IM0476. Woensdag 1® April. A0. 1894 geze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. IN BLOEI GEKNAKT. EIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZBB OOUBAim Voor Leiden per 8 maanden. c's Franco per poet :Qa Afeonderiyke Nommore f 1.10. a 0.05. PHIJS DEB ADVPIRTEN T1ÜN Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 17 April. De secretarie van den Senaat der Ryks- universiteit te Leiden maakt bekend dat btj hem ie ingekomen een antwoord op de prijs vraag, uitgeschreven door de faculteit van letteren en wijsbegeerte: „Critiache vergelij king van de Javaansche Menak", enz., inge zonden onder do zinspreuk: „Dimidium facti qui coepit habet". By koninklijk besluit is benoemd tot dijkgraaf van het hoogheemraadschap Rijnland, prov. Noord Holland en Zuid-Holland, mr. E. De Vries, thans secretaris van Rijnland. Uit Kopenhagen wordt geseind dat prof. M. J. De Goeje, te Leiden, tot lid der Doensche Maatschappij van Wetenschappen is benoemd. De Staatscourant van 17 dezer bevat de statuten van de afdeeling Leiden van de ver- eeniging van kleinhandelaren in sterken drank „Vergunning", welke als rechtspersoon erkend Is volgens de wet van 22 April 1855 (Stsbl. 32). Bij beschikking van den minister van binnenl. zaken, van 16 April, afd. Onderwijs, ia bepaald, dat de commissie, belast met het afnemen der examens B, volgens de artt. 61 65 van genoemde wet, voor het jaar 1894 zitting zal houden te Delft; en zyn benoemd tot lid en voorzitter der commissie, dr. S. Hoogewerff, hoogl. aan de Polytechnische School; en tot leden: J. C. Kluyver, hoogl. aan deRyksuDlvereitelt te Leidendr. P. Zeeman G.zn., J. Cardinaal, J. A. Snijders C.Jzn., dr. H. Behrens, J. M. Tolders en H. Cop, hoogl. aan de Polytechnische School, on P. Tetar van Elven, G. J. Morre, J. A. Van der Kloes, dr. R. Sissingh, en dr. J. De Vries, leeraren aan de Polytechnische School. Gistermiddag, ongeveer kwart voor tweeön, brachten HH. MM. de Koninginnen een bezoek aan de openbare Tusschenschool in de Achter-Raamstraat, hoofd de heer J. Straub, te 's-Gravenhage. HH. MM. werden door het hoofd der school ontvangen, die de hooge bezoeksters rondleidde en op de vele belangstellende vragen der Koningin-Regentes H. M. de noodige infor mation gaf. Het eerst werd een bezoek gebracht aan de laagste klasseD, waarvan de leerlingen, die eerst sedert 14 dagen ter school waren, voor de belde Koninginnen en op verlangen van H. M. eenige versjes zongen. Op de verdere wandeling door de verschillende lokalen, waar overal het gewone schoolwerk verricht werd, liet H. M. de Koningin-Regentes zich menig maal door het hoofd en de onderwijzers der klassen inlichten omtrent verscheidene zaken, die betrekking hadden op de onderwezen vakken. Vooral in het lezen en schriJvon der leerlingen stelde Koningin Emma veel belang, meer bepaald in het steilschrift, alsook ge schiedenis, aardrijkskunde en Nederlandsche taal in de verschillende klassen. Op verlangen der Koningin mochten de kinderen zich allen reeds om halfvier, dus een half uur vóór het einde van den schooltijd, naar huis begeven. De heer dr. Mouton, wethouder van onderwijs, kwam eerst tegen het einde van HH. MM.'s beioek, daar hy wegens de vergadering van het college van B. en Ws. verhinderd was vroeger aanwezig te zyn. Hare Majesteiten waren by haren rondgang in de school vergezeld van miss Saxton Winter, gouvernante van de Koningin, de hofdame baronesse Rengers en den adjudant van H. M., ritmeester jhr. Van Tets. Eene talrijke menigte wachtte aan den in gang van de Raamstraat by den Burgwal den terugkeer Harer MM. van dit bezoek af. De hoop, dat de geachte predikant bij de Evang.