N°. 10463.
Dinsdag 8 April.
A'. 1894.
feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
F" euilleton.
IN BLOES GEKNAKT.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD
PRIJS Dim OOURANT:
Voor Leidon per 3 maandenf 1.10.
Franco per post y 1-10.
Afzonderlijke Nommers °-05'
PRIJS DER ADVERTENTIÊW:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel moer f O.lll. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Ofticiëele Kennisgrevinifen.
Gemecntcrclnlglng.
A&D belaDgbebbendon wordt ter koonia gebrtobt
dat in de voorwaarden voor de verpachting van het
r*lnhouden der gemeento, wat betreft de Beesten
markt, het volgende ia bepaald:
1°. dat de hokken, dienende tot berging van lam
meren en schapen, eene oppervlakte moeten hebben
van 4 M*., en dat de hoogte dior hokken moet zjjn,
voor lammeren 62 centimeter en voor sobapen 75
centimeter;
2°. dat voor bet gebrnik van ieder lammerenhok
80 cents en voor ieder schapenhok 40 oonte is ver
schuldigd;
3°. dat vanwege do gemeente de touwen voor de
markten geleverd worden;
4°. dat vanwege de gemoonte voor eeno voldoende
hoeveelheid zuiver etroo wordt gezorgd
5°. dat belaughe uenden hunne stoomboo*, welke
vee aanvoert, bp aankomst gratis van mest kunnen
doen zuireren, indien zp daarvan aan den Markt
meester kenniB goven.
Voor klachten, de bedioning der markt en de
invordering der marktgelden betreffende, worden
belanghebbenden uitgenoodigd zioh tot den Markt
meester of tot Burgemeester en Wethouders te wenden.
Burgemeester en Wothoudere van Leiden,
Leiden, F. WAS, Burgemeestor.
81 Maart 1894. KIST, Seoretarie.
&e meent erelnlglng.
Aan de ingezetenen wordt bekend gemaakt dat de
pachter van het ophalen van haardasch en vuilnis
en het puin, verplicht is de aech en het vuilnis,
eLZ., waarvan zij ontlast willen worden, dagelijks,
behalve Zon- en Feestdagen, op te halen in allo
straten, stegen, poorten en op graohlon terwyl do
emtn ra, bakken, manden, enz., na behoorlijk te zijn
geledigd, onbee.h&digd aan de huizen moeten worden
teruggegeven.
De pachter is vorpliet t te zorgen dat iederen dag,
vóór des namiddags drie uren, bg alle ingezetenen
het vuil, de asch, onz. is opgehaald.
Burgemeester en Wethouders verzoeken eventueels
klachten dienaangaande in te dienen op het Bare&u
der Gemeentewerken ot bg den Commissaris van
Politie.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Leiden, F. WAS, Burgemeoster.
31 Maart 1894. E. KIST, Seoretarie.
Leiden, 2 April.
Zooals uit de Memorie van Toelichting op
de gemeente begrooting voor dit jaar „Volgn.
114 Belooningen en premiën aan de brandspuit-
lieden en beambten" blijkt, is het aantal brand
spuiten als volgt:
Vier groote spuiten Nos. 4, 5, 6 en 7, twee
kleine hancspuiten Nos. 3a en b, en twee
stoomspuiten.
Nu het aantal brandkranen in den laatsten
tyd belangrijk is uitgebreid en de tien brand
kranen, waarvoor op de begrooting voor dit
jaar, Volgn. 98, de noodige gelden ztfn toege
staan, alle gereed en b(j beproeving in goeden
staat z(Jn bevonden, kunnen, ook naar het
ooideel van de Directie van deBrandweer.de
kleine spuiten Nos. 3a en b zonder bezwaar
vervallen en het daaraan verbonden personeel
eervol uit den dienst worden ontslagen.
In dat geval kan de tegenwoordige spuit
No. 7 worden verdoopt in spuit No. 3 en
tevens spuit No. 6 verplaatst worden van het
Raadhuis, voorportaal van het Bureau van
Tclitie, naar de bergplaats aan de Oude Vest,
naast de Kweekschool.
In het Raadhuis namelijk wordt de aan
wezigheid van eeno brandspuit niet noodig ge
acht. Aldaar is eene brandkraan, zoomede is
er eeno in het traplokaal van den archiefzolder,
terwyl eene brandkraan vóór het Raadhuis
ligt, bi) elk der twee binnenbrandkranen 100
meter slang aanwezig is en een slangenwagen
met 200 meter slang zich mede in het politie-
bureel bevindt.
