MENGELWERK. Dat jonge hoot heeft natuurlek veel voedeel noodig, maar als 't in 't volgende vooijaar nu toch weg moet, waarom het dan van 't zomer maar niet te doen; dat komt immers het vruchthout ten goede. Laat zooveel stammetjes staan als voor eene volgende teelt noodig is. De aardbeien mogen we ook niet uit het oog verliezen. Zyn zy opgevroren, dan ze goed vast aandrukken, want dan hervatten ze den groei gauwer. De grond moet nu al goed van onkruid gezuiverd en terdege bemest worden. Ook vloeibare mest? Een uitstekend ding, maar niet onmiddellijk aan de planter omheen op een dM. afstands of anders bepaald met water nagieten. De Helderache en Nieuwedieper Courant is tot een dagblad verheven. Het blad zal er den naam van Dagblad voor Hollands noorder kwartier by aannemen. ROOD LICHT. NAAB A. Klauszmana* Sinds twee jaren was ik geëxamineerd stoker en reed te zamon met den machinist Hausler op den sneltrein Berlin Weenen, het eind tot Falkenburg. De trein, dien wy roden, vorlaat om hal/zes des namiddags het Anhalter-station. Op zekeron dag was Ik reeds om drie uren in de machine- loods, om te zien of onze locomotief vuur had en geheel ln orde was. Volgens zyne instructie moet de machinist een uur vóór vertrek van den trein in de loods zyn, en Hausler was er gewoonlijk zeer op tijd. Nu werd het reeds kwartier voor vijven en nog liet hy zich niet zien. Ik onderzocht den zandstrooier, de beide stoompompen, die uit den tender het water in den ketel voeren, en zag gedurig naar het vuur, dat bijzonder goed in orde moest zijn, als wU den rit, die 91 minuten achtereen aanhield, in den bepaalden tjjd zouden afleggen. De volle snelheid konden wt) eerst aannemen, wanneer wij het station en Gross-Lichterfelde achter den rug hadden. Daarna hadden wij nog byna honderd kilo meters in eenen door af te leggen en slechts by de grootere stations, die wy passeerden, moest de snelheid iets gematigd worden. Het werd vt)f uren en nog was Hausler er niet. Ik moest veronderstellen dat ht) ziek was of een ongeluk had gekregen en daoht er reeds over den chef van de locomotieven- loods er kennis van te geven, toen ik Hausler haastig zag aankomen. Hij groette mfl vluchtig en vroeg alleen: „Is alles in orde?" steeg daarna op de locomotief en onderzocht zelf alle kleppen. Terwijl hij anders zeer zorg vuldig was bij dit hoogst gewichtig onder soek, deed hy het ditmaal haastig en onop lettend. Hy hield ook te midden van zyn werk op en zotte zich op het kastje voor de werk tuigen neder, dat op den tender is aangebracht. Wel vijf minuten lang keek hy strak voor zich heen, lachte daarop eensklaps en vroeg my: „Is alles in orde, Max?" „Jawel, meester," antwoordde ik, „het wordt tyd, dat wij uit de loods rijden, wyi wfl nog een paar locomotieven, die vóór ons staan, moeten uitzetten, om de rails voor het station vry te krijgen„Ja, ja," ant woordde Hausler haastig, stond op en ging, naar het my toescheen ietwat onzeker loopend, op de plaats voor den machinist. Als ik niet geweten had, dat Hausler buitengewoon matig was, dan had lk kunnen denken, dat hy te veel had gedronken: zulks was echter van hem in het minst niet te verwachten. Wy reden zeer langzaam de loods uit, ran geerden zoo voorzichtig mogeiyk tusschen de locomotieven door en stonden, zooals het voorschrift was, tien minuten voor het vertrek van den trein buiten het station. Wy hadden goede stoomspanning en alle kleppen bliezen den overvloedigen stoom uit. „Hoe maakt het uwe vrouw?" vroeg ik, om Hausler uit zflne gevoelloosheid te wekken. „Myne vrouw?" vroeg Hausler verschrikt, „die gaat het goed