N°. 10468. t§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. IN BLOEI GEKNAKT. Maandag O April. A°. 1894. LEIDSCH V- PBIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers i0 06- PRUS DER ADVERTENTTËN: Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Ticeede Blad. Een ingezonden stuk in Het Nieuws van den Dagwaarboven wy zagen staan Mili taire Administratie en onderteekend door „Een Officier", trok dezer dagen onze aandacht en na lezing achten we het wel ge schikt tot opneming in ons overzicht. Na het gebruikelijke „Mynheer de Redac teur l" luidt het: In den laatsten tyd, nu weder een paar dagen geleden, kwamen in de couranten be richten voor omtrent oneerlijkheden, in boven genoemde zaak gepleegd. Behalve het treurige van dergelijke gevallen voor den persoon in quaestie, komt de geldelijke druk neer op de officieren, leden van de administratie der corp sen. Want het Rijk houdt zich in deze aan de troepen-officieren, die benoemd worden om toezicht te houden op den werkkring der offi cieren van administratie, en dus betalen moe ten, als de laatsten de zaak in de war heb ben gestuurd. Nu is ons meermalen van zeer bevoegde zijde verzekerd, dat meerbedoeld toezicht niets beteekent en met den besten wil niet kan worden gewaakt voor oneerlijkheden, door kwartiermeesters, op welke wfize dan ook, gepleegd. Hierdoor staat dus de troepen officier bloot om, zonder de minste zeker heid aan zfine zy de te hebben, daarentegen alle kansen om bedrogen te wor den in de hand van de tegenparty, in casau den kwartiermeester, te zien, en, zonder er iets aan te kunnen doen, maar te moeten betalen, als de laatste oneeriyk wil zijn. Wy vermeenen dan ook, dat het zeer hoog tijd is dat aan dezen toestand een einde komt, door de bevoegde autoriteiten maatregelen worden ontworpen tegen dergelyke willekeur, en de werking van hoofd- en andere admi nistration, zoowel als van den kwartiermeester, zoodanige verandering onderga, dat èn de troepen-officier niet meer behoeft te betalen voor zaken, waartegen hij niets ver mag, en de kwartiermeester niet meer wille keurig met 's Ryks gelden kan omspringen zooals hem goeddunkt De Opmerkerbouwkundig weekblad, doet eenige mededeelingen omtrent de eerste be stedingen, die te Amsterdam door het ge meentebestuur gehouden zfin naar bestekken en voorwaarden, waarin ook de onlangs aan genomen bepalingen omtrent loon en arbeidsduur waren opgenomen. Een dezer bestekken was No. 9, voor „het gereedmaken van het terrein voor de be stratings- en scheepmaker8werven aan de Kostverlorenvaart bezuiden en langs de 2de Hugo-De-Groot straat." De bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidstyd vorm den 17 van dat bestek en in 19 was be paald, dat de gegadigden moesten inschrijven: lo. geheel overeenkomstig de bepalingen van het bestek en 2o. overeenkomstig de bepalingen van het bestek, doch met uitzondering van die, voorkomende in 17. Er kwamen elf biljetten in en wel: Inschrijversmet 17zonder 17: Schmidt en Hermans, f 14,288 f 14,288 Kriekaart 17,900 17,000 De Leon16,690 14,890 Koster20,996 17,606 Van Boven20,600 20,500 Bos19,887 19,280 De Neef18,900 18,900 Van Brummelen 16,800 16,800 Kleljnsorg 15,680 14,880 Deutekom 19,000 15,000 Höfte en Gelens 13,190 18,100 Deze cijfers zyn zeker belangwekkend. Men ziet er uit dat, terwyl vier inschrijvers meenen, dat 17 voor hen geene extra-uitgaven zal veroorzaken, de anderen daar anders over denken en het