N°. 10479. Zaterdag 31 April. A0. 1894. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van cZon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. IN BLOEI GEKNAKT. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post r I-40- Afzonderlijke Nommers0-05- PRIJS DER ADVERTENTIE!*: Van 1 —'6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 20 April. Te Delft is door den directeur der artillerie inrichtingen aanbesteed de levering van 90 kleine blauwe dekens ten behoeve van de stapelmagazynen. Minste inschrijvers waren de heeren Gebrs. Van Wijk Co., te Leiden, voor f 742,50. Beroepen is by de Ned.-Herv. gemeente te Aarlanderveen, ds. J. Verhave, te St. Anna Jacoba-polder. Voor het examen als onderwijzer is ge slaagd de heer A. J. Snel, van Sassenheim. Blijkens eene opgave in de Staatcourant van 20 dezer bestond de bevolking van Zuid- Holland op 1 Januari 1894 uit 492,296 m. en 529,140 vr., totaal 1,021,436, tegen 1,002,144 (482,639 m. en 619,605 vr.) op 1 Januari 1893. Zy is alzoo toegenomen met 9767 m. en 9535 vr., totaal 19,292. De bevolking van de voornaamste gemeenten op 1 Januari 1894 was: Charlois 11,609; Delft 31,125; Dordrecht 34,847; Gorkum 11,705Gouda 20,284's-Gravenhage 174,790 Kralingen 20,562; Leiden 44,340; Rotterdam 228,597; Schiedam 25,573; Sliedrecht 10,462; Vlaaraingen 13,928. H. M. de Koningin-Regentes beloofdo ten vorigen jare by Haar bezoek aan het R. K. Weeshuis te 's-Gravenhage ook een bezoek te zullen brengen aan het R.-K. Oude-Mannen- en Vrouwenbuis, en aan die belofte werd gistermiddag door Hare Majesteit voldaan. By aankomst in laatstgenoemd gesticht in de Warmoezierstraat werd de Regentes, die vergezeld was van eene hofdame, ont vangen door de bestuursleden van het wees huis, de heeren W. A. Smit, voorzitter, en P. P. J. Quant, secretaris, en J. A. N. Meeuws. Rondgeleio door deze heeren en den broeder- overste, bezichtigde H. M. de verschillende zalen, als eetnaai- en werkkamer, voor ieder der verpleegden, zoo mannelykeals vrouwelyke, een harteiyk woord hebbende. H. M. betoonde zich in 't byzonder minzaam voor de zieken. Met iederen patiënt onderhield zy zich op de meest harteiyke wy'ze. De Regentes informeerde naar verschillende byzonderheden en toonde groote belangstelling. Vóór haar vertrek deed zy aan den broeder- overste eene geldelyke toezegging om den zieken op versnaperingen te onthalen en den overigen verpleegden een aangenamen dag te verschaffen. Als hulde aan de nagedachtenis van den eersten directeur-generaal van 't „Zeebad Scheveningen", wyien den heer M. A. Reiss, zal in de volgende maand, in de vestibule van het Kurhau8, diens marmeren buste worden geplaatst, vervaardigd door den Belgischen beeldhouwer Albert Criek. In de gisteren gehouden zitting van den Rotterdamschen gemeenteraad was het voor naamste onderwerp, dat in behandeling kwam, het voorstel tot verbetering en uitbreiding van het buizennet der waterleiding, waarvan de totale kosten werden begroot op f 530,000. Zonder discussie werd dat by acclamatie goedgekeurd. Voorts werd aan B. en Ws. machtiging verleend tot het richten van een adres aan de regeering tot spoedige overneming door het Ryk van de intercommunale telephoon- lynen. Belangryk was ook het preadvies van B. en Ws. op het adres van den heer C. Sythoff tot beperking van het brandalarm. Dit heeft al heelwat pennen in beweging gebracht en het laat zich aanzien dat er in den eersten tyd nog wol niet over gezwegen zal worden. Althans 3. en Ws. geven den Raad in over weging om uit te