heel goed, zy weet nog van niets." „Is u iets onaangenaams overkomen, meester?" „Onaangenaams, my Niet, dat ik weet zei ik zoo iets? Het was maar een praatje van my en myne vrouw mag er niets van weten." Twee groote tranen rolden plotseling over zflne wangen en hy wendde zich haastig af, om voor my zyn snikken te verbergen. Ik schrikte van zyne houding, maar na eenige oogenblikken wendde hy zich weer tot my, en bemerkte ik, dat ten minste uiteriyk zyne kalmte was teruggekeerd, al keek hy ook nog zeer somber. „Zyt gy niet wel?' vroeg ik. „Neen", antwoordde hy gejaagd, „ik voel my wel, zeer wel zelfs." De drie slagen op de porronklok kondigden het vertrek aan. Het fluitje van den hoofd conducteur beval ons vooruit te stoomen. Hausler ontwaakte uit zyue verstomping, deed het fluitje van oppassen booron en zette daarop, even handig als altyd, den trein in beweging. Zonder eenig ongeval reden wy onze 91 mi nuten af. Hot was precies 7 u. 1 m., toen wy in Herzberg stilhielden; juist om 7 u. 11 m. kwamen wy in Falkenburg aan. Wy werden afgekoppeld en reden op een zyspoor; vier minuten later joeg de trein verder. Toen reden wy met onzo locomotief eerst naar de waterkraan en vuldon voor de terugreis den tender; daarop namen wy kolen op en reden op de dn.rscbyf, om de locomotief voor de terugreis te doen wenden. Daarna zetten wy de machine op een zyspoor vast, en nadat Hausler al zyne plichten als machinist ver vuld had, ging hy naar de wachtkamer der beambten om uit te rusten. Ik moest op de machine blyven, doch kon my voor een tyd- lang door een der poetsers laten aflossen, ten einde ook wat rust te nemen. Het vuur werd zooveel onderhouden, dat bet niet uit ging en dat het een half uur voor de afreis tot zyne volle kracht kon worden gebracht. Er van door gaan kon do machine niet, want zy stond op een dood spoor, en de stoom spanning nam spoedig zoozeer af, dat lk haar gerust aan de zorg van een poetser kon over laten. Ongeveer een uur na onze aankomst ging ook ik naar de wachtkamer, waar Haus ler was. In Falkenburg Is die kamer voorzien van de noodige tafels, stoelen en eenige canapé's, om op te slapen. Er is ook eene kleine biblio theek van technische boeken tot ondorrlcht, en Hausler maakte daar vroeger altyd ge bruik van, om zyne kennis van den bouw van locomotieven en wat dies meer zy te ver meerderen. Nu vond ik hem schryvende. Buiten ons waren er nog twee machinisten, die lagen te slapen. Hausler schreef met eene haast, die by hem ongewoon was. Hy knikte my toe, toen ik binnentrad, en schreef daarop verder. Ik meende op te merken, dat de brief, dien Hausler schreef, en die minstens reeds drio zydje8 lang was, over groote geldsommen handelde; ook viel my meermalen de naam Rothschild op. Ik vroeg Hausler, of hy niet eenige ver kwikking wilde nemen. Buiten was een poet ser bezig, die ons uit de rostauratie eten en drinken kon halen. Hausler was nooit ver kwistend, maar hy dronk toch gewooniyk een glas bier en at iets, wyi hy eerst des avonds om elf uren thuiskwam. Nu echter bedankte hy en zeide: „Ik heb geen geld. Ik moet verhongeren en kan geen eten meer krygen. Het is alles weg, de heele boel is weg." Zyne woorden verbaasden my. Hy schertste niet en zag er in het minst niet uit, om te willen schertsen. Sprak hy echter in ernst, dan moest ik voor zyn verstand vreezen, en de onrust, die ik reeds vroeger had, werd er te grooter door. Ik kon slechts zoolang in de wachtkamer blyven, als ik tyd had om wat te eten en een glas bier te drinkendan moest ik weer naar de machine, om het vuur op te stoken en voor stoom te zorgen. Ik wierp