N°. 10428.
Maandag 19 Februari.
A0. 1894.
<§eze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Derde Blad.
Ku"ot
F euilleton.
Het Formulier van Musgrave.
6>
LEIDSCH
DACrBLAD
PRIJS DEZER OOURABT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1—regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 j. - Grootor»
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Finantiëele Kroniek.
Met elke week wordt de overtuiging grooter,
dat de omzetten in den fondsenhandel minder
worden. Er heereebt thans een geest van
lusteloosheid, van tegenzin voor het onder
nemen van nieuwe zaken, zooals weinig te
voren is gekend. In tegenstelling met het vorige
jaar, toen te midden van de crisis het geld
tegen zeer hooge rente en dan nog met moeite
vorkrygbaar was, is er thans kapitaal in over
vloed, hetwelk ternauwernood tegen zeer ma
tige rente plaatsing kan vinden, doch niet
tegenstaande deze omstandigheid, schynt men
huiverig om van de goldruimte te proflteeren.
Dit verschijnsel is algemeen. De verschil
lende hoofdmarkten kenmerken zich door aan
houdende kalmte en van geene enkele gaat
eenlge beweging uit, die prikkelend zou kunnen
werken op den handel. Onder deze omstan
digheden is het natuurlek dat, tenz|j men in
eene nietsnuttige vermelding wil vervallen van
plaats gehad hebbende verhooging of verlaging
van koersen, de afgeloopen week al zeer weinig
hoeft opgeleverd, dat als van eenig belang
kan worden vermeld.
Onder Hollandsche waarden valtslechts eenige
verheffing te vermelden voor Tabakaandeelen,
waarvoor de stemming zeer gunstig blijft.
Niet zonder invloed daarvoor was het bericht
eoner aankomst van eene partij tabak der
Deli-MaatpU- Ofschoon omtrent deze zending
nog geene verdere bijzonderheden bekend zijn,
gaf dit toch eenige meerdere levendigheid.
Aandeolen Java Cultuur-MaatpO- blijven
flink gezocht, in verband met geruchten eener
vrij boogo dividend-betaling. Hoewel gesproken
wordt van eene uitkooring von ÏO a lOpO*.,
achynen de verwachtingen daaromtrent wel
wat hoog gespannen, daar eene zeer belang-
rijke afschrijving voor reserve waarschijnlijk
wordt geacht.
Verder wordt Dog vernomen dat op de aan
deolen Arendsburg eene dividend-uit-
keering van 40 pCt. zal plaats hebben.
Voor obligatiön C e n t r a a 1-spoor bestond
vrij uitgebreide vraag, terwijl nagenoeg geen
fonds werd aangeboden, welko omstandigheid
eene flinke koers verbetering ten gevolge had.
Onder Europeesche fondsen was de grootste
levendigheid waar te nemen in Italianen,
welke in den laataten tyd een geliefkoosde
speelbal in handen dor speculatie geworden zijn.
Zy ondervonden eene koersverheffing zooals
in langen tijd niet is voorgekomen en maakten
daardoor eene uitzondering op de algemeene
lustelooze houding, daar zoowel Berlijn als
Parijs en Londen in hooge mate de aandacht
op deze waarden gevestigd hielden. De houding
dor Londensche markt is echter eer vijandig
te noemen, aangezien de beschouwingen van
daar uit in alle opzichten het kenmerk dragen
van stelselmatig alles van de slechtste zijde
to bezien.
Nu kan de toestand in Itallö niet bepaald
rooskleurig genoemd worden, doch in weerwil
der uitingen van Londen, schijnen toch op
andere hoofdmarkten de inzichten omtrent den
toestand nog niet zoo donker, om niet ten
opzichte van herstel der financiën eenig ver
trouwen te blijven koesteren. Op de Parjjsche
beurs deed het gerucht de ronde, dat de
Pransche regeering geneigd zou bevonden
worden om Italië tegemoet te komen in het
aanknoopen van handelsbetrekkingen en zoo
doende den handel .eenigszin6 te steunen.
Blijkbaar echter werd dit bericht gebruikt om
dienst te doen in den hevigen strijd tusschen
de speculanten, om de koereen te doen rjjzen
of dalen. Na groote slingeringen bleef de
baisse party meester en was eene scherpe
daling daarvan het einde, waarvan ook hier
de terugslag werd ondervonden.
