N<\ 10431. Donderdag 23 Februari. A0. 1894. .Deze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Dit noinmer bestaat uit TWEE Bladen. Geen Midden-Eoropeesche tijd. Leiden, 21 Februari. Feuilleton. Eene schets uit het volksleven. LEIDSCH DA&BLAD PRIJS DEZER COUR ART: Voor Leiden per 8 maandenf 1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVER'i'KR TIEN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grooter» letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Officieel© Koaai.sgeving«n. Vergadering Tan den Gemeenteraad *an Lelien, op Donderdag 22 Febr., des namiddags te twee uren. Punten ter behandeling: 1*. Voorstel betrekkelijk de paoht en het tarief der Gehoorzaal met do daaromtrent ingedionde adressen. (14 en 26). 2°. Verzoek van A. Couvée Pz., ter bekoming in gebruik van grond aan den Vestwal bg de voormalige Heerenpoort. (29). 8°. Voorstel betrekkelgk de keurmeeetors van vee en vleescb. (36 on 46). 40. Idem tot openbaren verkoop van de terreinen en gebouwen aan den Zuid&ingtl, met het verzoek van de Kon. Nederlandeche Grofsmederij. (87 en 44). 6°. Verzoek van do aannemers van den bouw der Gehoorzaal omt ent de in de Raadszitting van 14 December 1893 aangenomen motie. (88). 0°. Idem van A. H. RÓmor. omtrent de wegnemiDg van een vuilnisbak bij het Plantsoen (33). 7°. Suppletoirs staat van begrooting, dienst 1898, ad ƒ76 (rent-e van het legaat-Du Rieu ten be hoeve van het 8todel\jk Museum.) (47). 8*. Buppletoiro staat van begrootiug, staat van af- en oversohrgving en staat model A dioDSt 1893, respectievelijk ad 4561.78», ƒ340.37' en 254.99, tot verhoogiDg van enkele artikelen dior be grooting en voldosuiDg uit den post voor on voorziene uitgaveu. (48). 9°. Verzoek van J. G. A. Frommann, om vrijstelling van achoolgold; Gymnasium en Hoogere Burger school voor Jongens. (51). 10®. Idem alavoren van Ph. Van der Heyden, Gym nasium. (60). 11°. Voorst .1 tot het verlecnen van eene Jaarlijksoho toelage aan den stadswerkrran J. Ranselaar. (49). 12®. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting. (816 en 326 van 1893). DRANKWET. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden brengen bij deze ter algemeene kennis, dat door O. RUIS, wonendo te Haarlemmermeer, en N. DE BOEB, wonende te Kampen, tijdelijk verblijf hou dende te Breda, verzooksebrifien zgo ing< diend om vergunning voor den kleinhandel in etorken drank respeoüeveüjk in do perceelen Vrouweateeg 7 (wgk VI) en Nieuwe Rijn 65. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. O. JUTA, Wcthr., fung. Burgemeester. E. K18Ï, Secretaris. Lelden, 20 Februari 1894. Naar wy vernemen, is door mr. S. J. Fockema Andre® het volgende adres aan de Tweede Kamer gericht: Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ond*rgeteokende Mb. S. J. Fockema Andreje, hoogleeraar te Leiden dat hf) met groote belangstelling heeft ken nis genomen van de motie door zeven leden Uwer Vergadering ingediend, luidende: „De Kamer, van oordeel dat eene wette- plj)ke voorziening tot aansluiting van Neder land by den Midden-Europeeschen tyd wen- „echeiyk is, gaat over tot de orde van den dag", dat hjj het ten zeerste zou betreuren, indien deze motie werd aangenomen en het beoogde gevolg had. Hy acht zich gerechtigd, Uwe Vergadering eerbiedig de hoofdgronden voor zyne meening mede te doelen. Dat de loop der omstandigheden de invoering van een offlciëelen tyd ook in Nederland nood zakeiyk maakt, wordt steeds minder betwist baar. De vraag is alleen, welken tyd men zal aannemen. Naar den tegenwoordigen stand der vraag