N°. 10463. Dinsdag 8 April. A'. 1894. feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. F" euilleton. IN BLOES GEKNAKT. LEIDSCÏÏ DAGBLAD PRIJS Dim OOURANT: Voor Leidon per 3 maandenf 1.10. Franco per post y 1-10. Afzonderlijke Nommers °-05' PRIJS DER ADVERTENTIÊW: Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel moer f O.lll. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Ofticiëele Kennisgrevinifen. Gemecntcrclnlglng. A&D belaDgbebbendon wordt ter koonia gebrtobt dat in de voorwaarden voor de verpachting van het r*lnhouden der gemeento, wat betreft de Beesten markt, het volgende ia bepaald: 1°. dat de hokken, dienende tot berging van lam meren en schapen, eene oppervlakte moeten hebben van 4 M*., en dat de hoogte dior hokken moet zjjn, voor lammeren 62 centimeter en voor sobapen 75 centimeter; 2°. dat voor bet gebrnik van ieder lammerenhok 80 cents en voor ieder schapenhok 40 oonte is ver schuldigd; 3°. dat vanwege do gemeente de touwen voor de markten geleverd worden; 4°. dat vanwege de gemoonte voor eeno voldoende hoeveelheid zuiver etroo wordt gezorgd 5°. dat belaughe uenden hunne stoomboo*, welke vee aanvoert, bp aankomst gratis van mest kunnen doen zuireren, indien zp daarvan aan den Markt meester kenniB goven. Voor klachten, de bedioning der markt en de invordering der marktgelden betreffende, worden belanghebbenden uitgenoodigd zioh tot den Markt meester of tot Burgemeester en Wethouders te wenden. Burgemeester en Wothoudere van Leiden, Leiden, F. WAS, Burgemeestor. 81 Maart 1894. KIST, Seoretarie. &e meent erelnlglng. Aan de ingezetenen wordt bekend gemaakt dat de pachter van het ophalen van haardasch en vuilnis en het puin, verplicht is de aech en het vuilnis, eLZ., waarvan zij ontlast willen worden, dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen, op te halen in allo straten, stegen, poorten en op graohlon terwyl do emtn ra, bakken, manden, enz., na behoorlijk te zijn geledigd, onbee.h&digd aan de huizen moeten worden teruggegeven. De pachter is vorpliet t te zorgen dat iederen dag, vóór des namiddags drie uren, bg alle ingezetenen het vuil, de asch, onz. is opgehaald. Burgemeester en Wethouders verzoeken eventueels klachten dienaangaande in te dienen op het Bare&u der Gemeentewerken ot bg den Commissaris van Politie. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Leiden, F. WAS, Burgemeoster. 31 Maart 1894. E. KIST, Seoretarie. Leiden, 2 April. Zooals uit de Memorie van Toelichting op de gemeente begrooting voor dit jaar „Volgn. 114 Belooningen en premiën aan de brandspuit- lieden en beambten" blijkt, is het aantal brand spuiten als volgt: Vier groote spuiten Nos. 4, 5, 6 en 7, twee kleine hancspuiten Nos. 3a en b, en twee stoomspuiten. Nu het aantal brandkranen in den laatsten tyd belangrijk is uitgebreid en de tien brand kranen, waarvoor op de begrooting voor dit jaar, Volgn. 98, de noodige gelden ztfn toege staan, alle gereed en b(j beproeving in goeden staat z(Jn bevonden, kunnen, ook naar het ooideel van de Directie van deBrandweer.de kleine spuiten Nos. 3a en b zonder bezwaar vervallen en het daaraan verbonden personeel eervol uit den dienst worden ontslagen. In dat geval kan de tegenwoordige spuit No. 7 worden verdoopt in spuit No. 3 en tevens spuit No. 6 verplaatst worden van het Raadhuis, voorportaal van het Bureau van Tclitie, naar de bergplaats aan de Oude Vest, naast de Kweekschool. In het Raadhuis namelijk wordt de aan wezigheid van eeno brandspuit niet noodig ge acht. Aldaar is eene brandkraan, zoomede is er eeno in het traplokaal van den archiefzolder, terwyl eene brandkraan vóór het Raadhuis ligt, bi) elk der twee