Geheel anders was de Beriynsche beurs
gestemd, alwaar beschouwingen over eene
aanstaande leening aanleiding gaven tot eene
zeer willige houding.
Oostenryksche fondsen Dlyven onder
den invloed van Weenen steeds in onvaste
houding, Ru88en daarentegen vast Over het
algemeen hoeft het tot stand komen (einde-
lyk 1) van het Duitsch-Russisch handelstractaat
niet die levendige stemming in het leven ge
roepen, welke daarvan werd verwacht. Elke
poging, die daartoe van Beriyn mocht uitgaan,
wordt door de Weener beurs onmiddeliyk
onderdrukt door aanzienlijk aanbod.
In Russische Sporen, meer byzonder
aandeelen Baltische en Russische
Zuid-Westspoor, vond een belangrykher
stel plaats, hoofdzakeiyk ten gevolge van koop
orders voor St.-Petereburg.
Turken maakten in de afgeloopen weck
eene uitzondering op hunne vorige houding,
aangezien voor deze waarden eene minder
vaste stemming heerechte. Vooral voor de
Turksche loten was de achteruitgang met
An Vu»! o r» arii Ir
Hut verloop der Zuid-Amerikaanaclie markt
was tamelyk gunstig. Mexicanen volgden
in hoofdzaak den prfja van het zilver en konden
daardoor gewoonlijk beter koereen bedingen,
waarvan vooral do S-pcts.-subeidie-obligatiSn
het ineeet profiteerden.
Voorts konden obligatiön Uruguay
en Venezuela hunne vaste positie flink
handhaven, dank zy den kraentigen steun
van Londen. De zeer punctueele voldoening
der verplichtingen door de Uruguaaueche
regeering, ten opzichte der stortingen voor
de couponbetaling, wordt aldaar zeer gunstig
beoordeeld en daar by de verwachting eener
vrU aanzienlijke koersverheffing uitgesproken.
Men verneemt nader omtrent de plannen,
welke de regeering van Venezuela
koestert, ten opzichte der afdoening der twee
onbetaald gebleven coupons, dat daarvoor
certificaten zullen worden uitgegeven, welke,
al naar de overmaking der daarvoor bestemde
bedragen plaats heeft, door uitloting zullen
worden aflosbaar gesteld.
De Amerikaansche apoorwegmarkt blijft
geheel onder den indruk der onbevredigende
epoorwegontvang8ten, waaromtrent nog niet
do minste verbetering valt waar te nemen.
Het schfjnt dat alle slechte invloeden thans
samenwerken om elk herstel voorlooplg
onmogelijk tomaken, daar niet alleen de
kans van eene zfivercrisia in Engelach-Indié
hoogst ongunstig op den Amerikaanschen han
del kan werken, doch nu ook de hevige en aan
houdende stormen, welke in een groot gedeelte
van Amerika hebben geheerscht, aan het
spoorwegvervoer veel kwaad zullen doen en
dus nog slechtere spoorweguntvangsten in
het vooruitzicht stellen.
Met deze omstandigheden rekening hou
dende, bleef de markt te Nieuw York be
trekkelijk vast, in zooverre dat een groote
aandrang tot verkoop niet heeft plaats gehad.
De verwachtingen z(jn nu weer geheel gesteld
op de tariefwet, doch ook de aanneming
daarvan door het Congres heeft niet die ver
levendiging van handel en nijverheid ten
gevolge gehad, welke daarvan werd verwacht.
Thans hoopt men weer dat, wanneer eenmaal
de wet aoor den Senaat zal zj)n aangenomen,
(hetgeen nog maanden kan duren) betere
tjjden zullen aanbreken.
De gelegenheid is thans opengesteld tot het
inleveren der onbetaalde gebleven coupons 1ste
hypotheek Cherapeakb Ohio South
western, hetgeen met het oog op moge
lijke gevolgen en bovenal op de groote
waarschijnlijkheid van goede resultaten, niet
dringend genoeg kan worden aanbevolen.
Rignlandsche Bank.
De Tante van Charley.
