Nfl. 10440. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <gpn- en feestdagen, uitgegeven. Kikeriki. De heer 't L over 't Becrboseh-rapport. Leiden, 3 Maart. Feuilleton. DE KAPITEINE. Maandag 5 Maart. A°. 1894, LEIDSCH PRIJS DEZER COUBANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PBUS DER ADVERTENTEÈN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Qrooter# letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit primmer veFzonden No. 24 van Kikeriki. Officieel© Kenuisgevingen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN Gezien art. 6, 2de alinea der Verordening van 11 November 1880, rogelende de inwendige inrichting der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen (Gemeenteblad N°. 4 van 18S1); Brengen ter algemeene konnis, dat de inschrijving van menwe leerlingen aan do openbare scholen der 8do en 4de kL zal plaats hebben van den 6don tot en met den 17den Maart e. k., in de Bohoollokalen in do Rijnstraat, in de Brandew\jnsteeg, op de Binnenvest- gracht aan het Plantsoen, in de Van-der-Werfstraat, aau de Korte Mare en aan do Langebmg, des voor- middags van halfnegen tot negen uren en des namiddags van halftwee tot twee uren, behalve des Zaterdags en des Zondags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. O. JUTA, Wothr., lo.-Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, I Maart 1894. Waar6chyniyk naar aanleiding eener zin snede in het verslag der commissie van onder zoek, schryft de heer Van 't Lindenhout in zijne kroniek van deze week in het „Oosten" het volgende: „De opvoeding van zoovele weezen, die, vóór ze op Neerbosch kwamen, voor een deel aan alle orde en tucht waren ontwend, heeft heel wat moeite en zorgen gekost. Wfl hebben nooit een wees afgewezen, al werd deze ook van voor de deur der ge vangenis of zelfs daaruit tot ons gebracht, zooals iu de laatste jaren menigmaal is voor gekomen. Om deze aan orde en wet te ge wonnen, is stroDge tucht noodzakelijk en hiervan wil de mensch, hy zy jong of oud, liefst weinig weten. Vooral in onzen tyd. De groote moeioiykheden, die we hebben doorworsteld en waarmede we nog stesds stryden, ontstaan doordien by ons de vaste overtuiging bestaat, dat by de opvoeding van kinderen de jongens en meisjes niet moeten gescheiden worden en in een Wees inrichting zooveel mogeiyk het huisgezin moet blyven voortleven. Nu zal, indien men eonigszins oog heeft voor de openbaring van het karakter, de ervaring leeren vooral by meisjes en vrouwen, dat, waar de beide ge slachten elkaar ontmoeten en tot op zekere hoogte dagelyks vry met elkaar omgaan, het niet te voorkomen is, vooral by harts tochtelijke persoontjes, dat wederzydsche be trekkingen worden aangeknoopt, waarvan, indien men deze laat voortbestaan, heel wat ellende het gevolg zou zyn." Met het kennoiyk doel te reageeren tegen het oordeel, dat de paedagogische commissie over mevr. Van 't Lindenhout geveld heeft, echryft de directeur der weesinrichting o. a.: „In de dienstbodenwereld z\jn in den regel de vrouwen des huizes het meest bemind, vooral door dienstboden, die een karakter hebben, dat haar licht aan een gevaarlyken afgrond kan voeren. Wanneer dan de vrouw des huizes een spaak steekt in het wiel, dat hen op den verkeerden weg zou brengen en uit liefde voor hun persoon hen voor een diepen val zoekt te bewaren, dan behoeft zulk een vrouweiyk hoofd des gezins er nim mer op te rekenen, dat zulke dienstbaren veel goeds van haar zullen spreken, al was ze ook de beste vrouw der wereld. Want er is niets, dat meer een wrok wekt