II». 10434. Maandag 26 Februari A». 1894. jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Zaterdag-avond en Zondag Een uitstekende maatregel PERSOVERZICHT. Inzenders van Advertentiën Feuilleton. Ecno schets uit het volksleven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden. 1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVKRTEmTËN: Van 1-6 regels ƒ1.06. Iedere regel meer f 0.17$. Gr.otore letters naar plaatsruimte. Voor het incassoeren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Tweede Blad. kan nu iedereen het aLeidsch Dagblad" lezen. De loopers krijgen namelijk een getal Dag bladen mede, die zij Zaterdag-avond - en ge woonlijk zijn het dan twee of drie bladen thuis bezorgen tegen betaling van S'/a Cent by ieder, die daartoe z|]n verlangen te kennen geeft. lo. voor goclEtelten of Koffiehuizen, die door druk bezoek gaarne een tweede exemplaar verlangen; 2o. voor samenlezers, die voor den Zondag hun eigen Dagblad willen hebben en behouden; 80. voor hen, die op gewone avonden geen tUd tot lezen hebben, maar Zaterdag avond en Zondag des te meer; 4o. voor de dienstboden of andere werk. Koekende persenen om de kleine ndver* tenllfin in te zien. Enz., Enz. Ken vrage by de loopers aan of geve naam en woonplaats op aan het Bureel: Doeza- straat 1. Belanghebbenden bulten Leiden kunnen zich tot de in hunne gemeenten gevestigde Agenten wenden. Met nog een paar besprekingen omtrent een mogelijk lidmaatschap van de Eerfete Kamer van d r. A. Kuyper, als opvolger van jhr. De Savomin Lohman, willen we dit overzicht aanvangen. De Tijd merkt daaromtrent op: Dai dr. Kuyper tot het parlementaire en openbare staatkundige leven wenscht terug te koeren, is eene tiding, die als zy waar blykt door ons met ingenomenheid wordt begroet. De aangewezen plaats der leiders en actieve aanvoerders van groote politieke partyen is in het Parlement. Slechts als zy diar openlik aan den staat kundigen stryd deelnemen, kan de innerlijke waarheid of onwaarheid hunner beginselen aan het licht komen en kuDnen hunne theorieén aan eene strenge en volledige proef wordau onderworpen. Dat dr. Kuyper, als eerste stuurman der anti-revolutionnaire party, zich zóó lang aan het parlementaire leven heeft onttrokken en, zelf aan den wal staande, het scheep8 commando aan onder-bevel hebbers heeft overgelaten, is in onze oogen altijd van het standpunt van algemeen Nederlandsch belang te betreuren geweest Bevestigt zich de goede tijding en keert dr. Kuyper in ons Parlement terug, dan kan er evenwel o. i. allerminst twijfel bestaan, waar hy behoort zitting te nemenin de Eerste of in do Tweede Kamer. Aan het hoofd staande eener party, die onder zyne leiding staatkundige en maat- scbappeiyke hervormingen nastreeft, behoort dr. Kuyper zyne plaats te kiezen dtór, waar er voor hem gelegenheid bestaat, zyne denk beelden in praktyk te brengen en de door hem voorgestane hervormingen zelf in concrete wetsvoorstellen en amendementen te be lichamen. Niet derhalve in do Eerste, doch in de Tweede Kamer wenschen wy hem te zien optreden. Wordt die wensch door zyne party gedeeld, dan zal er zeker meer dan één anti revolutionnair Kamerlid gevonden worden, bereid om tydeiyk zyn zetel aan den leider, aan den man, die, volgens zyn eigen blad, met den profetenmantel van Groen van Prin- sterer omhangen is, af te staan. Zóó, dunkt ons, zou de toestand gezonder w orden. Wie in de politiek een groot woord wil voeren, mag