spreken dat het thans nog niet wenscheiyk is om in te grijpen, doch te wachten tot de uitbreiding der gemeente een voldongen feit is omdat dan toch wyzigingen in de organisatie der brandweer moeten wor den gebracht. Vooreerst zullen de menschen met zwakke zenuwen nog moeten verdragen dat de politie voortgaat om voor elk vlam metje haar getoeter te doen hooren. Tot leeraar in de Franscbe taal aan het Erasmiaan8ch gymnasium werd benoemd de heer E. T. Borlé, te Leiden. Onder de ingekomen stukken kwamen voor voorstellen van B. en W. tot het doen leveren van eene tweede kolentip en tot uibreiding van het electrische kabelnet. Beide zullen in druk verschynen. De voorzitter deelde mede dat het bouwen van het accumulatoren-station gegund is aan den heer Arie De Neef ad f 34.889 en dat het rapport der kermis-commissle over drie weken in behandeling zal genomen worden. In zake de kermis zyn inmiddels nog twee adressen ingekomen, als een van de vereeniging „Obadja" en een van de geref kerken A en B, beide aandringende op afschaf fing der kermis. B. en Ws. van Haarlem hebben thans aan den Raad hun gevoelen kenbaar gemaakt betreffende de vele ingekomen requesten (waar van o. a. een met ongeveer 6900 hanatee- keningen) tot herstel van de kermis op den ouden voet, d. i. van den eersten Zaterdag in Augustus tot den tweeden daarop volgenden Maandag. Volgens het ten vorigen jare ge nomen besluit eindigt de kermis thans op den 2den Zaterdag, des middags te 12 uren. B. en Ws. zyn door de aangevoerde argu menten niet veranderd van hun gevoelen, hetwelk leidde tot het voorstel tot bekorting van den duur der kermis; bovendien is de nieuwe regeling nog te kort van kracht ge weest, om hare werking voldoende te kunnen beoordeelen. In de maand Mei a. s. zal door hot Amsterdam8ch a-Capella-Koor, van den heer Dan. De Lange, eene reeks van uitvoeringen worden gegeven, in het „Royalty ThéStre" te Londen. De eerste uitvoering zal plaats hebben op 15 Mei en verder zullen dagelyks twee con certen worden gegeven, voorloopig gedurende eene geheele week. Tot hoofdingeland van het hoogheem raadschap Delfland is gekozen de heer P. M. G. Von Fisenne, te Ryswyk, met 420 stemmen, tegen 353 op den heer D C. Lans. Naar de „N. R. C." verneemt, heeft zich een tweede consortium van bankiers gevormd voor de oprichting van een gesticht voor zenuw- ïyders en krankzinnigen uit de hoogere klassen, in den geest zooals dat in Gelderland naby Arnhem wordt bedoeld. Dit tweede gesticht zal in de provincie Utrecht opgericht worden, waarvoor reeds de noodige gelden hyeenge- bracht worden en terreinen aangekocht zyn. Het „U. D." meldt dat onderhandelingen worden gevoerd over den aankoop van bet uitgestrekte landgoed „De Boekhorst", toebe hoord hebbende aan wyien dr. W. C. H. Staring, om het in te richten tot een verbiyf voor krankzinnigen (paviljoen systeem). Na eene vry langdurige ongesteldheid overleed gisteren de heer F. J. Zyiker. lid der Provinciale Staten van Groningen en tot 1891 wethouder en lid van den Raad van Zuidbroek. Het stoomschip „Oranje-Nassau" vertrok 18 April van Paramaribo naar Amsterdam; de „Prins Maurits" arriveerde 18 April van Amsterdam te Paramaribo; de „Amsterdam" arriveerde 19 April van Nieuw-York te Rot terdam; de „Utrecht", van Rotterdam naar Java, vertrok 19 April van Suez; de „Wer kendam", van Rotterdam naar Nieuw-York, vertrok 19 April des voormiddags van Bou logr.e-sur Mer en passeerde dienzelfden dag Wight; de „Dubbeldam" arriveerde 19 April var Rotterdam te Nieuw