IM0476.
Woensdag 1® April.
A0. 1894
geze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IN BLOEI GEKNAKT.
EIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZBB OOUBAim
Voor Leiden per 8 maanden.
c's Franco per poet
:Qa Afeonderiyke Nommore
f 1.10.
a
0.05.
PHIJS DEB ADVPIRTEN T1ÜN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Leiden, 17 April.
De secretarie van den Senaat der Ryks-
universiteit te Leiden maakt bekend dat btj
hem ie ingekomen een antwoord op de prijs
vraag, uitgeschreven door de faculteit van
letteren en wijsbegeerte: „Critiache vergelij
king van de Javaansche Menak", enz., inge
zonden onder do zinspreuk: „Dimidium facti
qui coepit habet".
By koninklijk besluit is benoemd tot
dijkgraaf van het hoogheemraadschap Rijnland,
prov. Noord Holland en Zuid-Holland, mr. E.
De Vries, thans secretaris van Rijnland.
Uit Kopenhagen wordt geseind dat prof.
M. J. De Goeje, te Leiden, tot lid der Doensche
Maatschappij van Wetenschappen is benoemd.
De Staatscourant van 17 dezer bevat de
statuten van de afdeeling Leiden van de ver-
eeniging van kleinhandelaren in sterken drank
„Vergunning", welke als rechtspersoon erkend
Is volgens de wet van 22 April 1855 (Stsbl. 32).
Bij beschikking van den minister van
binnenl. zaken, van 16 April, afd. Onderwijs,
ia bepaald, dat de commissie, belast met het
afnemen der examens B, volgens de artt.
61 65 van genoemde wet, voor het jaar 1894
zitting zal houden te Delft; en zyn benoemd
tot lid en voorzitter der commissie, dr. S.
Hoogewerff, hoogl. aan de Polytechnische
School; en tot leden: J. C. Kluyver, hoogl.
aan deRyksuDlvereitelt te Leidendr. P. Zeeman
G.zn., J. Cardinaal, J. A. Snijders C.Jzn., dr.
H. Behrens, J. M. Tolders en H. Cop, hoogl.
aan de Polytechnische School, on P. Tetar van
Elven, G. J. Morre, J. A. Van der Kloes, dr.
R. Sissingh, en dr. J. De Vries, leeraren aan
de Polytechnische School.
Gistermiddag, ongeveer kwart voor
tweeön, brachten HH. MM. de Koninginnen
een bezoek aan de openbare Tusschenschool in
de Achter-Raamstraat, hoofd de heer J. Straub,
te 's-Gravenhage.
HH. MM. werden door het hoofd der school
ontvangen, die de hooge bezoeksters rondleidde
en op de vele belangstellende vragen der
Koningin-Regentes H. M. de noodige infor
mation gaf.
Het eerst werd een bezoek gebracht aan
de laagste klasseD, waarvan de leerlingen, die
eerst sedert 14 dagen ter school waren, voor
de belde Koninginnen en op verlangen van
H. M. eenige versjes zongen. Op de verdere
wandeling door de verschillende lokalen, waar
overal het gewone schoolwerk verricht werd,
liet H. M. de Koningin-Regentes zich menig
maal door het hoofd en de onderwijzers der
klassen inlichten omtrent verscheidene zaken,
die betrekking hadden op de onderwezen
vakken. Vooral in het lezen en schriJvon der
leerlingen stelde Koningin Emma veel belang,
meer bepaald in het steilschrift, alsook ge
schiedenis, aardrijkskunde en Nederlandsche
taal in de verschillende klassen.
Op verlangen der Koningin mochten de
kinderen zich allen reeds om halfvier, dus
een half uur vóór het einde van den schooltijd,
naar huis begeven.
De heer dr. Mouton, wethouder van onderwijs,
kwam eerst tegen het einde van HH. MM.'s
beioek, daar hy wegens de vergadering van
het college van B. en Ws. verhinderd was
vroeger aanwezig te zyn.
Hare Majesteiten waren by haren rondgang
in de school vergezeld van miss Saxton Winter,
gouvernante van de Koningin, de hofdame
baronesse Rengers en den adjudant van H. M.,
ritmeester jhr. Van Tets.
Eene talrijke menigte wachtte aan den in
gang van de Raamstraat by den Burgwal den
terugkeer Harer MM. van dit bezoek af.
