N°. 10459. Donderdag 29 Maart. A°. 1894, (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Tiveede Blad. PERSOVERZICHT. F euilleton. m BLOEI GEKAAKT. IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT j Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post Afzondoriyko Nommers PRIJS DER ADVERTENTTËN': Van 1-6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17j. Grooter» lettors naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. In een ons toegezonden nommer van De Timmermanorgaan van den Algemeenen Nederlandschen Timmerlieden-Bond, komt een artikol voor, getiteld: Verkorting van werktyd, dat we hier in zyn geheel zoo veel mogoiyk met vermijding der daarin voor komende taai-onjuistheden laten volgen. Ieder, inzonderheid elk werkman of arbeider, kan er dan na lezing van denken wathy wil. Nog slechts weinige weken en de vooruit strevende werklieden van geheel de beschaafde wereld zullen weder optrekken en manifes teeren voor de verkorting van arbeidstijd. Ook de timmerlieden, die betrekkeiyk het beste georganiseerd zyn van de vakbonden, zullen zeker niet achterblijven om in de ruimte het contingent te leveren voor het welslagen der bewoging. Niet dat wij ons diets behoeven te maken dat by eene alom goed geslaagde beweging de 8 urige arbeidsdag direct zal ingevoerd worden, hotzy wettelijk geregeld, hetzij op onderlinge overeenkomst. O neen, wij weten te goed, dat dergelijke bewegingen het werk van jaren zijn, wij W6ten tevens te goed, dat er nog eene massa werklieden zijn, wien de geheele beweging voor ver korting van arbeidstijd geheel onverschillig is, monschen, die, wanneer men hen er over spreekt, minachtend de schouders ophalen, als wilden ze zeggen: dwazen, indien zoo iets al mogelijk is, by uw leven zeker niet. Alsof het Diet de duurste plicht van ieder werkman is om, zoo hy dan zelf geene vruchten van den arbeid kan plukken, toch te zorgen dat zyne kinderen sporen van dion arbeid vinden, opdat het hun -gemakkelijk zal vallen om het eenmaal begonnen werk voort te zotten. Laat ook zy donken,-die thans nog 12 uren en langer werken en wien uit kortzichtigheid de 8-urige arbeidsdag een onbe reikbaar iets tooschynt, dat, naarmate de 8 uren-beweging grooter afmetingen gaat aan nemen, do kans voor een 10- of 9-urigen arbeidsdag naar die mate grooter wordt. Waren het vroeger do werklieden alleen, die voor verkorting van weiktyd in het stryd- perk traden, in hoofdzaak met argumenten, welke op gevoel steunden en die door de practyk nog nadere bevestiging eischten, thans zyn wy reeds zoo ver, dat enkele fabrikanten inzien dat verkorting van arbeidstyd met een daaraan geévenrodigd verhoogd loon nood- zakeiyk is geworden om de ny verheid te doen bloeien. Hooren wy slechts wat de Amerikaan- sche groot fabrikant Dolge schryft in het Engelsche tijdschrift The Social Economist l Wy geven dit oordeel te liever, omdat het van onverdachte zyde komt. „Ik weet dat men gewooniyk aanneemt dat werkgevers geen ander belang hebben, dan hunne arbeiders zoo goedkoop mogeiyk te krygen. Dit beschouw ik als eenogrootefout.Zy is een der resultaten van de dwaalleer, ,dat winsten stygen in dezelfde verhouding als de arbeidersloonen dalen", dat dus goedkoope arbeidskracht tot het bereiken van groote winsten een wezeniyke factor vormt. Deze opvatting is strydig met alle ervaring. In plaats dat de winsten daar het hoogste zyn, waar de arbeidsloonen het laagste zijn, vinden wy integendeel, dat, waar de loonen het hoog ste zyn, de kapitalisten het beste varen en de winsten het meest