N°. 10430. Woensdag: 28 Februari. A0. 1894. feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 27 Februari. F" euilleton. Eene schets uit het volksleven. LEIDSCH BAG-BLAB. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maandeni f 110. Franco per post 110- Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grooter# letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Odzo lezers zullen zich herinneren, hoe den 14den Januari jl. een 6-tal schepelingen van het stoomschip „Amsterdam" het slacht offer werden van hun moedig en zelfopofferend pogen tot redding der bemanning van een in nood verkeerenden Amerikaanschen schoener. Jhr. F. De Casembroot, oud-vice-admiraal, die reeds aanvankelijk zich bereid verklaarde tot het in ontvangst nemen van giften voor de nagelaten betrekkingen dier dappere zee lieden, heeft het initiatief genomen voor de circulatie eener inteekenlyst, ten einde ook hen, die nog niot bedroegen, daartoe in de gelegenheid te stellen. Dezer dagen zal ook in deze gemeente die lyst worden aangeboden en wy twijfelen niet of het totaal der by dragen zal den ouden roem der milddadigheid van Leidens ingezetenen schitterend handhaven. Wy bevelen hen, in wier nood moet worden voorzien, by onze lezers aan. Door het departement van koloniën is contract gesloten met de Kon. Nederlandsche Grofsmedery alhier, voor het vervaardigen en leveren van ankers en kettingen ten behoeve van den Indischen dienst, tot een bedrag van ruim ƒ26,000. Gedurende de 1ste helft der maand Febr. zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: J. Horst, Alkemade; A. Bruins Ketting, L. Woodhause, L. P. Canté, P. Van Dura, W. J. De Jager, Amsterdam; Van Driesten, S. Yan der Noordaa, N. Yan der Staay, Seegers, L. M. Van Leeuwen, 's-Gravenhage; Rykeiyk6- huizen, Roelofarendsveen; Cornelissen, dr. Waller Zefer, T. Teerman, RotterdamN. Van Zanten, VeendamN. Buting, ZeistA. Rade- maker, C. Van der Geer niet vermeld. Briefkaarten: B. Van Santo, A. Rambonnet, Amsterdam; T. Voermans, 's-Gravenhage; J. A. Lagervoordt, W. Mulder, Rotterdam. Brieven, verzonden geweest naar België: J. Cat try 88e, Brusselnaar DuitschlandMoritz, Wiesbaden. Het aantal ingeschrevenen voor de natio nale militie der gemeente Wassenaar, lichting 1896, bedraagt 31, waarvan 12 vrystelling hebben wegens broeaerdienst en 3 als eenige zoon. Door den heer B. Wensveen is, wegens hoogen ouderdom, ontslag aangevraagd als brandmeester der gemeente Wassenaar. Door den gemeenteraad aldaar zyn vast gesteld: lo. het kohier van den hoofdeiyken omslag, dienst 1894, op 3287.60; 2o. het Buppletoir kohier van den hoofdeiyken omslag, dienst 1893, op ƒ66.17 3o. het kohier der belasting op de honden, (Menst 1894, op 174.60. Het jaarfeest dor vereeniging „Patri monium" te Oude-Wetering zal morgen, 28 dezer, in het daarvoor gebruikeiyke lokaal aldaar, gevierd worden. Te voren houdt de heer G. J. B. Bontje, hoofd der Ohr. school, eene lezing over het onderwerp „Vroolykheid en Licht"; voor een ieder toegankelyk. Mej. D. Krol, onderwyzeres aan de open bare lagere school te Lisse, is in gelyke betrekking benoemd te Zuiderwoude (gemeente Broek-in-Waterland). De door Burgemeester en Wethouders van Valkenburg opgemaakte kiezersiysten voor 1894 bevatten de namen van 66 kiezers, zoowel voor Tweede Kamer, als voor Pro vinciale Staten en Gemeenteraad. Dr. Schaepman heeft geleden aan influenza, is herstellende, maar zal nog eenige dagen zyne kamer moeten houden. De