in het hart, dan dat men op dit punt zyn doel niet kan bereiken. „Toch zal elk my moeten toestemmen, dat wanneer iemand, die aan het hoofd staat van een gewoon gezin, het „laisser aller" in practyk brengt tegenover de dienstbode, dit van weinig liefde getuigt voor haar, die aan hare zorg is toevertrouwd en als lid tot het gezin behoort. Ik vind het zeer onchris- teiyk, ja onmenscheiyk wat men van niet weinig huisvrouwen in onzen tyd hoort, die, om zich geene moeiiykheden met hunne vrouwelijke gedienstigen op den hals te halen, zeggenik bekommer my niet om haar, indien ze myn werk maar doet wil ze den slechten weg op, ze moet het zelve weten. Wy vinden dit beginsel de vrouw des huizes onwaardig. Nog dieper zouden we het betreuren, wanneer dit in eene philanthropische inrichting werd in practyk gebracht. Met liefde en wysheid, maar ook niet minder met strenge tucht, moet hier orde en regel worden gehandhaafd. „Dertig jaren lang is onder meer dan 2600 kinderen, meisjes en jongens, die tamelyk vry met elkander hebben omgegaan, nog nooit een geval voorgekomen, dat een meisje op Neerbosch ten val is gebracht. Dit is te danken aan de aanhoudende zorg en liefde myner geliefde vrouw. Had deze niet dag en nacht gewaakt voor de eerbaarheid van de weesmeisjes, wees daarvan verzekord, er zou wat meer op Neerbosch hebben plaats gehad, waar men met grond over had kunnen lasteren, dan nu gelukkig het geval is. Natuuriyk, en dit zal elke huismoeder moeten toestemmen, die op dit punt eenige ervaring heeft gemaakt, loopt men hierdoor gevaar, niet altyd als de liefste te worden beschouwd en dikwerf woont nog jaren daarna wraak in het harte ook by goede vrouwen, waar eene oudere in jaren hen in hun jeugd heeft tegengehouden om eene groote dwaasheid te begaan en zich in ellende te storten. Dankbaarheid oogst men op dit gebied zelden en toch is dit een zeer voorname factor by de opvoeding der meisjes. „Meisjes uit den beschaafden stand, wier opvoeding voor een deel aan anderen was toevertrouwd, spreken zelden goed over hen, die hen de deur hebben toegesloten, zoodat zy zich niet op kwade paden konden begeven. Ik heb dit ten minste nog nergens gehoord. De dames zouden zeer good zyn, indien zy de meisjes, voornameiyk op de kostscholen, niet beletten met de jongens te converseeren. Naderhand, als men oud geworden is, dankt men die goede dames er voor, misschien wel op de knieën voor God, dat men door haar toedoen is bewaard gebleven voor de grootste ellende. „Waar wy op Neerbosch by sommige meisjes en jongens met heel veel moeite in de opvoeding hebben te worstelen, is dit een der voornaamste punten van den stryd en dat wordt wel eens, zelfs door onze beste vrienden, voorbygezien." In de jongt gehouden Corpsvergadering in de sociëteit Minerva", alhier, waar een honderdtal studenten aanwezig was, bracht de Maskerade commissie voor 1896 twee plannen ter sprake, ten eerste de intocht van Willem III in 's-Gravenhage in Februari 1691. Het be zwaar was echter, dat allen toen in koetsen waren gezeten, waardoor eene zuiver technische navolging onmogeiyk zou zyn, terwyi ook de kostumes zeer duur zyn. Beter vond de Com missie het tweede plan: intocht van Prins Maurits in Bergen-op-Zoom in October 1622, waarvan de voordeelen zyn groote populariteit van den hoofdpersoon en de vele uit de ge schiedenis bekende personen. Besloten werd tot de uitvoering van dit laatste plan over te gaan. De stoet zal uit drie afdeelingen bestaan: a. Magistraten, enz., b. Maurits met gevolg, c. Het leger. Men schryft ons uit