De hoop, dat de geachte predikant bij
de Evang.-Luth. gemeente te 's-Gravenhage,
dr. M. J. Mees, herstellen zou van de hevige
ziekte, welke zyne gezondheid diep geschokt
heeft, mocht zich slechts gedurende korten
tijd verwezenlijken. Zondag toch is de ge
liefde leeraar, gelijk gisteren reeds werd ge
meld, ontslapen. Zyn dood is een zware
slag voor de Haagsche Luthersche gemeente,
in wier midden hy nauwelijks een jaar ge
leden zjjne intrede deed, komende uit Haarlem,
alwaar hy vóór zyn beroep naar Den Haag
als Luthersch predikant werkzaam was.
Behalve in die plaatsen, was de heer Mees
ook predikant te Harlingen en te Barendrecht,
in laatstgenoemde gemeente by de Hervormde
Kerk, waaruit hy by de Luthersche overging.
Op den kansel en in andere kringen blonk
dr. Mees uit door zyn redenaarstalent, dat hy,
behalve in de kerk, dienstbaar maakte tot
bevordering van het godsdienstig en maat-
schappeiyk leven.
Hoewel nog niet lang het predikambt te
's-Gravenhage vervullende, was hy een be
mind voorganger by 2yne gemeentenaren.
Zyn dood brengt ook rouw in den Protestan
tenbond, welk lichaam een zoo krachtingen
steun in Mees bezat.
Zaterdag, na afloop van de werkzaam
heden der Staatscommissie voor de droog
legging van de Zuiderzee, bood de minister
van waterstaat, handel en ny verheid als voor
zitter, het college een luisterryk gastmaal
aan in het „Hotel den Ouden Doelen." De
tafel was aangerecht in de groote eetzaal.
De minister, in het midden gezeten, had aan
beide zyden zeven leden en zoo ook mevrouw
Lely, die tegenover haren echtgenoot had
plaats genomen.
De eersto dronk was gewyd aan Hare
Majesteiten de Koninginnen.
Naar de „N. R. C." verneemt, hebben de
leden der commissie Zaterdag het eindrapport
vastgesteld en geteekend.
Gereformeerde Kerken. Aangenomen
is het beroep te Waddingeveen door ds. T.
De Jager Sz., te Nyega.
Tot mededirecteur der „Delftsche Brood
fabriek" is benoemd de heer J. Perk Jr.
Naar de „Bakkerscourant" verneemt, is
mr. P. Tjeenk Willink benoemd tot secretaris
der directie van de Nederl. gist- en spiritus
fabriek, directie de hh. J. C. Van Marken en
F. G. Waller, te Delft.
De Haagsche kroniekschryver der „N.
Gr. Ct." zegt, dat hy vernomen heeft, dat de
heer Gleichman stellig voor Rotterdam zal
gaan zitten, zoo Amsterdam hom niet her
kiest, en dus voor Den Haag zal bedanken.
Hy gelooft dat de heer Tak in elk geval
voldoende versterkt uit den stryd zal komen
om met vruoht het werk voort te zetten, dat
hy heeft ondernomen, en verwacht dan de
openbaarmaking van de aanleidende oorzaken
tot de ontbinding.
In de voordracht ter benoeming van eene
onderwyzeres 4de kl. aan de openbare koste-
looze school aan de Bleekerslaan te 's-Graven
hage staan: mej. J. M. Byn Gebing, tyd.
onderw. aan die school, mej. J. H. Van Waveren,
ond. te HUlegom, en mej. M. E. Van der Lee,
ond. te Rockanje.
By koninkiyk besluit van 14 dezer is
bepaald, dat eene commissie van deskundigen
gehoord zal worden over de vraag, in hoe
verre de bepalingen van het kon. besluit van
27 Maart 1888 (Stsbl. 07), gewyzigd by die
van 12 Mei 1889 (Stsbl. 62) en van 9 October
1889 (Stsbl. 128) en aangevuld by die van 20
Mei 1890 (Stsbl. 92) en van 17 Nov. 1892
(Stsbl. 254), ten opzichte van de varkensziekte
wyziging of Intrekking behoeven, alsmede in
hoeverre andere wyzigingen van voornoemd
koninkiyk besluit wenschelyk zyn, meer
byzonder ten opzichte van de bepalingen be
treffende de schaapspokken en het miltvuur;
en zyn benoemd: tot lid en voorzitter dier
commissie dr. W. P. Ruysch, adviseur voor
de medische en veterinaire politie bij het
departement van binnenlandsche zaken, en tot
leden dr. A. W. H. Wirtz, directeur der Ryks-
veGartsenyschool te Utrecht; M. J. Hengeveld
G.Jzn., districts-veearts te Haarlem; Th. G.