In de omgeving van den Schouwburg daar
entegen is het wenscheiyk eene brandspuit
te behouden, omdat aldaar niet veel brandkra
nen zjjn en door de aanwezigheid van de
gracht (Oude Singel) eene brandspuit ook
spoedig dienst kan doen.
Vermits krachtens art. 32 der Verordening
op het Brandwezen van 16 Juni/24 Augus
tue 1871 (Gem.blad No. 14 van dat jaar) het
getal brandspuiten door den gemeenteraad
wordt bepaald, geven B. en Ws. in overwe
ging te besluiten dat het getal brandspuiten
bedraagt zes, als: twee stoombrandspuiten,
éêne groote en ééne kleine: zjjnde de spuiten
I en II, en vier handbrandspuiten, zynae de
spuiten III, IV, V en VI.
Na overleg met de Commissie van Fabri
cage geven B. en Ws. den gemeenteraad in
overwoging aan J. E. Kikkert, te Zoeterwoude,
behoudens voor zooveel noodig toestemming
van Gedeputeerde Staten,
lo. vergunning te verleenen tot het over-
wulven van een gedeelte dor Zoeterwoudscho
singelsloot voor perceel, kadastraal bekend ge
meente Zoeterwoude Sectio F. No. 744, onder
de volgende voorwaarden:
a. dat de sloot, alvorens overwulfd te wor
den, behoorlijk wordt schoongemaakt;
b. dat het werk overeenkomstig de over
gelegde teekoning volgens aanwijzing en onder
toezicht van den gemeente architect wordt
uitgevoerd en dat alle scha'ie aan de bermen
door de gemeente zal worden hersteld en door
adressant vergoed
c. dat het gewelf minstens 22 centimeter
dikte heeft en wordt gemaakt van WaalRijn-
of IJselklinkors in sterke tras of cement
mortel en dat de bovenkant der houten fun
deering op 0.90 meter onder het nieuwe A. P.
wordt gelegd;
d. dat adressant 3 dagen voor den aanvang
der werkzaamheden aan den gemeente archi
tect daarvan kennis geeft;
e. dat adressant na de volledige voltooiing
aan den gemeente-architect daarvan kennis
geeft
f. dat de vergunning wordt ingetrokken,
wanneer eene of meer der bovenstaande voor
waarden niet worden nageleefd of niet binnen
3 maanden van de vergunning is gebruik ge
maakt.
2o. het door overwulving verkregen terrein
tot wederopzeggens aan adressant in gebruik
te geven, onder bepaling dat bet terrein als
tuin moet wordou ingericht en behoorlijk
onderhouden en op een mettr afsland van do
boomenry door een voldoend sterk ijzeren hek
wordt afgesloten, een en ander ter beoordeeling
van Burg. en Weths., alsmede tegen betaling
van eene jaarlijksche recognitie van 3'/^ cent
per centiare.
Naar aanleiding van een desbetreffend
verzoek van J. A. Veelo deelen B. en Ws.
mede dat adressant een inkomen geniet van
minder dan ƒ600, zoodat zij in overweging
geven, in verband met «*rt. 3 van het Raads
besluit van 15 December 1892, regelende de
heffing van schoolgeld voor de leerlingen der
Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers
en onderwijzeressen alhier (Gem.-blad No. 1
van 1893), aan adressant vrijstelling te ver
leenen van de betaling van schoolgeld voor
het bezoeken van de Kweekschool voor onder
wijzers alhier.
De onderbouw der Turfmarktbrug, aange
nomen door C. Van Tilburg, te Nootdorp, moest
volgens het bestek worden opgeleverd 2'/2
maand nadat den aannemer kennis was gegoven
met het werk te moeten aanvangen. Die kennis
geving geschiedde 27 September 1893, zoodat
den 14den December 1893 de oplevering moest
plaats vinden, welke echter plaats heeft gevon
den op 7 Maart 1894, alzoo 84 dagen te laat.