bedrag bepalen tusschen 90 als minimum en ƒ4000 als maximum. Door beide kolommen op te tellen en door het getal inschrijvers te deelen, komt men tot midden- prfizen van 17,5»9 met 17 en f 16,576 zonder 17, zoodat het verschil, dat door het opnemen der door den gemeenteraad gemaakte bepalingen ontstaat, f 963 of bijna 6 pet. bedraagt. Het is te verwachten, dat het gemeente bestuur het offer van f 90, door de minste inschrijvers voor het zich onderwerpen aan 17 gevraagd, gaarne zal brengen, zoodat in dit geval de gemeentekas er goed afkomt. Hoe echter te verklaren, dat de werking van §17 door de gegadigden op zoo uiteenloopende wijze wordt verwacht? Sommigen meenen dat het hun geen of haast geen geld zal kosten, anderen ramen de daaruit voortvloeiende extra uitgaven op duizenden. Het is vooralsnog niet mogelijk, hiervan eene verklaring te geven. Misschien is, in dit geval, door hen, die de extra uitgaven laag raamden, juist gezien, daar voornamelijk grondwerken in het bestek beschreven zyn. Daar nu een grondwerker wel niet als een ambachtsman zal beschouwd worden, valt hy onder het tarief van ƒ0.18 per uur, in 17 genoemd. De Opmerker meent te weten dat te Amsterdam het loon der grondwerkers reeds dit cyfer bereikt heeft, ja, dat dikwyis nog hooger loon gegeven wordt. Dit zou dan de sleutel zyn van het geheim, waarom velen der inschry vers in dit geval voor de werking van 17 geene vrees koesteren. De Opmerker geeft dit intusschen slechts als gissing. Dikwyis moet een aannemer het onmogeiyke doen om werk te houden, daar dit het eenige middel is, om boven water te biyven. Dat in dergelyke gevallen alle moge- ïyke bepalingen niet afschrikken, is te be- grypen. Iemand schryft aan De Telegraaf: Het bestuur der „Nederlandsche Vereeniging tot bescherming van Dieren" heeft zich verleden jaar zeer terecht geroepen gevoeld te trachten het martelen van kikvorschenin Noord Brabant tegen te gaan. Uit het verslag blykt evenwel, dat inge wonnen ambtelyke berichten vermelden dat de kikvorschen eerst gedood worden. Dit vooraf dooden der kikvorschen is even wel slechts schyn, en nu die tyd weder nadert, is het wenscheiyk, de waarheid in deze mede te deelen. Eén of meer personen, dikwyis jongens, loopen, met stokken gewapend, de weilanden af, slaan dan de opspringende kikvorschen neer (wat geenszins den dood ten gevolge heeft) en bergen ze in een zak of doek, om ze na het verzamelen van een voorraad in tweeën te snyden of met een bot mes te zagen. De voorste gedeelten worden dan wegge worpen, niet eens in het water, wat verre te verkiezen zou zyn, maar op den weg, waar het afsnyden heeft plaats gehad, en waar die gedeelten met uithangende inge wanden dan nog eenige dagen met de voor- pooten liggen te bewegen in de brandende zon, terwyl vliegen en andere insecten op het afgesneden lichaam het naamlooze ïyden nog verhoogen. Het bewegen van die honderden afgesneden vooreinden vermindert, natuurlyk, gaandeweg in de volgende dagen, om eindeiyk geheel op te houden. Pogingen, aangewend om dat martelen te doen ophouden, blyven geheel gevolgloos, zoowel onder tegenwerping, dat het slechts beesten zyn, die geene ziel hebben (met welk middeleeuwsch dogma men de gruweiykste mishandeling, ook op honden gepleegd, poogt te dekken), als omdat het de broodwinning van de arme bevolking is, terwyl eenige gevallen, by de justitie aan gegeven, niet vervolgd werden, „omdat het dusdanig dooden van kikvorschen