binnenbrandkranen 100 meter slang aanwezig is en een slangenwagen met 200 meter slang zich mede in het politie- bureel bevindt. In de omgeving van den Schouwburg daar entegen is het wenscheiyk eene brandspuit te behouden, omdat aldaar niet veel brandkra nen zjjn en door de aanwezigheid van de gracht (Oude Singel) eene brandspuit ook spoedig dienst kan doen. Vermits krachtens art. 32 der Verordening op het Brandwezen van 16 Juni/24 Augus tue 1871 (Gem.blad No. 14 van dat jaar) het getal brandspuiten door den gemeenteraad wordt bepaald, geven B. en Ws. in overwe ging te besluiten dat het getal brandspuiten bedraagt zes, als: twee stoombrandspuiten, éêne groote en ééne kleine: zjjnde de spuiten I en II, en vier handbrandspuiten, zynae de spuiten III, IV, V en VI. Na overleg met de Commissie van Fabri cage geven B. en Ws. den gemeenteraad in overwoging aan J. E. Kikkert, te Zoeterwoude, behoudens voor zooveel noodig toestemming van Gedeputeerde Staten, lo. vergunning te verleenen tot het over- wulven van een gedeelte dor Zoeterwoudscho singelsloot voor perceel, kadastraal bekend ge meente Zoeterwoude Sectio F. No. 744, onder de volgende voorwaarden: a. dat de sloot, alvorens overwulfd te wor den, behoorlijk wordt schoongemaakt; b. dat het werk overeenkomstig de over gelegde teekoning volgens aanwijzing en onder toezicht van den gemeente architect wordt uitgevoerd en dat alle scha'ie aan de bermen door de gemeente zal worden hersteld en door adressant vergoed c. dat het gewelf minstens 22 centimeter dikte heeft en wordt gemaakt van WaalRijn- of IJselklinkors in sterke tras of cement mortel en dat de bovenkant der houten fun deering op 0.90 meter onder het nieuwe A. P. wordt gelegd; d. dat adressant 3 dagen voor den aanvang der werkzaamheden aan den gemeente archi tect daarvan kennis geeft; e. dat adressant na de volledige voltooiing aan den gemeente-architect daarvan kennis geeft f. dat de vergunning wordt ingetrokken, wanneer eene of meer der bovenstaande voor waarden niet worden nageleefd of niet binnen 3 maanden van de vergunning is gebruik ge maakt. 2o. het door overwulving verkregen terrein tot wederopzeggens aan adressant in gebruik te geven, onder bepaling dat bet terrein als tuin moet wordou ingericht en behoorlijk onderhouden en op een mettr afsland van do boomenry door een voldoend sterk ijzeren hek wordt afgesloten, een en ander ter beoordeeling van Burg. en Weths., alsmede tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van 3'/^ cent per centiare. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van J. A. Veelo deelen B. en Ws. mede dat adressant een inkomen geniet van minder dan ƒ600, zoodat zij in overweging geven, in verband met «*rt. 3 van het Raads besluit van 15 December 1892, regelende de heffing van schoolgeld voor de leerlingen der Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen alhier (Gem.-blad No. 1 van 1893), aan adressant vrijstelling te ver leenen van de betaling van schoolgeld voor het bezoeken van de Kweekschool voor onder wijzers alhier. De onderbouw der Turfmarktbrug, aange nomen door C. Van Tilburg, te Nootdorp, moest volgens het bestek worden opgeleverd 2'/2 maand nadat den aannemer kennis was gegoven met het werk te moeten aanvangen. Die kennis geving geschiedde 27 September 1893, zoodat den 14den December 1893 de oplevering moest plaats vinden, welke echter plaats heeft gevon den op 7 Maart 1894, alzoo 84 dagen te laat. In het bestek en de voorwaarden, waarvan de Gemeenteraad zich de vaststelling niet heeft voorbehouden, en die derhalve door het College van B. en Ws. z(jn vastgesteld, is in art. 14 bepaald „Indien bovengenoemde