MENGELWERK.
Eeoe Kostschool-Geschiedenis.
Door F. G. H
Op do kostacbool van meneer Scbmitee
waa weder een nieuwe jongen gekomen, die
ditmaal regelrecht uit België kwam.
Zyn vader, een Hollander van geboorte,
doch in Brussel woonachtig en aldaar gehuwd
met oene Belgische dame, was kort goledoo
geetorven, en daar de voogden beweerden, dat
de jongen veel te veel uitging en achterlik
was in zyne studiën, had de moeder
eindelek aan den raad van een zwager in
Holland toegegeven, om haren zoon Raoul eens
een paar jaren naar eene Hollandsche kost
school te zenden.
De zwager, die zich met de keuze eener
geschikte school zou belasten en daarin ook
uitstekend was geslaagd, had toen voorgesteld
den knaap te Rozendaal aan bet station af te
halen, doch Raoul, die met het geheele plan
volstrekt niet was ingenomen en niets geen
zin had terstond aan de grenzen door zoo'n
pion, zooals hy het noemde, geëscorteerd te
worden, bad eindeiyk zoo lang gepraat, dat
zyne moeder een beleefden brief zond, die
hierop neerkwam, dat haar zoon liever alleen
wilde reizen.
Daarenboven, hy had in de vacanties reeds
meermalen de reis naar Holland gedaan, de
taal sprak hy tameiyk goed en de koffers
werden vooruitgezonden; haar zwager mocht
zich dus waariyk niet dérangeereo. Het zou
alles wel gaan.
Werkeiyk bleek dit dan ook het geval te
zyn, want op zekeren middag stapte de jeug
dige vreemdeling af aan het station, waar hy
wezen moest, liet zich door den eersten den
besten boerenknaap den weg wyzen en trad
onverlegen het pensionnaat binnen, zeer
nieuwsgierig welke soort van „bolte" dit wel
wezen zou.
Het gebouw zelf, een gewezen buitengoed,
viel hem niet tegen en de ontvangst was
veel vriendelyker dan hy gedacht had.
„Dank I mercie 1" zeide by den eersten avond,
toen de theebel geluid werd. „Thee neem ik
nooit, altyd maar een paar blsouits met een
tasse oafó."
Toen hierop een algemeen gelach volgde
en Raoul in plaats van zich daarover te ergeren,
recht barteiyk medelachte, was spoedig
iedereen met hem ingenomen en duurde het
niet lang of hy gevoelde zich geheel tehuis
in zyne nieuwe omgeving.
„Die Belg bevalt me," sprak Klok, die
naast hem zat en die den bijnaam had van
zwarte Klokkie, omdat hy zich met de kou
zoo ongaarne verschoonde.
Meneer Schmitse was een zeer humaan
kostschool directeur, die veel voor de jongens
overhad, en als bet er op aan kwani, zich
ook altyd even royaal betoonde. Werken
moest er gedaan worden, zelfs hard gewerkt,
maar was er een paar malen in het jaar
een feestje, dan mocht er niets aan ontbreken
en werd er werkeiyk feest gevierd.
Ook nu weder zou mevrouws verjaardag
woldra gevierd worden met eene Soirée
musicale et littéraire, waarby de élite van
het dorp als naar gewoonte was uitgenoodigd.
Menoer Jansen, de eerste secondant, die
zoo prachtig recitoerde, had beloofd „de Brand"
van Tollens voor te dragen.
Meneer Ludwig, de piano-meester, had een
feestmarsch gecomponeerd en de jongeheer
Louis Steyns, die vioolles nam en nog niet
goed wist of hy later artist of wol student
zou worden, zou het Wien Neerlandsch Bloed
spelen mot variation.
Yerder een comediestukje zonder dames
rollen, waarin Klokkie als markies zou op
treden, en tot slot de Gavotte Stephanie
pour mandoline, par monsieur Raoul Bormans
de Bruxelles. Na afloop Bal.
„Zou je denken dat Cateautje Van der
Wiele nog zou komen vroeg Klok aan een
buurman, bezig in rondschrift de programma's
te schryvon.
„Ik help het je wenschen," was het ant
woord en opziende, „daar schryf ik nu soróe
in plaats van soiróe. „Houd toch je mond,
kerel," was het antwoord, „wat kan my die
Cateautje schelen."