valt er tusschen drie tyden te kiezen, dien van Amsterdamdien van Greenwich en dien, welken men niet zonder beleid den Midden- Europeeschen heeft genoemd (What's in a namet) Voor Nederland verdient naar adressant's overtuiging de tyd van Amsterdam ver de voorkeur. Vooreerst en vooral, omdat het is onze nationale tyd. Dit is van niet geringe beteekenis. Vooral voor kleine volken is het vasthouden aan wat zip nationaals hebbeneen plicht van zelfbehoud. Het zonder afdoenden grond prys te govon is roekeloos. In de tweede plaats, omdat men aan dien tyd gewend is en het maatschappelijke leven er eenmaal naar ie geregeld. In de derde plaats, omdat hy voor Neder land het naast komt by den werkelyken tyd Voor de aanneming van een nationalen tyd door elk ryk pleit ook dit, dat ieder, die er belang by heeft, weet, waar de grenzen der Staten liggen en waar dus eene andere tyd- rekening begint. Op deze gronden mag Nederland zyn natio nalen tyd niet voor een anderen verruilen zoolang de behoefte aan verandering niet duideiyk is aangetoond. En men is z. i. in het bewys tot nog toe niet geslaagd. Adressant kan als zulk een bewys niet beschouwen, eene argumentatie vooral in de laatste weken sterk op den voorgrond ge plaat8t: en ontleend aan het verkeer en de veiligheid op de spoorwegen. Men kent deze argumentatie 0. a. uit hetgeen de bladen omtrent een gesprek van zekeren Q. Q. met den heer R. Van Hasselt hebben medegedeeld. Zy komt hierop neer: onze spoorwegen moeten in den inwenciigen dienst den Zóne-tyd aannemen, op straffe van te worden geetooten uit het „Vorein Deutschori Eisenbahn Verwaltungen". Tor wille van de veiligheid moet de tydrekening in den uit wendigen en in den inwendigen dienst gelyk zyn. Wil het publiek geen twee tyden, dan dient het zich te schikken naar den spoorweg tyd, en mag de Staat den Amsterdamschen tyd niet als offlciëelen tyd invoeren. Zeer krachtig scbynt deze redeneering niet, maar wel bedenkeiyk in hooge mate. Niet zeer krachtig. Wat toch is de zin van den „inwendigen dienst", waarin volgens besluit van het „Verein" de Zöne-tyd moet worden aangenomen. Mag'een wisselwachter te Rotterdam, te Alkmaar of te Leeuwarden, zyn horloge niet meer regelen naar den Amsterdamschen tyd, mag in de hun te geven voorschriften de Amsteidamsche tyd Met meer worden gebruikt? Stelt het „Verein" eonig belang in tydrekening door de conducteurs op den Centraal Spoorweg gevolgd? Natuuriyk niet. Het is er het „Verein" om te doon, dat in de internationale betrekkingen een gemakkeiyke tydrekening gelde Behoudt men in den uitwendigen dienst den nationalen tyd, dan behoeft slechts een zéér klein deel van het personeel ooit met den Zóne tyd in aanraking te komen. Aan de boofdbureaux en in de grensstreken zal dan het verschil van tyd eenigen last, misschien zelfs hier en daar eene kleine vermeerdering van arbeid en zoo eene uitbreiding van personeel medebren gen Maar gevaar? Moeten wy daaraan in ernst gelooven? En als men er aan gelooft, welnu laat men dan ook voor den inwendigen dienst terug- keeren tot den Amsterdamschen tyd. Of het dreigement van uittreding of uit werping uit het „Verein" tot volle uitvoering zou komen, zal wel twyfelachtlg zyn. Duitsch- land heeft by ons zoo goed belang, als wy by Duitschland. Wanneer Nederland zyn standpunt handhaaft zullen de Duitsche reizi gers en de Duitsche handel de spoorwegen wel noodzaken de gemakken van het verkeer niet prys te gevenvoor een zoo luttelen last als het aftrekken van 40 in plaats van 60 minuten. Men moet nimmer vergeten, dat wie