Roelof-Arendsveen Ook hier heeft zich eene afdeeling gevormd van de Algemeene Yereeniging voor Bloem bollencultuur te Haarlem, staande onder de bescherming van H. M. de Koningin-Regentes. Deze afdeeling telt reeds 42 gewone leden en 2 donateuren. Het uit 5 leden samengesteld bestuur is opgedragen aan de heeren: W. Reynders, voorzitter; J. Hendrix, secretaris; G. Huigsloot, penningmeester; J. Rietbroek Sr. en H. Loos, commissarissen. Woensdag-avond hield deze afdeeling op de bovenzaal by Th. Wagenaar hare eerste ver gadering na hare erkenning door het hoofd bestuur. Opgekomen waren 31 gewone leden en éón lid donateur. De voorzitter opende deze vergadering met een woord van welkom tot deleden. Hy sprak de hoop uit, dat Gods milde zegen vloeion moge over de vergaderingen, welker werkzaam heden gericht zyn op het belang en den bloei der bloembollenteelt. Voorts gaf hy den wensch te kennen, dat de vergaderingen steeds ordelyk, gezellig, druk bezocht en vruchtdragend mogen wezen; waarna werd overgegaan tot de be handeling dor punten op het convocatie-briefje. Men kwam overeen, om ten opzichte van de voorgenomen voorjaarsveiling, waarop circa 700 bedden zullen worden verkocht, zich met de directeuren de heeren Homan en Paarde- kooper van Noordwyk te verstaan omtrent den meest geschikten datum voor de afdeeling. Verder werd aangenomen dat alleen leden van de afdeeling Roelof Arendsveen aan die veiling mochten deelnemen en wel met bloemen, geplant in den polder, waarin de Veen is ge legen. Ook zullen door genoemde directeuren op den dag der veiling geene bollen van particulieren te R.-A.-veen ten verkoop mogen worden aangeboden. Daarna ontstond er eene levendige discus sie orer de verschillende middelen, aan te wenden om deze eerste veiling voor de onder nemende, jeugdige Veensche bloemisten suc ces te doen verkregen. Dewyl men hierin nog niet tot overeenstemming konde geraken, werd dit punt ter verdere afhandeling tot de vergadering in Maart verschoven. Vervolgens werden twee leden, H. Van Ruiten en J. Van der Meer Az., door ballotage met nagenoeg algemeene stemmen by de afdeeling ingeiyfd. Inmiddels waren de punten der agenda alle behandeld. Do voorzitter vraagt daarop, of nog iemand der aanwezigen iets te melden of te vragen heeft. De edelachtbare heer F. H. Van Wichen, burgemeester van Alkemade, en als lid-donateur op de vergadering aanwezig, spreekt hierop met een beknopt en harteiyk woord de vergadering toe; hy brengt hulde aan de mannen van initiatief, door wier bemoeiingen Roelof Arendsveen eene zoo beduidende af deeling van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Haarlem heeft verkre gen. ZEA. drukt hierby den wensch uit, dat de groei en bloei van Flora's lievelingen ver gezeld mogen gaan van den finantiëelon bloei van de Veen; dat de bloembollenteelt het plechtanker worde der tuinders, die met de teelt hunner gewone producten agurken de toekomst niet al te vrooiyk inzien. Dit door den geachten burgervader met gloed en overtuiging gesproken woord viol in goede aarde en werd met daverend applaus ont vangen. Verder niets meer aan de orde zynde, werd deze goed geslaagde vergadering door den voorzitter met een „tot weerziens" gesloten. Te Hillegom zyn van de 45 lotelingen der lichting 1894 12 opgeroepen om in wer- keiyken dienst te worden gesteld. Het hoog ste nummer, dat nog moet dienen, is 19. Voor de lichting 1895 zyn voor die gemoente 30 jongelingen ingeschreven. De gemeenteraad van Zwammerdam heeft besloten nog niet in te gaan op het verzoek van den heer Van