Van Ryssel, districts-veearts te Dordrecht, en
H. Van Staa, districts veearts te Leeuwarden
terwyl voorts is bepaald dat de commissie
hare zittingen zal houden te 's Gravenhage.
Te Haarlem is gisternamiddag, in den
leeftyd van ruim 76 jaren, na eene langdurige
ziekte, overleden de heer A. C. Kruseman,
stichter van een uitgebreiden boekhandel
aldaar en uitgever van tal van kostbare
werken, zooals Bilderdyk's en Da Costa's
Complete Dichtwerken, Ons voorgeslacht, De
Wetenschappeiyke bladen, Het Album der
natuur, De aarde en haar volken," enz. Zelf
schreef hy een aantal letterkundige opstellen.
De overledene was lid van verschillende
letterkundige genootschappen, vroeger lid en
voorzitter van de te Haarlem bestaande com-
missiën van middelbaar en lager onderwys,
van de Maatschappy tot Nut van 't Algemeen,
enz. De heer Kruseman was ridder der orde
van de Eikekroon en die van den Neder-
landschen Leeuw.
Uit goede bron verneemt de „Tel." dat,
mocht dr. Schaepman te Hilversum en te
Breukelen verkozen worden, hy voor Hilver
sum zou zitting nemen en voor Almeloo en
Breukelen zou bedanken.
Op 28 April a. s. zal H. M. de koningin
van Engeland in Ylissingen aankomen, om
van daar weer naar Engeland over te steken.
Ter gelegenheid van de feestelyke her
denking, door het Heilsleger, in het begin van
Juli as., van het jubileum van hun generaal
Booth, zullen ook ongeveer 200 Heilssoldaten
uit ons land naar Engeland vertrekken tot
bywoning der feestelykheden.
Men meldt aan het 0Vad." uit Antwerpen,
dat Nederland op de a. s. tentoonstelling tydig
gereed zal zyn. Tien waggons met goederen
uit ons land zyn er al aangekomen en de
kisten zyn in de voor Nederland bestemde
ruimte gebracht: Men kan nu met uitpakken
beginnen.
De minister van financiën maakt bekend
dat op 14 dezer by de betaalmeesters in kas
was 1,586,675.89, en dat op denzelfden dag
door de Nederlandsche Bank, ingevolge art.
ll&ts van haar octrooi, aan 's lands kas een
voorschot was verstrekt ten bedrage van
2,328,960.097,.
Door de Holl. IJzeren-Spoorwegmaat-
schappy is aanbesteed het uitvoeren van
onderhoudswerken op de spoorwegen Amster
damRotterdam, Schiedam Hoek van Hol
land en op het gemeenschappeiyk station'
Rotterdam Maas. Minste inschrijvers waren:
perc. 1 T. T. Maas, Haarlem, voor 10,070;
perc. 2 R. Van Dyk, Noordwykerhout, ƒ9,310;
perc. 3 M. Meyers, Delft, ƒ10,777; perc. 4,5
en 6 G. D. v. Doorn, Amsterdam, ƒ17,600;
perc. 7 J. Van Gelder, Haarlem, 5,895.
Joh. M. Coenen is door do directie van
het „Paleis voor Volksviyt" te Amsterdam
opnieuw als orkest-directeur aangesteld, met
opdracht tot de vorming van een nieuw orkest.
De heer A. W. Vinkhuyzen, intendant
van de goederen der Groothertogin van Saksen,
Prinses Sophie der Nederlanden, is van zyn
verbiyf te Weimar in de residentie terugge
keerd.
De minister van binnenlandsche zaken,
de heer Tak Van Poortvliet, ging gistermiddag
per Holl. Spoor naar Amsterdam.
Het stoomschip „Gedeh", van Rptterdam
naar Batavia, arriveerde 15 April te Southamp
ton; de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar
Batavia, passeerde 14 April Gibraltar; de „Prins
Willem II", van Suriname naar Amsterdam,
arriveerde 15 April te Havre; de „Antenor",
van Amsterdam via Liverpool naar Java, arri
veerde vóór 16 April te Singaporede „Eoam"
arriveerde 16 April van Rotter iam teNieuw-
York.
