N®. 10422.
Maandag 13 Februari.
A°. 1894.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
Burgerlijke Stand.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRLJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maanden. f 1.10.
Franco per post 1*^0.
Afzonderlijke Nommers 0 05-
PRIJS DER AD VERTEN TIÉN
Van 1—B regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Orooter»
lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad
In De Schoolwereld van den eersten dezer
maand leest men in een artikel over „De
kosthuizen aan de Rijkskweekscholen voor
onderwijzers", waaruit blijkt, zegt De Maasbode,
dat de oprichting van R. - K. kweek
scholen in eene hoogst dringende behoefte
voorzien zal:
Het kiezen der kosthuizen door de ouders
acht ik een stap in de verkeerde richting.
De kosthuishouders zouden daardoor veel
minder afhankelijk van hetkweekschoolbestuur
worden, waaronder het toezicht op het gedrag
an do studie der kweekelingen zeer zou ïyden.
Overigens goede kosthuizen, waar men de
jongelui, zonder aanmerkingen te maken, laat
in den nacht liet thuiskomen, en met meer
dergelijke door hen gewenschto, maar zeer
gevaarlijke gemakken, zouden natuurlijk het
meest populair zjjn. De ouders kunnen dit
niet controleeren, zoodat deze inrichtingen ook
onder hen den besten naam zouden hebben.
Wie met het kweekelingen-leven eenigszins
bekend is, zal dit bezwaar niet gering achten.
Onder de kweekelingen zijn reeds
nu kroegloopers en veel erger nog.
Ve en ouders zouden de haren ten berge rijzen,
als zij tens te weten kwamen, hoeveel on
zedelijkheid ook aan de kweekscholen wordt
aangekweekt. Ik ben volstrekt geen voor
stander van oen kluizenaarsleven voor jonge
menschen. Het bloed kruipt, waar het niet
gaan kan, en bi) al üe strenge tucht (misschien
ook bjj een internaat) wordt een nog grooter
kwaad, dat in het verborgen woekert (ik be
hoef het zeker niet te noemen), zeer bevorderd.
Maar men bedenke dat het hier zeer jonge
menschen (14 18 jaar) geldt.
Het grooto belang, dat ik in de zaak stel,
.beeft my er toe gebracht, er mijne meening
over te zeggen. De toestand laat bij alle kweek
scholen te wenschen over, by de eene meer,
de andere minder. Dit is een zeer treurig feit,
,daar menig jong leven gevaar loopt een ge-
,'voeligen knak te krijgen, waarvan het nooit
geboel opkomt. Ik heb getracht aan te toonen,
dat verbetering te wachten is, niet als men
de contröle voor het grootste deel 'aan de
kweekelingen overlaat, maar als het kweek-
schoolbestuur zelf inspecteert en controleert.
De heer L. Haffmans bindt opnieuw in
hot, of zoo men het beter vindt, zyn Ven-
loonch Weekblad den stryd aan tegen het
vrijhandelstelsel. De voornaamste reden,
Loweert hy, dat dit stelsel ten onzent niet
langer is vol te houden, ligt in de werk
loosheid, welke uit hot diep verval van
landbouw en industrie voortvloeit. Niet alleen
do landbouwers en industriëelen, ook de
werklieden bobben zich over de vryhandelaars
te beklagen.
Op dit laatste punt kan niet genoeg worden
gedrukt. Aan klachten van landbouwers en
industriëelen zyn de vryhandelaars zoo zachtjes
aan gewend geraakt; hoe luido die klinken,
de heeren hooren ze niet meer. Het is dus
zaak, dat de werklieden hen aan boord
komen en zeggen: „Gy, heeren, met uwe
vrygevige tarieven, weet gy wel wat gy doet
Gy neemt ons het werk af en geeft het aan
vreemde werklieden. Dat is geene manier
van doen. Het hemd is toch nader dan de rok.
Wy hebben er niets op tegen dat Gy jegens
andere natiën généreus toont, maar dit mag
niet geschieden ten onzen koste. Wy danken
er voor honger te lyden of te gaan bedelen,
omdat Gy U nu eenmaal in het hoofd hebt
gezet, dat Nederland een groothandeldry vend
volk is en dus alles aan den groothandel
moet worden opgeofferd. Deze zienswyze kun
nen wy volstrekt niet beamen. Waar is het,
dat er in Amsterdam en Rotterdam enkele
huizen zyn, die groothandel dryven, maar
daaruit af te leiden dat Nederland een groot-
handeldryvend zou wezen, is toch al te
zeer op zyn gruouteedsch geredeneerd. Wy,
werklieden, zyn er ook nog, de talrykste
aller klassen en daarom gewooniyk „het volk"
genaamd. Geen onzer, die groothandel dryft.