Cateautje nu was de 16 jarige jongste
dochter van don burgemeester en zag er lang
niet onaardig uit. Het was onlangs opgevallen
dat Klok, toen hy over haar in de kerk zat,
opeens zoo'n kleur had gekregenhet praatje
liep toen in do kostschool algemeen rond,
dat die twee eigeniyk in stilte waren geënga
geerd.
De groote dag was aangebroken. Reeds
vroeg in den morgen waren er werksters
om den boel schoon te makentimmerlieden
waren er, om het tooneel op te slaanplanten
en vlaggen werden naar binnen gedragen om
de school in eene feestzaal te herscheppen;
in het kort: het beloofde alles schitterend
te zyn. Daarenboven zoude Matrons, eene
bekende muzikantenfamilie, bestaande uit eene
dame met eene harp en twee heeren met
violen, de feestvreugde van den avond nog
▼erhoogon.
„Een gezellig avondje, Klokkie 1" riep Steyns,
die juist zyn derde glaasje punch had geno
men „Cateautje amuseert zich dol en Raoul
vonden zo allemaal verduiveld aardig. Een
leuk stukje, die Gavotte l"
Dat is te zeggen," hernam Klok met ge
fronste wenkbrauwen, „als jy dit geleuter
aardig vindt, dan is het my wél, maar de
moesten vonden het vervelend, dit zag ik wel,
en dan dat gekke buigen, ik doe die fratsen
niet- allemaal effectmakery. Franeohe bluf,
anders niets, beelwat anders dan jouw viool
by voorbeeld of zoo'n moeilyke rol in een
comediestuk."
„Ik spreek niet van ons," verbeterde Steyns,
die wel zag dat zyn vriend dit gesprek niet
beviel, „maar toch, je hadt moeten zien hoe
ze hem allemaal applaudisseerden en," voegde
hy er ondeugend by, „Cateautje bovenaan;
jongen, Klokkie, je mag wel oppassen dat er
geen kapers op de kust komen, want kyk,
daar dansen ze alweer met elkander, Cateautje
met Raoul, en dit is nu al drie dansen
achtereeD."
„Weet je dit zeker?" vroeg Klok, die met
moeite zyn toorn kon bedwingen.
„Wel wis en zeker."
„Goedl ik dank je wel, maar ik zeg je,
zoodra deze dans uit is, dan wil ik dien praat
jesmaker eens tegen zyn lyf loopen en eens
rekenschap van zyne daden vragen."
De gelegenheid liet zich niet lang wachten.
De volgende dans had Raoul onbezet en een
glas wyn met water willende nemen, dat
juist gepresenteerd werd, liep hy alleen door
de zaal.
„Of Klok hem mocht spreken. My waarom
„Kom maar mee naar buiten, dan zal je
weten wat lk te zeggen heb."
En ongemerkt verlieten zy de zaal. „Ziezoo,
hier zyn wil alleen en nu wil ik wel eens
weten, Raoul, met welk recht jy eene zekere
dame wilt compromitteeren, ja compromitteeren
door driemalen achtereen met haar te dansen."
Raoul zag het compromis daarvan Diet in.
„Neen, natuuriyk niet. In België weten ze
niet beter, maar hier in Holland hebben wy
andere manieren, en dan," voegde hy er by,
„als je weer op dat ding, hoe heet het weer,
op die mandoline tjlngelt, dan zou je iedereen
pleizier doen met wat betere stukken te
kiezen."
„Jouw comedie was zeker briljant, hé," ant
woordde Raoul, die inwendig kwaad werd,
„maar by ons in Belgique," ging hy voort,
„zouden ze jeen hier deed hy een
scherp gefluit hooren.
„In België? In België? Wat kennen ze in
België! Jullie heele land is niets, totaal niets."
Die beleediging was wat sterk voor Raoul.
„Dit hebben wy in het jaar dertig toch anders
getoond", antwoordde hy.
„Het jaar dertig!" riep Klok woedend.
„Het jaar dertig?" en hem de vuist toonende,
„als de Franschen niet geholpen hadden, ventje,
dan en om je een bewys te geven
Pats! Attrape! klonk het van Raoul, terwyi
hy den slag, die goed was aangekomen, met
gelyke munt teruggaf. Pats! pats! ging het
van beide kanten, terwyi de knapen over den
grond rolden.