wykt voor elk dreigement, de speelbal wordt, van wie maar durven dreigen. Daarom ook is de redeneering zoo ge- vaariyk, en voert zy tot zoo bedenkeiyke consequentiön. Wie waarborgt ons, dat niet morgen het „Verein" besluit tot berekening van alle prfjzen in „Marken" zooals thans reeds die onzer b innen landsclic rondreisbil- letten? Zal men dan ook ten gemakke van het publiek van onze eigene munt afstand doen? En wanneer het „Verein" een ander maal een zydelingschen aanval doet op onze taal. zal men zich ook dien laten welge vallen, uit vrees, dat anders ouzo spoorwegen uit den bond zouden moeten treden? Is er dan geene goede plaats meer in het inter nationaal verkeer, voor een volk dat er vóór alles prys op stelt, zichzelf te blyven, dat niet gewillig buigt voor groote verkeers- en handelslichamen Tot nog toe beschouwde men den Staat als Souverein binnen zyne grenzen, omdat hy daar geene macht boven zich erkende. Legt men zich neer by de hier bestreden bowysvoering, dan zal men het begrip van Souvereiniteit moeten herzien in dezen zin, dat groote flnanciéele en commerciëele lichamen, en de bonden, waartoe zy behooren, zoo vaak zy verkiezen, beslissen in hoogste ressort. Zoo ergens, dan roept hier de zucht tot zelfbehoud den Staat het „principils obsta" toe. Nog eens dus, tegen de krachtige gronden om den nationalen tyd te behouden, zyn geene even krachtige over gesteld. Maar al ware aangetoond, dat Nederland den tyd van Amsterdam moest prys geven, dan zou hieruit nog niets andera volgen, dan dat het zou moeten komen tot aannoming van den internationalen-, den Gordel Tijd. Het is u bekend, dat deze in de meeste Europeesche Staten nog niet wetteiyk is in gevoerd; zoo niet in Oostenryk Hongarye, Italië, Servië, Noorwegen, Griekenland, Frank- ryk, Spanje en Portugal. By een overleg tusschen de Statenom er toe te geraken, zou zeker Nederland zich niet mogen onthouden. En voerde men den gordeltyd overal in, in dezer voege, dat het uur niet versprong op de voor het publiek onkenbare plaats van denkbeeldige meridianen, maar op staats grenzen, dat in eiken staat gold de tyd van den gordel waarin zyne hoofdstad was ge legen, dan zou ook in dozo internationale tydrekening een nationaal element bewaard blyven. Voor Nederland zou wel is waar die gordel tyd de tyd van Greenwich - een verschil van 20 minuten met den werkelyken tyd meebrengen, het zou er echter aan den anderen kant deze kleine winst door bohalen, dat het, zonder iets van zyne zelfstandigheid prys te geven, denzelfden tyd erlangde als alle andere landen met welke het op dezelfde lengte lag en dus ongeveer den zonnestand gemeen had. Maar al mocht uwe vergadering grond vin den om te neigen tot aanneming van een internationalen tyd, adressant koestert de stellige verwachting, dat zy nooit hare toe stemming zal geven tot invoering van den Midden-Europeeschen tyd, dien men veilig mag noemen den anti-nationalen. Waarom zou Nederland het eenige land in Europa zyn, dat zich moedwillig rangschikte in een gordel waarin het niet behoort? Waarom zou het met negatie van zyne zelfstandigheid den gordel, waarin Beriyn ligt, verkiezen boven dien, waarin Amsterdam is gelegen? Zeker niet, omdat het verkeer met Duitsch land zooveel grooter is, dan dat met België, Frankryk en Engeland. Dit is wel beweerd, maar door de Regeering in baar antwoord op uw verslag omtrent Hoofdstuk IX der Staats begroting over 1894, Algem Besch. 