Met allen eerbied, aan zoo invloedryke mannen
vorschuldigd, maar tevens met alle kracht
aan onze desperate positie ontleend, verzoeken
wy U wel te willen gedoogen, dat er eindeiyk
eens een einde kome aan dat onzalig op
offeren onzer belangen aan de belangen van
uw troetelkind den groothandel."
De werklieden toch zyn tegenwoordig zeer
gewild; bescherming van den werkman is
de leus aller regeeringen en parlementen.
Deze kunnen aan de werklieden geen biliyk
verzoek weigeren. Allerminst, wanneer zy
komen om het werk terug te vragen, dat
hen is afgenomen.
Dit blykt ook uit hetgeen de minister
Pierson den 6den December in de Tweede
Kamer zeide:
„Indien ik de meening, dat heffing van
invoerrechten een middel van werkverschaffing
was, kon beamen, ik zou sterk tot het
protectionisme overhellen".
Deze verklaring werd nota bene afgelegd
door denzelfden staatsman, die een oogenblik
te voren de machtspreuk had geuit: „Neder
land is een groothandeldry vend volk".
Yoor iemand, die dit gelooft, kan er natuur-
lyk nooit quaestie zyn van tot het protectio
nisme over te hellen.
Intusschen zal de minister dit doen, zoodra
ZEx. overtuigd is, dat heffing van invoer
rechten een middel van werkverschaffing is.
Het geldt dus den heer Pierson hiervan te
overtuigen.
Niets is gemakkelyker.
Dat landbouw en nyverheid door het niet-
heffen van invoerrechten kwynen, i6 door
feiten gestaafd en onbetwistbaar.
Een noodzakoiyk gevolg van het kwynen
van landbouw en industrie is dat het werk
vermindert.
Dus door het n i e t-heffen van invoer
rechten is het werk verminderd. Nu zeg ik:
Het kwaad, door het n i e t-heffen van
invoerrechton veroorzaakt, is natuuriyk weer
goed te maken door w e 1 invoerrechten te
heffen.
DOOB
GOLO KA1HUND.
06)
„Omdat gy wist dat dit thans u noch
den graaf schaden kon," zeide hy op spot-
tenden toon, terwyi hy naar den haard weea;
„de zaak is zeer duideiyk, het onderzoek zal
oloot voor den vorm zyn geweest, natuuriyk
zender eenig resultaat."
Zy zweeg en ging weder zitten, terwyi hy
de ledige vakken onderzocht. Hy was daar
mede nog bezig, toen er een rytuig voor de
deur stilhield en Frans werktuigiyk naar de
deur snelde.
„Hier biyvenl" riep de luitenant.
„Maar het is mynheer de graaf," antwoordde
de knecht verbaasd.
„Des te beter, laat hem maar binnenkomen
hy zal zonder uwe hulp den weg wel vinden en
ook z'y, die by hem zijn. Gy verroert u niet
van de plaats."
Kort daarop hoorde men door de geoponde
deuren Wolfgangs schreden, waarna zyne
krachtige gestalte zelf op den drempel ver
scheen. Sprakeloos, alsof hy uit steen ge
houwen ware, stond hy daar, niet in staat
te bogrypen, wat or gebeurd was, want zyn
blik bleef op Elizabeth gevestigd, die, bevende
en eene onmacht uaby, by den schoorsteen
retond Hoe naby tyne vermoedens ook by de
waarheid kwamen, voor haar beeld was
daarin geene plaats en dit maakte het geheele
tooneel voor hem onbcgrypeiyk.
„Elizabeth," stamelde by eindeiyk, „Eliza
beth, hoe komt gy hier?"
By den klank zyner stem gevoelde zy zich
goed geborgen, veilig; in het zoete gevoel
harer zekerheid verborg zy het gelaat in
beide handen en gaf in een stroom van tranen
lucht aan haar verkropt gemoed. Zy gevoelde
het nauwelyks, dat zyn arm haar omklemde;
dat haar hoofd een oogenblik aan zyne borst
rustte, vóór hy haar naar een stoel geleidde.
„Wat beteekent dat alles, myne heeren?"
vroeg Wolfgang, zich tot den luitenant wen
dende, maar zonder Elizabeths sidderende hand
los te laten, die nog altyd in de zyne rustte.