„Wat is hier te doen t" riep opeens Steyns,
die toevallig naar buiten kwam, omdat hy wat
raar in zyn hoofd was. „Vooruit! los, los,
zeg ikl"
„Hy bluft over het jaar dertig", riep Klok.
„Niet waar, heel niet waar, maar ik laat
my niet insulteeren."
„Mallepraat", was het antwoord van Steyns.
„Groote malle praat. Als je samen standjes,
hebt, moet je dan juist van avond daarvoor
gaan vechten? Kon dit niet wachten tot
morgen?" en plotseling zioh omwendende:
„Jongens, past op, daar is meneer."
„Wat beteekent dit hier?" vroeg de directeur.
„En waarom kom je niet binnen?"
„Niets, meneer", antwoordde Steyns gevat.
„Een aardigheidje! We stoeiden maar zoo een
beetje met elkander."
Meneer Schmitse wilde nu van avond niets
zeggen, maar aan de gezichten en aan de
verwardo kleeren kon by wel zien, dat het
aardigheidje nu juist zoo heel aardig niet
geweest was. Een uur later was het ge
heele feest afgeloopen en waren de laatste
gasten vertrokken.
„Wordt or gebeld, Schmitse?" riep mevrouw,
verschrikt ontwakende, tot haren echtgenoot.
„Gebeld? Weineen", hernam deze, die juist
nog eens was ingedommeld. „Wie zou er zoo
vroeg bellen."
„Ik weet het zeker; hoor, daar bellen ze
alweer", en ja! nu hoorde hy het ook en een
raam openschuivende, riep by„Wie is daar?"
„Ik. meneer! De bode van het telegraafkan
toor met een telegram voor mesjeu Bormans."
„Wacht, ik kom by je!" en na haastig een
paar kleedingstukken te hebben aangetrokken,
snelde hy naar beneden.
„Een telegram, meneer, en zeventig centen
bestelling, als 't u blieft, voor bezorging buiten
de lyn."
Meneer Schmitse was volstrekt niet onbe
scheiden on nooit zou hy oen brief geopend
hebben, die niet voor hem bestemd was,
maar een telegram was iets anders. Er mocht
eens slecht nieuws in staan en dit was niet
verkeerd gezien, want haastig de enveloppe
losbrekende, las hy
„Prenez premier train. Mère malade.
Docteur Périer."
„Hier, bode, hier is een gulden en het te
veel is voor jou." De bode bedankte en dicht
ging de deur.
„Is het nare tyding?" vroeg mevrouw, die
intusschen ook was opgestaan.
„Jal maar maak de andere jongens niet
wakker en kleed je dadeiyk aan. Raoul moet
daaolyk naar huis komeD. Zyne moeder is ziek."
Mevrouw Schmitse deed al wat zy kon. Wacht,
zy zou direct naar beneden gaan, om zelve
thee te zetten en een goed ontbyt klaar te
maken.
„Die arme jongen l Wie had dit nu op het
feest kunnen denken. Hier, in dit sigaren
kistje, daar kon zy nog best een stuk taart
in doen en wacht, die vier pasteitjes konden
er nog wel by."
Op de groote slaapzaal was alles nog in
diepe rust
Zelfs meneer Jansen en meneer Hudig,
die de week had, hadden niet gehoord dat
de deur geopend werd.
„Word eens wakker, kereltje," sprak de
directeur tot Raoul, hem zacht by den arm
schuddende.
„Laissez moi tranquille," was het onver
schillige antwoord, doch ontwakende„Pardon,
meneer, zyt u het?"
„Ik heb hier een telegram voor je. Neen,
't is niets. Alleen dat je mama niet al te
wel is en nu wilde zy gaarne, dat je een
paar dagen naar huis kwam. Doe wat aan
en kom maar even op myne kamer, daar
kunnen we beter spreken, maar zacht, want
anders maak je de anderen wakker."
Zenuwachtig en gejaagd verliet Raoul de
slaapzaal, om eenige oogenblikken later met
allerlei reisbenoodigdheden terug te komen.
Het was dus wAar. Zyne moeder ziek. Mis
schien wel gevaariyk, en de knaap barstte in
tranen uit.
