van bet
uitgestrekte landgoed „De Boekhorst", toebe
hoord hebbende aan wyien dr. W. C. H. Staring,
om het in te richten tot een verbiyf voor
krankzinnigen (paviljoen systeem).
Na eene vry langdurige ongesteldheid
overleed gisteren de heer F. J. Zyiker. lid der
Provinciale Staten van Groningen en tot 1891
wethouder en lid van den Raad van Zuidbroek.
Het stoomschip „Oranje-Nassau" vertrok
18 April van Paramaribo naar Amsterdam;
de „Prins Maurits" arriveerde 18 April van
Amsterdam te Paramaribo; de „Amsterdam"
arriveerde 19 April van Nieuw-York te Rot
terdam; de „Utrecht", van Rotterdam naar
Java, vertrok 19 April van Suez; de „Wer
kendam", van Rotterdam naar Nieuw-York,
vertrok 19 April des voormiddags van Bou
logr.e-sur Mer en passeerde dienzelfden dag
Wight; de „Dubbeldam" arriveerde 19 April
var Rotterdam te Nieuw York; de „Prinses
Sophie", van Amsterdam naar Batavia, ver
trok 19 April van Genua; de „Burgemeester
Den Tex" arriveerde 20 April van Amsterdam
te Batavia.
By koninkiyk besluit is benoemd tot
substituut-officier van justitie by de arrondis-
sements-rechtbank te Amsterdam, mr. A. W.
C. Wentholt, thans ambtenaar van het open
baar ministerie by de kantongerechten te
Rotterdam No. 2 en Gouda, ter standplaats
Rotterdam.
Aan mr. A. Heemskerk, op zyn verzoek, met
ingang van 1 Mei a. s., eervol ontslag verleend
als rechter in de arrondissementsrechtbank te
Amsterdam.
Benoemd G. L. Yan den Helm, met
ingang van 1 Mei a. s., tot burgemeester der
gemeente Buurmalsen, met toekenning van
eervol ontslag als burgemeester van Batenburg.
Met ingang van 16 Mei a. 8. benoemd tot
directeur van het telegraafkantoor te Vlissingen,
D. Van Gigch, thans in gelyke betrekking te
Gorkum.
Paljas.
By deze tweede opvoering van „Paljas"
behoef ik niet te herhalen wat ik er over
denk. Toen het hier op 25 Januari 11. gegeven
is, heb ik zoo uitvoerig, als een couranten
verslag dat toelaat., verklaard hoe en waarom
dat frissche, oorspronkeiyke werk my aantrok,
heb ik gewezen op datgene, wat myns inziens,
zoowel in de compositie als in de uitvoering,
het schoonste was. Na de herhaling gister
avond kan ik volmondig verklaren dat ik al
het goede en waardeerende, dat ik toen neer
schreef, nog van ganscher harte meen en
gevoel, ja, dat door eene betere kennismaking
myne bewondering eer toe- dan afgenomen is.
Hetzelfde wat my toen frappeerde, heeft my
ook nu weer getroffenalleen nog wat sterker,
wat levendiger.
Zonder dus in détails te treden, wil ik
in het algemeen nog eens verklaren dat zoo
wel het werk als de uitvoering door onze
vaderlandsche zangers en zangeressen myne
volle, harteiyke sympathie en myne onver
deelde bewondering wegdragen. De uitvoering
van gisteravond stond dan ook in geenen deele
achter by de vorige. Pauwels, Orelio en mej.
Vermeeren zongen mooi, terwyi hun spel
waar, eenvoudig en aangrypend was. Wat wil
men meer? Ook do heer v. d. Hoeck, wiens
stem my niet altyd even aangenaam klonk,
deed zeer zyn best; hy zong zuiver en haalde
ongetwyfeld uit zyn orgaan alles wat er in zit.
Het koor kweet zich, zoowel in zang als actie,
goed en dapper van zyne taak, terwyi voor het
orkest over 't algemeen dezelfde opinie geldt.
Jammer echter dat de piano niet stemde met
het orkest; zoo af en toe werden daardoor
dissonanten te voorschyn geroepen, die hin-
deriyk en pyniyk waren.
Het zou ook niet kwaad zyn, op sommige
oogenblikken, als de directeur zyn orkest wat
inhield; het werkt soms te forsch, met name
in enkele aria's van Pauwels, waar het eene
kracht ontwikkelt, die, op misschien eene
enkele uitzondering na, eiken zanger moet
overstemmen. De taak van Pauwels is waar
lyk al zwaar genoeg en zyne stem, hoewel
zeer zeker mooi van timbre, helder en zuiver,
is niet omvangryk en sterk genoeg om zonder
moeite boven eene dergelyke begeleiding uit
te klinken. Doch dit is slechts eene losse
opmerking, die ik volstrekt niet als scherpe
aanmerking wil doen gelden; over het geheel
blyft. toch de herinnering achter aan een groot
genot, aan iets schoons, aan echte kunst!