persooniyk voor geene verantwoordeiyk- heid terugdeinzen. Het Handelsblad schryft: Wordt dr. K. inderdaad gekozen en neemt hy het lidmaatschap der Eerste Kamer aan, dan zal hy daar toch eene minder onaange name taak hebben dan den heer Lohman er wachtte. Deze zou daar hebben moeten doen, wat hy nu in de Tweede Kamer doen zal: het kiesstelsel der Regeering bestryden. Altyd in de onderstelling, dat het regeeringsvoorstel, al of niet gewyzigd, de Eerste Kamer bereikt. De beer K. daarentegen zal het in de Eerste Kamer helpen verdedigen, althans als de staart (over de 6chryfproef) er van gekapt is. Het ware wel zoo pikant geweost, indien niet de heer Lohman, maar de beer Kuyper te Goes zyn geestverwant Keuchenius had vervangen en in de Tweede Kamer geyverd had voor eene regeling, welke de heer Lohman dan in de Eerste zou moeten afbreken. Intus6chen, dat alles berust op de gissing, die wel eens eene vergissing kan blykon te zyn, dat de buiten-Kamersche leider der anti-revoiu tionnalre party geroepen zal worden den par lementairen aanvoerder in do Eerste Kamer te vervangen, juist nu een vraagstuk aan de orde ia, waarover zy van gevoelen verschillen. Ook kan het Handelsblad nog niet gelooven, dat de anti-liberale meerderheid in de Staten van Gelderland veel geneigdheid zal gevoelen om den „in democratischen zin sturenden" leider af te vaardigen. ,'n verband met deze besprekingen verdient «Tb aandacht een artikel, dat in de Prot. Noordbrabanler gewyd ia aan de verschillen, die gestadig ryzen in den boezem der anti- revolutionnaire party. De Schr. heeft zich tot taak gesteld na te gaan „waar de schoen wringt." Hy is van oordeel dat de fout zit in de wyze, waarop dr. A. Kuyper optreedt. Deze staat buiten den stryd, in de Staten- Generaal gevoerd, en juist daardoor wordt het natuuriyk verband, dat er tusachen eene party en hare leden bestaat, niet versterkt. óveral toch en altyd heeft het hoofd «ver party zitting in het parlement, tenzy de party zelve zich aan het optreden in het parlement onttrekke. By ons is dat niet zoo. Wel is gepoogd op kunstmatige wyze dit gebrek te verhelpen; doch vruchteloos. In de periode van 1878 tot 1887 werd dan ook voortdurend geklaagd over het gebrek aan samenwerking tusschen de club, die haren gang ging en wel moest gaan, en De Standaard, wier adviezen niet gevolgd werden. Na aftreding van bet kabinet-Mackay trad de Kamerclub meer op den achter-, De Stand aard meer op den voorgrond. De laatste gaf telkens de te volgen gedragsiyn aan. Niet slechts de leuze, die men had aan te heffen, maar, zelfs nog voordat de Kieswet bebooriyk gelezen was, de houding, die onze party tegen over die wet had aan te nemen. Natuuriyk stond haar dit volkomen vry. Maar even vry stond het iedereen, tegen dit advies, dat niet in overleg met de party was genomen, op te komen. Hoe voortreffeiyk een leider ook zyn moge, niemand kan ver langen, dat in zyne party noch vóór noch na hem een enkel man vryeiyk zyn gevoelen uite. Wel is in vroegere jaren vaak door de v y a nd e n van dr. Kuyper bewe< rd, dat dit door hem niet geduld werd, maar juist zyne vrienden hebben destyds aangetoond, dat by de antirevolutionnairen geheel de party tot haar recht kwam, doordat men met haar moest raadplegen. Dit laatste is echter vaak niet geschied. Wat thaüs vaak geschiedt, is, betoogt de Pr. Nbr., niet zonder bedenking. Immers, door te beweren, aat het advies van een orgaan der pers niet slechts door geheel