No. 10462.
Maandag 3 April.
A0. 1894.
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Kikeriki.
BLOZEN.
Leiden, 31 Maart.
F enilleton.
IN BLOEI GEKNAKT.
IEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 28 van Kikeriki.
Yoor vele jaren schreef een Franschman
een werkje „pourquoi et par ce quo", waarin
tal van feiten en verschijnselen, die men in
het dagelyksch leven waarneemt, op eene
eenvoudige wyze werden opgelost. Het was
een boek der openbaring, inzonderheid voor
het volk, waarvoor het geschreven werd en
dat zich niet gaarne met studie afgeeft, maar
liever rechtstreeks en kortaf verneemt, wat
het weten wil.
Yoor zoover onze herinnering ons trouw
is, want het boekje zelf deelt het lot van
de meeste boeken, dat zy na verloop van
jaren onnaspeurlyk verdwenen zyn, zoodat
wy het niet meer kunnen inzien, kwam
daarin niet voor de vraag: „waarom bloost
men?" ofschoon toch ook op deze vraag de
meeste menachen niet licht antwoord zouden
weten te geven. Zelfs als men vraagt „hoe
komt het dat men bloost?" zal men algemeen
het antwoord schuldig blyven en al denkt
men nog zoo lang by zichzelven na hoe het
kwam dat men toen en toen en toen eene
kleur kreeg, zal men 't opgeven om er de
physiologische algemeene oorzaak van te
verklaren.
Die is nochtans niet moeilyk. Deze of gene
aandoening, die het hart treft, stuit den bloeds
omloop, die echter byna onmiddellyk hersteld
wordt, en waardoor dan met dubbele kracht
het bloed door de slagaderen wordt voort
gedreven, waardoor de kleur stygt. Zoo
althaDS zeggen de geleerden, metname Claude
Burnard. Daarmede is echter nog geen ant
woord gegeven op de vraag waarom men
bloost
Wel weet ieder by ervaring, dat als men
tot eene jonge dame iets zegt dat betrekking
heeft op een jongmensch, die werk van haar
maakt, wat zy zich verbeeldt dat niemand
weet, zy blozen zal. Ieder zal zich ook wel
herinneren, dat hy in zyn jongenstyd of
mei6jestyd als hy in het openbaar geprezen
werd, eene erge kleur kreeg. Misschien zal zyn
geheugen hem ook nog kunnen terugplaatsen
in die pyniyko oogenblikken, toen het uit
kwam, dat hy gejokt had of, in later tyd,
dat hy had gelogen. Ieder onzer bloosde in
zyne jeugd als hy, daaraan nog ongewoon,
in een groot gezelschap kwam. Hy, die meent
onopgemerkt eene goede daad te verrichten
en bemerkt, dat een ander er getuige van is,
bloost, en evenzoo hy, die, in den waan ver-
keerende, dat hy alleen was, opeens bespeurt,
dat anderen hem gadesloegen, zal onwille
keurig een blos krygen.
Al deze omstandigheden zyn verschillend
en toch is, volgens hot oordeel van een scherp
zinnig Fransch psycholoog, Camille Melinand,
voor alle dezelfde oorzaak te vinden. Men
bloost omdat men ondervindt, dat iets ont
dekt wordt, wat men verborgen wil houden.
De jonge dame, op wier verhouding tot een
jongmensch gezinspeeld wordt, meende dat
de wereld daarvan niets behoefde te weten.
De lof, die ons in bet openbaar wordt toege
bracht, gold eene verdienste, die men geheim
wilde houden. De logen, die aan het licht
kwam, betrof eene daad, die men onbekend
waande. De blos als wy voor het eerst in een
groot gezelschap verschijnen ontstaat uit de
vrees, dat men ontdekken zal hoe verlegen
wy zyn met ons figuur. Ook de niet vermoede
tegenwoordigheid van anderen by het ver
richten eener goede daad, doet ons beseffen,
dat die ontdekt is, terwyi men haar geheim
wilde doen blyven, en wie meende ongezien
en geheel zichzelf te kunnen wezen bloost,
nu hy in dien onbowaakten toestand ontdekt
is; want, zegt Melinand, de meest openhartige
man draagt toch altyd tegenover de maat-
chappy een masker.