York; de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar Batavia, ver trok 19 April van Genua; de „Burgemeester Den Tex" arriveerde 20 April van Amsterdam te Batavia. By koninkiyk besluit is benoemd tot substituut-officier van justitie by de arrondis- sements-rechtbank te Amsterdam, mr. A. W. C. Wentholt, thans ambtenaar van het open baar ministerie by de kantongerechten te Rotterdam No. 2 en Gouda, ter standplaats Rotterdam. Aan mr. A. Heemskerk, op zyn verzoek, met ingang van 1 Mei a. s., eervol ontslag verleend als rechter in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam. Benoemd G. L. Yan den Helm, met ingang van 1 Mei a. s., tot burgemeester der gemeente Buurmalsen, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester van Batenburg. Met ingang van 16 Mei a. 8. benoemd tot directeur van het telegraafkantoor te Vlissingen, D. Van Gigch, thans in gelyke betrekking te Gorkum. Paljas. By deze tweede opvoering van „Paljas" behoef ik niet te herhalen wat ik er over denk. Toen het hier op 25 Januari 11. gegeven is, heb ik zoo uitvoerig, als een couranten verslag dat toelaat., verklaard hoe en waarom dat frissche, oorspronkeiyke werk my aantrok, heb ik gewezen op datgene, wat myns inziens, zoowel in de compositie als in de uitvoering, het schoonste was. Na de herhaling gister avond kan ik volmondig verklaren dat ik al het goede en waardeerende, dat ik toen neer schreef, nog van ganscher harte meen en gevoel, ja, dat door eene betere kennismaking myne bewondering eer toe- dan afgenomen is. Hetzelfde wat my toen frappeerde, heeft my ook nu weer getroffenalleen nog wat sterker, wat levendiger. Zonder dus in détails te treden, wil ik in het algemeen nog eens verklaren dat zoo wel het werk als de uitvoering door onze vaderlandsche zangers en zangeressen myne volle, harteiyke sympathie en myne onver deelde bewondering wegdragen. De uitvoering van gisteravond stond dan ook in geenen deele achter by de vorige. Pauwels, Orelio en mej. Vermeeren zongen mooi, terwyi hun spel waar, eenvoudig en aangrypend was. Wat wil men meer? Ook do heer v. d. Hoeck, wiens stem my niet altyd even aangenaam klonk, deed zeer zyn best; hy zong zuiver en haalde ongetwyfeld uit zyn orgaan alles wat er in zit. Het koor kweet zich, zoowel in zang als actie, goed en dapper van zyne taak, terwyi voor het orkest over 't algemeen dezelfde opinie geldt. Jammer echter dat de piano niet stemde met het orkest; zoo af en toe werden daardoor dissonanten te voorschyn geroepen, die hin- deriyk en pyniyk waren. Het zou ook niet kwaad zyn, op sommige oogenblikken, als de directeur zyn orkest wat inhield; het werkt soms te forsch, met name in enkele aria's van Pauwels, waar het eene kracht ontwikkelt, die, op misschien eene enkele uitzondering na, eiken zanger moet overstemmen. De taak van Pauwels is waar lyk al zwaar genoeg en zyne stem, hoewel zeer zeker mooi van timbre, helder en zuiver, is niet omvangryk en sterk genoeg om zonder moeite boven eene dergelyke begeleiding uit te klinken. Doch dit is slechts eene losse opmerking, die ik volstrekt niet als scherpe aanmerking wil doen gelden; over het geheel blyft. toch de herinnering achter aan een groot genot, aan iets schoons, aan echte kunst! Voor onze vaderlandsche opera is „Paljas" een triumf, en wel een, die lang zal na werken en zyn invloed uitoefenen op de sym pat bi- trm het publiek voor vaderlandsche km is en kunstenaressen, die in hun eigen land nog niet altyd die waardeering ondervonden, waarop zy zoo ten volle aan spraak hebben. Het