N®. 10422. Maandag 13 Februari. A°. 1894. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. HET SLOT ELKRATH. Burgerlijke Stand. LEIDSCH DA&BLAD. PRLJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden. f 1.10. Franco per post 1*^0. Afzonderlijke Nommers 0 05- PRIJS DER AD VERTEN TIÉN Van 1—B regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Orooter» lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad In De Schoolwereld van den eersten dezer maand leest men in een artikel over „De kosthuizen aan de Rijkskweekscholen voor onderwijzers", waaruit blijkt, zegt De Maasbode, dat de oprichting van R. - K. kweek scholen in eene hoogst dringende behoefte voorzien zal: Het kiezen der kosthuizen door de ouders acht ik een stap in de verkeerde richting. De kosthuishouders zouden daardoor veel minder afhankelijk van hetkweekschoolbestuur worden, waaronder het toezicht op het gedrag an do studie der kweekelingen zeer zou ïyden. Overigens goede kosthuizen, waar men de jongelui, zonder aanmerkingen te maken, laat in den nacht liet thuiskomen, en met meer dergelijke door hen gewenschto, maar zeer gevaarlijke gemakken, zouden natuurlijk het meest populair zjjn. De ouders kunnen dit niet controleeren, zoodat deze inrichtingen ook onder hen den besten naam zouden hebben. Wie met het kweekelingen-leven eenigszins bekend is, zal dit bezwaar niet gering achten. Onder de kweekelingen zijn reeds nu kroegloopers en veel erger nog. Ve en ouders zouden de haren ten berge rijzen, als zij tens te weten kwamen, hoeveel on zedelijkheid ook aan de kweekscholen wordt aangekweekt. Ik ben volstrekt geen voor stander van oen kluizenaarsleven voor jonge menschen. Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan, en bi) al üe strenge tucht (misschien ook bjj een internaat) wordt een nog grooter kwaad, dat in het verborgen woekert (ik be hoef het zeker niet te noemen), zeer bevorderd. Maar men bedenke dat het hier zeer jonge menschen (14 18 jaar) geldt. Het grooto belang, dat ik in de zaak stel, .beeft my er toe gebracht, er mijne meening over te zeggen. De toestand laat bij alle kweek scholen te wenschen over, by de eene meer, de andere minder. Dit is een zeer treurig feit, ,daar menig jong leven gevaar loopt een ge- ,'voeligen knak te krijgen, waarvan het nooit geboel opkomt. Ik heb getracht aan te toonen, dat verbetering te wachten is, niet als men de contröle voor het grootste deel 'aan de kweekelingen overlaat, maar als het kweek- schoolbestuur zelf inspecteert en controleert. De heer L. Haffmans bindt opnieuw in hot, of zoo men het beter vindt, zyn Ven- loonch Weekblad den stryd aan tegen het vrijhandelstelsel. De voornaamste reden, Loweert hy, dat dit stelsel ten onzent niet langer is vol te houden, ligt in de werk loosheid, welke uit hot diep verval van landbouw en industrie voortvloeit. Niet alleen do landbouwers en industriëelen, ook de werklieden bobben zich over de vryhandelaars te beklagen. Op dit laatste punt kan niet genoeg worden gedrukt. Aan klachten van landbouwers en industriëelen zyn de vryhandelaars zoo zachtjes aan gewend geraakt; hoe luido die klinken, de heeren hooren ze niet meer. Het is dus zaak, dat de werklieden hen aan boord komen en zeggen: „Gy, heeren, met uwe vrygevige tarieven, weet gy wel wat gy doet Gy neemt ons het werk af en geeft het aan vreemde werklieden. Dat is geene manier van doen. Het hemd is toch nader dan de rok. Wy hebben er niets op tegen dat Gy jegens andere natiën généreus toont, maar dit mag niet geschieden ten onzen koste. Wy danken er voor honger te lyden of te gaan bedelen, omdat Gy U nu eenmaal in het hoofd hebt gezet, dat Nederland een groothandeldry vend volk is en dus alles aan den groothandel moet worden opgeofferd. Deze zienswyze kun nen wy volstrekt niet beamen. Waar is het, dat er in Amsterdam en Rotterdam enkele huizen zyn, die groothandel dryven, maar daaruit af te leiden dat Nederland een groot- handeldryvend zou wezen, is toch al te zeer op zyn gruouteedsch geredeneerd. Wy, werklieden, zyn er ook nog, de talrykste aller klassen en daarom gewooniyk „het volk" genaamd. Geen onzer, die groothandel dryft. Met allen eerbied, aan zoo invloedryke mannen vorschuldigd, maar tevens met alle kracht aan onze desperate positie ontleend, verzoeken wy U wel te willen gedoogen, dat er eindeiyk eens een einde kome aan dat onzalig op offeren onzer belangen aan de belangen van uw troetelkind den groothandel." De werklieden toch zyn tegenwoordig zeer gewild; bescherming van den werkman is de leus aller regeeringen en parlementen. Deze kunnen aan de werklieden geen biliyk verzoek weigeren. Allerminst, wanneer zy komen om het werk terug te vragen, dat hen is afgenomen. Dit blykt ook uit hetgeen de minister Pierson den 6den December in de Tweede Kamer zeide: „Indien ik de meening, dat heffing van invoerrechten een middel van werkverschaffing was, kon beamen, ik zou sterk tot het protectionisme overhellen". Deze verklaring werd nota bene afgelegd door denzelfden staatsman, die een oogenblik te voren de