biyvende zyn. In Azië en Zuid-Amerika by voorbeeld, waar de arbeiders voor enkele centen per dag werken, kunnen de kapitalisten ternauwernood bestaan, terwyi in Engeland en Noord-Amerika, waar de hoogste loonen worden uitbetaald, de winsten het bestendigst en de kapitalisten het talrykst zyn en de hoogste voordeelen behalen. De roden hiervan ligt daarin, dat de hoogbetaalde arbeiders, daarvan afgezien, dat zy verstandige werklieden en burgers zyn, ook meer verbruiken en dus eene meer uitgestrekte, menigvuldige en duurzame afzetmarkt vormen voor de producten van het kapitaal, wat den waren grondslag voor de industriëele en sociale welvaart vormt. Feiteiyk is „goedkoope arbeid" een grooter gevaar voor de voortdu rende welvaart van het kapitaal dan deze of gene andere maatschappeiyke macht, torwyi hooge arbeidsloonen steeds zoowel voor de kapitalisten als voor de arbeiders en de maat- schappy van duurzaam voordeel zyn. Om onafgebroken zeker te zyn van eene hooge klasse van arbeidskracht, is het nood zakeiyk togen het algeheel verbruik van den arbeider voorzorgsmaatregelen te treffen. Het verbruik van den arbeider ontstaat verschil lend van dat der machines, maar de gevolgen zyn in hoofdzaak dezelfde. Verbeterde machi nes kuünen uitgevonden en gemaakt worden, maar betere arbeiders zyn een product van de ontwikkeling. Men kan eene machine ge bruiken tot zy breekt en zy dan door eene nieuwe, misschien betere, vervangen wordt. Maar hetzelfde is niet 't geval met den arbeider. Als arbeiders slecht betaald, ovorwerkt. en slecht onder dak gebracht zyn, dan zullen zy niet alleen zeiven in degelykheid afnemen, maar ook hunDe kinderen, die eens hunne plaats zullen innemen, zullen niet beter, maar soms nog zwakker zyn. Op die manier wordt de ontwikkeling van hooger in ontwikkeling staande arbeiders afgezien daarvan, dat zy hooger ontwikkelde burgers zyn juist ver hinderd. Om van de arbeiders de beste economische opbrengst te ontvangen, is het niet alleen nood zakolyk, dat de arbeiders gedurende hunne bezigheden het gemak van goede sociale ver houdingen genieten, maar dezen moesten zich ook van 't gebied der productie kunnen terug trekken zoodra zy voor hunne plaats on bruikbaar worden, wat steeds voorkomt. Waar-chyniyk is geene kracht werkzamer togen de invoering van verbeterde methoden in eene fabriek dan de tegenstand van den ouden werkman. Deze is ongeschikt om zich aan de nieuwe werkmethoden aan te passen en is stoeds tegen nieuwe machinerieën. Feitelyk heeft de arbeider, als by den ouder dom van 55 tot 60 jaar bereikt heeft, het 8) „Zeg eens, Antoine," zeide het meisje, „denkt ge ook niet, dat freule Laura met uw heer verloofd is?" at zyt ge toch nieuwsgierig, gy, vrou wen," spotte de aangesprokene. „Het is waariyk geen wonder, dat moeder Eva zoo spoedig uit het paradys verdreven is gewor den. Maar, onder ons gezegd: ik geloof dat gy geiyk hebt. Het zou my niets verwondo- ren, als hunne verloving op den avond van het bal bekend gemaakt wordt. Ge weet, de vorst houdt wel van zulke verrassingen. Ik botwyfel het echter zeer of dio verrassing voor eene zekere dame wel zoo groot zal zyn." „Wie meent ge?" vroeg Gretchen; maar vóór haar geleider kon antwoorden, hadden zy het slot bereikt. Zonder zich op te houden, begaven zy zich naar den linkervleugel van het paleis, gingen de breede trap op en klopten aan een der vertrekken op de tweede verdieping. Nadat eene zachte stem „kom binnen 1" geroepen had, trad Antoine, gevolgd door Gretchen, de kamer in. Hot was een smaakvol inge richt