Leidsche publiek weet het nu voorgoed dat de Hollandsche Opera wat goeds vermag te geven, en wanneer een volgend seizoen het gezelschap weer eens tot ons komt, twyfel ik niet of de belangstelling zal ook dan groot en algemeen zyn. Gister avond was de opkomst zóó, als men die slechts zelden ziet; geene plaats op de ver schillende rangen was onbezet gebleven. En nu wilde ik wel dat ik het bierby laten kon, dat ik behalve al het goede, dat ik dankbaar pryzen moet, niets anders te ver moeden had. Maar bet is alweer als zoo vaak Men wil het puhliek waar voor zyn geld geven en dus moet de mooie, sobere eenheid, die een avond, uitsluitend door „Paljas" ge vuld, zou opleveren, weer verbroken worden door de toevoeging van een voor- of nastuk. In dit geval was daartoe uitgekozen de Cavalleria*', de welbekende, veelbesprokene, veelgespeelde, gezongene, geflotene, geneuriede „Cavalleria" dat tooneelwerk, dat als met een tooverslag Mascagni tot een beroemd en aangebeden man g imaakt heeft, dat zooveel bewondering ge wekt en ten opzichte van Leoncavallo zooveel twist en oneenigheid gesticht heeft. En nu ga ik aan het ketteren, en erg ook 1 Die „Caval leria" dan, ik kan het niet helpen, maar ik vind die zoo mooi niet als men zichzelven over 't algemeen wyemaakt; behalve het Intermezzo, het populaire en welluidende koor vóór de kerk en byv. nog de Serenade, doe ik de heele opera cadeau. En nu mag gerust iedereen medelydend zyne schouders ophalen over een dergeiyk gevoelen, ik biyf er by, en de uitvoering van gisteravond heen my, voor de zooveelste maal, nog in die opinie versterkt. Wat de vertolking betreft, die liet zoo on geveer alles te wenschen over. Hoe drommel is dat nu toch mogeiyk? Het was toch het zelfde koor, dezelfde juffrouw Yermeeren en dezelfde heer Yan der Hoeck. Maar jawel, in „Paljas" ging alles goed; in de „Cavalleria" echter zong mej. Vermeeren lang niet altyd zuiver en met veel minder middelen (zeker om zich te sparen?), terwyi hare actie een tonig en conventioneel was. Het koor v/as scherp, incorrect en ook dikwyis er naast. De heer v. d. Hoeck zong alsof hy een tekst boekje had ingeslikt en de bladen in zyne keel omgekruld zaten. Ik zeg nog eenshoe is dat nu mogelyk? Dat zyn van die mysteriën, die we maar met een droevig schokschouderen moeten laten voor wat ze zyn. Vergeiyk ook nog eens (en dat ie zicht baar en duideiyk) de beide libretto's. De ver taling of bewerking van „Paljas", meeren- deels in rymlooze verzen, van de hand des heeren Van der Linden, (heeft die nyvere orkestmeester voor alles tyd?) is hoogst t>e- vredigend, terwyi de tekst van de „Caval leria" eenvoudig beneden alle critiek is. Daar moest eene kundige hand zich ook nog eens mee bemoeien. Hollandsch laat zich uitstekend zingen, dat blykt overtuigend uit „Paljas", maar zóó'n tekst, neen, dat is wat al te bar l Maarde indruk, door de „Cavalleria" ge geven, moge dan al geheel onbevredigend zyn, we willen dat niet te zwaar laten wegen; „Paljas" was immers de hoofdzaak en dat was volkomen in staat alle rimpels weg te vegen en alle klachten te doen verstommen. Als eene welverdiende buide werden aan mej. Vermeeren oen bouquet, en aan Orelio en Pauwels fraaie kransen vereerd. Ten teeken van vriendschap en hartelykheid ontvingen mevr.