„Eene huiszoeking, mynheer de graaf",
antwoordde deze beleefd, „die echter wel
nutteloos zal zyn, daar deze jonge dame ons
schynt vóór geweest te zyn. Het betreft de
ontdekking van eene Poolsche, zoogenaamde
patriottische vereemging, wier bureaux hier
vermoed worden."
Wolfgang verschoot van kleur, maar zeide
bedaard: „Doe uw plicht, heeren 1"
„Hy is voor het grootste gedeelte reeds
gedaan, mynheer de graaf! Zooals ik u zeide,
die jonge dame schynt opruiming gehouden
te hebben. Zoowel die hoop verbrande
papieren, die nog brandden, toen wy binnen
kwamen, als dat zy wist hoe die schryf-
lessenaar geopend moest worden, strekt
daarvoor ten bewyze."
Wolfgangs verbaasde blik zocht tevergeefs
eenige verklaring; het was hier de plaats niet
Gebeurt dit, dan houdt het kwynen van
landbouw en industrie op, er komt weer leven
in de hut en het werk vermeerdert meteen.
Allemaal dingen, die niet kunnen uitbiy ven.
Met het oog op do in uitzicht gestelde
herziening der Gemeente wet verheugt
De Gemeentestem zich over minister Tak's
verklaring, dat hy de gemeentelyke autonomie
„voor oen opgewekt en degelyk gemeente
leven onmisbaar" acht.
Toch is de redactie op dit punt niet ge
heel gerust, wyi de Minister de gemeenten
ontheffen wil „van den druk en de finantiëele
lasten wegens bemoeiingen, die aan de plaatse-
ïyke huishouding vreemd zyn."
De Gemeentestem zou het nl. zeer betreuren,
zoo verbetering m die richting meebracht
dat den gemeentebesturen wel het werk bleef
opgedragen, maar door het Ryk betaald. Dan
toch zouden de gemeenten nog meer als bloote
werktuigen van den Staat gebruikt worden.
Met mr. F. S. Van Nierop in zyn prae-
advies, ten behoeve van de „Yereeniging voor
de Staathuishoudkunde en de Statistiek" uit
gebracht over de gewenschte verbeteringen
in het plaatseiyk belastingstelsel is De
Gem. stem het eens, „dat het ongetwyfeld eene
verstandige politiek is, de gemeente te doen
deelnemen aan het algemeen binnenlandsch
bestuur en hiermede aan de vertegenwoordi
gers der burgery invloed toe te staan op de
uitvoering van landswetten, die dit bestuur
betreffen".
De opmorking van prof. Buys, dat de uit
voering der wet voor de vryheid der burgers
niet van minder belang is dan haar inhoud,
schynt haar nog altyd zoo waar, dat zy het
invoeren van een stelsel, op centralisatie ge
grond, eene ramp voor het Nederlandsche
gemeentewezen zou achten. Niet slechts in
den engen huiselyken kring late men het ge
meentebestuur zooveel doenlyk „schalten und
walten", ook daarbuiten, in zaken, door de
wet tot Rykabelang verheven, sluite men dat
bestuur niet uit, noch beperke zyne macht,
maar late men het eene bevoegdheid zóó groot
ale maar eenigszins mogelyk is. Indien de
ontheffing van den finantiëelen druk, die toch
eigeniyk slechts eene verplaatsing kan zyn,
gekocht moet worden voor den prys van het
verlies van het zelfbestuur der plaatselyke
overheid, dan gelooft De Gemeentestemdat die
ontheffing te duur gekocht en het genees
middel erger dan de kwaal zou zyn.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant betuigt
haar leedwezen over de officiéél bevestigde
ontslagaanvrage van den Gouver
neur van Suriname.
Op een tydperk toch van groote verbittering
onder den vorigen gouverneur is onder jhr.
mr. Van Asch van Wyck eene periode ge
volgd, waarin gouverneur on koloniale staten
eendrachtig samenwerkten om de kolonie uit
haar verval op te heffeneene samenwerking,
waarvan voor de kolonie veel goeds mocht
worden verwacht.