Om strijd hebben de heeren Poolman en
Jan C. De Yos hunno komst met bovenge
noemde klucht aangekonalgd, daarbij over
vloedig reclame makende 't zj) voor bun spel,
't zj) voor het stuk. Nu de beide voorstellingen
zoo enel op elkaar volgen, kan ik den lust
niet weerstaan om het epel der belde gezel
eens te zamen en vergelijkend te besproken.
Daartoe zal ik mfine beschouwing uitstellen
tot na Maandag-avond en m(J nu uitsluitend
bepalen b(J eenige algemeene opmerkingen en
het nastukje.
Nu dan: Het is volkomen waar dat „de
Tante van Charley" eene allerdolste klacht is,
volkomen onschuldig en benijdenswaardig
fatsoenlijk. Kunst, literaire verdienste zal men
er tovergeefs in zoeken, maar daar maakt
het ook geen aanspraak op; het is een dwaas
diDg, waar men om lacht en verder niet over
praat. En lachen doet men, dat staat vastl
Dat was ons beloofd, wi) hebben het gekre
gen en dus z()n we voldaan. Logica, waar
schijnlijkheid allemaal gekheid, w(J hebben
te veel gelachen om ons over het gemis
daarvan te kunnen ergeren. Wie zich eens
wil vermaken met iets erg geks, ga gerust
naar deze nieuwigheid zien, hy zal er niet
somber vandaan komen.
Ook het nastukje van gisteravond vond
veel bijval. „De Sohoolrydster" is eene goede
oude bekende; werkelyk, Ik ken beelwat na-
stukjes, die flauwer en slechter zfin. De heer
Poolman had ook hierin het leeuwenaandeel
genomen en we mogen wel zeggengelukkig I
HU deed het alleraardigst, los, prettig, ge
makkelyk en ondanks zyne groote jovialiteit
toch beschaafd. Soms werd hy zöó mal en
uitgelaten, dat zelfs zyne medespeelster het
uitproestte, wel een bewys, dat zyne vrooiyk-
heid aanstekelijk was.
De dame in quaestie, mevr. Mulder Roelof-
sen, was nogal goed. Haar spel was niet mooi,
ook niet leeiykhet was voldoende en, in
elk geval, zy deed haar best. Alleen de kunst
van verzen zeggen Is haar geheel vreemd;
dit was haar zwakste oogenblik.
De heer Malherbe, als Caesar, kon my niet
byster bevallen. Zyn spel is Ietwat houterig
en gekunsteld; hy mist nog gemak en rustige
vryheid; in de tooneelen tusschen Poolman
en hem was het verschil te groot. Maar wat
nog niet is, kan nog komen; hy is niet van
aanleg ontbloot en als hy maar goed kykt hoe
Poolman speelt (zelfs wanneer hy sterk over
drijft) kan hy zich nog veel voortroffelyks
eigen maken.
De groote Gehoorzaal was gisteravond
slechts zeer matig bezet; trouwens, een
tameiyk publiek, dat in de komedie nog heel
wat achynen zou, verzinkt in die ruimte. De
zaal is niet geschikt voor tooneeluitvoeringen,
wantde akoestiek is er, voor gewonemenschen-
stommen, erbarmelyk; het was zoo af en toe,
zelfs geheel vooraan zittende, onmogelyk de
spelers te verstaan. Met de décors moet maar
zoowat geschipperd worden; zy hadden of
was dat het werk van den heer Duyser?
enfin, men had zyn best gedaan, hoewel het
resultaat nog verre van mooi was.
Ik zou het gezelschap van den heer Poolman
nog wel eens in onzen Schouwburg willen
zien, wy zullen dus maar eindigen met een
„tot weerziens I" en Maandag onze overige
opmerkingen onder woorden brengen. v. B.
XXII.
In „Pulchri Studie" te 's-Gravenhage expo-
aeeren thans als zesde groepmej. G. Van
de Sande Bakhuyzen, N. Bastert, F. J. Du
Chattel, H. J. Haverman, M. C. Lapldoth,
W. Marls, mevr. MesdagVan Calcar, mej. A.
Pruys van der Hoeven, Carl Sierig, J. Stroebei,
J. G. Vogel en H. G. Wolbers.
In „Le Figaro" (16 dezer) komt een kort
verslag voor van den kunst-criticus Charles
Yriarte, de tentoonstelling van Hollandsche
aquarellisten betreffende, die thaDS door de
firma Goupil te ParUs ter bezichtiging wordt
gosteld.