By koninkiyk besluit is mr. G. H. Barnet
Lyon, agent-generaal in Suriname, thans met
verlof hier te lande, benoemd tot ridder in de
orde van den Nederl. Leeuw.
Met ingang van 1 Mei a. s. benoemd tot
onderwyzer in do gymnastiek by de Rijks
kweekschool voor onderwyzers te Nymegon,
R. Franssen, aldaar.
Op hun verzoek eervol ontslag verleend
aanJ. Geluk Pz., als gezworen van het
waterschap St.-Maartensdijk, met bepaling dat
het ontslag zal ingaan 1 Mei a. 8.; G. J. Lette,
als gezworen van den polder don Oosteren-
ban van Schouwen.
Het Tooneel.
„Mynlieer de Consul" is my tegengevallen.
Afgaande op de welbekende namen van
Schönthan en Kadelburg, zou men, als vanouds,
eene echte, typische Duitsche Posse verwachten,
die, zonder pretentie te maken van letterkundige
waarde, tooneelmatig uitstekend in elkaar zit,
handig bedacht is en met veel routineen loshehl
uitgewerkt. Enkele van de goede eigenschappen,
aie de waariyk niet onverdienstelijke schry vers
anders kenmerkten, hebben hen ditmaal in den
steek gelaten. Over het geheel genomen vind
ik „Mynhoor de Consul" een mislukt stuk.
De teekening van den hoofdpersoon is ver
keerd, niet volgehouden en te schetsachtig;
als bypersoon zou hy goede diensten kunnen
bewyzen, maar als hoofdpersoon kan hy niet
de noodige belangstelling inboezemen. Den
omkeer in zyn karakter zien wy, doch be
grijpen hem niet. Hy wordt door niets ge
motiveerd. Ook by andere overgangen doet
die fout zich voor. Het stuk gaat met Ljhokjes
voort, soms zeer abrupt on onlogisch; het
geheel maakt den indruk vau slordigheid.
Dat stuk is niet af, de schrijvers hadden nog
eens een poosje moeten schaven en V'en,
wikken en wegen, alvorens het voor „tooneel-
klaar" de wereld in te zenden. In het eerste
bedryf zal men zóó aan tafel gaan, maar door
eene enkele opmerking, die tot een ruzietje
aanleiding geeft, vergeten allen dat en wordt
er een speeltafeltje klaar gezet. Dat is on
handige nonsens.
In het tweede bedrijf 's de scène tusschen Mr.
Otto Keering on de jeugdigde Sidonie weinig
beter dan onzin. Het karakter van Keering
is niet zóódanig geteekend, dat men hem eene
dergeiyko gekken-handelwyze kan toedichten
van zich een engagement te laten aanleunen,
waaromtrent hy nog geen twee minuten geleden
kalui en ernstig verzekerd heeft dat hy er niet
aan dacht. Dat is te gek 1 Het publiek is nu wel
goedlachsch en denkt er misschien zoo niot
by, maar men kan het toch maar niet alies
voor zoeie koek laten opeten. Nadat het
zaakje tusschen Keering en Sidonie in orde
is, komt vriend Bink en stuurt het eventjes
weer in de war, zoodat Sidonie boos wegloopt.
Een minuutje later komt zy terug en is alle",
weer rozengeur en maneschynl Hoe is dat
in zyn werk gegaan? Dat hadden wy wol
eens willen zien, althans er iets over hooren.
Hei slot is gebrekkig. Nu ja, de menschen
krygen elkaar, maar is het karakter van den
Consul nu veranderd of niet? Daaromtrent
tistei' wy in het duister; de boel loopt eigen-
ïyk een beetje in de war en met een soort
hoeraatje is het stuk ineens uit. De indruk,
door het stuk als zoodanig achtergelaten, is
dan ook onbevredigend; bet is het slechtete
werk, dat ik ooit van Schönthan gezien heb.
Afgezien van deze algemeene aanmerking,
erken ik graag dat er weer aardige tooneeltjios
in voorkomen, dat er enkele goodo zetten in
zyn en dat het aan enkele artlstou eene wol
kome gelegenheid biedt om vlug en vroolyk
te 6pelen.