en door kaarsen helder verlicht vertrek. Op do sofa was ocne jonge dame gezeteu. Heur blond haar was naar de mode van dien tyd opgemaakt, oen lichtblauw kleedje omsloot haro slanke gestalte en deed haar blank teint voordeelig uitkomen. Toen de bedien ion binnentraden, stond zy op en zeide, terwyi zy een vragenden blik op Antoine sloeg: „Zyt gy naar wensch ge slaagd?" „Ik hoop dat ik hetgeen Uwe Edelheid ray opgedragen hebt, door my naar uw welge vallen volbracht is." „Laat eens zien," zeide de freule, terwyi zy, baar ongeduld niet kunnende bedwingen, de hand uitBtrekte om de doozen open te maken. Een kreet van bewondering ontsnapte haar, toen zy al het fraais, dat de groote doos be vatte, aanschouwde. Een zacht rose, met wit satyn gestreepte rok, een effen, mot prachtige kanten versierd overkleed, een van voren laag uitgesneden, met paarlen gebor duurd lyfje, de wit-satynen schoentjes en de lange, met zilver geborduurde handschoenen dit alles wekte hare bewondering zoodanig, dat zy vroolyk lachend uitriep: „Antoine, het is waariyk zeer naar myn zin; maar wat hebt ge in die andere doozen „Het toilet van graaf Ludwig," was het antwoord, „eD," vervolgde hy, „ik wilde Uwe Hoogheid juist vragen of ik het Zyn Hoogge- geborene brengen zal, of dat de Edele vrouw het eerst zien wil." Laura weifelde, maar de nieuwsgierigheid behield de overhand. De doozen werden op haar bevel geopend en het kostuum, voor den graaf bestemd, uit eene blauw satynen kuitonbroek, een Havannakleurig fluweelen rok en een geel-zyden vest bestaande, viel ook zeer in haren smaak. „Roep den graaf hier," zeide Laura, „en gy, Gretchen, kunt heengaaD l" tydstip van economische bekwaamheid reeds overschreden. Men kan wel tegenwerpen dat hy dan ont slagen moet worden en een jongere man in zyne plaats aangesteld, maar deze politiek is noch menschlievend, noch economisch. Zy is onmen- schelyk, omdat zy den arbeider ontslaat op een tydstip, waarop hy ongeschikt is zijn levens onderhoud te verdienen, en hem zoo tot iemand maakt, die aalmoezen ontvangt, of tot eon bedelaar. Dat is hetzelfde als hem maat- schappelyk af te danken; het brengt er toe de manlykheid tot niet te maken, de indivi dualiteit, de waardigheid en de vryheid van den burger te verwoesten. Aan den anderen kant staan de arbeiders bloot aan de verzoeking, ja, zyn zy zelfs daarom genoodzaakt deze ramp daardoor af te wenden, dat zij hunne leefwyze tot op zulk een minimum inkrimpen, om voor de toekomst een spaarpenning te kunnen over leggen. Tot dit doel verlaten do vrouwen haar huis voor de werkplaats en de kinderen worden vroegtydig naar de fabriek gestuurd, terwyl zy op school moesten zyn. Zoo worden in den naam van zulk eene spaarzaamheid de hoogsto belangen van den huiselyken haard verwaarloosd, de onwetend heid wordt vereeuwigd en de socialo vooruit gang van de arbeiders verhinderd. Oneconomisch is zulk eene politiek, omdat zy de vermeerdering van het verstand en het goede karakter, welke voor de flinke arbeiders zoo oriontboeriyk is, juist verhindert." Wanneer grooto fabrikanten krachtens hunne eigen practische ondervinding zoo oordoelen, dan wordt het voor de werklieden taak om te ontwaken uit hunne onverschilligheid en hunne kameraden te steunen, die reeds te lang de moeilykheid hebben ondervonden van het alleen staan. In onzen tyd, waar geld 's menschen handelingon byna altyd bepaalt, waar by elke verandering*)! hervorming steeds het eerst de vraag van patroon en fabrikanten op den voorgrond treedt: „wat kan ik or by verliezen?" daar is zoo'n