de noodige kolen in den haard, spreidde het vuur uiteen, zoodat het levendJg brandde, en had spoedig weer stoom op. Toen het tyd werd om op het spoor te ryden, waar wy ons voor den Weener sneltrein moesten plaat sen, zond ik den poetser naar Hausler, wyi deze tegen zyne gewoonte niet vanzelf kwam. Hy onderzocht ook niet, zooals gebruikeiyk is, de pompen en kleppen, maar scheen zich dien dag geheel op my te verlaten. Prompt tegen negen uren liep de trein in Falkenburg binnen en worden de machines schieiyk verwisseld. Ook deze trein was zeer sterk bezet en had over de vyftig assen. Tot Herzburg reden wy normaal in twaalf minuten. Dan hadden wy tot Jüterborg vyf en dertig minuten, en onderwyi bemerkte ik, dat Hausler hoe langer hoe meer opgewonden werd. Hy sprak in zichzelven, stiet toornige woorden uit, die dikwyis als een vloek klonken, gesticuleerde heftig en scheen geheel te ver gaten waar wy waren. Voorby de drie kusschenstations tot Jüter borg reden wfl met eene beangstigende snel heid, zonder de gewone matiging. Ik waagde het niet Hausler op zyne onachtzaamheid op merkzaam te maken, wyl hy op dat punt altyd wat kitteloorig was. Toen ik echter vóór het station Jüterborg de telegraaf op „langzaam ryden" zag staan, en Hausler zich niet in het minst om dat signaal scheen te bekommeren, trad ik hem opzy en draaide de stoomkraan ietwat dicht, omdat wy anders in geen geval den trein by het perron tot staan zouden kunnen brengen. Hausler deed daarop uit zichzelven het noodige en hield be- hooriyk voor het perron stil. Om 9 u. 62 m. reden wy van Jüterborg af en hielden 14 minuten later in Luckenwalde stil. Hausler was, in tegenstelling van vroeger, zeer bedaard geworden, maar zag er hoe langer hoe somberder uit, en toen ik kort voor het station weer naar de stoomkraan wilde grypen, daar ik moende dat Hausler andermaal vergat de snelheid van den trein te matigen, kreeg ik van hem een zeer on- zachten stoot en riep hy my byna gillend toe: „Biyf af dat is mfln werk!" Het oponthoud in Luckenwalde van eene minuut bezigde ik, om nieuwe kolen op te doendaarop joegen wy weer vooruit. Onge veer vyftig kilometer, dus byna onzen halven weg, hadden wy thans tot Beriyn in eenen af te leggen. Hausler stond op zyne gewone plaats. Eensklaps vatte hy my by den arm en zeide: „Hebt gy hem gezien?" „"Wie?" vroeg ik verwonderd. „Hy keek reeds in Falkenburg uit den coupé," zei Hausler. „Hy komt van Weenen, en thans heb ik hem." „Wien bedoelt gy toch? vroeg ik, natuuriyk verontrust. „Rothschild," zei Hausler. „Hy komt van Weenen om het geld af te halen, dat hy my ontstolen heeft. En nu wil hy my ook nog halen. Maar nu heb ik hem. Gooi kolen op, wy hebben stoom noodig." Ik opende de deur van den haard en zag, dat er vuur genoeg was. „Het behoeft nog niet, meester," ant woordde ik. Woedend vatte Hausler den ketting, waarmee men de zich vanzelf sluitende dour van den vuurhaard opent, en zeide daarop toornig: „Werp kolen op, ik heb stoom noodig. Ik rtyd Beriyn voorby, regelrecht de zee in. Daar verzuip ik dien Rothschild, en laat hy dan nog eens myn geld stelen. Wilt gy opstoken of niet?" Op hetzelfde oogenblik greep Hausler een zwaren, dubbelen schroevendraaier, die naast hem hing, en hief dien omhoog, als wilde hy my neervellen. Ik wierp kolen op, tot Hausler my toeriep: „Voorloopig genoeg! Maar pas op het vuur. Ik heb zestig atmosferen spanning noodig. Wy ryden nog drie uren in eenen door." Het zal iedereen wel angstig te moede worden, als hy zich alleen ziet met een man, die eensklaps sporen van waanzin toont. Erger en moeiiyker wordt het