Om dan, in de eerste plaat6, Willem Vau
Znylon te bespreken: Met zyno opvatting
ben ik het ten eenenmale oneens. Over dit
punt van smaak valt misschien niet te twisten,
maar toch zal ik zeggen waarom ik er zóó
over denk De titel voor d- Hollandsoho ver
taling is allerongelukkigst gekozen. DeDuit6che
titel: „Der Herr Senator" zegt voor Duitsche
ooren iets, voor ons Hollandsch gehoor zegt
„Mynheer do Consul" niets niemendal. Zoo,
86)
„Als ge dat denkt, dan zal ik geene moeite
meer doen, my zelve vry te spreken," ant
woordde Laura trotsch.
„Dus dan biyft my alleen de afrekening
met graaf Kiehl over, nietwaar?"
„Graaf Kiehl had my beter moetan kennen
dan hy getoond heeft te doenmaar de woor
den der waarzegster hadden zyn hoofd op hol
gebraoht. Ge moet niet vergeten, dat veel
verstandiger menschen dan hy in dwazen
veranderd zyn, wanneer zy beminden."
„Ik zal morgen met hem spreken; heden
avond gaf hy my niets dan ontwykende ant
woorden."
„Ik vond dat uwe geleidster al eene zeer
fraaie rol gospeeld heeft," zeide Laura spottend.
„Maar, Lu, hoe kondt ge denken dat ik zóó
slecht was?"
„Moest ik het niet gelooven, toen ik je in
de armen van een ander zag?"
„Lu," zeide Laura, terwyl zy hem diep in
de oogen keek, „wanneer soms iemand het
weer mocht wagen, zich tusschen u en my
te stellen, ach, beloof my dan, dat ge die
lasteriyke woorden niet gelooven zult. Ik heb
je innig lief; waariyk, nimmer zal een ander
je plaats in myn hart innamen."
Von Sehnwitz was aangedaan. Hy omhelsde
zyn vrouwtje met tranen in de oogenalle
achterdocht was geweken en Hulda moest
tot hare groote spyt ondervinden, dat haar
toeleg wederom mislukt was. „Alles tever
geefs," mompelde zy tusschen de tanden, toen
zy bemerkte dat Von Sehnwitz geene oogen
of ooren had dan voor Laura; maar juist om
dat zy, de alom gevierde schoone, door hem
veronachtzaamd werd, was haar noodlottige
hartstocht des te meer geprikkeld geworden.
Dien avond zeide zy tot graaf Kiehl, toen
zy hom goeden nacht wenschte: „Graaf, ge
8chynt by ooze gastvrouw in blakende gunst
te staan?"
Toen de graaf haar verbaasd aanstaarde,
vervolgde zy: „Wel, zy heeft u Immers gister
avond een rendez-vous toegestaan?"
„My?" zeide de graaf, „u zult misschien
zelve het beste weten, wat er van deze zaak
waar is. Ik heb my deeriyk laten beetnemen l"
„Maar mynheer was toch wel te vinden om
op dien avond van het bal de rol van nar
op zich te nemen, toen het er op aankwam
de schoone Laura om den tuin te leiden l"
spotte Hulda.
„Helaas, freule, gedane zaken nemen geen
keermaar dit kan ik u zeggenIk heb my
nu tweemaal door myn hartstocht laten mede
slepen, maar ik zal trachten te voorkomen,
dat zoo iets my voor de derde maal weer
overkomt," zeide graaf Kiehl ernstig.
„Ah, vous avez de bonnes intentions, myn
heer de graafI" antwoordde Hulda spottend.
„De toekomst zal leeren of zy opgevolgd
zullen worden. Hebt u wel opgemerkt dat de
vorst de laatste dagen smooriyk verliefd op
Laura is? Den vorigen nacht heeft men op
ziin bevel de zeldzaamste bloemen van het
paleis gehaald, om er Laura's boudoir mede
op te sierenl"
Graaf Kiehl werd bleek en beet zich op de
lippeD.
„De vorst is voor zyne eigen handelingen
aansprakeiyk," zeide hy op onverschilligen
toon„daarenboven begrijp ik niet wat wonder-
ïyks er in steekt, wanneer men onzebekoor-
ïyke gastvrouw van bloemen voorziet."
„Ach, ge zyt reeds zoolang aan het hof en
nog zoudt ge onzen Doorluchtigen vorst niet
kennen?" antwoordde Hulda spottend.