advies voor ons van zeer veel gewicht. Aan De Tijd wordt uit Rotterdam het vol gende geschreven: Geen verwyt tegen de werkende klasse is algemeener dan hot verwyt van drankmis bruik. Veel kan men daarover redeneeren, maar het schynt dat men de dronkenschap niet kan weren. Het „Matigheidsgenootschap", de „Vereeni- ging tot afschaffing van sterken drank", de „Geheel Onthouders Vereeniging" richten in het algemeen weinig uit ten opzichte van de dronkenschap. Naar aanleiding echter van een vonnis, dezer dagen door de rechtbank alhier uitge sproken, schynt de vraag gewettigd: Wordt de dronkenschap wel veroorzaakt door het vele drankgebruik? Is zy niet veeleer toe te schryven aan het 6lechte gehalte der jenever? Door bedoeld vonnis is gebleken dat men in zekere tapperyen hier. ter stede verkoopt jenever, vermengd met methyl (houtgeest) Deze vermenging van jenever met methyl heeft plaats om vry gesteld te worden van den accyns. Volgens de wet op het gedis tilleerd is geen accyns van gemethyleerde jenever verschuldigd, omdat de wetgever heeft gemeend dat de spiritus, met methyl ver mengd, niet drinkbaar is. Feitelyk is dit ook zoo. Gemethyleerde jenever is niet alleen schadeiyk voor de ge zondheid, maar werkt nog bedwelmender dan zuivere jenever. Ofschoon ditmaal het feit met eene boete van ƒ100 (de hoogste straf, waartoe de rechter veroordeelen kan) werd gestraft, is daarmede aan de vervalsching van alcoho lische dranken geen einde gemaakt. Door slechts een paar honderd liter gomethy- leerde jenever te verkoopen, is de boete weer ingehaald. Alzoo is niet de minste zekerheid verkregen, dat de veroordeelde niet opnieuw zal vervalschen, of dat andere distillateurs niet hetzelfde zullen doen. Dit feit is alleen strafbaar als vervalsching van levensmiddelen. Het is vry algemeen bekend, dat men in de kroegen een vocht verkoopt, dat wel den naam heeft van jenever, doch veel schade- lyker is. Volgens de legende wordt aan eiken deliriumlyder, die in het Stedelijk Ziekenhuis wordt gebracht, gevraagd in welke tappory hy gewoon was te drinken, opdat men kunne weten welke soort van bocht het delirium heeft veroorzaakt. In de „Haagsche Uitkykjes" in Het Vader land wordt breedvoerig gesproken over ver schillende giften, die diensten moeten be- wyzen aan een groot deel van het menschdom, aan loomen, bedroefden, wanliopigen, machte- loozen tot regeeren, giften als byv. alcohol, chloraal, ether, morphine. Dio breedvoerige bespreking moeten we hier laten rusten, maar wat wo wel over kunnen nemen, is het slot dezor „Uitkykjes" My ergeren de reclameprenten van zekoren knappen goochelaar en „gedachten- lezer." Wanneer zal men toch eens optreden tegen die soort van lieden, die in het open baar werken met het misschien gevaarlykste gif, dat er voor den mensch is uitgevonden? Is daartegen nog geene vereeniging opge richt? Al die kunstjes met hypnotismus en die psychische krachtbeproevery moest men zien tegen te gaan. Na een eeuwenlangen worstelstryd tegen het materialisme, terwyl de moderne kunst eene neiging schynt aan den dag te leggen om weer mystiek te worden en zoo onwerkeiyk en stoffelyk als ooit te voren, schept men er behagen in zich willoos te doen maken door een goochelaar, den na druk te laten leggen op de gevoeligheid voor anderer wil van zyn eigen zenuwgestel en zyn eigen verbindings-iets tusschen ziel en materie. Wonderlyke contradictio l Tusschen hot oeno en het andere verschynsel zie ik maar één psychisch agent werkzaam: den lust om zich te vergiftigen, gemakkeiyk te bevredigen, om