Voor onze vaderlandsche opera is „Paljas"
een triumf, en wel een, die lang zal na
werken en zyn invloed uitoefenen op de sym
pat bi- trm het publiek voor vaderlandsche
km is en kunstenaressen, die in hun
eigen land nog niet altyd die waardeering
ondervonden, waarop zy zoo ten volle aan
spraak hebben. Het Leidsche publiek weet
het nu voorgoed dat de Hollandsche Opera
wat goeds vermag te geven, en wanneer een
volgend seizoen het gezelschap weer eens tot
ons komt, twyfel ik niet of de belangstelling
zal ook dan groot en algemeen zyn. Gister
avond was de opkomst zóó, als men die
slechts zelden ziet; geene plaats op de ver
schillende rangen was onbezet gebleven.
En nu wilde ik wel dat ik het bierby
laten kon, dat ik behalve al het goede, dat ik
dankbaar pryzen moet, niets anders te ver
moeden had. Maar bet is alweer als zoo vaak
Men wil het puhliek waar voor zyn geld
geven en dus moet de mooie, sobere eenheid,
die een avond, uitsluitend door „Paljas" ge
vuld, zou opleveren, weer verbroken worden
door de toevoeging van een voor- of nastuk. In
dit geval was daartoe uitgekozen de Cavalleria*',
de welbekende, veelbesprokene, veelgespeelde,
gezongene, geflotene, geneuriede „Cavalleria"
dat tooneelwerk, dat als met een tooverslag
Mascagni tot een beroemd en aangebeden man
g imaakt heeft, dat zooveel bewondering ge
wekt en ten opzichte van Leoncavallo zooveel
twist en oneenigheid gesticht heeft. En nu
ga ik aan het ketteren, en erg ook 1 Die „Caval
leria" dan, ik kan het niet helpen, maar ik
vind die zoo mooi niet als men zichzelven
over 't algemeen wyemaakt; behalve het
Intermezzo, het populaire en welluidende
koor vóór de kerk en byv. nog de Serenade,
doe ik de heele opera cadeau. En nu mag
gerust iedereen medelydend zyne schouders
ophalen over een dergeiyk gevoelen, ik biyf
er by, en de uitvoering van gisteravond heen
my, voor de zooveelste maal, nog in die
opinie versterkt.
Wat de vertolking betreft, die liet zoo on
geveer alles te wenschen over. Hoe drommel
is dat nu toch mogeiyk? Het was toch het
zelfde koor, dezelfde juffrouw Yermeeren en
dezelfde heer Yan der Hoeck. Maar jawel, in
„Paljas" ging alles goed; in de „Cavalleria"
echter zong mej. Vermeeren lang niet altyd
zuiver en met veel minder middelen (zeker
om zich te sparen?), terwyi hare actie een
tonig en conventioneel was. Het koor v/as
scherp, incorrect en ook dikwyis er naast.
De heer v. d. Hoeck zong alsof hy een tekst
boekje had ingeslikt en de bladen in zyne keel
omgekruld zaten. Ik zeg nog eenshoe is dat
nu mogelyk? Dat zyn van die mysteriën,
die we maar met een droevig schokschouderen
moeten laten voor wat ze zyn.
Vergeiyk ook nog eens (en dat ie zicht
baar en duideiyk) de beide libretto's. De ver
taling of bewerking van „Paljas", meeren-
deels in rymlooze verzen, van de hand des
heeren Van der Linden, (heeft die nyvere
orkestmeester voor alles tyd?) is hoogst t>e-
vredigend, terwyi de tekst van de „Caval
leria" eenvoudig beneden alle critiek is. Daar
moest eene kundige hand zich ook nog eens
mee bemoeien. Hollandsch laat zich uitstekend
zingen, dat blykt overtuigend uit „Paljas",
maar zóó'n tekst, neen, dat is wat al te bar l
Maarde indruk, door de „Cavalleria" ge
geven, moge dan al geheel onbevredigend zyn,
we willen dat niet te zwaar laten wegen;
„Paljas" was immers de hoofdzaak en dat
was volkomen in staat alle rimpels weg te
vegen en alle klachten te doen verstommen.
Als eene welverdiende buide werden aan mej.