Een masker dragen wy allenwy laten niet
blyken wat er in ons omgaat. Stellen wy ons
eens voor, dat er een middel bestond om het
gemoed te ontmaskeren; nemen wy eens aan,
dat men een veer kon laten werken, waar
door voor iedereen onze geheime gevoelens,
de begeerten^ waarvoor wy niet uitkomen,
de verborgen wrok, dien wy koesteren, het
berouw dat wy in ons binnenste sluiten, onze
bedekte eerzuchtige wenschen, werden bloot
gelegd, wy zouden dieper blozen dan de
schuchterste maagd ooit gebloosd heeft; wy
zouden geheel en al blo6 zyn.
Het besef of de vrees, dat ontdekt is, wat
wy verborgen wilden houden, is de oorzaak
van dien blos. Hieruit laat het zich verklaren,
waarom de vrouwen eer en meer blozen dan
de mannen, want zy hebben meer te verbergen.
Haar wy spreken nu niet van de „vrye
vrouwen", die zich met de mannen geiyk-
stellen haar is het minder veroorloofd dan
de mannen om alles te zeggen wat zy denken
en gevoelen. Zy zyn tot meer terughouding
en omzichtigheid gedwongen. Er zyn eene
menigte dingen, die zy geacht worden niet te
weten en niet te begrypenzy passen op,
dat men niet bemerkt, dat zy het begrypen;
wordt dit ontdekt of vreezen zy dat het ont
dekt zal worden, dan blozen zy. Vandaar dat
de werkeiyk onschuldige vrouw niet blozen
zal by sommige toespelingen, omdat zy niets
behoeft te verbergen en er dus ook niets te
ontdekken valt.
Evenmin blozen kinderen; ja, als hun een
genot verschaft wordt, kiygen zy eene kleur
van opgewondenheid of blydschap, omdat het
hart onstuimig klopt en het bloed sneller door
de aderen wordt gejaagd, maar dit kan men
geen blozen noemendie kleur houdt aan zoo
als de kleur van den koortsiyder, maar gaat
niet gepaard met verlegenheid en verlies van
zelf beheersching. De eerste twee of drie jaren
bloost het kind niet in den zin, die hier be
doeld wordt, en Darwin haalt als zeer zeld
zame uitzonderingen aan het blozen van een
paar meisjes van twee en drie jaar en van
een kind een jaar ouder, dat eene kleur kreeg
toen men het eene verkeerdheid onder het
oog bracht. Kinderen blozen niet, omdat zy
niets te verbergen hebben.
De ervaring leert ook dat idioten niet
blozen. "Wordt by sommige voorkomende
gelegenheden ontdekt, dat een idioot vatbaar
is om e*ne kleur te krygen, dan geven zy,
die de opvoeding van ole ongelukkigen op
zich namen, de hoop niet op, dat zy hem
tot een hoogeren staat van ontwikkeling
kunnen brengen. De blos toch getuigt van
overleg, dus van nadenken, en een idioot,
die nadenkt, is op den weg tot beterschap.
Blinden blozen minder dan zienden en dit
strookt met de theorie van Darwin dat het
blozen ontstaat uit het besef, dat anderen
hunne aandacht op ons vestigen. Deze theorie
verschilt eenigszms van die van Melinand,
maar zy is daarmede niet in stryd. Wanneer
iemand zyne aandacht op ons vestigt, gaat
daarmede gepaard dat hy ons beoordeelt en
onderzoekt en datgene ontdekt, wat wy ver
borgen willen houden. Blinden weten dat
hunne lotgenooten hen niet zien kunnen, dus
hunne aandacht niet op hen kunnen vestigen,
maar weten ze, dat zy in tegenwoordigheid
van zienden zich bevinden, dan blozen zy
vaak, wanneer dezen het woord tot hen richten,
behalvo wanneer het hunne leermeesters en
verzorgers zyn. Aan dezen toch zyn zy gewoon
en het ligt in den aard der zaak, dat het
slechts weinig voorkomt dat men bloost
tegenover hen, met wie men dagelyks om
gaat. Ook hierdoor wordt de stelling beves
tigd, dat de blos ontstaat uit het besef of de
vrees, dat iets ontdekt zal worden, dat men
verbergen wil; immers, tegenover vrienden,
nabestaanden, en hen met wie men dag aan
dag verkeert, heeft men minder te verbergen
die kennen ons toch.