dat men, voor eene nieuwe emotie, met yzing- wekkende lichtzinnigheid waagt hot beste wat de mensch nog meekrygt op zyn dwaaltocht door het leven. Ja, eene vereeniging tot wering der kermis- hypnotiseurs wie gelooft nog voldoende in den invloed van dergeiyk.e lichamen om er eene te helpen oprichten? Wy weten nu allen hoe vreeseiyk nadeelig de hypnotische kunstjes zyn niet alleen voor de personen, met wie ze worden gedaan, maar ook voor 6en groot gedeelte der toeschouwers. Na elk bezoek van zoo'n gedachtenlezend hypnotiseur, ziet men het aantal zenuwlyders vermeerderen. Vooral kinderen en niet heel sterke jonge meisjes kunnen hunne gezondheid, hun zeer weinig stabiel zenuw-evenwicht, verliezen door het zien der gewone en buitengewone psychische goocheltoeren. In families ziet men soms plotseling, na het bezoek van den een of anderen Cumberland, eene ware hypnotiseer- woede losbarsten. Men noemt proeven. Broers hypnoti8eeren zusters, er worden vriendinnetjes en vrienden gevraagd om ook mee te doen aan dat gevaarlykste aller gezelschaps spelletjes want anders is dat huis hypno tismus niet. De ongelukken, die dan gebeuren, zyn legio; maar de volstrekt ondeskundiger zien niets van het kwaad, dat zy doen, en vaak eerst jaren later biykt, dat de oorzaak van eene onherstelbare zenuwziekte is: het hypnotiseur- en sujetje-spolen van niet vol doende gewaarschuwde kinderen. De behoefte, om te worden gehypnotiseerd, ontstaat zeer dikwyls by het sujet. Zoodra zy er is, gedraagt de ïyder zich juist als de per soon, die aan den drank verslaafd zal raken. Hy kan niet buiten zyn hypnotiseur. Dit feit is trouwens overbekend, maar minder algemeen weet men, dat de liefhebberende hypnoti seur byna even mooilyk kan buiten zyn of toch altyd buiten een sujet. Hy wordt al heel licht maniaque en dan wreed voor de arme slachtoffers, die onder zyn oogen komen. En met dit vreeselyke psychische gif wordt gespeeld in het openbaar! We hebben eene drankwet. Zou eene strenge wet op de kermishyp» notiseurs ook niet hoog noodig wezen? Gemengd Nieuws. De Hooge Raad verwierp 1ie» cassatieberoep van den officier van ju3citi9 by de rechtbank te 's-Gravenhage, togon een vonnis van dat college, waarby eene wasch- vrouw ter zake van het feit, dat zy eene in haren dienst arbeidende strijkster den arbdd later deed eindigen dan 7 uren des namiddags, is ontslagen van alle rechtsvervolging, op grond dat bekl.'s wasch-, bleek- en stryk- inrichting op kleine schaal ook voor wat de 8trykinrichting betreft moet beschouwd worden te behooren tot de van de betrekkelijke be paling der arbeidswet uitgezonderde wasch- en bleek-inrichtingen. Men schryft uit Rotterdam: Niet minder dan ruim 20,000 inwoners onzer stad hebben hunne instemming betuigd met oen adres aan den gemeenteraad, waarin gevraagd wordt beperking van brandalarm. Hot is hier gewoonte, dat wanneer er een brand of een brandjo uitbreekt, de geheele stad in rep en roer wordt gebracht. De politie agenten gaan Het gegeven bevel werd opgevolgd en even daarna trad een jongmensch met een aangenaam uiteriyk het vertrok binnen. Zyne zwarte oogen zagen vroolyk in hot rond on de bewonderende blikken, die hy op het op eene rustbank uitgespreide kostuum sloeg, toonden aan dat hy niet onverschillig was voor uitorlyke praal. Nadat hy freule Laura Von Stenwerck want deze was de jonge dame een harte- ïyken kus op do wangen gedrukt had, zeide hy: „Eh bien, ma chère, ik ben verlangend om eens te zien hoe onze Antoine zyne opdracht heeft vervuld. My dunkt, het kos tuum ziet er niet