luit. ter zee 2de kl. J. H. Zeeman, uit Oost-Indië in Nederland teruggekeerd, is op non-activiteit gesteld. De heer G. Van Spaandonk, kamerheer van den Paus, kanunnik van het kathedraal kapittel en oud6te pastoor van Breda, herdacht gisteren onder algemeene deelneming den dag, waarop hy vóór 40 jaren tot priester werd gewyd. In het priesterkoor hing het prachtige ge schenk van de parochie, bestaande in roodzyden damasten gordynen, versierd met rood en goud gewerkte franjes en kwasten, en een schoon, rood met goud gestikt vaandel, In welks mid den de groep der H. familie prykt. Behalve deze geschenken ontving de heer Van Spaan donk nog tal van schoone cadeaux, zoowel voor kerkeiyk als voor persooniyk gebruik. Men onderstelt dat de hoofdcommissaris mr. Van Doesburgh, die met 1 Maart als hoofd der justitiëele politie te Amsterdam aftreedt, in die betrekking niet zal vervangen worden. Nu de lyn Apeldoorn Almeloo als een normale spoorweg door de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappy wordt geëxploiteerd, zal het station Deventer van den Staats spoorweg aan eerstgenoemde Maatschappy in medegebruik worden gegeven en in verband daarmede de noodige uitbreiding ondergaan. Het komt meermalen voor, dat uit het buitenland, met verzoek om opgave van meer volledig adres, worden terugontvangen brieven en andere stukken voor niet algemeen be kende plaatsen, waarop, nevens de naam van den geadresseerde, alleen de plaats van be stemming is vermeld, zonder aanduiding in welk landwelke provincie of landstreek die plaats gelegen is. De overkomst dier brieven en stukken wordt daardoor natuuriyk zeer vertraagd. Aan het publiek wordt daarom door den minister van wh. en n. dringend aanbevolen om op brieven en andere stukken voor kleine plaatsen in het buitenland of voor plaatsen, waarvan er meer denzelfden naam dragen, by den plaatsnaam steeds aan te wijzen in welk land, welke provincie of landstreek de plaats gelegen is. Overigens is het zeer wenscheiyk om de plaatsnamen op brieven voor het buitenland te schryven zooals zy in het land van be stemming geschreven worden, by voorbeeld Wien en niet Weenen. (Ste-CW.) Het stoomschip „Prinses Sophie", van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 25 Febr. te Suez; de „Prins Willem H" vertrok 24 Febr. van Nieuw-York naar West-Indië; de „Rotterdam", van Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde 26 Febr. Bevezier; de „Drente'1, van Java naar Rotterdam, vertrok 24 Febr. van Aden; de „Antenor", van Amsterdam naar Java, passeerde 26 Febr. St.-Catherines- point; de „Menelaus", van Amsterdam naar Java, vertrok 24 Febr. van Liverpool; de „Sumatra", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 26 Febr. Kaap del Armi. By koninkiyk besluit is met 22 Maart a. e. tot burgomooster van Zoetermeer be noemd de heer C. L. J. Bos, secretaris dier gemeente en burgemeester van Benthuizen en van Zegwaard. Met 1 Mei aan J. J. Slaterus, op zyn ver zoek, eervol ontslag verleend uit zyne betrek king van ingenieur-verificateur van het kadas ter, behoudens aanspraak op pensioen en met dankbetuiging voor de goede diensten, door hem gedurende ruim 40 jaren bewezen, en is benoemd tot ingenieur-verificateur van het kadaster F. A. Claessen, thans landmeter van de lste kl. van het kadaster. H. A. Vethake, te Breda, met 1 Maart a. s. benoemd tot schoolopziener in het arrondisse ment Zevenbergen. Met 8 Mei de heeren E. D. E. Van den Bossche en Mordechay S. L. Maduro