niet onder de Strafwet valt." Moge uwe welwillende openbaarmaking bydragen, zy het dan ook onder vooralsnog gebrekkige wetsbepalingen, tot het tegengaan van dit naamloos duizendvoudig herhaald ïyden, waarvan de klachten ons niet kunnen bereiken. In een artikel „De roeping van den byzon- deren Katholieken onderwfizer in de heden- daagsche maatschappy", schryft De Katholieke School „Ziet, eene byna niet te dempen klove is er ontstaan tusschen de hoofden van de open bare scholen en hunne onderwyzors, dienau- weiyks hun nog eenig gezag willen toekennen. Met bitterheid wordt de stryd gevoerd, en weerzinwekkend is de indruk, welken die verdeeldheid uitoefent op een ieder, die deze beweging nagaat. Door zelfzucht beheerscht, denkt een ieder slechts aan eigen belangen, en niemand schynt er aan te denken, hoe deze stryd schade doet aan de zaak, waarvoor zy zyn geroepen, en ten slotte geen der stry dende partyen voordeel aanbrengen kan." En verder: „Hoe velen onder de openbare onderwyzors neigen hoe langer hoe meer naar het socia lisme over. Hoe ruw wordt reeds de toon, die opstygt uit hun midden, hoe weinig in over eenstemming met hunne taak als opvoeders der jeugd." Het betreurenswaardige van dezen toestand is toe te 8chryven, zegt De Maasbodeaan den verderflyken invloed, dien het lezen van het socialistisch maandblad De Volksonder- loijzer op vele onderwijzers uitoefent. Dit radicaal blad steekt den draak met allen gods dienst en haalt den goeden naam van menig Katholiek hoofdonderwyzer, die wars is van socialistische beginselen, door het slyk. In eenige zyner laatste nummers heeft dat ge- vaariyk orgaan van den „Onderwyzersbond" den treurigen moed eenige Katholieke hoofden van openbare scholen te belasteren. Die leugen achtige aantygingen komen van plichtvergeten onderwyzors, die het hunnen hoofden euvel duiden, dat zy tegen het socialisme stryd voeren. Aan vele onderwyzer6 in Noord-Brabant en Limburg wordt De Volksonderwijzer kosteloos toegezonden. Ongeloof, godsdiensthaat,Multatuli vergoding en verdachtmaking van algemeen geachte hoof den van scholen vormen schering en inslag van de meeste artikelen van dit blad. By de benoemmg van onderwyzers begint men dan ook reeds te onderzoeken, of de sol licitant lid is van den „Onderwyzersbond" of lezer van De Volksonderwijzer. In beide geval len wordt een dergeiyk onderwyzer krachtig bestreden, niet alleen door gemeentebesturen, maar ook door sommige districts* en arron- dissements-schoolopzieners. Deze maatregel is ongetwyfeld in het belang zoowel van het byzonder als van het openbaar onderwys. Dat gemeentebesturen, schoolcommissiön en hoofden van scholen zooveel mogeiyk hunnen invloed aanwenden om de onderwyzers van het toetreden tot den „Onderwyzersbond" en het lezen van bladen als De Volksonderwijzer af te houden 1 Omtrent werkzaamheden in den tuin lezon we in het Rotterdamsch Nieuwsblad Met het voorjaar is ook weer de tyd ge komen, waarin de werkzaamheden in den tuin horvat moeten worden. Er is daar nu veel en velerlei te doenmesten, spitten, bedden aan leggen, zaaien, snoeien, enz. Mest is de kurk, waarop de landbouw, maar ook de tuinbouw dryft. Geef je niet, dan heb je niet. Één ding is by de bemesting jammer, nl. dit, dat men den mest veel te diep in don grond brengt. De vruchtbaarmakende stof wordt natuurlyk over den grond gespreid en dan ondergespit. Maar, dit moet slechts zóó geschieden, dat de mest een halven speet