de party moet worden gevolgd, maar zelfs niet mag worden bestreden, verwringt men geheel den toestand. Al wie bezwaar maakt, wordt door geheel de pers, die het hoofd orgaan wel volgen moet, eenvoudig voor „half" aangezien. Zelfs de Kamerleden laat men nauwelyks vry in bun oordeel. In plaats van de bedenkingen op te lossen, zwygt men ze, zoo niet uit verlegenheid dan ter wille der party-eenheid, dood. Het ia alsof alles niets is dan eene party quaestio, en alsof, nadat één, zonder overleg mst de anderen, gespro ken heeft, voortaan een ieder heeft te zwygen. Ging deze leer op, dan zou voortaan de voornaamste eigenschap van een anti-revolu- tionnair Kamerlid moeten zyn: karakterloos heid. In de gegeven omstandigheden is dus open bare discussie onvermydelyk. De Pr. Nbr. voegt hier intusschen aan toe, dat men zich nog niet te vroeg mag verheugen over de scheuring in de a.-r. partij. Van scheuring is vooralsnog hoegenaamd geen sprake. Het verschil betreft alleen zaken, niet personen, en bovendien is nog altyd het program, door den leider ontworpen en door de party aan genomen, de band, die alle anti-revolutlonnairen verbindt. Volgens den ffnagschen briefschryver aan de Zutfensche Courant is in de vorige week in het afdeelngsonderzoek van de Tweede Kamer een wetsontwerp tot betere hef fing der invoerrechten behandeld. Algemeen wordt erkend dat er aan onze grens op groote schaal wordt gesmokkeld door de goederen veel te laag aan te geven. De ambtenaren hebben steeds één middel om daaraan paal en perk to stellen, nl. de goe deren te benaderen. In zeer vele gevallen is toepassing van dat middel echter onmogelyk. De ambtenaar, die benadert alleen moet met vergoeden de aangegeven waarde, maar nog 10 pet. daarboven. De ambtenaar is ook nog niet vry om de benaderde goederen naar goedvinden en détail te verkoopen, want om neringdoenden en dótailverkoopers niet in hun bedryf te benadeelen is bepaald, dat de ver koop der benaderde goederen alleen mag ge schieden in 't groot. Aan yver ontbreekt het in den regel den ambtenaren niet, maar zy zyn machteloos tegenover geraffineerde vakmannen, die er wel eens een enkeion keer inloopen, maar door een klein bankroetje niet worden afgeschrikt om de zóó voordeelige, oude methode te blij ven volgen. En als soms een jeugdig ambte naar naar de meening van de heeren afzen ders te veel yver ontwikkelt, dan zyn er, naar het scbynt, probate middelen om hem dat af te leeren. Wordt nogal eens zoo vroeg ik onlangs een handelaar in glas- en aardewerk eene party goed, voor u be stemd, benadord? In vroegere jaren was zyn antwoord gebeurde dat wel eens, maar tegenwoordig heb ik my niet meer te bekla gen. Schryft gy dat hieraan toe, vroeg ik, dat gy beter dan vroeger zorgt, dat de goederen Daar de juiste waarde worden aangegeven? De handelaar glimlachte en zeideDat juist niet, maar ik heb er den schrik onder ge bracht. Toen ik een paar maal bekeurd was, geheel builen myne schuld, dacht ik: daar zal ik voorgoed een eind aan maken. Ik liet eene groote party heel slecht porselein komen, maar liet het inpakken in prachtig papier en in luxe-pakketten. De commiezen liepen er in en benaderden myne goederen. Eenige dagen later kwamen zy met hangende pootjes' by my om te vragen of ik allee tegen oen redely ken prys terug wilde nemon. Na hen geruimen tyd op antwoord te hebben laten wachten, ontfermde ik my over hen, maar ik liet hen toch een weinig in hunne beurs