tydsbopalingen over schreden worden, zal de Directie het recht hebben voor iederen dag later, dat de oplevering ten genoegen der Diroctie plants heeft, 25 van de aannemingssom to korten". Volgens art. 16 der voorwaarden bestaat de Directie van dit werk uit Burg. en Weth. en den Gemeente-Architect. De Commissie van Fabricage is van meening, dat van het recht tot boete-toepassing geen gebruik moet worden gemankt, op grond van de omstandigheid, dat het werk in een zeer ongunstig jaargetijde is uitgevoerd, dat men by het maken der afdammingen een paar malen met doorbraak heeft to kampen gehad en dat het v;erk ten genoegen van do Directie is opgeleverd. Bovendien heeft de aanneemster van den bovenbouw der brug, de Kon. Nod. Grofsmedery alhier, bericht, dat zy alstand doet van haar recht om van de gemeei\te schadevergoeding te vorderen wegens te late oplevering van den onderbouw. De Commissie van Fabricage adviseert op die gronden, dat aan den aannemer van den onderbouw der brug geone boete zal worden opgelegd wegens te late oplevering, doch dat alleen van do aannomingssom zal worden inge houden een bedrag van 120, wegens meerdere kosten van dagelyksch toezicht, door de ge meente ten gevolge van de vertraging in de oplevering uitgegeven. B. on Ws kunnen zich met het advies van de Commissie van Fabricage geheel vereenigen, omdat, hoezeer de vertraging in de oplevering van het werk niet aan overmacht is te wijten, do gemeente geeno schade heeft geleden, be halve genoemd bedrag van 120, dat op den aannemer kan worden verhaald, en het werk uitstekend is opgeleverd, zoodat er gronden van billijkheid zyn om ten deze de boete niet toe to passen. B. en Ws. stuiten echter op dit bezwaar. Hoezeer de voorwaarden der aanbesteding hun tot het opleggen van boete het recht geven, doch niet verplichtenmaken zy bezwaar van het recht om de boete buiten toepassing te laten gebruik to mak<m, zonder uitdrukkelijke machti ging of goedkeuring van den gemeenteraad. Ware in dit bestek evenals in vroegere bestekken, door Burg. en Weths. vastgesteld het opleggen van boete by vertraging in de oplevering imperatief voorgeschreven, dan zou den B. en Ws. in elk geval de boete moeten toepassen, ook al waren er gronden van billijk heid om de boete later aan den aannemorop diens verzoek kwyt te schelden De beslissing over het verleenen van kwijt schelding behoort echter, volgens art. 139 der Gemeentewet, aan den Gemeenteraad, niet aan Burg. en Weths., veel minder aan Burg. en Weths. en den Gemeente Architect. Maakten B. en Ws. nu gebruik van hun recht volgens dit bestek om de boete niet toe te passen, hetgeen eigenlyk met kv:ijtscheldir.g van boete, welke zij zouden kunnen opleggen, gelfik staat, dan zoude de directie over dit werk Burg. en Weths. en de Gemeente- Architect feiteiyk doen, wat alleen behoort tot de bevoegdheid van don Gemeenteraad. Ter wegneming van dit bezwaar, dat in het vervolg kan vermeden worden door in alle bestekken de boete toepassing imperatief voor te schryven, stellen B. en Ws. voor hen te machtigen de aannemingssom uit te betalen met inhouding van f 120 voor meerdere kos ten van toezicht gedurende de vertraging, doch zonder vordere boete toepassing. In de gemeenteraadszitting van 15 Febr. jl. werd besljten do poort, gelegen aan dezuid- zyde van de Hoefstraat, No. 59, kadastraal bekend Sectio E no. 1240, als pakhuis, groot ongeveer 50 centiaren, in eigendom af te staan aan G. Boot, huisvrouw van H. Sirag, eige nares vari het bovenhuis boven die poort, tegen betaling van een koopprijs van 5 per centiare en onder de verder daarby vastgestelde voorwaarden. By het daarby overgelegd adres heeft