diep komt te liggen en niet een heelen. In 't eerste geval komen de plantenwortels er alle in, in 't laatste echter niet één. De mest moet hoofdzakeiyk in het eerste jaar dienst doen, niet in het tweede. Door de speten schuin te nemen, kan men do meststof op de juiste diepte brengen. Veeltyds wordt de geheele tuin van mest voorzien, ten minste als de voorraad zoo'n luxe toelaat, want eene luxe is het zoo te mesten. Immers, er zyn tuinbouwgewassen, die volstrekt niet gediend zyn met eene versche bemesting, maar liever op ouden bodem kracht teren. Daarentegen zyn er ook, die liever twee porties dan eene hebben. Tot de eerste reke nen wy knol- en wortelgewassen; tot de laatste de bladgewassen. En erwten en boonen? Och, die zyn mot wat asch tevreden, tenzy de grond bepaald arm aan voedselstoffen is. Zy nemen immers de zoo onmisbare stikstof rechtstreeks uit de lucht op, maar zyn byzonder dankbaar voor wat kali en kalk, dus voor wat haardasch. De ondervinding leert het ons rykelyk. Wit min smakelyke aardappelen wil hebben, om van slechte maar niet te spreken, diepoteze in een krachtig bemesten, zwaren grond. En vurige wortels, mitsgaders akelige knolletjes met een vervaariyk pak loof kan men ook telen in een vetten bodem. Conclusie: mest dik voor alle bladgewassen sla uitgezonderd, omdat ze anders geneigd is door te schieten zet wortel- en knolgewassen in een in 't vorige jaar bemesten grond en teel erwten in een min of meer schralen bodem, maar gebruik er asch by. Ook kunstmest gebruiken? Natuurlyk, als men de tuinbouwcultuur ten minste intensief wil dry ven. Door eene krachtige bemesting, eene kunstmatige besproeiing en eene rationeele vruchtwisseling kan in een tuin verbazend veel phosphorzuur, kali, enz. in planten omgezet worden en in een drie- a vier- voudigen oogst ligt juist de winst. Stalmest alleen kan geene zeilen genoeg byzetten, maar moet noodwendig door zyn jongeren broedei kunstmest ondersteund worden Yan spitten gesproken: de tuin moet niet omgegooid of omgewroet, maar zorgvuldig in gekeerd worden. Het komt hier op kleinig heden aan en die mag men derhaife niet over het hoofd zien. Een dag langer spitten eischt eene meerdere uitgave van een daalder, maar die daalder komt weerom, zelfs met rente. Daarom neme men dunne spitten en verkrui- mele ze zoo goed mogelyk. Dat geeft een lossen, voor de lucht zeer toegankeiyken grond. Kluiten moeten in den tuin niet te vinden zyn. Byna in eiken tuin vindt meD kruis- en aal- bessebouinpjes, maar niet in eiken tuin vindt men deze in don nazomer beladen met vele, groote en wèlsmakende vruchten. Dat komt eerstens, omdat ze doorgaans honger ïyden, en tweedens, omdat ze óf met óf zeer onvoldoende kennis maken met het snoeimes. Zulke boompjes moeten vooral vloeibaren mest hebben en daarover heeft men in elke huishouding te beschikken. Gebruikt men den inhoud dor privaten, dan verdient h6t aanbeveling hem met water te verdunnen of men kan ook met water nagieten. Voorts moeten de kruisbessen vooral hol ge snoeid worden, zoodat men er ongehinderd do hand in kan steken. De lucht en het licht moeten er door kunnen stroomen en niet geweerd worden door eene war6 bosschage. Be88eboomen neme men ook goed onder het mes: zy dragen aan het oude hout. Frambozen Ook nazien. De stengels vaa verleden jaar zyn nu dood en moeten dus verwyderd worden. Er zyn nieuwe genoeg, of genoeg, neen er zyn er te veel, veel te veol zelfs. Er kunnen er