N°. 10459.
Donderdag 29 Maart.
A°. 1894,
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van rZon- en feestdagen, uitgegeven.
Tiveede Blad.
PERSOVERZICHT.
F euilleton.
m BLOEI GEKAAKT.
IDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT j
Yoor Leiden per 3 maanden.
f 1.10.
Franco per post
Afzondoriyko Nommers
PRIJS DER ADVERTENTTËN':
Van 1-6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17j. Grooter»
lettors naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In een ons toegezonden nommer van De
Timmermanorgaan van den Algemeenen
Nederlandschen Timmerlieden-Bond, komt een
artikol voor, getiteld: Verkorting van
werktyd, dat we hier in zyn geheel zoo
veel mogoiyk met vermijding der daarin voor
komende taai-onjuistheden laten volgen.
Ieder, inzonderheid elk werkman of arbeider,
kan er dan na lezing van denken wathy wil.
Nog slechts weinige weken en de vooruit
strevende werklieden van geheel de beschaafde
wereld zullen weder optrekken en manifes
teeren voor de verkorting van arbeidstijd.
Ook de timmerlieden, die betrekkeiyk het
beste georganiseerd zyn van de vakbonden,
zullen zeker niet achterblijven om in de ruimte
het contingent te leveren voor het welslagen
der bewoging. Niet dat wij ons diets behoeven
te maken dat by eene alom goed geslaagde
beweging de 8 urige arbeidsdag direct zal
ingevoerd worden, hotzy wettelijk geregeld,
hetzij op onderlinge overeenkomst. O neen,
wij weten te goed, dat dergelijke bewegingen
het werk van jaren zijn, wij W6ten tevens
te goed, dat er nog eene massa werklieden
zijn, wien de geheele beweging voor ver
korting van arbeidstijd geheel onverschillig
is, monschen, die, wanneer men hen er over
spreekt, minachtend de schouders ophalen,
als wilden ze zeggen: dwazen, indien zoo
iets al mogelijk is, by uw leven zeker niet.
Alsof het Diet de duurste plicht van ieder
werkman is om, zoo hy dan zelf geene
vruchten van den arbeid kan plukken, toch
te zorgen dat zyne kinderen sporen van dion
arbeid vinden, opdat het hun -gemakkelijk
zal vallen om het eenmaal begonnen werk
voort te zotten. Laat ook zy donken,-die thans
nog 12 uren en langer werken en wien uit
kortzichtigheid de 8-urige arbeidsdag een onbe
reikbaar iets tooschynt, dat, naarmate de
8 uren-beweging grooter afmetingen gaat aan
nemen, do kans voor een 10- of 9-urigen
arbeidsdag naar die mate grooter wordt.
Waren het vroeger do werklieden alleen,
die voor verkorting van weiktyd in het stryd-
perk traden, in hoofdzaak met argumenten,
welke op gevoel steunden en die door de
practyk nog nadere bevestiging eischten, thans
zyn wy reeds zoo ver, dat enkele fabrikanten
inzien dat verkorting van arbeidstyd met een
daaraan geévenrodigd verhoogd loon nood-
zakeiyk is geworden om de ny verheid te doen
bloeien. Hooren wy slechts wat de Amerikaan-
sche groot fabrikant Dolge schryft in het
Engelsche tijdschrift The Social Economist l
Wy geven dit oordeel te liever, omdat het
van onverdachte zyde komt.
„Ik weet dat men gewooniyk aanneemt dat
werkgevers geen ander belang hebben, dan
hunne arbeiders zoo goedkoop mogeiyk te
krygen. Dit beschouw ik als eenogrootefout.Zy
is een der resultaten van de dwaalleer, ,dat
winsten stygen in dezelfde verhouding als de
arbeidersloonen dalen", dat dus goedkoope
arbeidskracht tot het bereiken van groote
winsten een wezeniyke factor vormt. Deze
opvatting is strydig met alle ervaring. In
plaats dat de winsten daar het hoogste zyn,
waar de arbeidsloonen het laagste zijn, vinden
wy integendeel, dat, waar de loonen het hoog
ste zyn, de kapitalisten het beste varen en
de winsten het meest biyvende zyn.