Dit is zóó waar, dat de zedige jonge dame,
waarvan wy spraken, die ^loosde, toen men
zinspeelde op iemand, die werk van haar
maakte, wanneer deze haar "crlcofdo geworden
is, niet meer blozen zal, zelfs als hy haar
een kus geeft. Yerloofden blozen tegenover
elkander dan ook evenmin als gehuwdenzy
behoeven voor geene ontdekkingen beducht te
zyn, ook zy kennen elkander en de oen weet
wat in den ander omgaat.
Maar als de blos slechts ontstaat uit het
besef of de vrees voor ontdekking van hetgeen
men bedekt wil houden, hoe kan men dan
over zichzelven blozen? vraagt men. Vooreerst
meenen we, dat dit meer eene schoon ge
dachte dichterlyke fictie is dan wel een
physiologisch verschynsel. Mocht het echter
soms voorkomen, dat iemand over zichzelven
bloost, dan is het door de herinnering aan
het oogenblik, dat hy by de eene of andere
gelegenheid bloosde, geiyk men nog wel eens
zelfs in de eenzaamheid kan huiveren, eene
beweging van schrik of afschuw maken of
zelfs een kreet van angst of weerzin kan
uiten, wanneer ons weder eene gebeurtenis
voor den geest komt, die vroeger daartoe
aanleiding gaf. By dien blos wordt dan het
hart getroffen niet door eene dadeiyke aan
doening, maar door de herinnering aan deze
aandoening. Het doet dus niets af op de be
wering van Melinand, dat blozen slechts ont
staat uit het besef of de vrees, dat ontdekt
zal worden hetgeen men wenscht verborgen
te houden.
Naar we vernemen, zullen, voor reke
ning van particulieren, die daartoe bouwgrond
van de maatschappy „Vreewyk" gekocht
hebben, weer een paar heerenhuizen aan den
Witten Singel, onder Zoeterwoude, verryzen.
Zoo langzaam-aan zullen er geheele huizen-
ryen, slechts door een paar weilanden onder
broken, aan Zoeterwoudschen en Witten
Singel tot stand komen. Het is zeer te hopen
dat de gevels der nieuw te bouwen huizen
er fraaier zullen uitzien dan die der thans op
„Vreewyk" aan laatstgenoemden Singel be
staande, tot verhooging der aantrekkeiykheid
van den steeds zoo geroeraden wandelweg.
Voor het beroep naar de Ned.-Herv. ge
meente te Aalten is door ds. Van Druten, te
Rynsburg, bedankt.
De heer Kouwenhoven, pred. by de Christ -
Geref. gemeente te Voorschoten, staat op het
drietal te Sneek.
Aangenomen is het beroep naar de Oud-
Geref. gemeente te Ter-Aar door den heer
Broekhuysen, te Lekkerkerk.
De verkiezing van een lid voor de Tweede
Kamer der Staten Generaal op 10 April a. s.
geschiedt te Woubrugge volgens de op 29
Maart 11. gesloten betrekkelyke kiezerslyst.
Ter gemeentelyko secretarie van Wou
brugge ligt gedurende 5 maanden, van den
30sten Maart tot en met den 27sten Augustus
dezes jaars, in afschrift voor een ieder ter
lezing: het laatst vastgestelde en door Ged.
Staten goedgekeurde primitiöf-kohier van den
hoofdeiyken omslag dier gemeente, voor het
loopende dienstjaar 1894.
Men schryft ons uit Ter-AarDonderdag jl.
gaf do Chr. Zangvereeniging „Excelsior" van
Rynsaterwoude voor de tweede maai eene
uitvoering in de Ned.-Hervormde kerk te
Ter-Aar.