Vermeeren oen bouquet, en aan Orelio en
Pauwels fraaie kransen vereerd. Ten teeken
van vriendschap en hartelykheid ontvingen
mevr.- Orelio en de heer Van Gheluwo elk
ook een huldeblyk.
Ten slotte eene eigenaardige mededeeling
omtrent „Paljas", wat den inhoud, de intrige,
betreft. Het zal niemand in het hoofd op-
kornon te zeggen dat het thema oud of
althans al meer gebruikt is, en toch is dit
zoo In het bekende Amerikaansche tydschrift
„Harpers Weekly", in het Nr. van 17 Mei
1890, komt een novelletje voor, getiteld:
„Senor Luiz's benefit". Het verhaaltje speelt
in Zuid-Amerika en behandelt precies dezelfdo
geschiedenis als in „Paljas". Met uitzondering
van het tragische slot, geiykt de inhoud van
het novelletje als twee druppels water op
dien van Leoncavallo's werk. Da* is éón van
die toevalligheden, die in de literatuur zoo
42)
Achter den vorst en Hulda reden Eline Von
Schönhausen en graaf Kiehl. Daarop volgde
de vorstelyke koets. Deze was hooggeel ge
schilderd en werd door vier paarden getrok
ken. Daarin waren de vorstin en Von Schmunk-
tau gezeten. Evenals den vorig9n keur, kwam
graaf Von Stenwerck niet mede, hetgeen voor
Laura eene groote teleurstelling was.
Von Sehnwitz en Laura haastten zich om
de torentrap af te dalen en vóór hunne gasten
het slotplein te bereiken.
Toen de reizigers af- en uitgestegen waren,
werden zy door Laura en haren man harteiyk
welkom geheeten, en nadat zy zich op hunne
kamers wat opgefriacht hadden, zette men
zich aan tafel.
De vorstin had Laura hartelyk omhelsd en
de vorst wa3 wel wat verlegen, toen hy zyne
gastvrouw begroette, maar daar Laura hem
vriendeiyk en vry moedig de hand dezelfde,
waarmede zy hem zoo deerlyk verwond had -
toestak, werd hy wat minder styf. Het ge
beurde had een diepen indruk op hem ge
maakt. Hy wa3 tot zichzelven ingekeerd, vond
dat hy laag gehandeld had en nam zich
voor, Laura nimmer meer door blik of woord
te beleedigen.
Ce eerste dagen gingen aangenaam voorby.
De heeren togen reeds des morgens in de
vroegte ter jacht en des «middags was er
discours genoeg, om het onderhoud levendig
te houden.
De dames vermaakten zich met elkander
en Laura lachto nu over hare dwaasheid,
nameiyk dat zy zich verontrust had over de
verhouding, waarin Hulda en Ludwig tot
elkander stonden.
Von Sehnwitz was beleefd, doch ook niets
meer, en Hulda scheen van haren kant geene
moeite te doen, hem aan zich te binden.
Op een schoonen namiddag, dat Laura met
Hulda in het park wandelde, zeide de eerste
„Laura, zeg my eens: hebt ge nooit meer
iets van eene verschyniDg op het slot gehoord,
nadat myne arme Lieschen dien nacht zoo
verschrikt is geworden?"
„Ach, dat was immers niets dan verbeel
ding 1" antwoordde Laura.
„Zoudt gy dus des avonds dien toren alleen
durven beklimmen?" vroeg Hulda.
„Ik? zeide Laura; „nu, alleen niet graag;
maar met Ludwig wel."
„Met my ook niet?"
„Ik geloof niet dat ik er moed toe zou
hebben," zeide Laura; „maar waarvoor zou
dat nuttig of noodig zyn?"
„Willen wy dan voor de aardigheid heden
avond, als de maan opgekomen is, in het park
gaan wandelen?" zeide Hulda. „Ik wed dat
wy niets zien, als wy naar den spooktoren
opkyken," vervolgde zy vroolyk.
„O, opzien naar den toren 1 Dat wil ik wel
doen. Ik zal met u medegaan; en dan zal
ik vragen, of Von Sehnwitz ons vergezellen
wil," antwoordde Laura.
„Neen, dat niet! Hy zou ons uitlachen en
doDken dat wy niet alleen durfden gaan."
„Allons doncl Na het souper vinden wy
elkander in de vestibule."
De dames waren al pratend binnengetreden
en Laura wachtte niet zonder spanning den
avond af.
Toen het souper was afgeloopen en de
heeren zich naar de rookkamer begeven had
den, kwam Hulda naar Laura toe en fluisterde
haar in het oor: „Hebt ge moed om met my
mede te gaan?"