Klok had alles gehoord I
Hy had slecht en onrustig geslapen en was
dadeiyk wakker geworden, toen de directeur
binnenkwam. Een telegramNaar huis komen I
Ziek I Wat hem betrof, bleef dat heer nu maar
goed en wel in België. Iedereen behoort in
zyn eigen land te blyven.
Hoe dwaas ook om zyn kind zoo ver weg
te sturen 1
Als de trein nu maar niet vertrokken was,
want, het zou wel niet zoo wezen, maar
veronderstel toch eens dat het zoo was; als
de moeder dood was. Dood! Noen, dat zou
toch te erg wezen en zyn hoofd tusschen de
gordynen stekende, vroeg hy zacht: „Wil ik
je ook helpen, Raoul?"
„Merci!" antwoordde deze kortaf, die het
gebeurde van gisteren nog niet vergeten was
en half gekleed nu bezig was zyn handkoffer
in te pakken.
„Neen, kerel", sprak de ander, terwyi hy
opstond, „zoo moet je niet spreken. Je denkt
toch immers niet meer aan die standjes van
gisteren? Weet je wiens schuld het was? Van
m zeiven en van dien gekken Steyns, die te
voel punch had gedronken. Zy wordt boter,
dat weet ik zeker Wacht, wil ik je koffer
maar verder inpakken? Geef maar hier, ik
breng je weg naar het station, hoor, ten minste
als ze 't hebben willen."
Meneer Hudig, door het gepraat nu ook
opgestaan, begreep er in het eerst niets van,
maar was spoedig op de hoogte.
Steyns, die op de kleine zaal sliep, was
den volgenden dag wel diep verontwaardigd,
dat zy ook hem niet gewekt hadden, maar,
enfin, als ze 't niet wilden, dan moesten ze
't maar laten, redeneerde hy.
Het was dan ook vroeg in den morgen,
toen meneer en mevrouw den vertrekkende
uitgeleide deden tot aan het hek.
„Je hebt den jongen immers wel genoeg
reisgeld meegegeven?" vroeg mevrouw, die
tranen in de oogen had en geheel de kluts
kwyt was.
„Mooi weer om te reizen", begon Klok,
toen zy buiten waren.
„We hebben nog al den tyd, als we maar
geregeld doorstappen."
„Of ze in het sigarenwinkeltje al op zouden
wezen?'1 voegde hy er by, om het gesprek
op iets anders te brengen, en waarachtig, daar
hadt je gekke Klaas ook al, Klaas, die voor
twee centen over zyn hoofd duikelde.
Maar Raoul, anders zoo vroolyk en luid
ruchtig, was ditmaal stil en moedeloos.
Neen, boos was hy volstrekt niet meer, ia
het geheel niet, en by zou Klok direct schry ven,
misschien van avond nog wel.
„Maar heb je du alles, wat je noodig hebt?"
vroeg deze weder. „Je stok, je valies, je geld?"
En plotseling stilstaande: „Potdorie, daar heb
ben we het kistje van mevrouw vergeten."
„Sapristi ja," antwoordde Raoul, die er nu
haast zelf om lachen moest, „maar laat maar.
Ik kom op het déjeuner thuis en die taart
en pasteitjes zouden my toch niet smaken."
„Niet smaken?" vroeg Klok verwonderd.
„Niet smaken? Hier, gauw, neem het valies
en loop maar langzaam vooruit, ik haal je
best in." En zoo snel als maar mogelyk was,
liep de knaap naar huis om het verlorene te
halen.
„Met dit retourkaarigie kan ik van avond
immers terugkomen?" vroeg in dealgemeene
wachtkamer de vrouw van den tolbaas, die te
laat aan de tramwaai was gekomen en nu
den spoorwagen moest nemen. Raoul zou het
anders niet by het enkele antwoord van „ja"
gelaten hebben, maar nu was hy te verdrietig
gestemd, en op zyn horloge ziendeNog twee
minuten. Neen, de andere zou het niet meer
halen. Om die taart gaf hy niets, maar hy
had ook nog iets willen zeggen van gisteren,
dat het zoo niet gemeend was; enfin, dat alles
was vergeten. Wacht, hy pou even naar buiten
gaan zien.
„Kaartjes gereed houden l" klonk het op
hetzelfde oogenblik, toen eensklaps de deuren
geopend werden en de locomotief kwam aan
stuiven.