gevoelen, dat het geraden was in het vervolg voorzichtiger te zyn. En dat schynt voldoende geholpen te hebben, want sinds dien tyd laat men my met rust. Eu men denke niet, dat dit hooge uitzon dering is. In zyne Memorie van Toelichting verklaart de Min. van Financiën, dat het regel is, dat te laag wordt aangegeven en dat daar door jaar op jaar door de schatkist een verlies wordt geleden van 18 ton of 40 pet. van de geheele opbrengst dor invoerrechten. Geen wonder derhalve, dat naar maatregelen wordt gezocht om aan die fraude op groote schaal voorgoed een einde te maken. Thans heeft de Minister van Financiën de zaak ter hand genomen. Volgens zyn voorstel zullen de ambtenaren het recht van benade ring behouden, zonder dat zy voortaan ver plicht zullen zyn een surplus van 10 pet. by te passen, maar bovendien zullen zy in al die gevallen, waarin zy geene benadering wen schen toe te passen, het recht verkrygen do goederen voor eene hoogere waarde aan te slaan dan waarvoor ze zyn aangegeven, iro bepaling, dat voor het meerdere niet alleen hot gewone recht, maar ook nog eene vry hooge boete verschuldigd zal zyn. Gevoelt de afzender zich met den aanslag van den ambtenaar bezwaard, dan kan hy de tus8chenkomst van den inspecteur inroe pen. Baat dat Diet, dan kan hy in beroep gaan by eene provinciale commissie, en wordt by ook daar in het ongeiyk gesteld, zoo kan hy nog eene uitspraak van de centrale com missie uitlokken. De nieuwe voorschriften zullen ongetwyfeld vooral preventief eene goede werking uitoefenen, want de te lage aangiften zullen vanzelf wel ophouden, als men ziet groot gevaar te loopen, by fraude veel meer te moeten betalen. Er beeft by de militaire autoriteiten eene zeer goede reden gegolden voor het verbod van buiten-model-kleeding. In den laatsten tyd nam het dragen van buitenmodel onder de militairen hier ter steae (Den Haag) zeer toe en ontegenzeglyk zoo schryft men aan Het Vaderland waren schulden maken, diefstal, enz. hiervan het gevolg; en de dienstboden, met militairen verkeerende, stelden daarvoor niet slechts haar eeriyk verdiend loon, maar dikwyls ook gelden beschikbaar, die haar voor andore doeleinden waren toevertrouwd. Dat mooi willen zyn had al te treurige gevolgen. Toch maakt ook die schryver bezwaar tegen het plotselinge, zonaer overgangstormyu, van het verbod om buitenmodel te dragen. Daarby is 't een halve maatregel, niet voor het geheele leger, maar alleen voor do infanterie en voor het 2de regiment veld-artillerie. Waarom voor hen alleen? En waarom niet de gelegenheid gegeven, buitenmodel af te dragen, door een termyn te bepalen? Waar blyven ze nu met dat goed, dat zy krachtens gewoonterecht zich hadden aangeschaft? Nog ware het wenscheiyk, dat de model- kleeding nu zóó werd gemaakt, dat zy wat minder afstootond was. De schako's zyn te zwaar, do stof is by zonder grof; ook wordt door geheel ondeskundigon de maat genomen en opgezonden naar het centraal-magazyn te Amsterdam. Zoolang hierin geene verbetering komt en niet by elk corps een bekwaam coupeur wordt aangesteld, die aanmeet on aanpast, zal deze maatregel verbittering blyven geven, vooral ook omdat hy slechts een deel van het leger heeft getroffen en zoo onvoor bereid genomen ie. en van andere voor het Leidsch Dagblad be stemde stukken wordt beleefd verzocht de kopie daarvan slechts op éóno zyde van Met papier te schry ven, en niet ter weerszoden, niet tegen elkaar. Ook is het wenschelyk dat vooral de namen seer daldeiyh worden geschrovöc. Beide maatregelen zyn in het belang van spoed en juistheid. 