geval, wanneer men zich alleen met een waanzinnige op de loco motief van een sneltrein bevindt, die met eene snelheid van negentig kilometer in het uur voortjaagt. Ik wil voorop zetten, dat ik geen oogenblik aan myn eigen leven dacht, maar met siddering aan de ongeveer driehon derd reizigers achter ons in den trein, die geen vermoeden hadden van het gevaar, waarin zy verkeerden. De machinist, zonder twyfel waanzinnig, zooals het scheen voor een aanval van woede staande, en bereid om den trein ln geen geval aan het eindstation Beriyn tot stilstaan te brengen, maar met hem door te jagen, dat wil zeggen, eene catastrophe te veroorzaken, waarby waarschyniyk de holft der reizigers den dood zou vinden 111 Wat zou het helpen, als ik beproefde in het be slissend oogenblik Hausler weg te dringen en de locomotief tot staan te brengen? Hy zou my neerslaan, zoodra ik de hand slechts naar hem uitstrekte; ik zag het aan zyne van toom gloeiende oogen, waarmee hy my wan trouwend gadesloeg. En al schreeuwde en gesticuleerde ik ook nog zoo hard, om aan de stations, die wy langs vlogen, de beambten opmerkzaam te maken, zoo hielp zulks niet, want slechts één man kon den trein tot staan brengen, en dat was Hausler, de waanzinnige machinist. Eerst was ik als verlamd, maar daarna zei ik tot myzelven, dat het laf zou zyn alles verloren te geven. Ik had Hausler gaarne toegesproken, maar wist niet, wat ik zeggen zou. Door tegen spraak mocht ik hem niet prikkelen, en tot een onverschillig praatje voelde ik my niet in staat. Toch moest ik iets doen, om zyno opmerkzaamheid van my af te wenden. Hy keek voortdurend naar my met het wantrou wen, allen waanzinnigen eigen, en beval mij van tyd tot tyd kortaf kolen op te werpen. Den yzeren schroevendraaier hield hy vast in de hand en eiken keer, dat hy my bevel gaf het vuur op te stoken, hief hy dien dreigend omhoog. Ik moest trachten hem te kalmee ren en zyne opmerkzaamheid af te leiden, wyi er my alles aan gelegen lag, een anderen grooten schroevendraaier, die in een kastje achter my lag, meester te worden. Er was geene andere mogeiykheid om don trein en de passagiers te redden, dan om in het be slissende oogenblik Hausler neer te vellen Het zou my hard vallen, do Hemel weet het, een man, dien ik kende en hoogschatte, als een wild beest ter neer te slaan. Maar waar het de redding van honderden menschen gold, mocht ik niet aarzeloner was geen andere uitweg. Aan myne eigen verantwoordoiykheid voor wat een moord zon schynen, dacht ik niet. Ludwigsfelde waren wy voorby. Wy hadden nog ongeveer vier en twintig kilometer af te leggen en misschien nog twintig minuten tyd. Ik zal nooit vergeten, dat in weerwil van den vreeselyken toestand de zaak my be- lachelyk voorkwam, toen ik my eindelyk inspande om tegen Hausler te zeggen: „Het is van avond koeler dan anders." Hy zag my wantrouwend aan en zweeg. „Uwe vrouw wacht u zeker op bet perron," vervolgde ik daarop zoo kalm mogelyk. „Dat hindert niet," zei Hausler, „ik ryd toch door. Ik ryd in eenen door tot aan de Oostzee en houd niet meer op." „Zal uwe vrouw dan niet verwonderd opzien?" vroeg ik zoo onbevangen mogelyk. „Zeker," zei Hausler lachend, „stellig zal zy zich verwonderen. Maar als zy Rothschild in den trein ziet, zal zy het wel begrypen; zy weet dan, dat ik hem wil verzuipen. Bovendien ryden wy dadeiyk weer terug en behoeft zy maar een half uur te wachten." Wy joegen Gross-Beeren voorby, zonder de snelheid ook maar iets te matigen. Wy naderden Gross-Lichterfelde, waar zeer waar schyniyk, by de groote vervroeging, die wy hadden, een Berlyner locaaltrein op de