In het bestek en de voorwaarden, waarvan
de Gemeenteraad zich de vaststelling niet heeft
voorbehouden, en die derhalve door het College
van B. en Ws. z(jn vastgesteld, is in art. 14
bepaald
„Indien bovengenoemde tydsbopalingen over
schreden worden, zal de Directie het recht hebben
voor iederen dag later, dat de oplevering ten
genoegen der Diroctie plants heeft, 25 van de
aannemingssom to korten".
Volgens art. 16 der voorwaarden bestaat de
Directie van dit werk uit Burg. en Weth. en
den Gemeente-Architect.
De Commissie van Fabricage is van meening,
dat van het recht tot boete-toepassing geen
gebruik moet worden gemankt, op grond van
de omstandigheid, dat het werk in een zeer
ongunstig jaargetijde is uitgevoerd, dat men by
het maken der afdammingen een paar malen
met doorbraak heeft to kampen gehad en dat
het v;erk ten genoegen van do Directie is
opgeleverd.
Bovendien heeft de aanneemster van den
bovenbouw der brug, de Kon. Nod. Grofsmedery
alhier, bericht, dat zy alstand doet van haar
recht om van de gemeei\te schadevergoeding
te vorderen wegens te late oplevering van
den onderbouw.
De Commissie van Fabricage adviseert op
die gronden, dat aan den aannemer van den
onderbouw der brug geone boete zal worden
opgelegd wegens te late oplevering, doch dat
alleen van do aannomingssom zal worden inge
houden een bedrag van 120, wegens meerdere
kosten van dagelyksch toezicht, door de ge
meente ten gevolge van de vertraging in de
oplevering uitgegeven.
B. on Ws kunnen zich met het advies van
de Commissie van Fabricage geheel vereenigen,
omdat, hoezeer de vertraging in de oplevering
van het werk niet aan overmacht is te wijten,
do gemeente geeno schade heeft geleden, be
halve genoemd bedrag van 120, dat op den
aannemer kan worden verhaald, en het werk
uitstekend is opgeleverd, zoodat er gronden
van billijkheid zyn om ten deze de boete niet
toe to passen.
B. en Ws. stuiten echter op dit bezwaar.
Hoezeer de voorwaarden der aanbesteding hun
tot het opleggen van boete het recht geven, doch
niet verplichtenmaken zy bezwaar van het
recht om de boete buiten toepassing te laten
gebruik to mak<m, zonder uitdrukkelijke machti
ging of goedkeuring van den gemeenteraad.
Ware in dit bestek evenals in vroegere
bestekken, door Burg. en Weths. vastgesteld
het opleggen van boete by vertraging in de
oplevering imperatief voorgeschreven, dan zou
den B. en Ws. in elk geval de boete moeten
toepassen, ook al waren er gronden van billijk
heid om de boete later aan den aannemorop
diens verzoek kwyt te schelden
De beslissing over het verleenen van kwijt
schelding behoort echter, volgens art. 139 der
Gemeentewet, aan den Gemeenteraad, niet aan
Burg. en Weths., veel minder aan Burg. en
Weths. en den Gemeente Architect.
Maakten B. en Ws. nu gebruik van hun
recht volgens dit bestek om de boete niet toe
te passen, hetgeen eigenlyk met kv:ijtscheldir.g
van boete, welke zij zouden kunnen opleggen,
gelfik staat, dan zoude de directie over dit
werk Burg. en Weths. en de Gemeente-
Architect feiteiyk doen, wat alleen behoort
tot de bevoegdheid van don Gemeenteraad.
Ter wegneming van dit bezwaar, dat in het
vervolg kan vermeden worden door in alle
bestekken de boete toepassing imperatief voor
te schryven, stellen B. en Ws. voor hen te
machtigen de aannemingssom uit te betalen
met inhouding van f 120 voor meerdere kos
ten van toezicht gedurende de vertraging, doch
zonder vordere boete toepassing.
In de gemeenteraadszitting van 15 Febr. jl.
werd besljten do poort, gelegen aan dezuid-
zyde van de Hoefstraat, No. 59, kadastraal
bekend Sectio E no. 1240, als pakhuis, groot
ongeveer 50 centiaren, in eigendom af te staan
aan G. Boot, huisvrouw van H. Sirag, eige
nares vari het bovenhuis boven die poort,
tegen betaling van een koopprijs van 5 per
centiare en onder de verder daarby vastgestelde
voorwaarden.
By het daarby overgelegd adres heeft mej.