In Azië en Zuid-Amerika by voorbeeld, waar
de arbeiders voor enkele centen per dag
werken, kunnen de kapitalisten ternauwernood
bestaan, terwyi in Engeland en Noord-Amerika,
waar de hoogste loonen worden uitbetaald,
de winsten het bestendigst en de kapitalisten
het talrykst zyn en de hoogste voordeelen
behalen. De roden hiervan ligt daarin, dat de
hoogbetaalde arbeiders, daarvan afgezien, dat
zy verstandige werklieden en burgers zyn, ook
meer verbruiken en dus eene meer uitgestrekte,
menigvuldige en duurzame afzetmarkt vormen
voor de producten van het kapitaal, wat den
waren grondslag voor de industriëele en sociale
welvaart vormt. Feiteiyk is „goedkoope
arbeid" een grooter gevaar voor de voortdu
rende welvaart van het kapitaal dan deze of
gene andere maatschappeiyke macht, torwyi
hooge arbeidsloonen steeds zoowel voor de
kapitalisten als voor de arbeiders en de maat-
schappy van duurzaam voordeel zyn.
Om onafgebroken zeker te zyn van eene
hooge klasse van arbeidskracht, is het nood
zakeiyk togen het algeheel verbruik van den
arbeider voorzorgsmaatregelen te treffen. Het
verbruik van den arbeider ontstaat verschil
lend van dat der machines, maar de gevolgen
zyn in hoofdzaak dezelfde. Verbeterde machi
nes kuünen uitgevonden en gemaakt worden,
maar betere arbeiders zyn een product van
de ontwikkeling. Men kan eene machine ge
bruiken tot zy breekt en zy dan door eene
nieuwe, misschien betere, vervangen wordt.
Maar hetzelfde is niet 't geval met den
arbeider.
Als arbeiders slecht betaald, ovorwerkt. en
slecht onder dak gebracht zyn, dan zullen zy
niet alleen zeiven in degelykheid afnemen,
maar ook hunDe kinderen, die eens hunne
plaats zullen innemen, zullen niet beter, maar
soms nog zwakker zyn. Op die manier wordt
de ontwikkeling van hooger in ontwikkeling
staande arbeiders afgezien daarvan, dat zy
hooger ontwikkelde burgers zyn juist ver
hinderd.
Om van de arbeiders de beste economische
opbrengst te ontvangen, is het niet alleen nood
zakolyk, dat de arbeiders gedurende hunne
bezigheden het gemak van goede sociale ver
houdingen genieten, maar dezen moesten zich
ook van 't gebied der productie kunnen terug
trekken zoodra zy voor hunne plaats on
bruikbaar worden, wat steeds voorkomt.
Waar-chyniyk is geene kracht werkzamer
togen de invoering van verbeterde methoden
in eene fabriek dan de tegenstand van den
ouden werkman. Deze is ongeschikt om zich
aan de nieuwe werkmethoden aan te passen
en is stoeds tegen nieuwe machinerieën.
Feitelyk heeft de arbeider, als by den ouder
dom van 55 tot 60 jaar bereikt heeft, het
8)
„Zeg eens, Antoine," zeide het meisje,
„denkt ge ook niet, dat freule Laura met uw
heer verloofd is?"
at zyt ge toch nieuwsgierig, gy, vrou
wen," spotte de aangesprokene. „Het is
waariyk geen wonder, dat moeder Eva zoo
spoedig uit het paradys verdreven is gewor
den. Maar, onder ons gezegd: ik geloof dat
gy geiyk hebt. Het zou my niets verwondo-
ren, als hunne verloving op den avond van
het bal bekend gemaakt wordt. Ge weet, de
vorst houdt wel van zulke verrassingen. Ik
botwyfel het echter zeer of dio verrassing
voor eene zekere dame wel zoo groot zal zyn."
„Wie meent ge?" vroeg Gretchen; maar
vóór haar geleider kon antwoorden, hadden
zy het slot bereikt.
Zonder zich op te houden, begaven zy zich
naar den linkervleugel van het paleis, gingen
de breede trap op en klopten aan een der
vertrekken op de tweede verdieping. Nadat
eene zachte stem „kom binnen 1" geroepen
had, trad Antoine, gevolgd door Gretchen,
de kamer in. Hot was een smaakvol inge
richt en door kaarsen helder verlicht vertrek.
Op do sofa was ocne jonge dame gezeteu.