- Orelio en de heer Van Gheluwo elk ook een huldeblyk. Ten slotte eene eigenaardige mededeeling omtrent „Paljas", wat den inhoud, de intrige, betreft. Het zal niemand in het hoofd op- kornon te zeggen dat het thema oud of althans al meer gebruikt is, en toch is dit zoo In het bekende Amerikaansche tydschrift „Harpers Weekly", in het Nr. van 17 Mei 1890, komt een novelletje voor, getiteld: „Senor Luiz's benefit". Het verhaaltje speelt in Zuid-Amerika en behandelt precies dezelfdo geschiedenis als in „Paljas". Met uitzondering van het tragische slot, geiykt de inhoud van het novelletje als twee druppels water op dien van Leoncavallo's werk. Da* is éón van die toevalligheden, die in de literatuur zoo 42) Achter den vorst en Hulda reden Eline Von Schönhausen en graaf Kiehl. Daarop volgde de vorstelyke koets. Deze was hooggeel ge schilderd en werd door vier paarden getrok ken. Daarin waren de vorstin en Von Schmunk- tau gezeten. Evenals den vorig9n keur, kwam graaf Von Stenwerck niet mede, hetgeen voor Laura eene groote teleurstelling was. Von Sehnwitz en Laura haastten zich om de torentrap af te dalen en vóór hunne gasten het slotplein te bereiken. Toen de reizigers af- en uitgestegen waren, werden zy door Laura en haren man harteiyk welkom geheeten, en nadat zy zich op hunne kamers wat opgefriacht hadden, zette men zich aan tafel. De vorstin had Laura hartelyk omhelsd en de vorst wa3 wel wat verlegen, toen hy zyne gastvrouw begroette, maar daar Laura hem vriendeiyk en vry moedig de hand dezelfde, waarmede zy hem zoo deerlyk verwond had - toestak, werd hy wat minder styf. Het ge beurde had een diepen indruk op hem ge maakt. Hy wa3 tot zichzelven ingekeerd, vond dat hy laag gehandeld had en nam zich voor, Laura nimmer meer door blik of woord te beleedigen. Ce eerste dagen gingen aangenaam voorby. De heeren togen reeds des morgens in de vroegte ter jacht en des «middags was er discours genoeg, om het onderhoud levendig te houden. De dames vermaakten zich met elkander en Laura lachto nu over hare dwaasheid, nameiyk dat zy zich verontrust had over de verhouding, waarin Hulda en Ludwig tot elkander stonden. Von Sehnwitz was beleefd, doch ook niets meer, en Hulda scheen van haren kant geene moeite te doen, hem aan zich te binden. Op een schoonen namiddag, dat Laura met Hulda in het park wandelde, zeide de eerste „Laura, zeg my eens: hebt ge nooit meer iets van eene verschyniDg op het slot gehoord, nadat myne arme Lieschen dien nacht zoo verschrikt is geworden?" „Ach, dat was immers niets dan verbeel ding 1" antwoordde Laura. „Zoudt gy dus des avonds dien toren alleen durven beklimmen?" vroeg Hulda. „Ik? zeide Laura; „nu, alleen niet graag; maar met Ludwig wel." „Met my ook niet?" „Ik geloof niet dat ik er moed toe zou hebben," zeide Laura; „maar waarvoor zou dat nuttig of noodig zyn?" „Willen wy dan voor de aardigheid heden avond, als de maan opgekomen is, in het park gaan wandelen?" zeide Hulda. „Ik wed dat wy niets zien, als wy naar den spooktoren opkyken," vervolgde zy vroolyk. „O, opzien naar den toren 1 Dat wil ik wel doen. Ik zal met u medegaan; en dan zal ik vragen, of Von Sehnwitz ons vergezellen wil," antwoordde Laura. „Neen, dat niet! Hy zou ons uitlachen en doDken dat wy niet alleen durfden gaan." „Allons doncl Na het souper vinden wy elkander in de vestibule." De dames waren al pratend binnengetreden en Laura wachtte niet zonder spanning den avond af. Toen het souper was afgeloopen en de heeren zich naar de rookkamer begeven had den, kwam Hulda naar Laura toe en fluisterde haar in het oor: „Hebt ge moed om met my mede te gaan?" „Ik vind het eigeniyk een dwaas plan," zeide Laura zenuwachtig; „maar ik wil nu niet moer terugtreden." Even daarna traden de beide dames gearmd het park in. Het was een