Zestien nummers waren op het programma
aangegeven, welke alle op uitstekende wyze
werden uitgevoerd. De zangers en zangeressen
hebben getoond berekend te zyn voor hunne
taak. Niet alleen werden alle nummers volgens
de regelen der kunst voorgedragen, maar de
leden der vereeniging toonden ook zeiven gevoel
te hebben van den inhoud der liederen, wat
niet weinig het succes verhoogde. Aan den
directeur, den heer A. Van Loon, toLeimuiden,
komt alle lof toe voor zyne directie; door
zyne energie en onder zyne leiding slaagde
de uitvoering uitnemend en volgens aller ge
voelen was het een avond, ryk aan genot,
welke ook voor het Christeiyk gezind gemoed
zeker wel vruchten zal hebben afgeworpen.
Wy roepen der vereeniging van harte een
„tot weerziens" toe.
De byeenkomst werd door ds. Van Dyk
geopend met gebed en gesloten met dank
zegging, terwyi z.eerw. in een paar toespraken
de vergadering bepaalde by het hooge gewicht,
dat het christeiyk element by dergelyke uit
voeringen den boventoon heeft en moet hebben.
De ysclub te Ter-Aar heeft hare gewone
jaariyk8che vergadering gehouden den 27sten
Maart jl., ten huize van den kastelein J. Van
der Laan.
Nadat deze vergadering door den voorzittel
was geopend, geschiedde voorlezing der no
tulen der in het jaar 1893 gehouden leden
vergadering, welke werden goedgekeurd.
Hierna werd door den penningmeester re
kening gedaan van de ontvangsten en uit
gaven van af Februari 1893 tot heden, waaruit
bleek dat de ontvangsten hebben bedragen
ƒ157.936, tegen eene uitgave van 43.40, zoo
dat het batig saldo bedraagt ƒ114.535.
Vervolgens werd besloten om aan den per
soon, die zich heeft belast met de inning der
contributie en het rondbrengen van do oproe
pingsbriefjes, eene vaste belooning van ƒ10
uit te betalen.
Vervolgens was aan de orde gesteld de be
noeming van drie commissarissen wegens af
treding en van drie commissarissen wegens
uitbreiding van de club, welke laatsten noodig
zyn voor de buurtschap Korteraar.
Hiervoor werden gekozen de heeren J.
Slof, H. Van Smoorenburg en J. W. Kelder,
de eersten aftredendbn en de laatsto in de
plaats van den heer B. Vink, die wegens zyn
aanstaand vertrek uit de gemeente hiervoor
niet metr in aanmerking wenschte te komen,
terwyl voor Korteraar zfin gekozen de heeren
C. Van der Tang, G. Mesman en C Schra-
verus.
Ten slotte werd het reglement artikels-
gewyze voorgelezen, waarin door geen der
aanwezige leden veranderingen of aanvullingen
werden verlangd.
Niemand meer iets in het belang van de
club in het midden te brengen hebbende, werd
de vergadering gesloten.
Graaf Von Rantzau, gezant van Duitsch-
land by ons Hof, is gisterochtend met zyne
gemalin naar Friedrichsruhe vertrokken.
Door eenige vrienden van den heer
Schaepman is het plan ontworpen om den
dichter een gedenkpenning aan te bieden in
metaal, welke het portret van den dichter zal
bevatten met eene allegorische groep aan de
keerzyde, uitdrukkende do gedachte: Geloof,
Vaderland en Kunst.
De winst, over 1893 door de Amster-
damsche Deli-Compagnie behaald, laat eene
uitkeering toe van 30 pet., zynde het drie
voudige van het dividend, over 1892 aan do
aandeelhouders uitgekeerd.
Ter jaarvergadering der Amsterdamsche
0mnibu8-Maat8Chappy bleek,! dat de inkomsten
over 1893 bedroegen 1,285,559 of ƒ42,000
meer dan over 1892. Het dividend werd op
10 pCt. vastgesteld en de retributie aan de
gemeente Amsterdam beloopt 98,626. De
heer J. H. Schmitz werd tot bestuurder
gekozen.