2, reeds op afdoende wyze weerlegd. Vooral een tweede grond wordt er dan ook voor aangevoerd, maar een grond zoo zwak, dat adressant hot niet zou wageD, hem uwe vergadering ook maar te noemen, zoo er niet van andere zQdo steeds mede werd geschermd. Het is de winst aan daglicht, de besparing aan kunstlicht. De feiten, waarop zy, die het argument bezigen, zich beroepen, hebben vooreerst aan vulling noodig. Niet alle scholen beginnen b. v. om 9 en eindigen om 4 uren. Op zeer vele vangon do lessen om 8 uren of halfnegen aan en duren deze, althans in den winter, niet langer dan tot 3 uren of halfvier. In West-Duitscbland is na de invoering van den z. g. Midden-Europeeschen tyd niet alles nomi naal op hetzelfde uur gebleven. Te Keulen b. v. zyn de schooltyden een half uur verlaat. Maar bovendienkan en mag het geheele maatschappelyke leven 40 minuten worden vervroegd? Ook op het platto land, ook voor do werklieden, ook voor de fabriekarbeiders, ook voor de dienstboden dergenen, die thans de staatshulp inroepen, om tot besparing op hunne gasrekening te geraken Neen immers. En voor zoover vervroeging van den dag mogeiyk is, adressant vraagt het u in ge- moede kan men er niet toe komen zonder de klok to verzetten en zal men er toe komen door den wyzer 40 minuten te verplaatsen? Stel, dat voor de oogen der kinderen, of voor hunne gezondheid in het algemeen verschui ving der schooltyden aan oculisten of hygiënis ten wenschelyk bleek, zou dan een ernstige drang van deskundigen afstuiten op de ver hardheid van de gemeentebesturen in het kwade, en zouden deze daarentegen zwichten voor een zoo plomp middel als het verzetten der klok? Stol, dat weloverwogen belangen vervroeging van kantooruren wenschelyk maakte, zouden dan onze kooplieden de energie missen om er zond9r zelfbedrog toe over te gaan? Waren wy zoo ontzenuwd, dat wy een ingrypen van de 6taatsvoogdy noodig hadden by de regeling van ons opstaan en naar bod gaan, ja, dan waren wy ryp voor indeeling by de zóne van Beriyn. Maar zoover is höt Goddank nog niet en Uwe vergadering zal de laatste zyn om den 6chyn aan te nemen alsof het zoo ware. Een derden grond voor invoeriDg van den M.-E. tyd in Nederland heeft adressant niet vernomen, of het moest deze zyD, dat oen aantal personen adressen daarvóór hebben geteekend. Uwe vergadering zal by het tellen hunner namen wel niet voorbyzien, dat de bezwaren der onderteekenaars buofd- zakeiyk den dubbelen tijdniet don Amster damschen tyd gelden, dat het aantal namen onder eene petitie de kracht der daarin vor- melde gronden niet vermeerdert, en dat niet altyd zy gelyk hebben, wier stem het duide lijkst wordt vernomeD. Ondergeteekende heeft dan ook de eer Uwe Vergadering met vertrouwen te verzoeken ook by de behandeling der hier besproken vraag onze nationaliteit hoog to houden, door het hierheen te leiden, dat de Amsterdamscho tyd in Nederland al6 de officiöele worde erkend en mochten hiertegen in haar oug overwegende bezwaren bestaan, in geen geval aan invoering van den zoogenaamden Midden- Europeeschen tyd haar zegel te hechten. hetwelk doende enz. FOCKEMA ANDREW. Leiden, 19 Februari 1894. De minister van binnonlandsche zaken heeft aan den heer P. G. Sckey, op zyn vorzoek, eervol ontslag verleend als assistent in het ziekenhuis aan de Ryks universiteit te Leiden, 6d de heer J. C. M. Timmermans, voor het tyd vak van beden tot en mot 31 December 1894, als zoodanig benoemd. Mej. F. W. Kissing alhier heeft te Breda met goed gevolg het examen voor do frnaio handwerken afgelegd. M'j Kissing is eene leerliuge van mej- Sparnaay, leerares aan de Kweekschool to Leiden. Hedenmiddag ontvingen wy per Neder- landschemail doBataviascho bladen van 1923 Januari. Gereformeerde kerk. Bedankt is voor het boroep naar Haarlemmermeer door ds. G. W. H. Esselink, te Sliedrecbt. 