raiis kon staan. De trein was inmiddels gemeld door de stations, die wy voorbystoomden, en het signaal stond op „vry." In eene dichte stofwolk gehuld, die door onze razende vaart opstoof, joegen wy hst station voorby. De machine maakte by de wissels letteriyk sprongen. Als een visioen vlogen wy voorby Lichter- felde en joegen nu op het uitgestrekte Ber lyner rangeerterrein aan, welks honderden lichten wy in de verte zagen. Ik keek naar rechts vooruit en meende my niet te vergisstu, toen ik in de verte het roode licht zag, dat onzen trein beval stil te houden. Wy stonden voor de catastrophe en in weinige oogenblikken zou niet alleen myn lot, maai- ook dat van de honderden passa giers achter ons worden beslist. Duideiyk zag ik nu het roode licht vóór onzen trein; het station was niet vry. Ik voelde hoe van schrik en angst myne haren te berge rezen; de zinnen schenen my te begeven. Met vreeseiyke snelheid naderden wy het hatt-signaal. Ik pakte den arm van Hausler en schreeuwde hem in het oor: „Rood licht!" Hy staarde my aan en riep: „Rothschild? Waar?" „Rood lioht vóór ons l" schreeuwde ik nog maals zoo bard mogelyk. „Rothschild vóór ons!" sprak Hausler my na. Daarop stiet hy een gillenden kreet uit en sprong op de galery, die langs den ketel tot voor op de locomotief voert en van eene leuning is voorzien. Hy vermoedde, in zyn waanzin, dat zyn vyand daar vóór hem was, en wilde hem te ïyve. Ik greep den grooten schroevendraaier uit het kastje en sprong daarna op de plaats van den machinist. Ik mocht niet in eenen den stoom afsluiten, want dan ware de trein als eene harmonica ineengeschoven. Langzaam draaide ik de kraan dichter en dichter en bemerkte alras, dat de trein minder vaart liep. Daarop opende ik de afsluiting voor de vacuumrem en hoorde spoedig daarop het schrynen en knarsen der remmennu sloot ik den 6toom geheel af.... de trein stond stil, onmiddeliyk by het holt signaal. Wederom hoorde ik den gillenden kreet van Hausler, die voorop de locomotief ineenge doken zat. Ik zag hoe hy zich oprichtte en van do locomotief sprong. Een oogenblik ble6f hy als verdoofd liggen, daarop rende hy gillend tusschen de rails voort Geen mensch in den trein had vermoed in welk een gevaar wy verkeerd hadden Van uit het station kwam de Leipziger sneltrein ons tegemoet ryden met dezen, die als altyd des avonds vol passagiers was, hadden wy in volle vaart voor het station in botsing moeten komen. Onze trein kreeg het signaal om verder te ryden, langzaam reed ik naar binnen. Wy waren tien minuten te vroeg. De inspecteur yide dadelyk met den hoofdconducteur naar voren, om te vernemen hoe zulks kwam; zy waren verbaasd, my alleen te zien, en het in de laatste minuten doorleefde had my zoozeer aangetast, dat ik slechts met moeite eenige opheldering kon geven. De vrouw van Hausler was natuuriyk ontsteld, toen zy haren man niet zagik kon haar de treurige mede- deeling niet besparen, dat hy krankzinnig was geworden. Ik was zelf zoo overspannen, dat ik op raad van den geneesheer van het station meerdere dagen verlof kreeg. Toen ik na eenigen tyd my weer als hersteld aanmeldde, vernam ik, dat men nog dien zelfden nacht Hausler, in een aanval van razerny, op het terrein had gevonden en naar een krankzinnigengesticht had gebracht. Aan leiding tot zyn waanzin was het verlies van al zyne spaarpenningen. Hy had ze aan een kleinen bankier toevertrouwd, en deze was, met al wat hem van verschillende zyden in bewaring was gegeven, er van door gegaan. BUITENLAND. Frankrjjk. De gemeenteraad te Pons, departement Beneden-Charente, heeft aan den heer Combes, onder-voorzitter