De trein zou juist vertrekken. „Moet je
nog mee, jongenheer?" vroeg haastig op het
perron de stationchef aan Klok, die zoo hard
mogelyk en half buiten adem kwam - aan
draven.
„Neen, meDeermaar mag ik asje
blief dit pakjenog even geven
aan dien meneer, die daar buiten aan het
raampje staat?"
„Maar dan gauw hoor, wacht, geef maar
hier, dan zal ik het wel doen, al klaar. In
orde, jongeheer", en onmiddeliyk daarop klonk
het: „afluien, Keesl" en weg ging de trein.
Er was niet eens tyd geweest om een
laatsten handdruk te wisselen. De briefkaart
van Raoul, nog 's avonds aan het station du
Nord op de post gedaan, bevatte goed, maar
ook zeer slecht nieuws. De zieke was veel
beter, maar hyzelf zou misschien nog niet
terugkomen en werkeiyk, een paar dagen
later ontving meneer Schmitse een brief van
den voogd, dat de toestand van madame als
geheel hersteld was te beschouwen, doch dat
in hare ziekte de moeder zoo had getobd
over het ver weg zyn van haren zoon, dat
er, hoewel ongaarne, besloten was Raoul
weder naar het Atheneum in Brussel terug
te zenden. Een wissel voor het reeds inge
treden trimester was bierby gevoegd, met be
leefd verzoek om het goed en een koffer na
te zenden, en onder dankbetuiging voor al de
goede zorgen en vriendschap, die zyn pupil
had mogen genieten en die hy zeker nooit
zou vergeten, had de schryver de eer de
préeenter Monsieur et Madame, 1' expression
de sa plus haute considération.
„Dat is toch vervelend," sprak Klok tot
een Indisch jongmensch, die buiten op eene
bank in de zon zat te soezen, „altyd als ik
kennis maak met menscben, die my bevallen,
dan komt er wat tusschen en dan gaan ze
weer weg."
„Daar heb je nu Bergmans. Hebben we
ooit beter matcher gehad dan Bergmans?
Weg naar IndiëDaar heb je Willemsen, is er
ooit leuker vent hier geweest dan Willemsen?
Weg naar Haarlem I Nu Raoul weer. Je mag
praten wat je wilt," ging hy pruttelend voort,
„maar een echte oude wy ven boel wordt het
hier en let op, jy en ik, wy zyn er natuuriyk
buiten, maar al de aardige lui gaan weg en
alleen de lummels blyven over. Heb ikgeiyk
of niet?" vroeg hy en om deze vraag wat
meer kracht by te zetten, nam hy achteloos
een steen op en smeet dien met zooveel kracht
tegen de schooldeur aan, dat meneer Jansen
verschrikt naar buiten kwam en hem dadeiyk
„vier uren" opteekende.
Een tiental jaren is verloopen.
De correspondentie, in den beginne geregeld
voortgezet, was langzamerhand verflauwd, om
spoedig geheel op te houden. Steyns was als
artillerie officier naar Indië gegaan en Klok,
die ingenieur hier te lande geworden was en
gehuwd met eene ryke koopmansdochter, deed
juist zyne huweiyksreis naar Parys en Italië.
Op de heenreis zou men een dag in Brussel
stilhouden, om een oud vriend te bezoeken,
van wien sedert tal van jaren niets meer
was vernomen.
„Hier in deze straat moet hy wonen",
zeide hy tot zyn vrouwtje, toen het rytuig,
dat zy aan het „Hótel de Flandro" genomen
hadden, de Rue de la loi inreed en de koet
sier aan het nummer, hem opgegeven, stil
hield. „Juist, hier is het", en om de verrassing
te grooter te maken, zouden zy niet zeggen
wie zy waren.
„Monsieur Raoul Bormans, c'est bien ici,
n'e8t ce pas?" vroog hy aan het dienstmeisje,
dat, Da lang wachten, do deur opende.
„Mais, Monsieur", antwoordde zy min of
meer verlegen. „Monsieur Raoul est mort.
Depuia deux ans déj&."
Ja, hy was twee jaren geleden gestorven
aan dezelfde ziekte als zyn vader, zooals de
diepbedroefde moeder, die de bezoekers in het
salon ontving, in korte woorden verhaalde.