4). „De Heer zegene uw uit- en ingang", zeide de boer en vouwde eerbiedig zjine handen. „Mocht het inderdaad maar zoo zyn", dacht Wilhelm Bender. Hy zeide iets binnensmonds, dat op „Amen" leek, en volgde den boer in de kamer met den steenen vloer. Aan de linkerhand is eene kamer en aan de rechterhand ook; rechtuit komt men in de keuken. Do kamer links is de mooio kamer. Marietje, de eenige dochter, he ft haar zoo netjes ingericht; die weet hoe het hoort, want zy is in de stad op school ge weest, kan piano, spelen en ook een beetje Duitsch. De tafel is gedekt, in de woonkamer, die veel minder mooi is. Houten banken staan tegen den muur. Twee groote tafels in bet midden, op de ééne staan tinnen bordeneen groot brood met een mes er in ligt naast deu dampenden schotel. Een kleine spiegel hangt scbeef voorover, zoodat men al wat in de kamer is daarin zien kan, alleen zichzelve-n niet. „Zet daar nog een bord neerl" roept Sellraacber den vrouwen toe; „wy hebban een nieuwen knecht gekregen." „Zoo zei de boerin stug. „Wie en waar Var, daan?" Wilhelm zag wel, dat zy met haar gezicht dat veel op perkament leek, en hare wan trouwende blikken, hem niet er* mee zou vallen, maar hy trachtte zich goed te hou den. Marietje zette zich ook aan tafel en sprak een gebed uit, dat door de anderen staande aangehoord werd. Nu zetten zich allen neer. Het eten is grof, maar goedspek, erwten, aardappelen en een voedzaam eigengebakken brood. De nieuweling had het in zyn leven weieens slechter gehad een ietwat dankbaar gevoel kwam in hem op Wat is daar eene vreemde vlek op den vloer ia het eene vetvlek? Hat doet alweer aan die vlek op den grond in den winkel denken! Als men eens eene schaaf nam, om zulk een<> plank glad te schaven, zou die vlek dan verdwynen Roos geeft hem een duw. „Ge slaapt toch niet, Wilhelm, hé?" Marietje spreekt een dankgebed uit; haastig springt nu ook Wilhelm van zyn stoel. „Laat ons nu eens zien wat ge kunt doen. De wijnberg moet geschoffeld worden", zeide de boer en legde hem het gereedschap op den schouaer. „Het is een zwaar werk, dat schof felen op dien barden grond, en al is voor den wijnstok de zon ook niet fel, voor den arbei- dor uit het Noorden is zy afmattend genoeg Maar Wilhelm klemt de tanden op elkaar en al droppelt het zweet op den barden grond, klagen wil en doet hy niet. Mocht hi) by dien zwaren arbeid maar gemoedsrust verkrygenl Waren die eerste dagen maar voorbyl En die eerste weken 1 Van de kerktorens, die zich van verre en naby uit de golvende vlakte verheffen, kon men het gelui der klokken hooren. Vredig, zacht en feestelyk klonken z(j van uit de verte. „'tis een kerkdag vandaag en van avond heeft dus ieder vry1', zeide de boer, „leg het gereedschap nu weg, Wilhelm. Ik zie wel dat ge fliok werken kunt." Werken kan hy, dat heeft iedereen gezegd, maar heeft hy altoos wel gewild? En nu het met meer noodig is, nu doet by het uit louter genoegen. ,ïk ben blyde dat ge zoo tevreden zyt, Sellmacher", zeide Wilhelm. „Maak maar dat het zoo blyft." „Dat hoop ik.I" Een voorbeeld van een knecht wilde hy wezen, tot hy zich een goeden naam en eene goede reputatie had verworven, en dan weg naar het nieuwe vaderland, om een ander leven te beginnen. Toen hy deö avonds de staldeur achter zich sloot eu alleen met de paarden was, was het alsof hem een zware laat van de schouders viel. Nu hoeft hy zich geen geweld meer aan te doen, niet met