onaardig uit." De jonge man zette zich naast zyn bruidje neer om van eeD kort, ongestoord samenzyn te kunnen genieten. „Lieveling," zeide Ludwig Yon Sehnwitz, „denkt ge niet dat onze toiletten zeer in den smaak zullen vallen? Maar wat zal ik er niet dwaas uitzien met myne staartpruik I Ik zal wol niet veel geiykenis hebben met den persoon, dien ik moet voorstellen, want Lodewyk XVI wa3 immers nogal gezet?" „Ik geloof dat gy vry wat knappor zyn zult, dan hy ooit geweest is," zeide Laura lachend, terwyl zy den graaf vol liefde aan zag. „Wat myn toilet betreft, dat vindt ik zeer gracieus; maar, beste, vind ge het niet eene treurige gedachte, dat wy op deD avond, als onze verloving publiek gemaakt zal wor den, dat ongelukkige koningspaar zullen voorstellen „Ik zou het nooit gekozon hebben, lieve," antwoordde Yon Sobnwitz, „maar go kent onzen vorst. Ik ben den moest bevoorrechten kamerheer en het is nu eenmaal zyn ideaal in het kostuum van Lodewyk XV zyne intrede in de balzaal te doon, met do vorstin als Madame De Pompadour aan zyne zyde. Hy wil volstrekt dat wy tegeiyk met hem zullen binnentreden; ik heb dus niet het recht my hiertegen te verzetten." „Neen, 't is waar, maar ik heb zulk een onrustig gevoel, als ik aan dien avond denk. Zou men te weten komen, dat wy bet waren?" „De vorst heeft do grootste geheimhouding bevolen, dus men zal kunnen gissen, maar met zekerheid weten zal men het niet." „Maar dan kan immers onze verloving ook niet bekend gemaakt worden?" „Dan zal dit den dag daarna gebeuren," antwoordde Yon Sehnwitz. Laura staarde peinzend voor zich uit. Hoewel zy zich innig gelukkig gevoelde met hot voor uitzicht, dat haar grootste wensch vervuld zou worden, kon zy zich niet ontveinzen, dat het haar was alsof eone geheime stem haar van lichtzinnigheid beschuldigde, dat zy de per soon der koningin, wier tragisch lot iedereen nog zoo versch in het geheugen lag, op een bal zou voorstellen. Zy vreesde echter, wanneer zy hot weigerde, aan het hof in ongenade to vallen, en dit was gtene kleinigheid. „Laura, waar peinst go over?" zeide Yon Sehnwitz, terwyl hy zyn arm om haar middel sloeg. „Och, oigeniyk over niets," antwoordde zy verlegen. „Maar, Lu," vervolgde zy, „zoudt ge nu niet heengaan?" Von Sehnwitz stond op, omhelsde zyn, bruidje en verliet het vertrek. Toen hy den deurknop in de hand had, keerde hy zich om en zeide lachend: „Lieve, troost je maar met de gedachte dat ge slechts voor één avond Maria Antoinette behoeft voor te stellen. Den volgenden dag zyt ge immers weer Laura Von Stenwerck, de gelukkige bruid van Ludwig Von Sehnwitz." Nadat hy de kamer verlaten had, belde Laura haar kamermeisje en gaf dit last haar met het aanpassen van het nieuwe kostumq behulpzaam te zyn. II. Terwyl het bovenvermelde gesprek plaats had, reed er door de straten der stad L. eene deftige koets, waarin eene jonge dame ge zeten was. Zy was ongeduldig, omdat het rytuig naar haren zin niet snel genoeg over do ongelyke keien reed. Toen do koets oen kasteel, even buiten do stad gelegen, bereikt had, hield ze stil De zware bel weerklonkde poort werd ont sloten en toen de lakei, na het portier ge opend te hebben, de tred9 had nedorgelaten, sprong de jonge dame vlug uit het rytuig en wilde naar binnen snellen. „Wil de freule dat wy wachten zullen?" vroeg do lakei. „Neen," antwoordde de aangesprokene, „kom tegen tien uren terug." Daarop liep zy haastig do ruime vestibule door en zeide tot den kamerdienaar, die onderdanig vóór haar stond: Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5