benoemd tot lid van den Kolonialen Raad in de kolonie Curasao. De heer R. Wymans, laatsteiyk chef der 2de afdeeling (gou/erneraents marine) van het departement der marine in Nederlandsch-Indiö, thans met verlof hier te lande, op zyn ver zoek, gerekend van ultimo Febr. 1894, eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toekenning van pensioen. Wet op de Grondbelasting. Over de wet op de grondbelasting is van wege de Tweede Kamer een uitvoerig voor- loopig verslag uitgebracht, waaruit de volgende hoofdpunten worden vermeld: Vele leden beaamden met den minister dat de grondbelasting naar de Nederlandsche wet is eene zakeiyke belasting, klevende op het landbezit. Dit vooropstellende, meenden zy dat elke rechtsgrond voor de heffing van deze speciale belasting, nevens de ook die inkomsten treffende vermogensbelasting ontbreekt. Ten einde tot de afschaffing der grond belasting te geraken, gaven sommige leden in overweging het percentage der heffing jaarlyks by de vaststelling der Staatsbegro ting te bepalen. Dat de grondbelasting eene zakeiyke belas ting is, verband houdende met de belastbare opbrengst, en naar de wet niet als gmdrente kan worden beschouwd, bewees geenszins, werd van andere zyde aangevoerd, dat na de vermogensbelasting voor heffing van eene afzonderiyke belasting op den grond geene reden meer zou bestaan. Aan deze beschouwingen werd door sommige leden nog toegevoegd, dat ook op de belangen der schatkist dient gelet te worden. Daargelaten nu de vraag of er voor eene byzondere heffing van het inkomen uit den grond naast de vermogensbelasting nog plaats is, werd door vele leden in twyfel getrokken of het goed gezien is thans tot de voorge stelde regeling in zake grondbelasting op de ongebouwde eigendommen over te gaan. Aan de bepaling der belasting tot een vast bedrag werd ook uit een practisch oogpunt boven het stelsel des ministers de voorkeur gegeven. Voorts werd betwist dat het nieuwe stelsel voordeelig zou zyn voor de grondeigenaars. Eene andere belangryke bedenking werd gevonden in de technische uitwerking van het stelsel. Vele leden achtten het voorgedragen stelsel van tienjarige herziening niet aannemeiyk, wegens de hooge kosten, die daaruit konden voortvloeien. De leden, die wegens deze verschillende redenen tegen het stelsel des ministers ten opzichte der ongebouwde eigendommen over wegend bezwaar hadden, waren van meening, dat eene nieuwe wetgeving op de grondbe lasting thans niet noodig kon geacht worden. Door de belasting op de ongebouwde eigen dommen vooreerst onveranderd te laten, kon men haar als eene grondrente doen werken en op die wyze eenerzyds de voordeelen ver- krygen, welke aan heffing van een vast be drag verbonden zyn, en anderzyds de grootste uitgaven besparen, aan periodieke herschatting verbonden. Voorts werd opgemerkt, dat eenvormige regeling van de belasting op de ongebouwde eigendommen ook niet wenscholyk kon gere kend worden wegens het verschil van karakter, dat tusschen beide bestaat. Ten slotte verklaarden eenige leden nog met bevreemding gezien te hebben, dat het land- bouwcomité over dit ontwerp niet gehoord is. Een aantal leden kon zich daarentegen met het voorgedragen stelsel vereenigen. Aan neming van een vast percentage als grondslag zou, wanneer daarmede tienjarige herziening gepaard gaat, in overeenstemming met de eischen der billykheid, leiden tot een geiyk- matigen druk der belasting. Voorts betoogde men dat behoud van het percentage