Heur blond haar was naar de mode van dien
tyd opgemaakt, oen lichtblauw kleedje omsloot
haro slanke gestalte en deed haar blank teint
voordeelig uitkomen.
Toen de bedien ion binnentraden, stond zy
op en zeide, terwyi zy een vragenden blik
op Antoine sloeg: „Zyt gy naar wensch ge
slaagd?"
„Ik hoop dat ik hetgeen Uwe Edelheid ray
opgedragen hebt, door my naar uw welge
vallen volbracht is."
„Laat eens zien," zeide de freule, terwyi
zy, baar ongeduld niet kunnende bedwingen, de
hand uitBtrekte om de doozen open te maken.
Een kreet van bewondering ontsnapte haar,
toen zy al het fraais, dat de groote doos be
vatte, aanschouwde. Een zacht rose, met
wit satyn gestreepte rok, een effen, mot
prachtige kanten versierd overkleed, een van
voren laag uitgesneden, met paarlen gebor
duurd lyfje, de wit-satynen schoentjes en de
lange, met zilver geborduurde handschoenen
dit alles wekte hare bewondering zoodanig,
dat zy vroolyk lachend uitriep:
„Antoine, het is waariyk zeer naar myn
zin; maar wat hebt ge in die andere doozen
„Het toilet van graaf Ludwig," was het
antwoord, „eD," vervolgde hy, „ik wilde Uwe
Hoogheid juist vragen of ik het Zyn Hoogge-
geborene brengen zal, of dat de Edele vrouw
het eerst zien wil."
Laura weifelde, maar de nieuwsgierigheid
behield de overhand. De doozen werden op
haar bevel geopend en het kostuum, voor
den graaf bestemd, uit eene blauw satynen
kuitonbroek, een Havannakleurig fluweelen
rok en een geel-zyden vest bestaande, viel
ook zeer in haren smaak.
„Roep den graaf hier," zeide Laura, „en
gy, Gretchen, kunt heengaaD l"
tydstip van economische bekwaamheid reeds
overschreden.
Men kan wel tegenwerpen dat hy dan ont
slagen moet worden en een jongere man in zyne
plaats aangesteld, maar deze politiek is noch
menschlievend, noch economisch. Zy is onmen-
schelyk, omdat zy den arbeider ontslaat op
een tydstip, waarop hy ongeschikt is zijn levens
onderhoud te verdienen, en hem zoo tot iemand
maakt, die aalmoezen ontvangt, of tot eon
bedelaar. Dat is hetzelfde als hem maat-
schappelyk af te danken; het brengt er toe
de manlykheid tot niet te maken, de indivi
dualiteit, de waardigheid en de vryheid van
den burger te verwoesten. Aan den anderen
kant staan de arbeiders bloot aan de verzoeking,
ja, zyn zy zelfs daarom genoodzaakt deze ramp
daardoor af te wenden, dat zij hunne leefwyze
tot op zulk een minimum inkrimpen, om voor
de toekomst een spaarpenning te kunnen over
leggen.
Tot dit doel verlaten do vrouwen haar huis
voor de werkplaats en de kinderen worden
vroegtydig naar de fabriek gestuurd, terwyl
zy op school moesten zyn.
Zoo worden in den naam van zulk eene
spaarzaamheid de hoogsto belangen van den
huiselyken haard verwaarloosd, de onwetend
heid wordt vereeuwigd en de socialo vooruit
gang van de arbeiders verhinderd.
Oneconomisch is zulk eene politiek, omdat
zy de vermeerdering van het verstand en het
goede karakter, welke voor de flinke arbeiders
zoo oriontboeriyk is, juist verhindert."
Wanneer grooto fabrikanten krachtens hunne
eigen practische ondervinding zoo oordoelen,
dan wordt het voor de werklieden taak om
te ontwaken uit hunne onverschilligheid en
hunne kameraden te steunen, die reeds te lang
de moeilykheid hebben ondervonden van het
alleen staan. In onzen tyd, waar geld
's menschen handelingon byna altyd bepaalt,
waar by elke verandering*)! hervorming steeds
het eerst de vraag van patroon en fabrikanten
op den voorgrond treedt: „wat kan ik or by
verliezen?" daar is zoo'n advies voor ons
van zeer veel gewicht.