Boot voornoemd te kennen gegeven dat do
vastgestelde koopprys haar te hoog voorkomt
en dat zy verzoekt hera te bepalen op 50
a 100, terwijl zy by nog nader schryven
heeft bericht dat zy bereid is de poort met
bygelegen grond van de gemeente over te
nemen voor de som van 135.
Het komt B. en Ws. voor dat er wel termen
zijn om dit laatste aanbod aan te nemen,
zoowel met het oog op de finantiöele omstan
digheden van adressante als op de omstandig
heid, dat het bezit van de poort voor de
gemeente van geen belang is en dat door de
overdracht een regelmatige toestand wordt
vorkregen, aangezien adressante reeds eige
nares is van de boven de poort geplaatste
woning.
B. on Ws. geven op grond van een en ander
al&nu in overweging, met wyziging van het
Raadsbesluit van 15 Febr. jl., te beeluiten de
poort, gelogen aan de zuidzyde van de Hoef
straat, No. 69, kadastraal bekend Sectie E
no. 1240, met don aangelegen grond, groot
45 42 centiaren, in eigendom af te staan aan
G. Boot, huisvrouw van H. Sirag, tegen be
taling van eene koopsom van 135 en de
kosten van overdracht, onder bepaling dat do
eigenaar steeds moet gedoogen dat aan het
door do poort loopende riool en loozingen de
noodige uitgravingen, herstellingen of ver
nieuwingen zullen worden verricht, zonder
dat noch voor het opbroken, noch voor andore
beschadigingen aan vloeren, bintm, enz. ecnige
schadevergoeding kan worden gevorderd,
zullende de eventueel te maken kamers op
do eerste aanzegging door of vanwege B. cn
Ws. voor genoemd doel moeten worden ont
ruimd.
Voldoende aan art. 5 der statuten heeft
het Bestuur der vereeniging „de Practiscbe
Ambachtsschool" te Leiden, de eer den Raad
der gemeente Leiden mede te deelen, dat in
de algemeene ledenvergadering, gohouden op
15 Februari 1894, ter vervanging van den
beer J. J. Hasselbach, niet herkiesbaar, he(
volgende dubbeltal is opgemaakt: lo. W. Kok
2o. N. De Zwart.
Den Raad wordt beleefd verzocht uit dit
dubbeltal eene keuzo te doen.
De commissie van financiën heeft geene
bedenkingen tegen het voorstel van Burg. en
Weth. in zake de beschikbaarstelling van
gelden voor het wetenschappelyk gedeelte der
vee en vleeschkeuring.
Zy stelt derhalve voor tot de vaststelling
van den overgelegden staat van af- en ov6r-
schryving ad 1200 op dt begrooting, dienst
1894, over te gaan.
Hedenmiddag ontvingen wy per Engelsche
mail de Bataviasche bladen van 28 Febr. en
1 Maart, alsmede de „Deli-Crt." van 28 Febr.
en 3 Maart.
Men schryft ons uit Hillegom De Dubbïl-
Quartet-Vereeniging „a Capella", uit Leiden,
onder directie van den heer C. B. Duyster Jr.,
heeft een buitengewoon concert in de zaal
van den heer J. Koning gegeven. Het luid
applaudissement, na afloop van elk nummer,
getuigde van de ingenomenheid met de keus
der stukken. Inzonderheid verdient vermelding
het Recitativ und Arie aus „Die Schöpfung",
dat door den solo-tenor op uitstekende wyze
werd gezongen, zoomede „Jagers Lust". Dat
ook hot „Yineta", van Viotti, byzonder in den
smaak viel, bleek hieruit, dat het publiek na
afloop der liederen daarop nogmaals werd
vergast.
Wy spreken den wensch uit, dat een vol
genden keer, als wy het genoegen zullen
hebben deze vereeniging weer in ons midden
te zien, omdat de opkomst nu niet zeer talryk
was, meerderen er zich toe opgewekt zullen
gevoelen, om een dergelyken avond by te
wonen.
De löte luit.-kwartierra. K. L. Knauf,
van het 6de reg. inf., thans gedetacheerd by
het koloniaal-werfdepot te Harderwyk, is
met ingang van 2 April tydeiyk werkzaam
gesteld by de hoofd-administratie van het
3de reg. huzaren te Leiden.