-Luth. gemeente te 's-Gravenhage, dr. M. J. Mees, herstellen zou van de hevige ziekte, welke zyne gezondheid diep geschokt heeft, mocht zich slechts gedurende korten tijd verwezenlijken. Zondag toch is de ge liefde leeraar, gelijk gisteren reeds werd ge meld, ontslapen. Zyn dood is een zware slag voor de Haagsche Luthersche gemeente, in wier midden hy nauwelijks een jaar ge leden zjjne intrede deed, komende uit Haarlem, alwaar hy vóór zyn beroep naar Den Haag als Luthersch predikant werkzaam was. Behalve in die plaatsen, was de heer Mees ook predikant te Harlingen en te Barendrecht, in laatstgenoemde gemeente by de Hervormde Kerk, waaruit hy by de Luthersche overging. Op den kansel en in andere kringen blonk dr. Mees uit door zyn redenaarstalent, dat hy, behalve in de kerk, dienstbaar maakte tot bevordering van het godsdienstig en maat- schappeiyk leven. Hoewel nog niet lang het predikambt te 's-Gravenhage vervullende, was hy een be mind voorganger by 2yne gemeentenaren. Zyn dood brengt ook rouw in den Protestan tenbond, welk lichaam een zoo krachtingen steun in Mees bezat. Zaterdag, na afloop van de werkzaam heden der Staatscommissie voor de droog legging van de Zuiderzee, bood de minister van waterstaat, handel en ny verheid als voor zitter, het college een luisterryk gastmaal aan in het „Hotel den Ouden Doelen." De tafel was aangerecht in de groote eetzaal. De minister, in het midden gezeten, had aan beide zyden zeven leden en zoo ook mevrouw Lely, die tegenover haren echtgenoot had plaats genomen. De eersto dronk was gewyd aan Hare Majesteiten de Koninginnen. Naar de „N. R. C." verneemt, hebben de leden der commissie Zaterdag het eindrapport vastgesteld en geteekend. Gereformeerde Kerken. Aangenomen is het beroep te Waddingeveen door ds. T. De Jager Sz., te Nyega. Tot mededirecteur der „Delftsche Brood fabriek" is benoemd de heer J. Perk Jr. Naar de „Bakkerscourant" verneemt, is mr. P. Tjeenk Willink benoemd tot secretaris der directie van de Nederl. gist- en spiritus fabriek, directie de hh. J. C. Van Marken en F. G. Waller, te Delft. De Haagsche kroniekschryver der „N. Gr. Ct." zegt, dat hy vernomen heeft, dat de heer Gleichman stellig voor Rotterdam zal gaan zitten, zoo Amsterdam hom niet her kiest, en dus voor Den Haag zal bedanken. Hy gelooft dat de heer Tak in elk geval voldoende versterkt uit den stryd zal komen om met vruoht het werk voort te zetten, dat hy heeft ondernomen, en verwacht dan de openbaarmaking van de aanleidende oorzaken tot de ontbinding. In de voordracht ter benoeming van eene onderwyzeres 4de kl. aan de openbare koste- looze school aan de Bleekerslaan te 's-Graven hage staan: mej. J. M. Byn Gebing, tyd. onderw. aan die school, mej. J. H. Van Waveren, ond. te HUlegom, en mej. M. E. Van der Lee, ond. te Rockanje. By koninkiyk besluit van 14 dezer is bepaald, dat eene commissie van deskundigen gehoord zal worden over de vraag, in hoe verre de bepalingen van het kon. besluit van 27 Maart 1888 (Stsbl. 07), gewyzigd by die van 12 Mei 1889 (Stsbl. 62) en van 9 October 1889 (Stsbl. 128) en aangevuld by die van 20 Mei 1890 (Stsbl. 92) en van 17 Nov. 1892 (Stsbl. 