der Ploeg, te 's-Gravenhage. Alvorens rente-garantie, bene vens eene bydrage in de voorloopige kosten van onderzoek voor de langs den Ryn aan te leggen waterleiding toe te staan, wenschte de Raad gedetailleerde inlichtingen omtrent den prys van het te leveren water. Mocht deze van dien aard zyn, dat het buiten bereik van het groote publiek bleef, dan werd de deel neming niet wenschelyk geoordeeld. In dezelfde zitting werd de hoofdelyke om slag voorloopig vastgesteld tot een bedrag van f 1648, zynde ruim f 400 minder dan in het afgeloopen jaar. De beer Hovy deelt in de „Heraut" mede, dat aan de Vrye Universiteit zyn aan geboden de boekenkast met boekwerken, na gelaten door wyien mr. Keuchenius, zoomede de buste van wyien mr. Groen van Prinste- rer, welke hem, ter gelegenheid van zyn af treden als minister van koloniën, door „ons Christenvolk" waren geschonken. Deze schoone gebeeldhouwde kast bevat een groot aantal kostbare boekwerken, meestal van oude ge reformeerde schryvors, waaronder er zyn, die zeldzame exemplaren zyn. Het album, bevattende al de namen der gevers, benevens den SUtenbybel met zilve ren sloten, wenschte, naar de heer Hovy mededeelt, juffrouw Keuchenius achter te hou den als eene gewaardeerde herinnering voor de kinderen aan de innige gehechtheid van het Christenvolk van Nederland aan hunnen dierbaren vader. Naar de Haagsche correspondent van de „Zw. Crt." meldt, zal den schilder Israëls ter viering van zyn 70sten verjaardag binnenkort oen gastmaal in „Den Doelen" worden aan geboden, „waartoe de deelneming op f 17.50 het couvert bepaald is, welke prys begrype- ïykerwijze een grooten domper op de geest drift van vele vereerders heeft gezet Te Leeuwarden is in den ouderdom van 66 jaren overleden de ingenieur R Kielstra. De Portugeesche gezant by ons hof, graaf De Thovar, heeft de residentie verlaten, zich allereerst begevende naar Parys. De gezant denkt niet vóór Mei a. s. terug te keeren. De Nederlandsche Journalistenkring. In de op 1 Maart gehouden vergadering heeft het bestuur, „optredende ter behartiging van de belangen der Nederlandsche journa listen" (art. 14 alinea 2 der statuten), met algemeene stemmen de volgende motie aan genomen Het bestuur van den „Nederlandschen Jour nalistenkring", in aanmerking nemende de welwillendheid van de firma M. Wyt en Zonen, om de or ganen der Pers in de gelegenheid te stellen, geiyktydig een goedbewerkt overzicht van het „Neerbosch-rapport" te geven; is van oordeel, dat daartegenover van de zyde der Pers de meest volstrekte goede trouw had behooren gesteld te worden; dat met name eene, van de gestelde voor waarden afwykende handhaving van rechten, duidelyk had moeten blyken; meent, dat in het antwoord van de directie van „De Telegraaf," tot genoemde firma ge richt, aan dien billyken eisch niet geheel is voldaan acht deze handelwyze schadeiyk voor de belangen der Nederlandsche dagbladpers in het algemeen; en betreurt, dat de redactie van „De Tele graaf' onder die omstandigheden eene voor barige publiciteit van het overzicht van het Neerbosch-rapport gegeven heeft. Het bestuur van den Kring is volgender- wys samengesteldMr. A. Polak, hoofdredac teur van het „Algemeen Handelsblad," voor zitter; Gerard Keller, id. van de „Arnbemsche Courant," vice-voorzitter; Dr. J. A. Lamping, oud-hoofdredacteur van de „Nieuwe Rotter- damsche Courant"; Mr. R. Macalester Loup, hoofdredacteur van „Het Vaderland"; Dr. P. J. F. Vermeulen, hoofdredacteur van „De Tyd"; D. A. Van Waalwyk, hoofdredacteur van het „Nieuwsblad voor