genoeg afgesneden worden. Als de overblyvende flink aan den groei zyn, dan komen er alweer zoo successievelijk jonge stengeltjes uit den grond voor't volgende jaar. Die alle te laten staan is dom en met het oog op die domheid zeiden we twee zinnen hooger: afsnyden een deel. 18) Dien avond omstreeks acht uren kwam de koets van de gravin Von Hohenstein om Laura af te halen, en deze trad met bevend hart de blauwe kamer binnen, alwaar hare gastvrouw haar wachtte. Het schemerend licht, dat de met eene kap overdekte lamp verspreidde, de eikenhouten beschotten, de donkere tinten der gobelins, dit alles maakte op Laura een droefgeestigen indruk, en de ernstige gelaatstrekkon der geheel in het zwart gekleede, majestueuze vrouw waren niet geschikt dien indruk te wyzigen. De gravin trad haar niet tegemoet, maar wenkte haar tot zich, terwyl zy haar met een trotsch gebaar de hand reikte. „Mevrouw Von Sehnwitz," zeide zy, „ik heb de vryheid genomen, u tot my te roepen. Bt heb zooveel van uwe schoonheid en be valligheid gehoord, dat ik myn verlangen niet kon bedwingen, met u kennis temaken. Treed nader en zie my aan!" Laura voldeed aan dit bevel. De gravin staarde haar een oogenbllk strak aan, maar wendde zich daarop haastig af, alsof zy aan eene hevige gemoedsbeweging ten prooi was. Zy bleef met de handen voor de oogen zitten terwyl Laura haar verbaasd aanstaarde. Opeens scheen zy zich te herinneren dat zy niet alleen was. Zy richtte zich uit hare gebogen houding op en zeide met bevende stem: „Mevrouw, u gelykt sprekend op uw vader." „Kent u hem?" vroeg Laura verbaasd. „U komt immers nooit aan het hof?" „Tegenwoordig zeer zelden, maar vroeger wa9 ik hofdame by de moeder van dezen vorst. Uw vader was tegeiykertyd met my aldaar. Maar dit is nu ruim twintig jaren geleden; „brisons la dessusI"" Toen Laura, op de uitnoodiging der gravin, in een der antieke stoelen plaats nam, was het haar alsof de leeuwenkoppen, die het versiersel van den fauteuil uitmaakten, haar grimmig aanblikten. „Ge zyt zeker verwonderd dat ge hier myn nichtje Hulda niet aantreft?" zeide de gravin, „maar zy had eene samenkomst met al degenen, die aan het hof verbonden zyn. Maar, dat bef-ft natuurlyk Von Sehnwitz u reeds verteld 1" Het was Laura alsof haar een scherp werk tuig in het hart gestoken werd. Zy antwoordde blozend by de gedachte, dat zij onwaarheid sprak dat zy er iets van gehoord had, maar het rechte nog niet wist. „Nu, dan zal ik het u vertellen," zeide de gravin. „Men heeft het voornemen esn tooneel8tuk op te voeren. Hulda zal waar schyniyk de hoofdrol daarin vervullen en de vorst speelt ook mede. Natuurlyk zal uw echtgenoot eveneens van de party zyn; maar misscvien mocht ik u dit alles niet vertel len. No, ge zult niet uit de school klappen Laura was zeer ontstemd over de woorden der gravin. "Waarom vertrouwde haar echt genoot haar zoo weinig, dat hy nï^ts van dat voornemen verteld had? „Mevrouw de gravin ziet my iucn niet voor een onmondig kind aan, dat ik het onderscheid tusschen spreken en zwygen niet zou kennen? Als myn echtgenoot het my niet mededeelt, dan zal ik hem het geheim niet ontlokken," antwoordde zy op trot- scben toon. De gravin deed alsof zy niets van Laura's ontstemming bemerkte en zeide: „Ge hebt de eerste weken na uw huwelijk op het slot Sehnwitz doorgebracht, nietwaar?" „Zooals u zegt, mevrouw," antwoordde Laura. „Hebt ge by die gelegenheid ook de torens van het kasteel beklommen? En