Aan De Tijd wordt uit Rotterdam het vol
gende geschreven:
Geen verwyt tegen de werkende klasse is
algemeener dan hot verwyt van drankmis
bruik. Veel kan men daarover redeneeren,
maar het schynt dat men de dronkenschap
niet kan weren.
Het „Matigheidsgenootschap", de „Vereeni-
ging tot afschaffing van sterken drank", de
„Geheel Onthouders Vereeniging" richten in
het algemeen weinig uit ten opzichte van de
dronkenschap.
Naar aanleiding echter van een vonnis,
dezer dagen door de rechtbank alhier uitge
sproken, schynt de vraag gewettigd: Wordt
de dronkenschap wel veroorzaakt door het
vele drankgebruik? Is zy niet veeleer toe te
schryven aan het 6lechte gehalte der
jenever?
Door bedoeld vonnis is gebleken dat men
in zekere tapperyen hier. ter stede verkoopt
jenever, vermengd met methyl (houtgeest)
Deze vermenging van jenever met methyl
heeft plaats om vry gesteld te worden van
den accyns. Volgens de wet op het gedis
tilleerd is geen accyns van gemethyleerde
jenever verschuldigd, omdat de wetgever heeft
gemeend dat de spiritus, met methyl ver
mengd, niet drinkbaar is.
Feitelyk is dit ook zoo. Gemethyleerde
jenever is niet alleen schadeiyk voor de ge
zondheid, maar werkt nog bedwelmender dan
zuivere jenever.
Ofschoon ditmaal het feit met eene boete
van ƒ100 (de hoogste straf, waartoe de
rechter veroordeelen kan) werd gestraft, is
daarmede aan de vervalsching van alcoho
lische dranken geen einde gemaakt. Door
slechts een paar honderd liter gomethy-
leerde jenever te verkoopen, is de boete weer
ingehaald. Alzoo is niet de minste zekerheid
verkregen, dat de veroordeelde niet opnieuw
zal vervalschen, of dat andere distillateurs
niet hetzelfde zullen doen. Dit feit is alleen
strafbaar als vervalsching van levensmiddelen.
Het is vry algemeen bekend, dat men in
de kroegen een vocht verkoopt, dat wel den
naam heeft van jenever, doch veel schade-
lyker is. Volgens de legende wordt aan eiken
deliriumlyder, die in het Stedelijk Ziekenhuis
wordt gebracht, gevraagd in welke tappory
hy gewoon was te drinken, opdat men kunne
weten welke soort van bocht het delirium
heeft veroorzaakt.
In de „Haagsche Uitkykjes" in Het Vader
land wordt breedvoerig gesproken over ver
schillende giften, die diensten moeten be-
wyzen aan een groot deel van het menschdom,
aan loomen, bedroefden, wanliopigen, machte-
loozen tot regeeren, giften als byv. alcohol,
chloraal, ether, morphine.
Dio breedvoerige bespreking moeten we
hier laten rusten, maar wat wo wel over
kunnen nemen, is het slot dezor „Uitkykjes"
My ergeren de reclameprenten van
zekoren knappen goochelaar en „gedachten-
lezer." Wanneer zal men toch eens optreden
tegen die soort van lieden, die in het open
baar werken met het misschien gevaarlykste
gif, dat er voor den mensch is uitgevonden?
Is daartegen nog geene vereeniging opge
richt? Al die kunstjes met hypnotismus en
die psychische krachtbeproevery moest men
zien tegen te gaan. Na een eeuwenlangen
worstelstryd tegen het materialisme, terwyl
de moderne kunst eene neiging schynt aan
den dag te leggen om weer mystiek te worden
en zoo onwerkeiyk en stoffelyk als ooit te
voren, schept men er behagen in zich willoos
te doen maken door een goochelaar, den na
druk te laten leggen op de gevoeligheid voor
anderer wil van zyn eigen zenuwgestel en zyn
eigen verbindings-iets tusschen ziel en materie.
Wonderlyke contradictio l Tusschen hot oeno
en het andere verschynsel zie ik maar één
psychisch agent werkzaam: den lust om zich
te vergiftigen, gemakkeiyk te bevredigen, om
dat men, voor eene nieuwe emotie, met yzing-
wekkende lichtzinnigheid waagt hot beste wat
de mensch nog meekrygt op zyn dwaaltocht
door het leven.