van 6 pCt. by tienjarige herziening dan geene groote moeiiykheden zou opleveren. Omtrent de vraag, of het voorstel der Regee ring eene goede oplossing geeft tot wegneming van de bezwaren, welke thaos met betrekking tot de schatting van tot het landbouwbedrijf behoorende gebouwde eigendommen bestaan, waren de gevoelens verdeeld. Met verwondering was gezien dat de minister geheel zwygt over de opcenten, die door de gemeente tot een beperkt, maar door de provinciën, behoudens de goedkeuring der wetgevende macht, zelfs tot een onbeperkt aantal worden geheven. Verder vreesde men dat de nieuwe regeling aanleiding zal geven tot uitstel van de zoo noodzakeiyke herziening van het plaatseiyk belastingstelsel. Verscheidene leden meenden dat de inrichting van het kadaster, ook met eigendomsovergang en hypotheekwezen in het nauwste verband staande, althans in hoofdzaak, by de wet moest worden geregold. Door enkele leden werd gevraagd of het niet mogeiyk zou zfin goederen van buiten landers, alsmede die in de doode hand, hooger in de grondbelasting te treffen dan andere. Gemengd Nieuws. In de jongste „onaangename' gebeurtenissen by het regiment grenadier» en jagers vonden een drietal jongelieden, G Z en A. Z., voorsnyders, en W. C. Te H.f stoffeerder te 's-Gravenhage, aanleiding om, in den nacht van 31 Dec. op 1 Jan. jl. drie militairen van bovengenoemd corps, in het openbaar in de Spuistraat en in de Passage, zeer vuile en ernstige beleedigingen, op die gebeurtenissen betrekking hebbende, toe te voegen, terwyi een der militairen bovendien nog door G. Z. werd geslagen met een wandel stok, zoodat hy in het hospitaal moest worden opgenomen. De militairen dienden eene klacht in over de\ beleediging, hun en het coips aangedaan, en dientengevolge hadden zich de drie hier boven aangeduide jongelieden gisteren voor de Haagsche rechtbank te verantwoorden. De beklaagden beweerden dat de militairen zeiven aanleiding hadden gegeven tot het ge bruiken van de geïncrimineerde woorden. Zy hadden die het eerst gebruikt en daardoor „repliek" uitgelokt. Door de militairen werd dit echter ontkend en die verklaringen werden door verschillende burgers, die hunne ver ontwaardiging uitspraken over de beleediging, den militairen aangedaan, bevestigd. Subst.-officier van justitie mr. Pleyte wees op de schandelyko beleediging, waaraan de drie militairen hadden blootgestaan; beleedi gingen, die niet alleen de drie militairen, maar het geheele regiment troffen, en achtte het wettig en overtuigend bewys voor de ten laste gelegde beleedigingen geleverdevenzeer voor de mishandeling, door den eersten be klaagde G. Z. In verband met de jongste voorvallen by bet regiment grenadiers en jagers kreeg de beleediging een zeer ernstig karakter en daarom achtte het O. M. hot noodig eene zeer zware straf te eischen. Höt vorderde voor G. Z. 4 maanden en voor A. Z. en W. O. Te H., voor ieder 3 maanden. Do verdediger mr. Van Rhode van der Kloot pleitte eenige verzachtende omstandigheden en concludeerde tot vrijspraak wat de mis handeling betreft. Uitspraak over 8 dagen. Een der dames, die op een avond van de afgeloopen week in de Spuistraat te '8 Gravenhage van haar haartooisel werd be roofd, heeft by de politie dat voorwerp, het welk in het bezit van een jongen is gevonden, als haar toebehoorendo herkend. De bestolene beweert tevens dat dezelfde knaap eenige dagen van te voren in de Houtstraat beproefd bad haren zilveren armband af te ruk n. De