254), ten opzichte van de varkensziekte wyziging of Intrekking behoeven, alsmede in hoeverre andere wyzigingen van voornoemd koninkiyk besluit wenschelyk zyn, meer byzonder ten opzichte van de bepalingen be treffende de schaapspokken en het miltvuur; en zyn benoemd: tot lid en voorzitter dier commissie dr. W. P. Ruysch, adviseur voor de medische en veterinaire politie bij het departement van binnenlandsche zaken, en tot leden dr. A. W. H. Wirtz, directeur der Ryks- veGartsenyschool te Utrecht; M. J. Hengeveld G.Jzn., districts-veearts te Haarlem; Th. G. Van Ryssel, districts-veearts te Dordrecht, en H. Van Staa, districts veearts te Leeuwarden terwyl voorts is bepaald dat de commissie hare zittingen zal houden te 's Gravenhage. Te Haarlem is gisternamiddag, in den leeftyd van ruim 76 jaren, na eene langdurige ziekte, overleden de heer A. C. Kruseman, stichter van een uitgebreiden boekhandel aldaar en uitgever van tal van kostbare werken, zooals Bilderdyk's en Da Costa's Complete Dichtwerken, Ons voorgeslacht, De Wetenschappeiyke bladen, Het Album der natuur, De aarde en haar volken," enz. Zelf schreef hy een aantal letterkundige opstellen. De overledene was lid van verschillende letterkundige genootschappen, vroeger lid en voorzitter van de te Haarlem bestaande com- missiën van middelbaar en lager onderwys, van de Maatschappy tot Nut van 't Algemeen, enz. De heer Kruseman was ridder der orde van de Eikekroon en die van den Neder- landschen Leeuw. Uit goede bron verneemt de „Tel." dat, mocht dr. Schaepman te Hilversum en te Breukelen verkozen worden, hy voor Hilver sum zou zitting nemen en voor Almeloo en Breukelen zou bedanken. Op 28 April a. s. zal H. M. de koningin van Engeland in Ylissingen aankomen, om van daar weer naar Engeland over te steken. Ter gelegenheid van de feestelyke her denking, door het Heilsleger, in het begin van Juli as., van het jubileum van hun generaal Booth, zullen ook ongeveer 200 Heilssoldaten uit ons land naar Engeland vertrekken tot bywoning der feestelykheden. Men meldt aan het 0Vad." uit Antwerpen, dat Nederland op de a. s. tentoonstelling tydig gereed zal zyn. Tien waggons met goederen uit ons land zyn er al aangekomen en de kisten zyn in de voor Nederland bestemde ruimte gebracht: Men kan nu met uitpakken beginnen. De minister van financiën maakt bekend dat op 14 dezer by de betaalmeesters in kas was 1,586,675.89, en dat op denzelfden dag door de Nederlandsche Bank, ingevolge art. ll&ts van haar octrooi, aan 's lands kas een voorschot was verstrekt ten bedrage van 2,328,960.097,. Door de Holl. IJzeren-Spoorwegmaat- schappy is aanbesteed het uitvoeren van onderhoudswerken op de spoorwegen Amster damRotterdam, Schiedam Hoek van Hol land en op het gemeenschappeiyk station' Rotterdam Maas. Minste inschrijvers waren: perc. 1 T. T. Maas, Haarlem, voor 10,070; perc. 2 R. Van Dyk, Noordwykerhout, ƒ9,310; perc. 3 M. Meyers, Delft, ƒ10,777; perc. 4,5 en 6 G. D. v. Doorn, Amsterdam, ƒ17,600; perc. 7 J. Van Gelder, Haarlem, 5,895. Joh. M. Coenen is door do directie van het „Paleis voor Volksviyt" te Amsterdam opnieuw als orkest-directeur aangesteld, met opdracht tot de vorming van een nieuw orkest. De heer A. W. Vinkhuyzen, intendant van de goederen der Groothertogin van Saksen, Prinses Sophie der Nederlanden, is van zyn verbiyf te Weimar in de residentie terugge keerd. De minister van binnenlandsche zaken, de heer Tak Van Poortvliet, ging gistermiddag per Holl. Spoor naar Amsterdam. Het stoomschip „Gedeh", van Rptterdam naar Batavia, arriveerde 15 April te Southamp ton; de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 14 April Gibraltar; de „Prins Willem II", van Suriname naar Amsterdam, arriveerde 15 April te Havre; de „Antenor", van Amsterdam