De „Staatscourant" van 31 Maart be7at
een reisrapport van Hr. Ms. schoener „Zee
hond," belast met het politie-toezicht op de
visschery in de Noordzee, van 1 tot mot 15
Maart j 1 Overtredingen betreffende de visschery
hadden niet plaats en klachten werden niet
vernomen.
9)
Tevergeefs martelde zy zich af met de ge
dachte, wie toch in staat zou zyn geweest
haar zoo grievend te beleedigen. Voor zoover
zy wist, had zy geene vyanden, en daar
Von Sehnwitz haar wat hem betrof hetzelfde
verzekerd had, begreep zy niet wie die ge
heimzinnige intrige gesmeed hadden.
Zy besloot bare vriendin Hulda Von Hohen-
stein in vertrouwen hare onrust mede te
deelen en verhaalde haar het voorgevallene
op het bal.
Hulda luisterde met geveinsde verbazing.
Geen blos kwam op haar bleek gelaat te
voorschyn; alleen het tintelen van hare don
kere oogen verried, dat zy eene inneriyke
gemoedsbeweging ondervond.
„Dus de pyl heeft getroffen I" mompelde
zy by zicbzelve, maar overluid zeide zy niets.
„Hulda," vervolgde Laura op zachten toon,
„denk een8, als gy verloofd waart met iemand,
wien ge innig liefhobt, en er gebeurde zoo
iets. Zuudt ge er ook niet nacht en dag
over peinzen, wat de bedoeling kan wezen
van degenen, die zoo valsch tegenover u
handelden?"
Huida's lippen beefdenhaar beter ik zege
vierde een oogenblik; maar daar kwam haar
opeens dien spottenden lach van Von Sehnwitz
in de gedachte en daarna rezen de teedere
blikken voor haren geest op, die hy op dien
avond, denkend dat het Laura was, op haar
geslagen had. Hare tanden knarsten op
elkander van woede en zy balde de kleine
vuist. Maar één blik in Laura's schoone blauwe
oogen, die zoo diep treurig op haar gevestigd
waren, deed hare drifc bedaren.
Zy legde de eene hand op het blonde haar,
omvatte met de andere Laura's slanke leest
en kuste haar.
„Laura, lieve," zeide zy op harteiyken toon,
„ge moet u dat zoo niet aantrekken. Op een
gemaskerd bal worden zoo dikwyis intriges
gesmeed, die daarom niet altyd gevolg voor
de toekomst hebban. Het kan immers zeer
wel zyn, dat het niets dan eene grap was!
Iemand heeft toevallig vernomen welk kleed
ge dragen zoudt; men heeft het om u wat
te plagen juist zoo gemaakt, en verder, wat
de u gedane voorspelling betreft, het is, dunkt
my, niet meer dan natuurlyk, dat men als
waarzegster aan Maria Antoinette geene
vroolyke voorspellingen kan doen."
„Maar de nar dan? Die was toch zeker
ook in het komplot?" zeide Laura.
„Och, kind, de rol van nar brengt immers
mede, dat men in raadselen spreekt en handelt,
en, als ge hot uit een ander oogpunt beschou
wen wilt, wel, het was misschien een afge
wezen aanbidder van je, die gaarne een „iöie-
a-tête" achter die hoogo varens met je had."
Laura lachte weemoedig.
„Ik vind h6t heel lief van je, Hulda, dat
je alle zorg wilt wegredeneerenmaar de
waarzegster heeft papa ook iets ingefluisterd.
Ik zag het duideiyk, maar ik kon niet te
weten komen wat het was."
„Nu, lieve, ik zou maar niet verder gissen,
wat het plan van dat drietal geweest is.
Kom, geef my oen kus," en Hulda nam het
lieve kopje tusschen hare handen en drukte
een kus op de bleeke wangen.
Den avond van dienzelfdon dag was de
gravin Von Hohenstein in haar boudoir ge
zeten, toen de deur er van haastig opengerukt
werd en Hulda binnentrad. Zy snelde op hare
tante toe en viel haar snikkend om den hals.
„O, tante, het is my onmogeiyk; ik geef
het opl" riep zy uit.
De gravin begreep niets van dit gezegde.
Zy wendde zich met een trotsch gebaar tot
Hulda en zeide vragend:
„Opgeven, kind, wat?"