Ja, eene vereeniging tot wering der kermis-
hypnotiseurs wie gelooft nog voldoende in
den invloed van dergeiyk.e lichamen om er
eene te helpen oprichten? Wy weten nu allen
hoe vreeseiyk nadeelig de hypnotische kunstjes
zyn niet alleen voor de personen, met wie
ze worden gedaan, maar ook voor 6en groot
gedeelte der toeschouwers. Na elk bezoek van
zoo'n gedachtenlezend hypnotiseur, ziet men
het aantal zenuwlyders vermeerderen. Vooral
kinderen en niet heel sterke jonge meisjes
kunnen hunne gezondheid, hun zeer weinig
stabiel zenuw-evenwicht, verliezen door het
zien der gewone en buitengewone psychische
goocheltoeren. In families ziet men soms
plotseling, na het bezoek van den een of
anderen Cumberland, eene ware hypnotiseer-
woede losbarsten. Men noemt proeven. Broers
hypnoti8eeren zusters, er worden vriendinnetjes
en vrienden gevraagd om ook mee te doen
aan dat gevaarlykste aller gezelschaps
spelletjes want anders is dat huis hypno
tismus niet. De ongelukken, die dan gebeuren,
zyn legio; maar de volstrekt ondeskundiger
zien niets van het kwaad, dat zy doen, en
vaak eerst jaren later biykt, dat de oorzaak
van eene onherstelbare zenuwziekte is: het
hypnotiseur- en sujetje-spolen van niet vol
doende gewaarschuwde kinderen.
De behoefte, om te worden gehypnotiseerd,
ontstaat zeer dikwyls by het sujet. Zoodra zy
er is, gedraagt de ïyder zich juist als de per
soon, die aan den drank verslaafd zal raken.
Hy kan niet buiten zyn hypnotiseur. Dit feit
is trouwens overbekend, maar minder algemeen
weet men, dat de liefhebberende hypnoti
seur byna even mooilyk kan buiten zyn
of toch altyd buiten een sujet. Hy wordt
al heel licht maniaque en dan wreed voor de
arme slachtoffers, die onder zyn oogen komen.
En met dit vreeselyke psychische gif wordt
gespeeld in het openbaar!
We hebben eene drankwet.
Zou eene strenge wet op de kermishyp»
notiseurs ook niet hoog noodig wezen?
Gemengd Nieuws.
De Hooge Raad verwierp 1ie»
cassatieberoep van den officier van ju3citi9
by de rechtbank te 's-Gravenhage, togon een
vonnis van dat college, waarby eene wasch-
vrouw ter zake van het feit, dat zy eene in
haren dienst arbeidende strijkster den arbdd
later deed eindigen dan 7 uren des namiddags,
is ontslagen van alle rechtsvervolging, op
grond dat bekl.'s wasch-, bleek- en stryk-
inrichting op kleine schaal ook voor wat de
8trykinrichting betreft moet beschouwd worden
te behooren tot de van de betrekkelijke be
paling der arbeidswet uitgezonderde wasch-
en bleek-inrichtingen.
Men schryft uit Rotterdam: Niet
minder dan ruim 20,000 inwoners onzer stad
hebben hunne instemming betuigd met oen
adres aan den gemeenteraad, waarin gevraagd
wordt beperking van brandalarm. Hot is hier
gewoonte, dat wanneer er een brand of een
brandjo uitbreekt, de geheele stad in rep en
roer wordt gebracht. De politie agenten gaan
Het gegeven bevel werd opgevolgd en
even daarna trad een jongmensch met een
aangenaam uiteriyk het vertrok binnen.
Zyne zwarte oogen zagen vroolyk in hot
rond on de bewonderende blikken, die hy op
het op eene rustbank uitgespreide kostuum
sloeg, toonden aan dat hy niet onverschillig
was voor uitorlyke praal.
Nadat hy freule Laura Von Stenwerck
want deze was de jonge dame een harte-
ïyken kus op do wangen gedrukt had,
zeide hy:
„Eh bien, ma chère, ik ben verlangend
om eens te zien hoe onze Antoine zyne
opdracht heeft vervuld. My dunkt, het kos
tuum ziet er niet onaardig uit."
De jonge man zette zich naast zyn bruidje
neer om van eeD kort, ongestoord samenzyn
te kunnen genieten.