via Liverpool naar Java, arri veerde vóór 16 April te Singaporede „Eoam" arriveerde 16 April van Rotter iam teNieuw- York. By koninkiyk besluit is mr. G. H. Barnet Lyon, agent-generaal in Suriname, thans met verlof hier te lande, benoemd tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw. Met ingang van 1 Mei a. s. benoemd tot onderwyzer in do gymnastiek by de Rijks kweekschool voor onderwyzers te Nymegon, R. Franssen, aldaar. Op hun verzoek eervol ontslag verleend aanJ. Geluk Pz., als gezworen van het waterschap St.-Maartensdijk, met bepaling dat het ontslag zal ingaan 1 Mei a. 8.; G. J. Lette, als gezworen van den polder don Oosteren- ban van Schouwen. Het Tooneel. „Mynlieer de Consul" is my tegengevallen. Afgaande op de welbekende namen van Schönthan en Kadelburg, zou men, als vanouds, eene echte, typische Duitsche Posse verwachten, die, zonder pretentie te maken van letterkundige waarde, tooneelmatig uitstekend in elkaar zit, handig bedacht is en met veel routineen loshehl uitgewerkt. Enkele van de goede eigenschappen, aie de waariyk niet onverdienstelijke schry vers anders kenmerkten, hebben hen ditmaal in den steek gelaten. Over het geheel genomen vind ik „Mynhoor de Consul" een mislukt stuk. De teekening van den hoofdpersoon is ver keerd, niet volgehouden en te schetsachtig; als bypersoon zou hy goede diensten kunnen bewyzen, maar als hoofdpersoon kan hy niet de noodige belangstelling inboezemen. Den omkeer in zyn karakter zien wy, doch be grijpen hem niet. Hy wordt door niets ge motiveerd. Ook by andere overgangen doet die fout zich voor. Het stuk gaat met Ljhokjes voort, soms zeer abrupt on onlogisch; het geheel maakt den indruk vau slordigheid. Dat stuk is niet af, de schrijvers hadden nog eens een poosje moeten schaven en V'en, wikken en wegen, alvorens het voor „tooneel- klaar" de wereld in te zenden. In het eerste bedryf zal men zóó aan tafel gaan, maar door eene enkele opmerking, die tot een ruzietje aanleiding geeft, vergeten allen dat en wordt er een speeltafeltje klaar gezet. Dat is on handige nonsens. In het tweede bedrijf 's de scène tusschen Mr. Otto Keering on de jeugdigde Sidonie weinig beter dan onzin. Het karakter van Keering is niet zóódanig geteekend, dat men hem eene dergeiyko gekken-handelwyze kan toedichten van zich een engagement te laten aanleunen, waaromtrent hy nog geen twee minuten geleden kalui en ernstig verzekerd heeft dat hy er niet aan dacht. Dat is te gek 1 Het publiek is nu wel goedlachsch en denkt er misschien zoo niot by, maar men kan het toch maar niet alies voor zoeie koek laten opeten. Nadat het zaakje tusschen Keering en Sidonie in orde is, komt vriend Bink en stuurt het eventjes weer in de war, zoodat Sidonie boos wegloopt. Een minuutje later komt zy terug en is alle", weer rozengeur en maneschynl Hoe is dat in zyn werk gegaan? Dat hadden wy wol eens willen zien, althans er iets over hooren. Hei slot is gebrekkig. Nu ja, de menschen krygen elkaar, maar is het karakter van den Consul nu veranderd of niet? Daaromtrent tistei' wy in het duister; de boel loopt eigen- ïyk een beetje in de war en met een soort hoeraatje is het stuk ineens uit. De indruk, door het stuk als zoodanig achtergelaten, is dan ook onbevredigend; bet is het slechtete werk, dat ik ooit van Schönthan gezien heb. Afgezien van deze algemeene aanmerking, erken ik graag dat er weer aardige tooneeltjios in voorkomen, dat er enkele goodo zetten in zyn en dat het aan enkele artlstou eene wol kome gelegenheid biedt om vlug en