politie heeft dus de hand geleg.opden jeugdigen straatroover. Een der militairen, gisterochtend voor de Haagsche rechtbank als getuige ge hoord, werd tydens zyn verhoor door een zenuw toeval getroffen. Hy viel voorover met het hoofd op een tafeltje, zonder zich te kwetsen, hoewel door de hevigheid van den val een stuk van het tafelblad afbrak. Het voorval bracht sensatie teweeg. Slot.) „Hoe is het mogeiykl" riepen allen; „mid den in eene zoo groote stad." „In een huis, waarin veertig menschen wonen en om tien uur. De stedelingen gaan toch zoo vroeg niet slapen." „En de aanvaller ontvlucht!" „Ah," riep Jean Baptist, „maar wy krygen hem in handen. Meyer weet heel goed hoe hy er uitziet." Bender moest zich met beido handen aan het blad der tafel vasthouden. Zyn hart klopte zóó luid, dat hy bang was dat de menschen bet zouden hooren. „Meyer," stamelde hy, „is Meyer dan niet dood?" „Dood, weineen, hy iB zoo gezond als een viach in het water." Verder komt Jean Bap tist niet; hy blyft met open mond steken. „Niet dood!" Het is een uitroep van verlichting, die ver weerklinkt, een kreet van verlossing, die uit den (liepsten grond des harten komt. „Niet doodl" „Wat mankeert hy dan?" vroegen de jonge lieden; „wat zou hem schelen?" Bender antwoordde niet. Hy staarde recht voor zich uit. Niet dood! Hy is geen moor denaar 1 Gebeure nu wat er wil! Hy heeft niemand gedood! O, misschien is er dan toch nog een rechtvaardig Rechter in den hemel, die zyn berouw gezien had en zich over zyne ellende erbarmd heeft. Hy is goen moordenaar, hy kan een nieuw leven beginnen! Hy mag de hand van het lieve meisje in de zyne houden, en haar zonder vrees aan zyn hart drukken. O, nu zou hy de knieën wel willen buigen en bidden. De oude is niet dood, hy heeft geen moord begaan! Jean Baptist begint tot bezinning te komen. Hy wankelt naar Bender toe en legt zyne hand op zyn schouder. „Karei Radecke, ik neem u in hechtenis." De omstanders bleven als aan den grond genageld staan. „Nu kan hy zich niet meer redden!" riepen de jongelieden. Het is den gevangene alsof men met een dolksteek zyn hart doorboorde, toen hy Roos in de helderblauwe oogen zag. Had hy zich dan alleen zoo verheugd om opnieuw teleur gesteld te worden? Juist nu, nu hy voor 't eerst adem begint te scheppen 1 „Zie toe wat ge doet, Jean Baptist!" riepen eenige voornamen uit het dorp. „Ziet go dan niet, dat ge Wilhelm Bender voor hebt?" „Ja," stottert Jean Baptist, „en dien neem ik gevangen." En daarby blyft het. Als de man onschuldig is, zullen de heeren van het gerecht het spoedig genoeg ontdekken. Het is toch wel een beetje verdacht; waarom zou hy zich anders zoo verheugd hebben, toen hy hoorde dat mynheer Meyer in Maagdenburg nog leeft? Onmiddeliyk zou men zich dus op weg begeven, en daar het blykt dat het paard van Jean Baptist—ten gevolge van een hoefslag van een ander paard lam geworden is, moeten beiden te voet gaan. Jean Baptist haalt een paar handboeien te voorschyn en doet ze Wilhelm Bender aan, om des te zekerder te zyn, dat zyne prooi hem niet zal ontsnappen. De bewoners van Barbenheim zien het met verwondering aan. „Laat ge u inderdaad wegvoeren. Wilhelm „Mynbeer de gendarme wil het; wat kan ik er aan doen?" Het was moeiiyk te zeggen of de man spotte of dat hy het ernstig meende. Maar dit had anderen wel eens meer in Bender verwonderd. De eenige, die er iets van begrypt, is Roos. Nu bemerkt zy, dat het haren geliefde niet aan liefde ontbroken had, maar aan