7) Hy lachte ook. „Roos, hebt ge soms al een dansor voor de kermis?" „Wel, daar heb ik 't geheel geen zorg ▼oor; als de muzikanten viool beginnen te spelen, regent het daDsers; dat zult ge zien." „Nu, als gy er dan zoo keurig uitziet als vandaag, mag men wel zorgen by u niet achter te staan. Wilt ge my wel hebben, Roos? Zullen wy samen walsen?" „Als de kermis Zondag begint, is mynheer de gendarme het al lang weer vergeten", lachte Roos. „Dat zult ge zien!" „Neen, kleme guit, ge weet heel goed dat men u niet vergeet l Maar, om het des te beter te onthouden daarl" Hy maakte eene roos uit zyn knoopsgat los en gaf haar aan Roos. Deze vond die gift in 't geheel niet aan- gonaam, te meer, daar Marietje juist den hoek om kwam. Zeer duideiyk was deze hoffelijkheid voor hare oogen bestemd, maar Roos wilde zich niet gaarne haar ongenoegen op den hals halen. „Och, mynheer de gendarme, beroof u niet om mynentwille", zeide zy. „De bloem ziet er zoo moot uit naast al die blanke knoopen!" Maar de jonge man drukte haar met geweld de bloem In de hand. Wilde zy haar dus niet in het stof werpen, dan moest ze haar wel vasthouden. Bescheiden zette zy zich dicht naast de kerkdeur. Hare jonge meesteres zat in eene der eerste banken. Telkens gedurende de gods dienstoefening keerde zy haar hoofd om, om naar de bloem te kyken, welke de arme Roos als vuur begon te branden. Wilhelm Bender verheugde zich daarover; „zy is geel van boosheid", fluisterde hy haar toe; „zoo geel als, als...." Maar Roos was er oprecht bedroefd over. „'t Is in 't geheel niet mooi van Jean Bap tist", fluisterde ze; „in 't geheel niet mooi". „Kom, lach er maar eens om", fluisterde Bender. „Hoe kan ik er dan om lachen, als ik iemand zoo diep gekrenkt zie?" zeide Roos. „Wel, ga uw gang", zeide hy geörgerd, maar baar gedrag hinderde hem; een arm meisje, dat van den morgen tot den avond gekweld werd, en dan nog niet lachte, als het hare meesteres tegenloopt l „Dat genoegen kan men er toch licht van hebben. Nu, als ze niet wil?" Marietje laat zich echter de kaas niet van haar brood eten. Nauwelyks is de kerk uit, of reeds aan de kerkdeur zegt ze Roos eens flink de waarheid, noemt haar een slecht meisje, dat zich met jongens ophoudt, die haar toch nooit zullen trouwen, rukt haar de roos van de borst, werpt haar in het stof en trapt er op. De menschen loopen toe en hoe meer er om heen staan, des te harder schreeuwt Marie en des te hatelyker worden de uit drukkingen, die ty bezigt. En daar zy met den besten wil Roos niet zoo heel veel verwyten kon, wierp ze haar de overtredingen harer overleden ouders voor de voeten. De arme Roos kon maar niet aan het woord komen. Hare oogen vulden zich met traneD. Dat is goed, dacht Marie. Dat verdient ze! Als Jean Baptist wist dat al die onaangenaam heid door het geven der bloem was ontstaan, zou zyne ydelheid niet weinig gestreeld zyn! Het liefst zou de mededingster het dienst meisje de deur uitgeworpen hebben.. Doch de boerin met baar gelaat van perkament en haar onwrikbaar gevoel van recht kwam tusschenbeide. Zo maakte korte wetten. „Maakt ruzie of leeft in vrede, net zooals ge wilt, houdt u met mannen op, of doet het niet, maar hier in huis ben ik haashet werk mag er niet onder lyden. Gy, Roos, bemoei u niet met jongens, dan zult gy geen twist met de meisjes krygen. En gy, Marietje, is het