Geduronde de maand Maart is ten postkan
tore te Warmond ingelegd tot een bedrag van
1622.12, verdeeld over 28 inlagen. Terugbe
taald werd er ƒ586.84, verdeeld over 12 te
rugbetalingen.
Het laatsto door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 345.
Beroepen is te Waddingsveen (Geref.
Kerk) ds De Jager, van Opynen.
12)
Laura en Von Sehnwitz hadden echter zoo
spoedig nog niet zulk eene droevigo onder
vinding opgedaan. De jonge echtgenoot deed
alles om zyn vrouwtje gelukkig te maken. Zy
waren den geheelen dag te zamen en wandel
den veel in het fraaie park van het slot
Sehnwitz. Laura genoot volop van de schoone
schakeeringen, dio dos winters op de met
sneeuw bedokte bosschen en velden door het
zonlicht getooverd worden.
Het eenige, dat haar minder aangenaam
stemde, was, dat graaf Von Stenwerck geen
verlof van den vorst had kunnen krygen, zyne
dochter te bezoeken. „Ik mis Yon Sehnwitz
reeds zoozeer," had hy gezegd, „dat het niet
aangaat myn waarden vriend Von Stenwerck
nu ook te laten vertrekken."
Het was in dio gelukkige dagen, op het
slot Sehnwitz doorgebracht, dat Laura een
brief aan hare vriendin in Holland sohreef
van den volgenden inhoud:
„Lieve Emmal
Ge zult zeker wel zeer verlangen eens iets
van my te vernemen. Ik moet bekennen dat
ik u wel wat lang heb laten wachten, maar
waariyk, ik had in dienst van de vorstin zoo
weinig tyd. Ik was hare favoriete en Hare
Doorluchtigheid wilde my altyd by zioh hebben.
De weiaige oogenblikken, dat ik vry was,
kwam Ludwig my bezoeken. Soms, als ik
juist de pen had laten vermaken, met het
voornemen je te schryven, dan werd er eene
hand op myn schouder gelegd en een geliefd
gelaat boog zich over my heen en staarde my
in de oogen. Ach, lieve Emma, als ik dan in
die zwarte oogen blikte, die my zoo dierbaar
zyn, dan waren alle goeds voornemens ver
goten. Ik stond op, wierp pen en papier weg
en oven daarna zaten we als twee tortel
duifjes op do sofa, of wandelden te zamen
in den slottuin.
Ach, kindlief, ik was zoo gelukkig en ik
ben het nogLu is alles voor mymaar een
klein, heel klein wolkje is toch aan don horizon
gekomen. Ge zyt myne liefste vriendin en
daarom zal ik u vertellen wat het is.
De vorst wild9 al3 „le roi soleil" op een
gemaskerd bal verschynen. Dit gebeurde echter
niet, waarom, dat is my onbekend, maar hy
stelde don persoon van Lodewyk den Vyf-
tienden met veel majesteit voor. Eofin, dat
kan my nu niets schelen, maar hy wilde dat
Ludwig en ik als hot ongelukkige koningspaar
zouden verschynen op het bal. Hy vond dat
ik juist een persoontje was om „la belle"
Maria Antoinette voor te stellen, en dit vond
ik minder aangenaam.
Het bal was zeer geanimeerd; ik opende
het m9t Zyne Majesteit en ik bemerkte zeer
goed, dat men my die eer benydde; maar
wy hadden allen maskers voor, dus niemand
wist, wie ik was.
Ik werd zeer gefêteerd en verheugde my
op het vooruitzicht hoe verbaasd ieder zou
zyn, wanneer te twaalf uren de tyd van
het démasqué onze verloving zou publiek
gemaakt worden.
Het zal ongeveer elf uren goweest zyn,
toen een nar, die my den geheelen avond
gevolgd had, my aansprak. Daar Lu juist by
den vorst geroepen was, kon ik het aanbod
van den nar, om met my rond to wandelen,
niet afslaan. Ik wiet niet wie by was, en
toen hy my naar eene rustbank, verborgen
achter het ter versiering van de balzaal aan
gebrachte groen, geleid had en zich naast
my nederzette, gevoelde ik my een weinig
angstig. Wy hadden een prachtig aporgu in
de danszaal en ik vermaakte my by het zien
van al die dansende gemaskerden, toen er
6ene waarzegster op my too trad, die my eene
allerakeligste voorspelling deed. Ik ontstelde
hevig, maar alsof dat nog niet genoeg was,
bespeurde ik eene gemaskerde dame, juist
als ik gekleed, die vertrouwelyk tegen Lud
wigs schouder aanleunde. Het was alsof het
bloed my in de aderen stolde. Het was my
onmogeiyk een lid van myn lichaam te ver
roeren. Wat er verder gebeurd is, weet ik
niet, maar toen ik weder tot myzelvekwam,
stond Lu vóór my en hy wilde eerst niet
gelooven hetgeen ik hem vertelde. Hy be
schouwde het geheele verhaal als de uitwer
king van overspanning, ten gevolge van het
gewoel om mij heen. Maar ik weet zeker,
dat ik my niet vergist heb. Wy weten tot
heden nog niet wie het geweest zijn, die
zulk een wreed spel met ons gespeeld hebben.