„Lieveling," zeide Ludwig Yon Sehnwitz,
„denkt ge niet dat onze toiletten zeer in den
smaak zullen vallen? Maar wat zal ik er niet
dwaas uitzien met myne staartpruik I Ik zal wol
niet veel geiykenis hebben met den persoon,
dien ik moet voorstellen, want Lodewyk XVI
wa3 immers nogal gezet?"
„Ik geloof dat gy vry wat knappor zyn
zult, dan hy ooit geweest is," zeide Laura
lachend, terwyl zy den graaf vol liefde aan
zag. „Wat myn toilet betreft, dat vindt ik
zeer gracieus; maar, beste, vind ge het niet
eene treurige gedachte, dat wy op deD avond,
als onze verloving publiek gemaakt zal wor
den, dat ongelukkige koningspaar zullen
voorstellen
„Ik zou het nooit gekozon hebben, lieve,"
antwoordde Yon Sobnwitz, „maar go kent
onzen vorst. Ik ben den moest bevoorrechten
kamerheer en het is nu eenmaal zyn ideaal
in het kostuum van Lodewyk XV zyne
intrede in de balzaal te doon, met do vorstin
als Madame De Pompadour aan zyne zyde.
Hy wil volstrekt dat wy tegeiyk met hem
zullen binnentreden; ik heb dus niet het recht
my hiertegen te verzetten."
„Neen, 't is waar, maar ik heb zulk een
onrustig gevoel, als ik aan dien avond denk.
Zou men te weten komen, dat wy bet waren?"
„De vorst heeft do grootste geheimhouding
bevolen, dus men zal kunnen gissen, maar
met zekerheid weten zal men het niet."
„Maar dan kan immers onze verloving ook
niet bekend gemaakt worden?"
„Dan zal dit den dag daarna gebeuren,"
antwoordde Yon Sehnwitz.
Laura staarde peinzend voor zich uit. Hoewel
zy zich innig gelukkig gevoelde met hot voor
uitzicht, dat haar grootste wensch vervuld zou
worden, kon zy zich niet ontveinzen, dat het
haar was alsof eone geheime stem haar van
lichtzinnigheid beschuldigde, dat zy de per
soon der koningin, wier tragisch lot iedereen
nog zoo versch in het geheugen lag, op een
bal zou voorstellen. Zy vreesde echter, wanneer
zy hot weigerde, aan het hof in ongenade to
vallen, en dit was gtene kleinigheid.
„Laura, waar peinst go over?" zeide Yon
Sehnwitz, terwyl hy zyn arm om haar middel
sloeg.
„Och, oigeniyk over niets," antwoordde zy
verlegen. „Maar, Lu," vervolgde zy, „zoudt
ge nu niet heengaan?"
Von Sehnwitz stond op, omhelsde zyn,
bruidje en verliet het vertrek. Toen hy den
deurknop in de hand had, keerde hy zich om
en zeide lachend:
„Lieve, troost je maar met de gedachte
dat ge slechts voor één avond Maria Antoinette
behoeft voor te stellen. Den volgenden dag
zyt ge immers weer Laura Von Stenwerck,
de gelukkige bruid van Ludwig Von Sehnwitz."
Nadat hy de kamer verlaten had, belde
Laura haar kamermeisje en gaf dit last haar
met het aanpassen van het nieuwe kostumq
behulpzaam te zyn.
II.
Terwyl het bovenvermelde gesprek plaats
had, reed er door de straten der stad L. eene
deftige koets, waarin eene jonge dame ge
zeten was. Zy was ongeduldig, omdat het
rytuig naar haren zin niet snel genoeg over
do ongelyke keien reed.
Toen do koets oen kasteel, even buiten
do stad gelegen, bereikt had, hield ze stil
De zware bel weerklonkde poort werd ont
sloten en toen de lakei, na het portier ge
opend te hebben, de tred9 had nedorgelaten,
sprong de jonge dame vlug uit het rytuig
en wilde naar binnen snellen.
„Wil de freule dat wy wachten zullen?"
vroeg do lakei.
„Neen," antwoordde de aangesprokene,
„kom tegen tien uren terug."
Daarop liep zy haastig do ruime vestibule
door en zeide tot den kamerdienaar, die
onderdanig vóór haar stond:
Wordt vervolgd