„Ik vind het eigeniyk een dwaas plan,"
zeide Laura zenuwachtig; „maar ik wil nu
niet moer terugtreden."
Even daarna traden de beide dames gearmd
het park in.
Het was een wonderschoone avond. Zy
boorden niets dan het zachte ruischen van
een waterval in de nabyheid en het gekraak
van hare eigen voetstappen op het kiezelzand.
De koele najaarslucht en de vrees deden
Laura beven, maar zy deed haar best, Hulda
daarvan niets te laten bemerken. Zy dacht
mei eon gevoel van schaamte aan de achter
docht, die zy jegens hare vroegore vriendin
gekoesterd had, en zy verbaasde zich, dat
Hulda zich, niettegenstaande zy zeer goed
wist, waarvan Laura haar verdacht had, zoo
weinig gekrenkt toonde.
Terwyi zy hierover peinsde, voelde zy op
eens Huida's arm beven. Zy waren een eind
het park ingewandeld en hadden juist besloten
om terug te keeren. Toen zy zich omwendden,
hadden zy het oog op den spooktoren, die
op dit oogenblik helder tegen het donker
blauwe uitspansel afstak.
„Zie eens," zeide Hulda, schynbaar hevig
ontsteld, terwyi zy met den vinger naar de
richting van den toren wees.
Laura verstyfde van schrik. Was het ver
beelding of werkeiykheid, dat zy het toren-
venster door eene witte gedaante zag openen?
Eene hand strekte zich uit in de richting,
waar het doodeiyk verschrikte tweetal stond,
en het was alsof deze haar toewenkte.
Daarop werd het venster gesloten; de ge
stalte verdween en alles werd even stil en
kalm als voorbeen.
„Huidat Wat was dat?" zeide Laura met
bevende stem. Hulda antwoordde niet. Zy
stond met wyd opengespalkte oogen en het
was alsof zy hare stem niet tot haar ge
bruik bad.
„Ik ben zoo bangl" fluisterde Laura; „laat
ons spoedig naar huis gaanl Ach, wat was
ik dwaas, om het verborgene to willen ont
sluieren 1 Maar Ludwig zegt my ook altyd,
dat, als het geweten rein is, men voor geene
verscbyning, van wie dan ook, behoeft te
vreezen."
„Heeft hy dat gezegd l" zeide Hulda, die
nu weer hare stem tot haren dienst scheen
te hebben. Het was Laura alsof Huida's stem
spottend klonk. Zy ergerde zich over hare
vriendin. Waarom hadden die woorden den
spotlust van Hulda opgewekt?
„Ik ga nimmer meer hier op dit uur wan
delen," zeide Laura. „Wilt ge wel gelooven,
Hulda, dat, wanneer ik hier alleen was ge
weest, ik het voorgevallene als een gezichts
bedrog zou hebben beschouwd?"
„Misschien hebben wy het ons wel ver
beeld," antwoordde Hulda, die nu weer geheel
van den schrik hersteld scheen te zyn. „Het
maanlicht kan soms zulke verwonderiyke
schaduwen op den wand tooveren."
„Maar, Hulda, gy waart immers do eerste,
die my op de verschijning attent maakte?"
„Nu, laten wy maar onszelven trachton
wijs te maken, dat het niets dan verbeelding
geweest is; en wat ik u bidden mag, spreek
er met geen woord tegen uw echtgenoot over.
Hy zou u uitlachen en zeggen:
„Uüd dor Menech versuche dio Göttor nicht
Und bogohro Dimmer uni; nimmer zn echauon,
Was aio guüdig belecken mit Nacht ond Granen."
„Hu, ik ril er nog van," zeide Laura.
„Voor geen geld beklim ik dion spooktoren
zonder Ludwig."
Laura herademde, toen zy de helder ver
lichte receptiezaal binnentrad.
Toen Hulda haar kort daarna goeden nachfc
wenschte, zeide zy:
„Nu, beste, vertel er niets van aan Von
Sehnwitz; wy zouden morgen de „risée" vs*>
alle gasten zyn."
Nadat Laura op hare kamer gekomen wac,
nam zy terstond een zeDUwstillend middel,
dat Von Schmunktau haar voorgeschrevon
had, in. Zy besloot bare gelofte gestand to
doen, nameiyk bet voorgevallene aan niemand
mede te deelen, maar één ding stond by haar
vast. Zy wilde onder geen voorwendsel alleen
op het slot Sehnwitz achterbiyven en zou
tegeiyk met haren man naar de stad ver
trekken.
(Wordt vervolgd.)