Als „hors pairs" worden de ook in Frankryk
zeer bekende schilders Israels, Mesdag, J.
Maris, Bosboom, Mauve en Artz genoemd,
waarvan de drie laatsten gestorven, de eersten
nog in volle werkkracht zUn.
Onder de „maltros consacrós" rangschikt
Yriarte: Blommers, Ter Menlen, Neuhuys, na
dezen: Apol, Bakhuyzen. Verder vermeldt hy
L. W. v. Soest, Bastert, Kever, Poggenbeek,
mevr. BildersVan Bosse, Th. De Bock, Jan
Vrolyk, Du Chattel, Roelofs, Weissenbruch,
Gabriöl,Thérèae Schwartzo en... Vasten .rn-vj»)
Ten slotte bespreekt hy de bloemen en eindigt
dus: „Les fleurs ont aussi lours deptes,
mais lk l'lnterprétation est bkn différente de
la nötro. M. Kamerlingh Onnes rioe les fleurs,
il a des fralcheurs indicibles, et les noiedans
une poussière d'argent; Mile. Marguérite Roo
senboom, au contraire, appuie avec mail rise,
transpose et fait éclater les tournesols jaune
d'or, sur les fonds d'un gris veloutó. Cssont
des fleurs qui n'ont rlen k voir avec celles
des demoiselles et qui dérouteraient Van
Spandonk et Redouté."
Door de welwillendheid van den heer J.
J. Tieie te Rotterdam wordt de commissie
voor de Kunstbeschouwingen alhier in staat
gesteld, behalve diens toegezegde belangryke
portefeuille, ook een paar schilderijen uit
diens ryke collectie te kunnen exposeeren.
Ais onder deze het „Witte paard" (Mont-
martre), van Breitner, eens kon worden ge
zonden?
Donderdag 1 Maart is in den Foyer alhier
de eerste van het viertal Kunstbeschou
wingen in 1894.
De vyfde aflevering vaD „Van Nu en Straks'
is zeer belangryk. Zy bevat eene fraal-exprea-
sieve buitentek8t-plaat van Ch. Rickette, voortz
ornamentaties van Lommen, Van Ryssel-
berghe, Van de Velde en Morren.
Het literaire gedeelte is samengesteld uit
bydragen van André Jolles (Regas Tres; aldus
opgedragen aan Jan Veth, „pictori et poétae
verae virginitatis maxima cum affections
dedicatum"), twee sonnetten van Henri Bore!,
en een paar van Victor De Meyere; .Ave
Anima", door J. D. Bieren.: de Haan, rwyi
Victor Lieber „Eenig gekapt stroo over ont
wikkelde lui", schreef, dat wel scherp gesteld,
doch zeer lezenswaard tevens is.
Ik wil wel oprecht bekennen, dat het my
persooniyk zeer heeft getroffen en sympathiek
gestemd jagen den Zuid-Nederlandechen dichter
Pol Do Mont, in zyne voordracht over „Vlaam-
scho letterkunde", den redenaar die drie namen
te hebben hooren uitspreken van onze Neder-
landsche hedendaagsche schildersToorop,
Moulyn, Bauer.
Want al is ln de kunsthalle van ons Ste
delijk Museum Jan Toorop op hot oogenblik
in al zyne kracht vertegenwoordigd (het
buitengewoon druk bezoek daar, mag ik
allerminst geheel op rekening van de nieuws
gierigheid scbryven), en al hebben ook de
„Kunstbeschouwende" Leidenaars de etsen
van Bauer en diens teekeniDgen ruimschoots
kunnen genietenvan MoulUn toch werd nog
weinig gezien en gewaardeerd. Daarom dan hier
iets over zyne jongste lithographie„Geloof."
Voor mU heeft Moulyn hierin bereikt wat
hy heeft gewild: met sobere middelen een
ryk beeld weergegeven van het reine Geloof,
't Geloof, dat is als het licht, stralend in
droevige dagen; en voor dat Sereen zuivere
krimpen wolken inéén in angstige dwarrel-
kronkellUnen, ylen ze uiteen in rechte rust-
stiepen. En, onder dien oorlogsbemel, laag
DOOR
A* CONAN DOYLE.