Zy herinnerde het zich nu, hoe haar zoon
haar vroeger wel eens over meneer en nog
een ander gesproken had, maar tien jaren,
het was zoo lang geleden, nietwaar, en nu
lag by te Laeken, niet ver van Brussel, be
graven.
Hier, in deze cassotte, toonde zy, lagen nog
al zyne brieven, die zy zorgvuldig had be
waard, „en hier, meneer", ging zy voort, een
medaillon te voorschyn brengende, dat zy
altyd by zich droeg, „bier heb ik het portret,
dat ik nog van myn zoon heb laten maken
vóór hy naar Holland ging en waaruit ge
uw vriend nog wel zult herkennen."
„Toch niet ziek, man", vroeg zyn vrouwtje,
toen zy 's middags tegenover het park in de
„Frères Proven^aux" zaten te dineeren. „Je
bent zoo stil geworden."
„Volstrekt niet, beste", antwoordde Klok,
terwyi hy zich een glas wyn inschonk, „maar
ik dacht aan je weet wel, aan ons bezoek
van vanochtend; en morgen", ging hy voort,
„wenschte ik even naar Laeken te gaan, om
de plek te zien, waar een goed vriend be
graven ligt."
Gemengd Nieuws.
Omtrent den in den nacht van
Vrydag 6 op Zaterdag 7 April jl. te Oegstgeest
plaats gehad hebbenden paardediefstal, ten
nadeele van den landbouwer C. De Groot, aldaar,
wordt ons nader gemeld dat door het beleidvol
optreden van de veldwachters Heisterborg en
Moolhuysen reeds zoover licht in deze zaak
is verspreid, dat het vleesch van het gestolen
paard door hen is gevonden by een paarden-
slachter te Amsterdam, terwyi de huid van
het paard te 's Gravenhage door hen in beslag
is genomen.
De brutale dief zal nu zeker wel spoedig
door zulke yverige politie-beambten gevonden
worden.
Te Woubrugge vervoegde zich
dezer dagen een eenvoudig gekleed man, die
zich by sommige neringdoenden aanmeldde
om inkoopen te doen voor een voorgenomen
huweiyk zyner dochter, zooals hy voorgaf.
Klompenmaker, slachter, schoenmaker en
manufacturier zouden door hem aardig zyn
beetgenomen, indien ze nog niet bytyds waren
gewaar geworden, dat ze feiteiyk met een
oplichter te doen hadden.
Omtrent de z a a k - B u d d e n b o r g
schryft men aan de „Haarl. Ct." dat in deze
zaak opnieuw bewezen wordt, hoe de regeling
van ons procesrecht het aan eene party moge»
ïyk maakt oene zaak geruimen tyd slepende
te houden.
Zooals onze lezers zich zullen herinneren,
werd H. R. Buddenborg, te Hillegom, op 18
October 1893, ten verzoeke van het openbaai
ministerie, failliet verklaard. Hy was dostyda
voortvluchtig. Tegelykertyd werd tegen henj
eene strafvervolging ingesteld wegens fraudu
leus bankroet. In Londen aangehouden, werd
hy ten verzoeke der NederlandscheRegeeiing
uitgeleverd.
Inmiddels was zyn raadsman hier te lande
in verzet gekomen tegen de faillietverklaring.
Op 7 November zou deze zaak dienen; op dien
dag vroeg en verkreeg Buddenborg tot het
nemen van conclusie op de hoofdzaak uitstel
tot 14 November. Op 14 Nov. wilde hy echter
niet op de hoofdzaak concludeeren, maar wierp
een incident op De rechtbank had daartegen
bezwaar, over de gegrondheid van dit bezwaar
ontstond een tusscheDgeschil, dat twee maanden
oponthoud veroorzaakte. Op 16 Januari kwam
de zaak opnieuw voor de rechtbank en bleek
het, dat het geheele incident, dat zooveel
oponthoud had veroorzaakt, geheel overbodig
was geweest.
B. nam nu conclusie op de hoofdzaak, waarna
de officier van justitie reeds op de volgende
zitting verhoor op vraagpunten verzocht. SO
Februari stond de rechtbank dat verhoor toe
en bepaalde dat dit op 14 Maart zou plaats
hebben.