vroolyk te 6pelen. Om dan, in de eerste plaat6, Willem Vau Znylon te bespreken: Met zyno opvatting ben ik het ten eenenmale oneens. Over dit punt van smaak valt misschien niet te twisten, maar toch zal ik zeggen waarom ik er zóó over denk De titel voor d- Hollandsoho ver taling is allerongelukkigst gekozen. DeDuit6che titel: „Der Herr Senator" zegt voor Duitsche ooren iets, voor ons Hollandsch gehoor zegt „Mynheer do Consul" niets niemendal. Zoo, 86) „Als ge dat denkt, dan zal ik geene moeite meer doen, my zelve vry te spreken," ant woordde Laura trotsch. „Dus dan biyft my alleen de afrekening met graaf Kiehl over, nietwaar?" „Graaf Kiehl had my beter moetan kennen dan hy getoond heeft te doenmaar de woor den der waarzegster hadden zyn hoofd op hol gebraoht. Ge moet niet vergeten, dat veel verstandiger menschen dan hy in dwazen veranderd zyn, wanneer zy beminden." „Ik zal morgen met hem spreken; heden avond gaf hy my niets dan ontwykende ant woorden." „Ik vond dat uwe geleidster al eene zeer fraaie rol gospeeld heeft," zeide Laura spottend. „Maar, Lu, hoe kondt ge denken dat ik zóó slecht was?" „Moest ik het niet gelooven, toen ik je in de armen van een ander zag?" „Lu," zeide Laura, terwyl zy hem diep in de oogen keek, „wanneer soms iemand het weer mocht wagen, zich tusschen u en my te stellen, ach, beloof my dan, dat ge die lasteriyke woorden niet gelooven zult. Ik heb je innig lief; waariyk, nimmer zal een ander je plaats in myn hart innamen." Von Sehnwitz was aangedaan. Hy omhelsde zyn vrouwtje met tranen in de oogenalle achterdocht was geweken en Hulda moest tot hare groote spyt ondervinden, dat haar toeleg wederom mislukt was. „Alles tever geefs," mompelde zy tusschen de tanden, toen zy bemerkte dat Von Sehnwitz geene oogen of ooren had dan voor Laura; maar juist om dat zy, de alom gevierde schoone, door hem veronachtzaamd werd, was haar noodlottige hartstocht des te meer geprikkeld geworden. Dien avond zeide zy tot graaf Kiehl, toen zy hom goeden nacht wenschte: „Graaf, ge 8chynt by ooze gastvrouw in blakende gunst te staan?" Toen de graaf haar verbaasd aanstaarde, vervolgde zy: „Wel, zy heeft u Immers gister avond een rendez-vous toegestaan?" „My?" zeide de graaf, „u zult misschien zelve het beste weten, wat er van deze zaak waar is. Ik heb my deeriyk laten beetnemen l" „Maar mynheer was toch wel te vinden om op dien avond van het bal de rol van nar op zich te nemen, toen het er op aankwam de schoone Laura om den tuin te leiden l" spotte Hulda. „Helaas, freule, gedane zaken nemen geen keermaar dit kan ik u zeggenIk heb my nu tweemaal door myn hartstocht laten mede slepen, maar ik zal trachten te voorkomen, dat zoo iets my voor de derde maal weer overkomt," zeide graaf Kiehl ernstig. „Ah, vous avez de bonnes intentions, myn heer de graafI" antwoordde Hulda spottend. „De toekomst zal leeren of zy opgevolgd zullen worden. Hebt u wel opgemerkt dat de vorst de laatste dagen smooriyk verliefd op Laura is? Den vorigen nacht heeft men op ziin bevel de zeldzaamste bloemen van het paleis gehaald, om er Laura's boudoir mede op te sierenl" Graaf Kiehl werd bleek en beet zich op de lippeD. „De vorst is voor zyne eigen handelingen aansprakeiyk," zeide hy op onverschilligen toon„daarenboven begrijp ik niet wat wonder- ïyks er in steekt, wanneer men onzebekoor- ïyke gastvrouw van bloemen voorziet." „Ach, ge zyt reeds zoolang aan het hof en nog zoudt ge onzen Doorluchtigen vorst niet kennen?" antwoordde Hulda spottend. „Freule Von Hohenstein," zeide graaf