Uit het met algemoene stemmen door de
Staten genomen besluit, om hun leedwezen
te betuigen over de ontslagaanvrage en den
wensch uit te drukken, dat de overweging
van het belang der kolonie den gouverneur er
toe zou leiden daarop terug te komen, blykt
hoezeer het aanbiy ven van den gouverneur op
prys gesteld wordt. De gouverneur heeft ge
antwoord, dat hy aan dien wensch niet kon
voldoen. Dat neemt niet weg, dat het wen-
scheiyk biyft, dat het bestaand conflict tus-
schen opperbestuur en gouverneur, indien
mogelyk, worde uit den weg geruimd. De
minister van koloniën zelf herinnerde er nog
in de Eerste Kamer aan, dat hy in de andere
Kamer had doen blyken, dat hy den yver
en de toe wy ding van den gouverneur op prys
stelt. Van den minister is dus te verwachten,
dat hy zal doen, wat hy in de gegeven om
standigheden kan en mag doen, om den
gouverneur te behouden.
Wat de oorzaak van de aanvrage om ont
slag is, blykt niet; want wel heeft de gouver
neur zich gevoelig getoond over het antwoord
van den minister van koloniën op het verslag
der Tweede Kamer over het wyzigingsvoor-
stel der Surinaamsche begrooting voor 1892;
maar hy voegde er by, dat hy aat stuk eerst
ontvangen had nadat hy zyne ontslagaanvrage
had gereed gemaakt en dat ook geheel andere
redenen hem noopten, zyn ontslag te vragen
redenen, die hy geen vryheid vond mede te
deelen. Wellicht dat, indien de Tweede Kamer
weder byeenkomt, de gelegenheid zal worden
aangegrepen om over de zaak meer licht te
ontvangen.
Dat er tegenwoordig met de boter druk
geknoeid wordt, is bekend; minder mis
schien dat die knoeieryen in ons land reeds
van vry ouden datum zyn, hetgeen echter
blykt uit eene resolutie van de Staten van
Holland van 25 April 1652, waaruit C. J. S.
in hot jongste nommer van het N. Landbouw
weekblad het volgende meedeelt
„Alsoo wy om verscheidene redenen be
kommert syn, dat eenige baatsoekendo Men
schen binnen deese Provincie, soo Huysluiden
als andere, teegens alle goede ordre aan, haar
niet ontsien Booter buyten deese Provincie
gemaakt, te vertonnen en in Hollands vaat
werk te leggen, of ook wel onder booter
binnen deese Provincie gemaekt te vermengen,
en in dier voege voor Hollandse Booter te
debiteren en verkoopen, alles strekkende tot
sonderling nadeel van soo een important pro
duct van deese Provincie endesselfslanderyen."
En ten bewyze, dat deze bedriegeryen nogal
eens voorkwamen, en de Staten door rigoureuse
maatregelen begrepen het te moeten tegengaan,
diene de mededeeling, dat in dezelfde resolutiën
de straf, welke op die bedriegeryen gesteld
was, aldus wordt omschreven: „Op de boete
van vijfhonderd guldens voor de eerste reyse
te verbeuren, op eene boete van duysend
guldens voor de tweede reyse, en ten derden-
male daarin overtredende, op een boete van
duysend guldens, en bovendien sonder ver
schooning publiqueiyk gegeesseld en voor
altoos uit deese Provincie verbannen te wor
den", terwyi de overheidspersonen „bevoegt
en gequaliflceert" verklaard werden: „om de
Huizen en Bouweryon, daar Boter gemaakt
werd, te visiteeren wanneer dit noodig was."
Dezelfde straf, die hier tegen botervervalsching
wordt bedreigd, werd by resolutie van 1723
ovenzoo op vervalsching van kaas vastgesteld.
Wee de margarine, zoo zy toen bestaan hadt
ALFEN. Overleden: G. Vreeewgk, Z. 10m.
G. H. G. Groen, eebtgen. van O. C. Hgnabergen 74 J.
Gehuwd: Th. F. Angeraaro en K. Zaad.
BOSKOOP. Bevallen: J. J. Bulk goh. Van
Leeuwen D. J. A. Veiling» geb. Klere Z. W.
Mathot geb. Pannebakker D.
Overleden: B. Edelaar geb. Verklefj, 44 J.
M. Do Rgk 10 m.
Gehuwd: H. Boor 80 j. en G. De Graaf 81 j.
HAZERÖWOUDE. Bevallen: J. Vla-vold geb.
v. d. Werf Z. M. Opdam geb. v. Nobelon Z.
G. Haeeefr&e, geb. De Gelder D. L. Goudriaan
geb. v. Heiningen D. J. Muller gob. Fillokee Z.