„Freule Von Hohenstein," zeide graaf Kiehl
ernstig, „welke de plannen van den vorst ook
mogen zyn zy zullen alle afstuiten op
Laura's gevoel van eer en plicht daaren
boven zou de persoon van den vorst al zeer
weinig geschikt zyn, om gevaariyk voor Laura's
gemoedsrust te worden."
„Nu, Hendrik de Vierde van Frankrijk was
ook geen „beauté," en toch heeft hy zich op
de gunst van vele beruchte schoonheden
kunnen beroemen."
„U vergeet dat er ten allen tyde vrouwen
geweest zyn, die haar eergevoel prijsgaven
om hare eerzucht te bevredigen, eene treurige
hoedanigheid voorzeker; maar niemand zal
zeker Laura Vor. Sehnwitz van zoo iets ver
denken. Daarenboven heeft zy haren echtgenoot
boven alles lief." „Zoo, denkt ge dat?" zeide
Hulda spottend. „Ik dacht dat zy niet onge
voelig was voor de huldebewyzen van een
zekeren vriend des huizes?"
Graaf Kiehl werd rood. Hulda, die deed
alsof zy dit niet bemerkte, vervolgde: „Zoudt
ge denken dat Von Sehnwitz zyn vrouwtje
even lief heeft, als ge meent dat zy hom
bemint?"
„Ik heb geene reden om daaraan te twy-
felen," antwoordde de graaf.
„Nous verronsl" mompelde Hulda, de schou
ders ophalend, „maar," vervolgde zy: „houd
den vorst in het oog; geloof my, ik zeg het
in uw eigen belang."
Graaf Kiehl boog oven en verliet Hulda,
die hem met een triomfanteiyken blik nazag.
De graaf was zeer ontsteld. Hy wist nu
dat hy niet alleen den vorst, maar ook Hulda
in het oog moest houden, en het was voor
zeker geene aangename taak, die hy zich-
zeiven oplegde. Hy had zeer goed bemerkt,
dat Laura' niet was als andere lichtzinnige
vrouwen, die haar geluk zochten in het maken
van conquête3, maar dat zy met hart en ziel
aan haren echtgenoot gehecht was. Zyn beter
ik ontwaakte en hy trachtte de in hem op
komende goede voornemens aan te kweeken.
XVIII.
Den volgenden morgen werd er weder eene
zeer fraaie collectie bloemen aan Laura's adres
bezorgd, en toen de vorst zich in den voor
middag liet aandienen, daar hy baar iets te
zeggen had, gevoelde Laura zich onrustig en
angstig te moede.
Nadat de vorst haar begroet en plaats ge
nomen had, zeide hy, toen Laura hem voor
de bloemen bedankte: „Toen ik hedenmorgen
de zaal doorging, waar de portretten uwer
voorvaderen verzameld zyn, ontbrak aldaar,
tot myne niet geringe verbazing, het uwe.
Zooals u weet, mevrouw, is het schilderen
myne lievelingsbezigheid en nu wilde ik u
heden voorstellen, my te vergunnen uw conter-
feitsel op het doek te mogen brengen. Ik
behoef u niet te verzekeren dat ik met veel
genoegen dit werk zal volbrengen en ben
verlangend van u te vernemen, wanneer het
u behaagt de eerste séance te doen plaats
hebben."
Laura wist niet wat te antwoorden, maar
gelukkig kwam juist op dit oogenblik Von
Sehnwitz binnen, wien zy het aanbod van
den vorst mededeelde. Hy dacht even na en
zeide toen: „My dunkt, lieve, dat wy dit
vereerend verzoek met dankbaarheid moeten
aannemen."
Laura stemde pyniyk lachend toe en dien
zelfden middag ving de vorst reeds met zyn
werk aan.
Natunriyk juichten de overige gasten het
plan van hun heer en meester toe, hoewel
de meesten vreesden dat Laura meer verdriet
dan genoegen zou hebben van de eer, die
haar was te beurt gevallen.
Toen de vorst het voornemen aan zyne
gemalin mededeelde, zeide deze:
„My dunkt, dat ge eene zware taak op u
genomen hebt. Zyt ge vergoten dat er por
tretten in die zaal hangen, door Rembrandt
en Van Dyck geschilderd; en ziet ge niet
in, dat het voor u, als dilettant, bespotteiyk
is u met die kunstenaars te willen meten?
Wordt vervolgd.)