Kiehl ernstig, „welke de plannen van den vorst ook mogen zyn zy zullen alle afstuiten op Laura's gevoel van eer en plicht daaren boven zou de persoon van den vorst al zeer weinig geschikt zyn, om gevaariyk voor Laura's gemoedsrust te worden." „Nu, Hendrik de Vierde van Frankrijk was ook geen „beauté," en toch heeft hy zich op de gunst van vele beruchte schoonheden kunnen beroemen." „U vergeet dat er ten allen tyde vrouwen geweest zyn, die haar eergevoel prijsgaven om hare eerzucht te bevredigen, eene treurige hoedanigheid voorzeker; maar niemand zal zeker Laura Vor. Sehnwitz van zoo iets ver denken. Daarenboven heeft zy haren echtgenoot boven alles lief." „Zoo, denkt ge dat?" zeide Hulda spottend. „Ik dacht dat zy niet onge voelig was voor de huldebewyzen van een zekeren vriend des huizes?" Graaf Kiehl werd rood. Hulda, die deed alsof zy dit niet bemerkte, vervolgde: „Zoudt ge denken dat Von Sehnwitz zyn vrouwtje even lief heeft, als ge meent dat zy hom bemint?" „Ik heb geene reden om daaraan te twy- felen," antwoordde de graaf. „Nous verronsl" mompelde Hulda, de schou ders ophalend, „maar," vervolgde zy: „houd den vorst in het oog; geloof my, ik zeg het in uw eigen belang." Graaf Kiehl boog oven en verliet Hulda, die hem met een triomfanteiyken blik nazag. De graaf was zeer ontsteld. Hy wist nu dat hy niet alleen den vorst, maar ook Hulda in het oog moest houden, en het was voor zeker geene aangename taak, die hy zich- zeiven oplegde. Hy had zeer goed bemerkt, dat Laura' niet was als andere lichtzinnige vrouwen, die haar geluk zochten in het maken van conquête3, maar dat zy met hart en ziel aan haren echtgenoot gehecht was. Zyn beter ik ontwaakte en hy trachtte de in hem op komende goede voornemens aan te kweeken. XVIII. Den volgenden morgen werd er weder eene zeer fraaie collectie bloemen aan Laura's adres bezorgd, en toen de vorst zich in den voor middag liet aandienen, daar hy baar iets te zeggen had, gevoelde Laura zich onrustig en angstig te moede. Nadat de vorst haar begroet en plaats ge nomen had, zeide hy, toen Laura hem voor de bloemen bedankte: „Toen ik hedenmorgen de zaal doorging, waar de portretten uwer voorvaderen verzameld zyn, ontbrak aldaar, tot myne niet geringe verbazing, het uwe. Zooals u weet, mevrouw, is het schilderen myne lievelingsbezigheid en nu wilde ik u heden voorstellen, my te vergunnen uw conter- feitsel op het doek te mogen brengen. Ik behoef u niet te verzekeren dat ik met veel genoegen dit werk zal volbrengen en ben verlangend van u te vernemen, wanneer het u behaagt de eerste séance te doen plaats hebben." Laura wist niet wat te antwoorden, maar gelukkig kwam juist op dit oogenblik Von Sehnwitz binnen, wien zy het aanbod van den vorst mededeelde. Hy dacht even na en zeide toen: „My dunkt, lieve, dat wy dit vereerend verzoek met dankbaarheid moeten aannemen." Laura stemde pyniyk lachend toe en dien zelfden middag ving de vorst reeds met zyn werk aan. Natunriyk juichten de overige gasten het plan van hun heer en meester toe, hoewel de meesten vreesden dat Laura meer verdriet dan genoegen zou hebben van de eer, die haar was te beurt gevallen. Toen de vorst het voornemen aan zyne gemalin mededeelde, zeide deze: „My dunkt, dat ge eene zware taak op u genomen hebt. Zyt ge vergoten dat er por tretten in die zaal hangen, door Rembrandt en Van Dyck geschilderd; en ziet ge niet in, dat het voor u, als dilettant, bespotteiyk is u met die kunstenaars te willen meten? Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1