Overleden: J. Boero D. 18 cL O. De Boog
Z. 3 m.
KOUDEKERK. Bevallen: M. J. Van Harekamp
geb. Van den Bosoh levenL Z.
Overleden: J. 8. Van der Graaf 7 J. T.Van
Diggole, wed. van H. Batelaan, 82 j. M. J. Van
den Boech, eobtgen. van M. Van Harekamp, 29 j.
A. De Horn, wed. van G. Sameom, 42 j. B. Do
Wit 6 J.
LEIDERDORP. Bevallen: M. O. Hemerlk geb.
Albeiao Z. J. 8ohreuder geb. Rooe Z.
Overleden: D. Rooe D. 14 m. A. Griffioen,
wed. van A. Oats, 79 J. J. J. Strobol, cchtgen.
van J. Do Kort, 08 j. H. A. Landwehr, eohtgen.
van 8. E. Plugter, 36 j.
NIEUWKOOP. Bevallen: O. J. De Graaf geb.
Bekker D.
Overleden: KI. Verwaal D.la-G.Proeman,
wed. van G. 8andera, 68 j.
OUD8HOOBN. Bevallen: B. Ottena geb. Van
der Roeet D.
O verleden: A.Ververs.wed. van N Kelderman, 69 J.
REEU WIJK. B e v a 11 e nA Perdyk gob. Perdjjk D.
Overleden: A. Hoogeveen, echtgen. van A.
Kongo 27 J.
TER-AAB. Bevallen: M. F. Vis geb. Verbaar Z.
G. Wegge geb. Edelman Z-
Overleden: B. Van der Vlagt Z. 8 m. J.
Eberhart D. 3 m.
WOUBRUGGE. Bevallen: M. Van Wieringen
geb. Mnneterman, twee Zoons.
Overleden: A. Brooro. eohtgen. van W. Boot 71 J.
ZWAMMERDAM. Bevallen: J. v. Eeuwen geb.
Schouten D. A. Olieman geb- Do KoniDg Z.
T. Van Do Lagocuaat geb. Uithol Z. O. A. Graafland
gob. De Bru n D.
Ovorledon: Een leveulooe aangegeven Z. van
P. G. H. Blommeetegn en O. M. Van don Ham.
O. M. Van Bonten D. 10 m. E. Van Dam D. 7J.
UCITATËBKTE.
Datum.
Uur
AaDtal.
Gem. Eng.
ÖUadk.
28 jan.
6.15 7.—
7
16.2
29
6.15 7.15
8
16.
30
6.15 7.15
7
161
81
5.16 7.16
8
16.
1 Febr.
6.16 7.
7
16.4
9
6.16 7.16
8
16.6
3
6.16 7.16
8
16.4
Dit beteekent: Wanneer men 5 onblo feet 141.6
liters per nnr van zulk gaa verbrandt in een 8ogg'B
London-Argand-Standard burner No. 1, mot 24 g&atjw,
wordt oen licht verkrogen, dat in sterkte golgk staat
mot 16.2 16. enz. Standaard! aareoo, waarvan elke
kaare 20 grains 7.8 grammen 8permaoeti per nnr
verbrandt.
Hoofddorp, (Haarlemmermeer), 8 Pebr. Jarige
tarwe a f Witte tarwe 6.25 a 5.75.
Zomer ristarwe f a Roggo 4.a ƒ4.80.
Haver C.76 a 7.60. Ohevaliergorst 6 a 6.20.
WiDtorgerst 0.— a 4.60. Zomergerst a f
Dulvenboonen 5.75 a 6.20. Paardouboonen 5.
a ƒ5.86. Brnineboonen a Groene Erwten
5.50 a 6.75, (een weinig kokend 6.50,) Kanariozaod
ƒ6.75 a ƒ7.00.
om die te geven. Hy wist slechts, dut zy
hem gered hadhy las dat in de schitterende
oogen, die hem zoo vrooiyk en geruststellend
aaDzagon. Hoe het mogelyk was geweest,
dit bleef hom een raadselhy scheen ook voor
al het andere oog en oor verloren to hebben
hy bleef naast haren stoel staan en verge
noegde zich haar tusschenbeide de hand te
drukken, die hy nog altyd, als een waarborg
harer redding, in de zyne hield.
„Er biyft nu niets over dan de jonge dame
zelve te doorzoeken'", zeide de luitenant na
eenige aarzeling.