heeft Von Sehnwitz u van de geheimen, daaraan ver bonden, verteld?" „Geheimen," stamelde Laura verbaasd; „daar heeft Von Sehnwitz my niets van gezegd." „Dus ge weet niets van het drama, dat in een van die torens is afgespeeld?" „De dagen waren zoo kort, toen ik daar was, en het was zoo koud," stamelde Laura, die hevig ontsteld de woorden van de gravin aanhoorde. „Wy hadden daarom besloten het bezoeken van de torens en de kelders uit te stellen, totdat wy in den zomer eenige maan den op het slot zullen vertoeven," voegde zy er by. „Maar u spraakt van een drama; wat was dat?" „Als uw echtgenoot u niets daarvan mede gedeeld heeft, dan durf ik het u niet ver tellen," zeide de gravin aarzelend. „U heeft my nieuwsgierig gemaakt, mevrouw; en het is u bekënd, dat, nadat moeder Eva ons daarin voorgegaan is, die erfzonde op ons, vrouwen, is overgegaan," zeide Laura, eene vergeefsche poging doende om te glimlachen. „Op ons, vrouwen?" zeide de gravin spot tend. „Denkt ge dat mannen niet nieuws gierig zyn? Nu, dan kent ge ze metl Maar, ik bemerk dat ge gaarne wat meer van die geschiedenis weten wilt, en eeos zult ge ze toch vernemen. Ik heb als kind dikwyis op het slot gelogeerd. Eene zuster van Von Sehn witz' vader was myno vriendin; zy is nu reeds overleden. Natuurlyk trokken de ridder- en de daaraan grenzende schilderyenzaal het meest myne aandacht. Vooral was dat het geval met het portret van eene blonde jonge vrouw met eene tuitmuts op het hoofd, een blauw- fluweelen bovenkleed en een met goud door stikt onderkleed. Zy gelykt veel op u. Naast haar hangt het portret van haren echtgenoot, met een lang, gebloemd en met bont gevoerd gewaad, dat tot op de voeten hangt, een gordel met diamanten versierd om het middel en met schoenen met snavels aan de voeten. Wanneer gy in de zaal deze portretten ziet, herkent ge het beeld van dien wreedaard dadeiyk. Hy heeft een zeer streng uiterlyk. De geschiedenis der blondine is zeer treurig. Zy heeft een dergelyk lot gehad als Pia de TolomeL Echter is zy niet in de moerassen door de malaria gedood, maar zy kwynde langzaam weg, opgesloten in een der torens van het kasteel, uit welks vensters zy dage- lyks do bacchinaliéu, die haar echtgenoot met zyne tafelbrooder8 en minnaressen vierde, kon aanschouwen. Aleida's gemaal was in het net van eene gewetenlooze coquette verstrikt geworden. In dien tyd was er niet veel noodig. om eeno vrouw, al bestond er niet de minste reden voor, van iets kwaads te verdenken. Er waren altyd gewetenlooze schurken genoeg, die, desnoods met dure eeden, iemand van iets laags wilden beschuldigen. Zoo gebeurde het ook hier. Aleida Von Sehnwitz werd het slacht offer van haren boosaardigen gemaal. Na haar verscheiden huwde de toenmalige graaf Von Sehnwitz eene zyner minnaressen, die reeds sedert de gevangenschap zyner ge malin als chatelaine in het slot heerschte. De graaf beleefde echter weinig vreugde na dien tyd. Hy meende telkens den geest van zfine door hem gemartelde gemalin te zien, en niet alleen hy, maar ook anderen verbeeld den bet zich. De toren, waarin de ongelukkige vrouw is opgesloten geweest, ontving den naam van „spooktoren". Deze is aan den linkervleugel van het kasteel, wanneer ge met uw aangezicht naar de valbrug staat gekeerd. Als kind heb ik nooit den toren willen be treden en Elfriede Von Sehnwitz durfde er ook nooit hoengaan. Wordt vervolgd DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5