„Om wraak te nemen op die onschuldige
Laura."
„Wat zegt ge daar?"
„O, tante, Laura heeft my alles verteld.
Zy deelde my hare bezorgdheid mede en zy
was zeer ontdaan over de voorspelling dor
Zigeunerin. My dunkt, tante, wy kunnen te
vreden zijnhet is nu genoeg."
„Genoeg, kind!" riep de gravin Von Hohen
stein met vlammenden blik; „genoeg? Het
is pas het eerste bedryf van het drama. Het
laatste zal vrywat trajscher zyn. Wat be
telkenen woorden? „Vtrba volunt." Het vuur
moet nader aan de schenen gelegd worden.
Het koord moet meer aangetrokken worden."
Hulda had ademloos toegeluisterd, en toen
de toornige vrouw uitgesproken had, zeide zy
„Maar, tante I"
„Ééne vraag, Huldawilt ge my behulpzaam
zyn myn doel te bereiken? Acht ge twee
verloren levens te weinig, om, nu ik bet
voorwerp van myne wraak in myne macht
zal krygen, het te laten ontsnappen? Beeft
ge terug voor forsche middelen?Zeg het
dan maar, weekhartig schepsel, dat zich door
een paar tranen uit mooie vrouwenoogen
laat verteederen.
Denk liever aan de teleurstelling, die Von
Sehnwitz u bereid heeft; ik denk aan Adelbert
Von Stenwerck. Met. hunne gestalten voor
oogen, zinken medegevoel en medeiyden in
het niet, om plaats te maken voor het beeld
der wraak."
De gravin Von Hohenstein geleek eene
furie, toen zy deze woorden uitte. Hare forsche
gestalte trilde, de uitgestoken hand beefde
en een gloeiend rood had haar schoon gelaat
overtogen.
Hulda was stom van verbazing. Zy was by
hare tante gekomen om te trachten haar over
te halen van alle wraakneming op de on
schuldige Laura af to zien, en nu werd zy
zóó ontvangen. Zy had gehoopt terug te
kunnen koeren op hot ingeslagen pad, maar
zy had de eerste schrede gedaan, en haar
bleef niets anders over dan aan den leiband
harer tante verder te gaan.
Zy wilde echter nog eene poging wagen
en zeide m9t dit doel:
„Ik houd zooveel van Laura en het gaat
my aan het hart baar ongelukkig temaken;
daarenboven heeft Von Sehnwitz haar innig
lief."
„O, liofde van mannen; ik weet wat dat
zeggen will De eerste steon van bet gebouw,
dat ik wil optrekken, is al op den avond van
het gomaskerd bal gelegd, en ge zoudt al
uiterst onnoozel moeten zyn, wanneer gy geene
kans zaagt, dit gebouw verder te voltooien."
Hulda bleef nog steeds peinzend voor zich
uit staron. Waarom trad juist nu de beeltenis
van Ludwig Von Sehnwitz zoo duidelyk voor
haar? Waarom moest zy altyd aan die donkere
oogen denken? Hoe kon ze ongevoelig blyven
voor het huldebetoon harer talryke aanbidders
en slechts zyne liefde begeeron? Ach,
waarom had hy de koele Laura verkozen boven
haar? Deze zou hem immers nimmer zulk
eene hartstochtelyke toegenegenheid kunnen
schenken?
De gravin Von Hohenstein staar Je hair
zwygend aan.
„Allons doncl" zeide zy op bevelenden toon.
„Ik wacht op antwoord; zeg, wilt ge my
helpen myn doel te bereiken?"
Hulda streed een zwaren stryd tusschen
hartstocht en plicht. Na eenig stilzwygen zeido
zy aarzelend„Ik zal my aan uw wil onder-t
werpen."
„Nu weet ik, dat gy eene echte Von Hohen
stein zyt," zeide de gravin. „Kind, wy zullen
zegevieren, al zouden wy er zei ven by ten
onder gaanl"
Acb, hoe menigmaal zou zy zich later die
onvoorzichtig uitgesproken woorden herin
neren
Wordt vervolgd.)