Ach, Emma, het is zoo hard, wanneer men
zulke treurige ervaringen opdoet. Wie kan
er belang by hebben, ons op die wyze te
grieven? Want ik beschouw het gebeurdo
niet als eene grap; vooral omdat later op
den avond de waarzegster, de nar en myne
dubbelgangster spoorloos verdwenen waren.
„Ik spreek er met veel over met Lu, want
ik bemerk duidelyk, dat die zaak hem al
even onaangenaam is als my. En waartoe
zou het dienen? Hot gedane kan toch niet
ongedaan gemaakt worden.
Maar, ach, hot hofleven is zoo vol diepten
en afgronden, vooral wanneer de vorst zoo
weinig ernstig is als de onze.
Hy is goheel een edelman van het „ancien
rógime." Zyn grootste genot is het lozen
van ridder-romans on hy verbeeldt zich een
„chevalier sans peur et sans reproche" te zyn.
De vorstin behandelt haren heer gemaal
met voorname minachting en dat maakt de
zaak niet beter.
In zulk eene omgeving moet myn beste
man dageiyks verkeeren; daarenbovon geeft
de vorst hem de voorkeur boven de andere
heeren in zyne omgeving.
De vorst kan zich niet voorstellen dat met de
revolutie de geest des tyds geheel veranderd is.
Terwyi hy steeds volhoudt dat het volk
geene rechten heeft, doet de vorstin alles
wat zy kan, om de armen en lydenden van
het noodige te voorzien. Daarom hinderde
het haar dat er voor het gemaskerd bal ten
hove zooveel noodzakeiyke en minder noodige
onkosten gemaakt werden.
Ludwig biyft aan het hof verbonden. Ik
beu echter op myn verzoek eervol ontslagen.
Wy gaaü, wanneer wy weder in de stad zyn,
zeer naby het vorsteiyk slot wonen, en ik
stel my voor alles in myn „home" gezellig In
te richten. Als de rechte Jozef noemen ze dit
in Holland, nietwaar? nog maar niet voor je
gekomen was, lieve Emma, welk oen genot zou
het voor my zyn u uit te noodigen bier te komen,
maar het vogeltje zal haar kooitje ongaarne
verlaten, en uw man zal u liever niet laten gaan.
Wy biy ven hier nog eenige weken, gaan dan
naar L. terug en hebben het voornemen aan
staanden zomer voor een paar maanden op
ons slot terug te keeren. Het is hier zeer
weelderig ingericht en ik bemerk aan alles,
dat Ludwig zeer vermogend is. In een volgen
den brief zal ik u eeno beschry ving van het slot
geven, maar nu ben ik verplicht te eindigen.
Alleen wilde ik u nog eerst een briefjs af-
schryven, dat ik ter gelegenheid van myn
huweiyk van onzen Engelschen „teacher",
den heer Piumtree, ontving. Die goede man,
wien wy, zooals ge weet, zoo dikwyls uit
lachten, bad my nog niet vergeten. Hy
wenschte my geluk en vervolgde:
„That the height of bliss, to which you are
rising, may not render you giddy, but that
the purity of your mind may form the brightest
splendour of your prosperity. Giieve not,
oh my dear, grieve not at the enevitablo
moment, but may your own end be equally
propitious. Oh, may you, when full of days
and full of honour, sink down as gently to
rest. And may you, when your glass is run,
be sweetly but not bitterly mourned by somo
remaining darling of your affectations."
Vindt ge het geen allerliefsten brief? Zoo
harteiyk on zoo goed gemeend!
Wordt vervolgd.)