Nederland"; P. J. Appel, redacteur van het „Nieuws van den Dag"W. M. Der Kinderen, hoofdredacteur van het „Nieuw Algemeen Effectenblad,1' penningmeester; H. L. Berchenhoff, i>dacteur correspondent van de „Nieuwe Rottere uusche Courant," secretaris. i» „Wil je wel eens ophouden, goddeloos meisje I Staan gebleven, brutta flgura, opdat ik je behoorlijk kan afranselen 1" De zwarte, magere vrouw met verwilderde haren en slordige kleeding liep, terwyl zy deze „vriendeiyke" woorden met scherpe stem herhaalde, met opgeheven bezem om de tafel, een reeds volwassen, ongeveer zestienjarig meisje vervolgend, dat lachend voor haar vluchtte, stilhield, als hare vervolgster staan bleef, onmiddellyk van richting veranderde, zoodra eerstgenoemde dit deed, en zóó handig manoeuvreerde, dat steeds do volle tafel- breedte eene nadering tusschen beide per sonen bleef beletten. Met dit gekyf en gescharrel vermengde zich het eenigszin8 onderdrukte lachen van een man, die in eene vensterbank der bescheiden kamer uit eene lange pyp zat te dampen. Tot eene volle uitbarsting kwam dit lachen echter, toen de vervolgster, in de hoop de vluchtelinge ondanks den hinderpaal te treffen, over de tafel heen wilde slaan en de bezem het tafelblad trof. „Pats I herhaalde het meisje, onttrok zich evenwel aan den aanval door een vluggen zy sprong, bereikte de deur, verdween met de behendigheid van een wezel door deze en draaide van buiten den sleutel in het slot om. De op die wyze afgesneden aanval der vrouw met den bezemsteel wendde zich nu tegen een ander object. „En jy, oude drinkebroer," schold de vrouw nu tegen den man, „jy lacht er om, als die liederlyke meid den spot dryft mot hare moeder 1 Is dat misschien om te lachen? Je verwent het meisje door je onverstandige toe gevendheid, ondermynt achting en eerbied by haar, maakt haar tot een slecht mensch, dat nog ongelukkig op de straat zal sterven Maar zeker, wat gaat jou je vrouw aan. Als zy maar goed kookt en wascht en jullie ver zorgt, opdat je ongestoord kunt leven, en daarvoor wordt men nog grof behandeld en uitgelachen. Daarvoor heb je my uit myn zonnig vaderland in dit berenland gebracht? O, ik ongelukkigel" En de hartstochtelyke vrouw begon heftig te snikken. De man had in 't eerst nog sterker be proefd te rooken, en de stootsgewyze te voor schijn komende rookwolken getuigden van zyne opgewondenheid; toen echter legde hy de pyp weg en begon met het houten been zeer on geduldig op den vloer te stampen. „Natuuriyk," bromde hy, „zoo gaat het altyd. Eerst onweer, dan regen I Wat heeft het meisje dan nu eigeniyk wel weer misdaan „Wat het misdaan heeft? Zie eens hierl Het nieuwe kleed, dat zy vandaag voor de eerste maal aangetrokken heeft, is geheel be vlekt en verscheurd. Zy heeft er volgens oude gewoonte in de veulen weide weer mee gestoeid of met de jongens op de muren van het slot oorlog gespeeld." „Er zit ruiterbloed van den vader in het meisje," meende de oude invalide veront schuldigend. Er ontstond eene pauze. Smalend en ky vend trachtte de Italiaansche het kleed weer te herstellen, terwyl haar man aan de weer opgenomen pyp zware rookwolken ontlokte. In de blauwe, langzaam optrekkende nevel wolken starend, gedacht hy zyn leven. Hy was nog niet oud, het vyftigste levens jaar had hy dog niet overschreden; maar in het veelbewogen kamp- en krygsloven waren zyne trekken verweerd, zyne haren verbleekt, en een Spaanscho kogel, die hem by Piacenza den voet verbryzeld bad, had aan eene verdere uitoefening van zyn beroep een einde gemaakt. Door de bemoeiingen van zyn