van den Senaat, een feestmaal aangeboden. Deze heeft by die gelegenheid gesproken over de gevaren van anarchisme en socialisme. Eerstgenoemd gevaar, sprak hy, zal men door radicale maatregolen kun nen tegengaan, maar het socialistisch gevaar is van bedenkelyker aard, daar het zich open baart onder allerlei vormen. Het weet eene onervaren Kamer te misleiden en voor zich te winnen, door hare denkbeelden van onbe perkte vryheid te doen aannemen, onder anderen van eene vryheid van drukpers, zooals in 1881 is toegestaan, toen wy het anarchisme nog niet kenden en nog slechts onvolledig bekend waren met de gevaren van het socialisme. Maar, voegde hy er by, wy zullen die leer den weg afsnyden. Verder sprekende van den buitenlandschen toestand, was de heer Combes geheel gerust. De voort uitgang der wetenschap, sprak hy, maakt den oorlog zoo goed als onmogelyk. Hy wees onder anderen op de geduchte macht der gepantserde schepen. Zy, die beslissen over oorlog en vrede, moeten doordrongen zyn van de gedachte, dat de oorlog aan beide kanttn een verdelgingsoorlog zal zyn. En bovendien, de volken, die achter de regeering staan, verafschuwen tegenwoordig den oorlog, dien zoo bloedigen stryd, die roem verschaft aan slechts weinigen en smart en ellende aan alle anderen. De Nationale Raad der Arbeidersparty heeft ter gelegenheid van 1 Mei een manifest uitgevaardigd aan de werklieden. Er wordt in geprotesteerd tegen de anarchistische aan slagen, doch van groote verzoeningsgezindheid geeft het manifest weinig blyk. „Bondgenoo- ten in Europa," zoo leest men in dat fraaie stuk, „de Republiek schaamt zich niet, die te gaan zoeken by de grenzen der Aziatische barbaarschheid. Rusland, de zakken gevuld met onze millioenen, werpt zich nu in de armen van Duitschland. Wat den binnenland- schen toestand van Frankryk betreft, aan anderen geeft het de sleutels daarvan in handen." Het Panama-kanaal zal worden voltooid, iodien er nog menschen worden gevoDden, die er geld voor over hebben. Zoo is eergisteren in eene vergadering van houders van 18,000 Panama-obligatiën te Parys besloten, maar het is niet aan te nemen, dat er iets van zal komen. Voorloopig zou slechts 60 millioen fr. wor den byeengebracht, ofschoon de kosten van de voltooiing van het kanaal door deskun digen op 700 tot 900 millioen worden schat. De gedeelteiyk voltooide werken zyn grootendeels vervallen, de kostbare machine» onbruikbaar geworden, zoodat minsteDs 60 millioen noodig zou zyn om alles in den toe-, stand te herstellen, als op den dag, toen he$j werk werd gestaakt. Groot-Britannió, Uit eene interpellatie in het Lagerhuis oveï het vergaan met man en muis van het schijf „Port Yarrock" is gebleken dat dit vaartuig' met ontoereikende bemanning in zee stak en dat daaraan voor een goed deel het verlies van het schip en van 21 menschenlevens moet, worden toegeschreven. De minister Mundell» moest de verklaring afleggen, dat onder d® tegenwoordige wetsbepalingen op de koop- vaardy aan ongenoegzaam bemande vaartuigen, het uitzeilen niet kon worden belet. Middelen worden echter beraamd om in deze leemte te voorzien. De regeering zal eene commissie benoemen van reeders, experts van den Board of Trade en parlementsleden, om haar in deze van advies te dienen. N oorwegen, In eene vergadering van verschillende ver- eenigingen, die by de linkerzyde aangesloten zyn, heeft het bestuur der party een voorstel gedaan, waarby aangedrongen wordt op de uitvoering der besluiten van het Storthing betreffende het consulaten-wezen, op een afzonderiyk Noorsch ministerie van buiten- landsche zaken