„Word niet driftig, mynheer; geloof my,
het doet my zelf leed, maar de dame is te
zeer gecompromitteerd. Wy vonden haar hier
opgesloten, op een uur, dat de bewoner af
wezig en een bezoek dus volstrekt niet gerecht
vaardigd was; de dame opende oerat nalaDg
talmen en na de waarschuwing, dat wy geweld
zouden gebruiken. Zy had juist eene menigte
papieren, wellicht dezelfde, die ik zoek, ver
brand; zy kende het geheim van den lesse
naar en is dus waarschynlijk in alles in-
gewyd. Wie verzekert my, dat zy geene
papieren in hare kleederen verborgen heeft?"
„Myn woord," zeide Elizabeth snel en met
trotschheid en in den toon harer stem was
iets van Wolfgangs stem.
De luitenant glimlachte. „Het spyt my,
dame, dat ik in dit geval uw woord niet
mag gelooven. Het gerecht verlangt geene
verzekering, maar bewyzen."
„Maar gy kunt er toch niet op aandringen,
dat de jonge dame onderzocht wordt," riep
Wolfgang toornig, „gy zult toch wel wil.
len gelooven, dat ik dit niet duld."
De luitenant haalde de schouders op.
„En gy, mynheer, zult ook wel willen ge
looven, dat ik myoe bevoegdheden niet te
buiten ga. De dame zal door eene vrouw
doorzocht wordeD, zoo verschoonend mogelyk,
maar hot moet geschieden."
Elizabeth, getroost en bemoedigd door Wolf
gangs tegenwoordigheid, had hare bedaard
heid allengs terug gekregen. „Waar moet
dat geschieden?" vroeg zy.
„In dit opzicht mag men aan uwe wenschen
voldoen,'* antwoordde de luitenant.
„O, breng my dan naar huis," zeide zy,
„en laat het daar geschieden; de naam van
mevrouw Eichsdorf zal u zeker voldoende
waarborg zyn."
Het was in dien tusschentyd laat geworden
middernacht was reeds voorby en het jonge
meisje dacht met schrik aan het opzien, dat
zy in huis zou veroorzaken, als zy op dit
uur en in zulk gezelschap terugkeerde.
Yoor het laatst zou dit huis hare toevlucht
zyn; zoo gecompromitteerd als zy nu was,
kon zy geene gouvernante blyven en zou zy
op de vaderiyke bescherming van den generaal
niet meer kunnen rekenen. Haar fiaker stond
nog voor de deur, de luitenant ging er met
haar en een zyner ondergeschikten in zitten
en daarop volgde Wolfgang, die haar volstrekt
niet alleen wilde laten gaan.
„Rydt gy mede? Ik dank u daarvoor,"
was alles wat zy zeide.
„Ben ik dan niet met het volste recht
uw verdediger?" vroeg hy vurig, terwyi hy
hare hand greep. „Moet ik en niemand anders
den generaal dit geval niet vorklaren, in zoo
verre ik hot zelf begryp, en zyne ondersteu
ning voor u dringender dan ooit inroepen?"
Zy schudde het hoofd. „Dit laatste zal wel
onnoodig zyn, graaf; na dezen avond ware het
vermetel daarop nog te rekenen. Een jong
meisje, dat men op zulk oen uur in de woning
van een heor vindt, heeft met deze schrode,
Welke hare beweegredenen ook mogen zyn,
het recht op die bescherming verbeurd. Schrik
niet, graaf, ik wist dat, ik had alles over
wogen en het moest geschieden."
De tegenwoordigheid van den luitenant ver
hinderde elke verdere verklaring.
Gords was niet weinig verbaasd, Elizabeth
in het gezelschap van zoovele mannen terug
te zien komen en schreeuwde het byna uit
van schrik, toen zy de beambten dor politie
herkende.
„Hoezeer het my zeer voel leed doetzyne
Excellentie in zyne nachtrust te moeten storen,"
zeide Wolfgang, „zyn er zaken voorgevallen,
die zyne tegenwoordigheid noodig maken. De
generaal moet gewekt worden."
„Hemel 1" riep het meisje, „wat is er gaande,
ik heb niets gedaan, mynheer de graaf. Voor
myn part kan de generaal gewekt worden;
ik heb niets te vroezen, want dat ik voor
juffrouw Graun in de kinderkamer bleef, is
noch diefstal noch bedrog."
Wolfgang antwoordde haar niet, maar spoorde
haar tot haast aan en de heeren hadden nog
niet lang met het bevende jonge meisje gewacht,
toen de generaal verscheen, spoedig gevolgd
door Adelheid.
{Wordt vervolgd.)