Op mvjn verzoek werden twee agenten van
politie er by geroepen, en vervolgens trachtte
ik, door aan de das te trekken, den steen op
te lichten. Ik kon hem echter nauwelijks be
wegen, en eerst met de hulp van een dor
beambten, slaagde ik er in hem naar eenen
kant te trekken. Een zwart gat gaapte ons
tegen, waar wy allen in keken, terwyi Mus-
grave aan den kant neerknielde en er zijne
lantaarn boven hield.
Eene kleine kamer, ongeveer zeven voet
hoog en vier voet in het vierkant, vertoonde
zich aan onze oogen. Aan den eenon kant
stond eene korte, breeds met geel koper inge
legde houten kist, waarvan het deksel rechtop
stond, terwyi deze vreemde, ouderwetsche
sleutel in het sleutelgat stak. Er lag van
buiten eene dikke laag stof op, de vocht en
de wormen hadden het hout bykans ver
teerd, zoodat eene menigte witte paddenstoelen
er binnenin groeide.
Verscheidene ecbyven metaal, klaarblijkelijk
oude munten, zooals ik hier in myne hand
heb, waren op den bodem van de kist ver
spreid, maar verder bevatte zy niets anders.
Op het oogenblik echter hadden wy geene
oogen voor d* oude kist, want ons gezicht
viel dadeiyk op iets, dat er naast lag. Het
was de gedaante van een man, in een zwart
pak gekleed, dat letteriyk aan zyn lyf hing;
zyn hoofd was op den rand van de kist ge
zonken en beide armen aan weerszyden er
van uitgebreid. De houding had al het stil
staand bloed naar het gezicht gedreven en
niemand zou zulk een vertrokken, lever
kleurig gelaat kunnen herkennen; maar de
lengte, de kleediug en het haar waren vol
doende genoeg voor myn cliënt, om, toen wy
het lyk naar boven hadden gehaald, er den
vermisten bottelier in terug te vinden. Hy
was reeds eenige dagen geleden gestorven,
maar er was geene wond of kneuzing op het
lyk te vinden, om ons to doen zien hoe hy
den dood had gevonden. Toen zyn lichaam
uit den kelder verwyderd was, stonden wy
nog steeds tegenover een vraagstuk, dat byna
even vreeaeiyk was, als dat, wat wy hadden
opgelost.
Ik moet bekennen, Watson, dat ik in myn
onderzoek teleurgesteld was. Ik had er op
gerekend dat ik, als ik maar eens de plaats
gevonden had, waar het formulier op doelde,
het geheele mysterie zou kunnen oplossen,
ma vr nu was ik zoo ver en toch klaarbiy-
ke.yk er nog even ver van af om te weten
wat de familie met zooveel doordachte voor
zorgsmaatregelen verborgen had. Het is waar,
dat ik licht gebracht had in de onzekerheid
omtrent het lot van Brunton, maar nu moest
ik Dog verklaren, hoe het kwam dat hij zoo'n
einde had gevonden, en welk aandeel de
verdwenen vrouw in de zaak gehad had. Ik
ging in een hoek op eene ton zitten en ging
de zaak nog eens nauwkeurig na. Gy kent
in zulke gevallen myne wyze van redeneeren,
Wataon. Ik stel my zelf in de plaats van den
man, en nadat ik diens verstand zooveel
mogeiyk gepeild heb, vraag ik myzelven af,
wat Ik onder zulke omstandigheden zou ge
daan hebben. In dit geval werd do zaak my
gemakkeiyk gemaakt doordat de scherpzln
nigheid van Brunton zeer groot was, zoodat
het onnoodig was op dat punt vergeiykingen
te maken.
Hy wist dat iets van waarde verborgen
was. Hy had de plaats, waar hot lag, ont
dekt. Hy merkte dat de steen, die de plaats
bedekte, te zwaar was, om hem zor.dor hulp
te verschuiven. Wat moest hy dus doon?Hy
kon geene hulp van buitenaf krygen, zelfs
als hy iemand wist, dien hy geheel kon ver
trouwen, zonder dat hy deuren moest ont
sluiten en zonder dat er groot gevaar bestond
voor ontdekking. Het was dus beter dat hy,
als het kon, een helper zocht binnenshuis.