en op algemeen kiesrecht. De beraadslaging hierover is tot eene latere zitting uitgesteld. De flnantiöele commissie uit het Storthing heeft zich vereenigd met het voorstel der regeering tot het uitschryven eener nieuwe leening, maar heeft het bedrag verhoogd tot" 38,000,000 kronen, opdat nog 3,000,000 kronen meer ter beschikking zouden komen voor den aanleg van spoorwegen. Yereenigde Staten. Wat betreft de behandeling van de tarief- wet in den Senaat, zyn de republikeinsche bladen niet byzonder ingenomen met de rede, welke de senator Voorhees tot aanbe veling der wet heeft gehouden, vooral omdat de heer Voorhees zich tevens voor de aan neming der inkomsten-belasting verklaarde. De „New-York Herald" voorspelt eene neder laag der democraten by de November-ver- kiezingen, indien de Senaat het tarief ontwerp goedkeurt, maar de democraten maken zich niet byzonder ongerust over deze bedreigingen. Men verwacht dat toch de tariefwet ook door den Senaat zal worden aangenomen. De twist over de Mosquito-kust is nog niet bygelegd. De regeering der republiek Nicaragua acht zich verkort in hare rechten door het optreden der Engelsche en Noord- Amerikaansche regeeringen en heeft daarom geweigerd verder de besluiten der consuls dezer beide Staten te bekrachtigen. Ernstige geschillen zyn echter over dezen twist niet te verwachten, daar de Engelsche en Ame- rikaansche regeeringen het over de regeling van den toestand te Bluefield reeds eens zyn geworden. In Zuid-Garolina biyft de gouverneur Tillman zyn voornemen tot instandhouding der liquor-lawwolke tot zoo ernstige onger regeldheden aanleiding heeft gegeven, hand haven. De gouverneur heeft nu eene procla matie .uitgevaardigd, waarby hy de hulp der politie in alle plaatsen van den Staat inroept, ten einde het verzet der bevolking tegen zyne wet te bedwingen. In het Huis van Afgevaardigdon zal weldra de regeering worden geïnterpelleerd over deze quaestie en zal de vraag te berde worden gebracht, of de gouverneur wel het recht heeft den telegraafdienst te belemmeren. De beslissing zal waarschyniyk niet gunstig wezen voor den gouverneur, die door de New York Herald „dictator Tillman" wordt genoemd. Dat de openbare orde in Zuid- Carolina moet woraen hersteld, daarover zyn alle bladen het eens, maar daaruit blykt nog niet, dat de liquor-law zal worden gehandhaafd. Peru. In Peru scheen gisteren een nieuwe burger oorlog onafwendbaar, toen gemeld werd dat generaal Caceres tegen den wil der bevolking en van het Congres, maar steunende op het leger, zich tot dictator had opgeworpen; maar later werd dat bericht weer tegengesproken. De eerste vice-president dr. Del Solar, die volgens de grondwet den overleden president Bermudez moest opvolgen, weigerde met generaal Caceres mede te werken. De tweede vice-president, kolonel Borgono, eveneens een van de leiders der militaire party, zou toen het bewind hebben aanvaard overeenkomstig de wenschen van den dictator in spe. Tot dusver is de orde te Lima nog niet gestoord. INGEZONDEN. Mynheer de Redacteur/ Sedert 23 maanden woon ik te Oegstgoest en hoewel ik voldoende belasting betaal om kiezer te zyn, zag ik er nog nooit een stem biljet. Kiest men daar soms nog volgens de lysten van 1892? Ik vermoed van ja, want een myner collega's, die in 't zelfde geval, doch te Zoeterwoude verkeert, heeft er evenmin ooit een stembiljet gezien, en toch meent ook hy kiezer te zyn. Ik had my kunnen overtuigen door naar de kom van myn „dorp" te gaan, maar eilieve, wie doet dat als hy alleen des Zondags vrl1 is? Een kiezer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6