mej. Boot voornoemd te kennen gegeven dat do vastgestelde koopprys haar te hoog voorkomt en dat zy verzoekt hera te bepalen op 50 a 100, terwijl zy by nog nader schryven heeft bericht dat zy bereid is de poort met bygelegen grond van de gemeente over te nemen voor de som van 135. Het komt B. en Ws. voor dat er wel termen zijn om dit laatste aanbod aan te nemen, zoowel met het oog op de finantiöele omstan digheden van adressante als op de omstandig heid, dat het bezit van de poort voor de gemeente van geen belang is en dat door de overdracht een regelmatige toestand wordt vorkregen, aangezien adressante reeds eige nares is van de boven de poort geplaatste woning. B. on Ws. geven op grond van een en ander al&nu in overweging, met wyziging van het Raadsbesluit van 15 Febr. jl., te beeluiten de poort, gelogen aan de zuidzyde van de Hoef straat, No. 69, kadastraal bekend Sectie E no. 1240, met don aangelegen grond, groot 45 42 centiaren, in eigendom af te staan aan G. Boot, huisvrouw van H. Sirag, tegen be taling van eene koopsom van 135 en de kosten van overdracht, onder bepaling dat do eigenaar steeds moet gedoogen dat aan het door do poort loopende riool en loozingen de noodige uitgravingen, herstellingen of ver nieuwingen zullen worden verricht, zonder dat noch voor het opbroken, noch voor andore beschadigingen aan vloeren, bintm, enz. ecnige schadevergoeding kan worden gevorderd, zullende de eventueel te maken kamers op do eerste aanzegging door of vanwege B. cn Ws. voor genoemd doel moeten worden ont ruimd. Voldoende aan art. 5 der statuten heeft het Bestuur der vereeniging „de Practiscbe Ambachtsschool" te Leiden, de eer den Raad der gemeente Leiden mede te deelen, dat in de algemeene ledenvergadering, gohouden op 15 Februari 1894, ter vervanging van den beer J. J. Hasselbach, niet herkiesbaar, he( volgende dubbeltal is opgemaakt: lo. W. Kok 2o. N. De Zwart. Den Raad wordt beleefd verzocht uit dit dubbeltal eene keuzo te doen. De commissie van financiën heeft geene bedenkingen tegen het voorstel van Burg. en Weth. in zake de beschikbaarstelling van gelden voor het wetenschappelyk gedeelte der vee en vleeschkeuring. Zy stelt derhalve voor tot de vaststelling van den overgelegden staat van af- en ov6r- schryving ad 1200 op dt begrooting, dienst 1894, over te gaan. Hedenmiddag ontvingen wy per Engelsche mail de Bataviasche bladen van 28 Febr. en 1 Maart, alsmede de „Deli-Crt." van 28 Febr. en 3 Maart. Men schryft ons uit Hillegom De Dubbïl- Quartet-Vereeniging „a Capella", uit Leiden, onder directie van den heer C. B. Duyster Jr., heeft een buitengewoon concert in de zaal van den heer J. Koning gegeven. Het luid applaudissement, na afloop van elk nummer, getuigde van de ingenomenheid met de keus der stukken. Inzonderheid verdient vermelding het Recitativ und Arie aus „Die Schöpfung", dat door den solo-tenor op uitstekende wyze werd gezongen, zoomede „Jagers Lust". Dat ook hot „Yineta", van Viotti, byzonder in den smaak viel, bleek hieruit, dat het publiek na afloop der liederen daarop nogmaals werd vergast. Wy spreken den wensch uit, dat een vol genden keer, als wy het genoegen zullen hebben deze vereeniging weer in ons midden te zien, omdat de opkomst nu niet zeer talryk was, meerderen er zich toe opgewekt zullen gevoelen, om een dergelyken avond by te wonen. De löte luit.-kwartierra. K. L. Knauf, van het 6de reg. inf., thans gedetacheerd by het koloniaal-werfdepot te Harderwyk, is met ingang van 2 April tydeiyk werkzaam gesteld by de hoofd-administratie van het 3de reg. huzaren te Leiden. Geduronde de maand Maart is ten postkan tore te Warmond ingelegd tot een bedrag van 1622.12, verdeeld over 28 inlagen. Terugbe taald werd er ƒ586.84, verdeeld over 12 te rugbetalingen. Het laatsto door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 345. Beroepen is te Waddingsveen (Geref. Kerk) ds De Jager, van Opynen. 