wonderschoone avond. Zy boorden niets dan het zachte ruischen van een waterval in de nabyheid en het gekraak van hare eigen voetstappen op het kiezelzand. De koele najaarslucht en de vrees deden Laura beven, maar zy deed haar best, Hulda daarvan niets te laten bemerken. Zy dacht mei eon gevoel van schaamte aan de achter docht, die zy jegens hare vroegore vriendin gekoesterd had, en zy verbaasde zich, dat Hulda zich, niettegenstaande zy zeer goed wist, waarvan Laura haar verdacht had, zoo weinig gekrenkt toonde. Terwyi zy hierover peinsde, voelde zy op eens Huida's arm beven. Zy waren een eind het park ingewandeld en hadden juist besloten om terug te keeren. Toen zy zich omwendden, hadden zy het oog op den spooktoren, die op dit oogenblik helder tegen het donker blauwe uitspansel afstak. „Zie eens," zeide Hulda, schynbaar hevig ontsteld, terwyi zy met den vinger naar de richting van den toren wees. Laura verstyfde van schrik. Was het ver beelding of werkeiykheid, dat zy het toren- venster door eene witte gedaante zag openen? Eene hand strekte zich uit in de richting, waar het doodeiyk verschrikte tweetal stond, en het was alsof deze haar toewenkte. Daarop werd het venster gesloten; de ge stalte verdween en alles werd even stil en kalm als voorbeen. „Huidat Wat was dat?" zeide Laura met bevende stem. Hulda antwoordde niet. Zy stond met wyd opengespalkte oogen en het was alsof zy hare stem niet tot haar ge bruik bad. „Ik ben zoo bangl" fluisterde Laura; „laat ons spoedig naar huis gaanl Ach, wat was ik dwaas, om het verborgene to willen ont sluieren 1 Maar Ludwig zegt my ook altyd, dat, als het geweten rein is, men voor geene verscbyning, van wie dan ook, behoeft te vreezen." „Heeft hy dat gezegd l" zeide Hulda, die nu weer hare stem tot haren dienst scheen te hebben. Het was Laura alsof Huida's stem spottend klonk. Zy ergerde zich over hare vriendin. Waarom hadden die woorden den spotlust van Hulda opgewekt? „Ik ga nimmer meer hier op dit uur wan delen," zeide Laura. „Wilt ge wel gelooven, Hulda, dat, wanneer ik hier alleen was ge weest, ik het voorgevallene als een gezichts bedrog zou hebben beschouwd?" „Misschien hebben wy het ons wel ver beeld," antwoordde Hulda, die nu weer geheel van den schrik hersteld scheen te zyn. „Het maanlicht kan soms zulke verwonderiyke schaduwen op den wand tooveren." „Maar, Hulda, gy waart immers do eerste, die my op de verschijning attent maakte?" „Nu, laten wy maar onszelven trachton wijs te maken, dat het niets dan verbeelding geweest is; en wat ik u bidden mag, spreek er met geen woord tegen uw echtgenoot over. Hy zou u uitlachen en zeggen: „Uüd dor Menech versuche dio Göttor nicht Und bogohro Dimmer uni; nimmer zn echauon, Was aio guüdig belecken mit Nacht ond Granen." „Hu, ik ril er nog van," zeide Laura. „Voor geen geld beklim ik dion spooktoren zonder Ludwig." Laura herademde, toen zy de helder ver lichte receptiezaal binnentrad. Toen Hulda haar kort daarna goeden nachfc wenschte, zeide zy: „Nu, beste, vertel er niets van aan Von Sehnwitz; wy zouden morgen de „risée" vs*> alle gasten zyn." Nadat Laura op hare kamer gekomen wac, nam zy terstond een zeDUwstillend middel, dat Von Schmunktau haar voorgeschrevon had, in. Zy besloot bare gelofte gestand to doen, nameiyk bet voorgevallene aan niemand mede te deelen, maar één ding stond by haar vast. Zy wilde onder geen voorwendsel alleen op het slot Sehnwitz achterbiyven en zou tegeiyk met haren man naar de stad ver trekken. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1