soms de moeite waard een armen politie beambte na te loopen? Schaamt ge u niet?" Nu is dus de rust hersteld. Marie zet zich boos en hoofdig aan den maaltyd, Roos biyft met roodgeschreide oogen voor zich kyken en verkropt met moeite haar snikken. Na het eten vond Bender, die over Roos ongerust begon te worden, haar in de schuur. Het kleedje van gebloemd katoen, dat haar dien morgen nog zoo aardig had gestaan, scheen wei een ruiker afgeplukte heide bloemen, zóó verkreukeld was het. In den donkersten hoek van de schuur lag Roos en snikte zóó bitter, dat Bender medeiyden met haar kreeg en niet alleen medelyden, maar toom en afkeer gevoelde hy voor Marie Sell- macher en Jean Baptist; hy, die zelden aan zachter gevoelens toegaf, zou wel allea hebben willen geven om hot meisj9 in zyne armen te nemen, haar hoofdje aan zyne borat te mogen leggen, haar te streelen en haar met een kus te troosten. Hy mocht bet niet doen en waagde het ook niet. Hy, die altoos ruw ge woest ia tegenover de vrouwen, waagt het niet één plooitje van het gebloemd katoenen kleedje aan te raken. „Roos", zeide hy zeer zacht en met moeite een snik onderdrukkend, „lieve Roost" Even hief zy het hoofdje op, ze wist het, wie haar aansprak. „O, het is niet om uit te houdeD, ik kan het niet dragen", fluisterde ze. „Als ik eene ryke boerendochter was, zouden zy bet niet wagen l Ik heb geen oorzaak ge geven; dat heb ik metl Ik weet bet wel en men behoeft hot my niet iederen dag op nieuw to vertellen, dat geen boerenzoon het ernstig meenen kan mot een meisje als ik. Ik heb alles gedaan, wat ik kon om anderen genoegen te gevon, maar toch moet ik aau- hooren dat men myne arme moeder nog in het graf beschimpt. „Roos", herhaalde hy weer zachtkens, „lieve Roosl" Het komt hem zoo dom voor, maar hy kan op geene andere uitdrukking komen 1 Het scheen hem toe dat hy voor haar bet on mogeiyke zou hebben kuDnen doen, hy zou iederen droppel bloeds wel hebben willen storten om haar op te beuren. Doch hoe hy denkt en verzint, hy kan maar geen anderen volzin bedenken dan: „Roos, lieve Roosl" Dat komt, omdat hut de eerste maal in zyn leven ia, dat hy iemand troost; voor de eerste maal ondervond hy het vurig verlangen iemand wel te doen. Daar valt hem iets in. „Roos," zegt hy, „sta op. Ge houdt zooveel van een blauwen hemel on zonoeschyn. Het is Zondag vandaag I Kom mee. Het is een mooie avond." „Neen, want ik wil niemand in het aange zicht zien." „Wy zullen door de achterdeur gaan, op den buitenweg is niemand. Kom! Kom met my mede. Koml" Hy schudde byna toornig hare hand. „Schrei met zool Ik kan het niet aan- hooren 1" Gehoorzaam stond ze op, te zamen traden zy do schuurdeur uit, tusschen do korenvelden door, die daar in het schitterend zonlicht zich uitstrekken en in het koren pryken over en overal mooie bloemen, eene veel to ryke kleurenpracht voor roodgeweende oogen l Roos bleef na eenige schreden weer staan, wierp eerst oeri blik op de golvende korenvelden, de blauwe lucht en sloeg toen hare oogen naar haren geleider op. En welk een blik I „Bender," zeide ze zacht; „ik kan het nog altoos maar niet uithoudenen opnieuw be gonnen hare tranen te vloeion. „Roos. - Ik zou zelf wel willen schreien." „Och, 't zal wel overgaan, Bender, zeker zal het dat wel, als er maar eerst oen weinig tyd overheen is, en ik een beetje tot rust kom." Plotseling zweefde er een flauw lachje over haar gelaat. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5