12) Laura en Von Sehnwitz hadden echter zoo spoedig nog niet zulk eene droevigo onder vinding opgedaan. De jonge echtgenoot deed alles om zyn vrouwtje gelukkig te maken. Zy waren den geheelen dag te zamen en wandel den veel in het fraaie park van het slot Sehnwitz. Laura genoot volop van de schoone schakeeringen, dio dos winters op de met sneeuw bedokte bosschen en velden door het zonlicht getooverd worden. Het eenige, dat haar minder aangenaam stemde, was, dat graaf Von Stenwerck geen verlof van den vorst had kunnen krygen, zyne dochter te bezoeken. „Ik mis Yon Sehnwitz reeds zoozeer," had hy gezegd, „dat het niet aangaat myn waarden vriend Von Stenwerck nu ook te laten vertrekken." Het was in dio gelukkige dagen, op het slot Sehnwitz doorgebracht, dat Laura een brief aan hare vriendin in Holland sohreef van den volgenden inhoud: „Lieve Emmal Ge zult zeker wel zeer verlangen eens iets van my te vernemen. Ik moet bekennen dat ik u wel wat lang heb laten wachten, maar waariyk, ik had in dienst van de vorstin zoo weinig tyd. Ik was hare favoriete en Hare Doorluchtigheid wilde my altyd by zioh hebben. De weiaige oogenblikken, dat ik vry was, kwam Ludwig my bezoeken. Soms, als ik juist de pen had laten vermaken, met het voornemen je te schryven, dan werd er eene hand op myn schouder gelegd en een geliefd gelaat boog zich over my heen en staarde my in de oogen. Ach, lieve Emma, als ik dan in die zwarte oogen blikte, die my zoo dierbaar zyn, dan waren alle goeds voornemens ver goten. Ik stond op, wierp pen en papier weg en oven daarna zaten we als twee tortel duifjes op do sofa, of wandelden te zamen in den slottuin. Ach, kindlief, ik was zoo gelukkig en ik ben het nogLu is alles voor mymaar een klein, heel klein wolkje is toch aan don horizon gekomen. Ge zyt myne liefste vriendin en daarom zal ik u vertellen wat het is. De vorst wild9 al3 „le roi soleil" op een gemaskerd bal verschynen. Dit gebeurde echter niet, waarom, dat is my onbekend, maar hy stelde don persoon van Lodewyk den Vyf- tienden met veel majesteit voor. Eofin, dat kan my nu niets schelen, maar hy wilde dat Ludwig en ik als hot ongelukkige koningspaar zouden verschynen op het bal. Hy vond dat ik juist een persoontje was om „la belle" Maria Antoinette voor te stellen, en dit vond ik minder aangenaam. Het bal was zeer geanimeerd; ik opende het m9t Zyne Majesteit en ik bemerkte zeer goed, dat men my die eer benydde; maar wy hadden allen maskers voor, dus niemand wist, wie ik was. Ik werd zeer gefêteerd en verheugde my op het vooruitzicht hoe verbaasd ieder zou zyn, wanneer te twaalf uren de tyd van het démasqué onze verloving zou publiek gemaakt worden. Het zal ongeveer elf uren goweest zyn, toen een nar, die my den geheelen avond gevolgd had, my aansprak. Daar Lu juist by den vorst geroepen was, kon ik het aanbod van den nar, om met my rond to wandelen, niet afslaan. Ik wiet niet wie by was, en toen hy my naar eene rustbank, verborgen achter het ter versiering van de balzaal aan gebrachte groen, geleid had en zich naast my nederzette, gevoelde ik my een weinig angstig. Wy hadden een prachtig aporgu in de danszaal en ik vermaakte my by het zien van al die dansende gemaskerden, toen er 6ene waarzegster op my too trad, die my eene allerakeligste voorspelling deed. Ik ontstelde hevig, maar alsof dat nog niet genoeg was, bespeurde ik eene gemaskerde dame, juist als ik gekleed, die vertrouwelyk