moed. Nu weet ze ook welke schuld ze op zich geladen heeft. Eene wereld van leed stuud op haar gezichtje geteekend, maar ook eene wereld van geduld en vergeving. Afschuw voor de daad, maar medeiyden, innig mede- lyden met den dader. Eer hy zich de handboeien laat aanleggen, reikt Bender haar de rechterhand. „Adieu, Roos", zeide hy ernstig, maar vol beteekenis. Sidderend nam zy zyne hand in do hare. „Geen Adieu. Geen Adieu," zeg: Tot weerziens, Bender. Ik smeek het u „Tot weerziens!" hernam Bender. „Ik zal voor u bidden," zei Roos. De vervolger en de gevangene verlaten beiden de herberg, en o wonder, de vervolger des gerechts gaat met wankelende schreden voort. Kalm en beraden, met vasten tred volgt de gevangene. De zooeven nog vrooiyk dansende menigte keek hem na. De muzi kanten half Barbenheim vergezelden hem. Eindeiyk lokten dans en vreugde hen weer terug De andere twee bleven alleen in het donker en den nachtdauw; de nevel steeg op op uit het smalle bed der beek en ook uit de weilanden. De frissche, byna koude lucht doet den gendarme onaangenaam aan. Hy kreunt, struikelt en klaagt, terwyi Bender de lippen vast op elkaar drukt, ze byna tot bloed byt, in zyn somberen gedachtenloop. Gevangent Door zulk een nietsnut gevangenEn aan de voorzorgen van den staat overgeleverd. Waar om? Waarvoor? Hetgeen geschied was kan hy niet ongebeurd maken, doch voor geen geld ter wereld deed hy het weer. Maar geen leeraar, politie noch rechter komt daarvan de eer toe. Twee donkerblauwe oogen hebben zyn ge moed veranderd, geheel en dóór en dóór io een hart van onuitputteiyk geduld en liefde herschapen. Hy ia nu geen wild dier meer. Waarom moet men hem nu gevangennemen I Waarvoor! Waartoe? „Geef my een arm," zei Jean Baptist; „ik ben niets goed." „Dat kan ik niet, mynheer de gendarme, ik ben geboeid." Zonder aarzelen maakte Joan Baptist de boeien los. „Beloof dat gy niet weg zult loopen," zeide hy. Nu ondersteunt Bender den politie-beambte; hy moest hem byna slepen. Jean Baptist dankt hem. „Gy zyt een goede man, een zeer gosde man. Werkeiyk! En wees m* <r ge rust. Alles zal nu opgehelderd worden alles opgehelderd. Het kan zfin d*i gy Wilhelm Bender zyt en niet Karei RadtcK^ Het kan zfinHet kan ook <jr vaö niet. Hé, o, wat is die we* ai echt, och, laat ons toch oen beetje rusten." Jean Baptist zette zich op een grenssteen. Links golven hooge graanvelden, rechts vllefc de beek, omzoomd van hooge boomen en lage doornroosjes. De muziek houdt op; geene ster v Oont zich aan den hemel; 't is pikdonkerI Jean Baptist is doodmoede, zet zich op een steen neer en slaapt in l Zonderlinge gedachten van ontvluchten komen Bender in het hoofd. Hy is vry l Hy kon wegloopen, als by wilde. Hy kon den slapende de handboeien aandoen, in z y n e uniform vluchten Do aarde is even donker als de lucht daar boven. Er is niemand in de nabyheid. Maar als hy wakker werd, zou men hem nazetten. Wacht, als hy hem eens evenals de man in den winkel! En dan fluks het geld uit het vossenhol gehaaldDan naar een vreemd land gereisd, met Roosvryheid, zonnescbyn, werk dadig streven daar. Nare, werkelooze dagen in de gevangenis, een verloren leven hier. Hy huiverde. Neen, hy dacht nog bytyda aan Roos; hare yskoude vingeren hadden de zyne gedrukt, in spyt van alles en allen. Aan hem was genade geschonken, toen hy byna vertwyfelde; hy moest zich dat waardig maken „Kom, sta op!" Hy schudde *yn wachter,]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1