moeite zyne gedachten te onderdrukken, die altoos naar dat ééne puul terug willen. „Zou men hem nog vinden? Zou hy nog spreken? Neen, die daar spreekt niet meer!" Nieuwsgierig keken de paarden hunnen nibuwea slaapkameraad aan. Hy leunde over den rand van de krib heen en sprak hen met woeste scherts aan: „Wel, mync geëerde kameraden, daar zyn we nu met ons drieën. Ik hoop dat gy u stil en behooriyk zult gedragen, daar ik bitter vermoeid benin drie nachten heb ik haast geen bed gezien. Anders, drie, dat is een mooi getal, een klaverblaadje. Wat schryven en aenken de heden toch altoo-» over ei iv dracht on vrede; meestal nog hebben zy ver schil mot elkaar! Dat komt, omdat ze allen kunnen spreken. Hier in dit klaverblaadje kan ni mand spreken dan ik. Wy, met ons drieën, zullen dus geen ruzie krygeu. Nietwaar, dat zullen wy niet? De paarden zagen hem aan en te udden hunne koppen, zoodat de kettingen zac tjes rammelden. Zoudeu zy hem begrepen hebben? Zou hy nu een gerusten nacht, een heerlijk verkwik- konden slaap tegemoetgaan Slapen deed by. ja, maar vele gedachten aan hot verlederie doorkruisten daarby zyn hoofd. Emdelyk wekt hem het hanengekraaihet eerste morgen licht scbynt door het stalvonater. Verwonderd kykt Bender om zich heen. Zyne leden zyn styf, hy rilt van koude, schoon hy zich niet eens had uitgekleed. Om zyu midden he-ft hy den kostbaren buit gebonden. Reeds gis teren by het werk had hij gevreesd dien to verliezen. Kon hy zich er maar van bevrydeu 1 Nogmaals kykt hy goed rond in den stal ook werpt hy een blik door het venster op hot woonhuis, waar men nog ia diepen slaap ligt; slapend met hangende koppen staan ook de paarden daar, de haan alleen is wakker en kraait. Hy beziet de daksparren, den grof bepleisterden grond, de witgekalkte muren. Emdelyk bad hy wat hy zocht. In den hoek stond eene schoffelhiermede schoffelt hy het hooi ter zyde en maakt met inspanning twee steenen los; met zyne handen graaft hy het zand er onder uit. Heimeiyk laat hy nu een lederen gordel in die opening giyden, legt den steen weer neer, drukt hem 1 p iri het losse zand on schoffelt het stioo er w- er over heen. Het hoopje aardo, dat hy uit het gat gegraven bad, veegt hy in een hoek en dekt het met stroo toe. Als hy later den stal uitveegt, kan hy het, zonder dat iemand het ziet, wel meevogen. Toen waschte hy zyne handen en lei zich weer neer. Maar slapen doet hy niet. De 1 volgenden morgen begon het nieuwe leveu, een voor hom wonderlyk en vreemd leven. Het zou hem ook niet onaangenaam geweest zyn, als het maar niet zoo stil, zoo akelig stil geweest was, maar juist die stilte deed hem te veel aan al hot gebeurde torugdenken, en daD, hy was aan do stilte niet gewoonreeds aan zyne wieg was er gedruisch en levenhy sliep onder geraas en oDder geraas werd hy wakker. Zyne pleegouders hadden dikwfj's luide getwist, de pleegzusters krakeeldende wagens ratelden door de nauwe stratende hondsn blaften, do machines der drukkerjl stampten en ratelden, de werklieden keven en pochten. In het verbeterhuis was hy cok altoos in gezelschap, altoos m6t jengel.eden, die hy niet mocht ltyden; meestal krakeelden zy om eene of andere lekkere bete of als zo elkaar niet goed begrepen. En later, by het bouwen, wat wemelde hot daar al niet vaa menschen, van 's morgeus tot 'a ..vonds naast hem, om hem, boven zijn hoofd! Zeil's '3nachts was hy niet alleen, want zyn slaapvertrek moest hy met anderen deelenalloen-zyü, dat is voor een armen handwerksman to kostbaar l Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1