tegen Lud wigs schouder aanleunde. Het was alsof het bloed my in de aderen stolde. Het was my onmogeiyk een lid van myn lichaam te ver roeren. Wat er verder gebeurd is, weet ik niet, maar toen ik weder tot myzelvekwam, stond Lu vóór my en hy wilde eerst niet gelooven hetgeen ik hem vertelde. Hy be schouwde het geheele verhaal als de uitwer king van overspanning, ten gevolge van het gewoel om mij heen. Maar ik weet zeker, dat ik my niet vergist heb. Wy weten tot heden nog niet wie het geweest zijn, die zulk een wreed spel met ons gespeeld hebben. Ach, Emma, het is zoo hard, wanneer men zulke treurige ervaringen opdoet. Wie kan er belang by hebben, ons op die wyze te grieven? Want ik beschouw het gebeurdo niet als eene grap; vooral omdat later op den avond de waarzegster, de nar en myne dubbelgangster spoorloos verdwenen waren. „Ik spreek er met veel over met Lu, want ik bemerk duidelyk, dat die zaak hem al even onaangenaam is als my. En waartoe zou het dienen? Hot gedane kan toch niet ongedaan gemaakt worden. Maar, ach, hot hofleven is zoo vol diepten en afgronden, vooral wanneer de vorst zoo weinig ernstig is als de onze. Hy is goheel een edelman van het „ancien rógime." Zyn grootste genot is het lozen van ridder-romans on hy verbeeldt zich een „chevalier sans peur et sans reproche" te zyn. De vorstin behandelt haren heer gemaal met voorname minachting en dat maakt de zaak niet beter. In zulk eene omgeving moet myn beste man dageiyks verkeeren; daarenbovon geeft de vorst hem de voorkeur boven de andere heeren in zyne omgeving. De vorst kan zich niet voorstellen dat met de revolutie de geest des tyds geheel veranderd is. Terwyi hy steeds volhoudt dat het volk geene rechten heeft, doet de vorstin alles wat zy kan, om de armen en lydenden van het noodige te voorzien. Daarom hinderde het haar dat er voor het gemaskerd bal ten hove zooveel noodzakeiyke en minder noodige onkosten gemaakt werden. Ludwig biyft aan het hof verbonden. Ik beu echter op myn verzoek eervol ontslagen. Wy gaaü, wanneer wy weder in de stad zyn, zeer naby het vorsteiyk slot wonen, en ik stel my voor alles in myn „home" gezellig In te richten. Als de rechte Jozef noemen ze dit in Holland, nietwaar? nog maar niet voor je gekomen was, lieve Emma, welk oen genot zou het voor my zyn u uit te noodigen bier te komen, maar het vogeltje zal haar kooitje ongaarne verlaten, en uw man zal u liever niet laten gaan. Wy biy ven hier nog eenige weken, gaan dan naar L. terug en hebben het voornemen aan staanden zomer voor een paar maanden op ons slot terug te keeren. Het is hier zeer weelderig ingericht en ik bemerk aan alles, dat Ludwig zeer vermogend is. In een volgen den brief zal ik u eeno beschry ving van het slot geven, maar nu ben ik verplicht te eindigen. Alleen wilde ik u nog eerst een briefjs af- schryven, dat ik ter gelegenheid van myn huweiyk van onzen Engelschen „teacher", den heer Piumtree, ontving. Die goede man, wien wy, zooals ge weet, zoo dikwyls uit lachten, bad my nog niet vergeten. Hy wenschte my geluk en vervolgde: „That the height of bliss, to which you are rising, may not render you giddy, but that the purity of your mind may form the brightest splendour of your prosperity. Giieve not, oh my dear, grieve not at the enevitablo moment, but may your own end be equally propitious. Oh, may you, when full of days and full of honour, sink down as gently to rest. And may you, when your glass is run, be sweetly but not bitterly mourned by somo remaining darling of your affectations." Vindt ge het geen allerliefsten brief? Zoo harteiyk on zoo goed gemeend! Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1