broeder, Jozef Breton, die als generaal stedeiyk comman dant te Olmütz was, kreeg de op half soldy gestelde ritmeester Breton de betrekking van slotvoogd in Trentschin, en vestigde zich in het jaar 1748 met zyne te Napels gehuwde vrouw, Pamela Plarenci, en zyne in het leger aan den Ryn geboren dochter Giza in de oude Hongaarsche vesting. Het rustige leven, dat hy hier had kunnen leiden, leed echter aanmerkeiyk onder het strydzuchtige en hartstochtelyke karakter zyner vrouw en de buitensporige levensopvatting zijner dochter. In haar was werkeiyk een jongen, en nog wel een wildzang, verloren gegaan; zelfs in haar uiteriyk herinnerde zy niet aan haar geslachtalleen in haar gezicht was, ondanks de algemeen overheerschende energie, een trek van zachtheid waar te nemen, die met name in do teeder gewelfde lippen en de onpeilbare diepte der oogen uitdrukking vond. Met jonguns ging Giza net hofst om en ver smaadde niet, met de leerlingen van het gym nasium in de struiken aan de Waag roover te spelen en in soms leeiyk afloopende vecht- partyen met de handwerksgezellen een werk zaam aandeel te nemen. Het grootste genoegen voor haar was evenwel zich op een der in een okol (eene ruw afgeschutte weide) vry weidende jonge paarden te zetten en daarop rond te ryden totdat zy uitgeput was. De vader had in 't eerst over al deze buitensporigheden gezwegen; hy hoopte dat deze jongensachtige ongebondenheid met het klimmen der jaren een einde zou nemen, en dit was een hoofdmotief voor zijne toegevend heid. Doch toen het kind een meisje, het meisje eene jonkvrouw werd en zich alleen niet veranderde, maar het steeds erger maakte, toen zag de oude officier in, dat zyne opvoe dingsmethode verkeerd was geweestmaar ook, dat hy niet meer in staat was, den naar beneden rollenden steen tegen te houden. Alleen in een huweiyk van Giza met een ener giek man zag hy nog redding voor zyn kind. „Ik geloof, Pamela", begon by eindeiyk, zonder de pyp uit den mond te nemen, „dat wy het meisje moeten uithuwen." Pamela lachte. „Zy trouwen? Wie zal haar nemen, zulk eene bokst" „De tollenaar Varaday. Hem achynt ze te bevallen." „Wat, Varaday? Die barbaar, die drinker 1 Neen, die slaat myn meisje dood; hem geef jk haar nietl" „Macr hy is in staat baar onder den teugel te krygen," merkte Breton op. „Hahal Zy moet juist iemand trouwen, dien ?y onder den teugel krygtl Moet jullie dan altyd regeeren?" riep de warmbloedige Italiaansche. Daarop volgde weer eene pauze. Nu werd kordaat de sleutel van buiten in hot slot omgedraaid, Giza trad onbevangen binnen on zonder dat een der drie personen nog een woord verloor, ging zy by hare moeder zitten, om mee te helpen aan het herstel van heur kleed. „Giza, zou je wel willen trouwen?" begon de moeder. „Waarom niet? Alle meisjes trouwen immers I" „Wien zou je nemen?" „Dat is my onverschillig; als getrouwde vrouw heb ik meer vrijheid dan als meisje." „Niet waar, niet waarl" wierp ParneU tegen. „Je moet een man hebben, die jou liefheeft, en dien jy ook bemint." „Is dat nooazakeiyk om te trouwen?" „Natuuriyk." „Ja, bemint u elkaar dau? U twist immers altyd." „Domme gansl Zeker hebben wy elkaar lief." „Welnu, zooals u met u beiden, zal ik ook wel met myn man kunnen leven, onver schillig wie het zyl" zeide Giza. „Wat dunkt je van den tollenaar Varaday?" vroeg de vader nu. „Hy is my precies even lief als ieder ander. Als u my uit huis wilt hebben, mag de dikke Varaday my voor myn part halen. Ik ben niet bang voor hem"l Wordt vervolgd.) DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1