Op den allerlaatsten dag, 13 Maart, kwam B.
in hooger beroep. Op 24 Maart zou de /.aak
voor het Hof dienen, doch op dien dag vroeg
B. 14 dagen uitstel Het werd hem verleeend.
Na ommekomst van dien termyn nam B. echter
geene conclusie.
Het Hof stelde daarop de stukken in handen
van den procureur-generaal, die reeds den
volgenden dag tot bevestiging van het vonnis
concludeerde. Het Hof zal nu op 27 April
arrest geven.
Bevestigt het Hof alsdan het vonDis, dan zal
de zaak vermoedeiyk in Mei weder voor de
rechtbank dienen en dan nagenoeg even
ver gevorderd zyn als in November 1898.
Inmiddels zit B. in preventieve hechtenis ec
vragen oningewyden zich af, welk belang hQ
er by kan hebben, om het verkrygen van eene
beslissing zoo eindeloos te vertragen.
Den lsten April kochten een paai
jongelieden te Arnhem twee van de bekende
kleine luchtballons, welke op straat verkrijg
baar zyri. Uit scherts bonden zij die aan
elkander en hechtten er een briefje aan,
wegens het gewicht, van mailpapier waarop
zy het verzoek deden aan den vinder om ze
aan het adres van hun vader terug te z r. Jen.
Een postzegol was er bygevoegd.
Den lOdon ontving deze do ballons t rug
met een kort begeleidend schry ven uitMühl-
heim, by Keulen, van waar zy terstond na het
vinden waren teruggezonden.
"Waarschyniyk zyn zy in hooge luchtlagen
voortgedreven, waar zy weinig gas verloren.
Dat deze luchtballonnetjes de reis van Arnhem
naar Keulen kunnen doen, zou men ni9t
verwacht hebben. AC.)
Vreemde gebeurtenis. Eenigen
tyd nadat Maandag een trein Derby verlaten
had en terwyl die eene snelheid vanöOinylon
per uur had, kwam een aantal dames uit
het e/tsalon naar den rookwagen, bewerende
dat eou gek in eerstbedoeld rytuig zat. Het
parlementslid Roe met zyne twee noven
schoten dadelyk ter hulp.
In den salonwagon worstelde een ruw uit
ziend, net gekleed heer met eenige anderen,
onder het uiten van de vreeselykste vt rvloe-
kingen. Het bleek toen, dat de mau, dien
zelfden morgen gehuwd, met zyne bruid op
weg naar Londen was, om een broeder op te
zoeken. De dames stelden voor, den man
aan het volgende station, Luton, uit den
trein te verwyderen, maar de heer Roe ver
zette zich tegen zulk eene inhumane handel-
wys, daar de bruid dan geheel alleen met
haren krankzinnigen echtgenoot in eene
vreemde stad zou staan. Men besloot dus het
ongelukkige jonge paartje naar een anderen
wagen over te brengen; de man werd ge
bonden en bewaakt door den heer Roe en
zyne neven. By zyne aankomst werd hy in
verzekerde bewaring gesteld.
Men zal zich herinneren dat,
kort na de Fransch-Russische feesten, uit
Rusland het aanbod kwam van eene reuzen-
klok van 80,000 KG., bestemd voor de „Notre-
Damo" te Parys. Maar de architect der kathe
draal gaf den raad, voor het geschenk te
bedanken, omdat eene klok van dergelyke af
metingen te groot zou zyn voor de torens
van de „Notre-Dame", en door haar gewicht
gevaar zou opleveren voor het bouwwerk.
De stad Moskou, die het aanbod had ge
daan, heeft daarop de plaatsing vrygelaten,
zoodat de klok nu geplaatst zal worden in
den klokkentoren van het „Sacré-Coeur" te
Montmartre. De architect der basiliek heeft
verklaard dat dit zeer goed mogelyk was, ook
zonder dat men voor de Russische klok een
afzonderiyken klokkentoren bouwt, die op zyn
minst een millioen franken zou kosten. Als
voorwaarde heeft de architect g st H. dat de
klok niet heen en weer geslingerd mag wor
den; by het luiden zal alleen de klepel in
beweging worden gebracht.
De ramp te Memphis. Volgens
de laatste berichten zyn de zeven vermiste
personen eveneens by het instorten van het
blok huizen te Memphis onder het puin be
dolven. Een orkaan verhinderde het zoeke
naar de lyken.