M-iar wien kon hy het vragen? Dit meisje,
Rachel Howells, bad hem vurig bemind. Een
mm vindt het altyd zeer onaangenaam te
ondervinden, dat hy de liefde eener vrouw
verloren heeft, al heeft hy haar nog zoo
slecht behandeld. Hy wildo door eenige oplet
tendheden trachten weer op goeden voet te
komen m6t het meisje en haar dan als zyne
medeplichtige engageeren. Zy zouden te zamen
*8 nachts in den kelder komen en met
hunne vereende krachten zouden zy den steen
oplichten. Tot zooverre kon ik hunne daden
q gaan, alsof ik er by ware geweest.
Maar voor twee menschen, waarvan de éón
nog wel eeno vrouw, moest het een zwaar
werk geweest zyn dien steen op te lichten.
Een krachtige Sussexer politie agent en ik
hadden het geeno kleinigheid gevonden. Wat
zouden zy gedaan hebben, om iien er by te
helpen? WaarechynJyk, wat ik ook zou ge
daan hebben. Ik stond op en bekeek zorg
vuldig do verschillende blokken hout, die op
den grond verspreid lagen. Byna terstond
vond ik, wat ik verwachtte. Een stuk, onge
veer drie voet lang, had aan eenen kanteen
duideiyk zichtbaren inham, terwyi verschei
dene andere gesplinterd waren aan de kanten,
alsof er een verbazend groot gewicht op ge
drukt had. Klaarblykeiyk hadden zy, toen zy
den steen een eindje hadden opgetild, de
stukken hout in de spleet gestoken, totdat
zy ten laatste, toen de opening groot genoeg
was geworden om er door te kruipen, hot open
hielden door een rechtopstaand blok, hetwelk
natuuriyk aan den onderkant ingedeukt was
geworden, daar de geheel© zwaarte van den
steen het moest hebben neorgedrukt op den
steoüen rand van de opening. Tot zooverre
was ik nog steeds op zeker terrein.
En hoe moest ik nu dit middernachteiyk
drama vervolgen? Het was duideiyk, dat
slechts één persoon in het gat had kunnen
kruipen en die één was Brunton. Het meisje
moest boven gewacht hebben. Brunton had
toen de kist ontsloten, den inhoud overgege
ven, vermoedeiyk daar de inhoud niet ge
vonden was en toen wat was er toen
gebeurd?
Welk smeulend vuur om wraak was er
plotseling hoog opgevlamd in de ziel van die
hartstochteiyke Celtlsche vrouw, toen zy zag,
dat de man, die haar verongelykt had, mis
schien meer verongelykt dan iemand ver
moedt, in hare macht was?
Was het toeval, dat het stuk hout losge
laten had, en dat de steen, die zyn grafsteen
worden zou, Brunton had ingesloten? Was
zy slechts schuldig, wat betreft het verzwe
gen van zyn lot? Of had de eene of andere
plotselinge beweging van hare hand het,
steunpunt weggetrokken, zoodat de steen op»
zyno plaats terugviel? Hoe het ook ?e£,iaitl
moge zyn, ik scheon die vrouw voo my te
zien, hare kostbare vondst styf vasthoudende,
terwyi zy als eene bezetene de woLteitrap
oprende, en misschien voortdurend m hare
ooren de zwakke kreten om hulp hoorde en
het waanzinnige slaan tegen den steen, die
het leven begroef van haren trouweloozen
minnaar.
Dit was dus het geheim van haar bleek
gelaat, hare geechokte zenuwen, hare zenuw
toevallen den volgonden morgen. Maar wat
was er in de kist geweest? Wat had zy er
mede gedaan? Natuuriyk moest net het oude
metaal en het glas zyn, dat myn cliënt uifc
het meer had opgevischt. Zy bad het er by
do eerste de beste gelegenheid ing» worpen,
om het laatste spoor van hare imcdaad uit
te wi8schen.
Gedurende Iwlntig minuten had ik onbe-
weogiyk gezeten, teiwyl ik over de zaak
dacht. Musgrave stond nog steeds met een
zeer bleek gelaat naast my, zwaaide zyne
lantaarn heen en weer en keek af en toe in
het gat.(Stof volgt).