machtspreuk had geuit: „Neder land is een groothandeldry vend volk". Yoor iemand, die dit gelooft, kan er natuur- lyk nooit quaestie zyn van tot het protectio nisme over te hellen. Intusschen zal de minister dit doen, zoodra ZEx. overtuigd is, dat heffing van invoer rechten een middel van werkverschaffing is. Het geldt dus den heer Pierson hiervan te overtuigen. Niets is gemakkelyker. Dat landbouw en nyverheid door het niet- heffen van invoerrechten kwynen, i6 door feiten gestaafd en onbetwistbaar. Een noodzakoiyk gevolg van het kwynen van landbouw en industrie is dat het werk vermindert. Dus door het n i e t-heffen van invoer rechten is het werk verminderd. Nu zeg ik: Het kwaad, door het n i e t-heffen van invoerrechton veroorzaakt, is natuuriyk weer goed te maken door w e 1 invoerrechten te heffen. DOOB GOLO KA1HUND. 06) „Omdat gy wist dat dit thans u noch den graaf schaden kon," zeide hy op spot- tenden toon, terwyi hy naar den haard weea; „de zaak is zeer duideiyk, het onderzoek zal oloot voor den vorm zyn geweest, natuuriyk zender eenig resultaat." Zy zweeg en ging weder zitten, terwyi hy de ledige vakken onderzocht. Hy was daar mede nog bezig, toen er een rytuig voor de deur stilhield en Frans werktuigiyk naar de deur snelde. „Hier biyvenl" riep de luitenant. „Maar het is mynheer de graaf," antwoordde de knecht verbaasd. „Des te beter, laat hem maar binnenkomen hy zal zonder uwe hulp den weg wel vinden en ook z'y, die by hem zijn. Gy verroert u niet van de plaats." Kort daarop hoorde men door de geoponde deuren Wolfgangs schreden, waarna zyne krachtige gestalte zelf op den drempel ver scheen. Sprakeloos, alsof hy uit steen ge houwen ware, stond hy daar, niet in staat te bogrypen, wat or gebeurd was, want zyn blik bleef op Elizabeth gevestigd, die, bevende en eene onmacht uaby, by den schoorsteen retond Hoe naby tyne vermoedens ook by de waarheid kwamen, voor haar beeld was daarin geene plaats en dit maakte het geheele tooneel voor hem onbcgrypeiyk. „Elizabeth," stamelde by eindeiyk, „Eliza beth, hoe komt gy hier?" By den klank zyner stem gevoelde zy zich goed geborgen, veilig; in het zoete gevoel harer zekerheid verborg zy het gelaat in beide handen en gaf in een stroom van tranen lucht aan haar verkropt gemoed. Zy gevoelde het nauwelyks, dat zyn arm haar omklemde; dat haar hoofd een oogenblik aan zyne borst rustte, vóór hy haar naar een stoel geleidde. „Wat beteekent dat alles, myne heeren?" vroeg Wolfgang, zich tot den luitenant wen dende, maar zonder Elizabeths sidderende hand los te laten, die nog altyd in de zyne rustte. „Eene huiszoeking, mynheer de graaf", antwoordde deze beleefd, „die echter wel nutteloos zal zyn, daar deze jonge dame ons schynt vóór geweest te zyn. Het betreft de ontdekking van eene Poolsche, zoogenaamde patriottische vereemging, wier bureaux hier vermoed worden." Wolfgang verschoot van kleur, maar zeide bedaard: „Doe uw plicht, heeren 1" „Hy is voor het grootste gedeelte reeds gedaan, mynheer de graaf! Zooals ik u zeide, die jonge dame schynt opruiming gehouden te hebben. Zoowel die hoop verbrande papieren, die nog brandden, toen wy binnen kwamen, als dat zy wist hoe die schryf- lessenaar geopend moest worden, strekt daarvoor ten bewyze." Wolfgangs verbaasde blik zocht tevergeefs eenige verklaring; het was hier de plaats niet Gebeurt dit, dan houdt het kwynen van landbouw en industrie op, er komt weer leven in de hut en het werk vermeerdert meteen. Allemaal dingen, die niet kunnen uitbiy ven. Met het oog op do in uitzicht gestelde herziening der Gemeente wet verheugt De Gemeentestem zich over minister Tak's verklaring, dat hy de gemeentelyke autonomie „voor oen opgewekt en degelyk gemeente leven onmisbaar" acht. Toch is de redactie op dit punt niet ge heel gerust, wyi de Minister de gemeenten ontheffen wil „van den druk en de finantiëele lasten wegens bemoeiingen, die aan de plaatse- ïyke huishouding vreemd zyn." De Gemeentestem zou het nl. zeer betreuren, zoo verbetering m die richting meebracht dat den gemeentebesturen wel het werk bleef opgedragen, maar door het Ryk betaald. Dan toch zouden de gemeenten nog meer als bloote werktuigen van den Staat gebruikt worden. Met mr. F. S. Van Nierop in zyn prae- advies, ten behoeve van de „Yereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek" uit gebracht over de gewenschte verbeteringen in het plaatseiyk belastingstelsel is De Gem. stem het eens, „dat het ongetwyfeld eene verstandige politiek is, de gemeente te doen deelnemen aan het algemeen binnenlandsch bestuur en hiermede aan de vertegenwoordi gers der burgery invloed toe te staan op de uitvoering van landswetten, die dit bestuur betreffen". De opmorking van prof. Buys, dat de uit voering der wet voor de vryheid der burgers niet van minder belang is dan haar inhoud, schynt haar nog altyd zoo waar, dat zy het invoeren van een stelsel, op centralisatie ge grond, eene ramp voor het Nederlandsche gemeentewezen zou achten. Niet slechts in den engen huiselyken kring late men het ge meentebestuur zooveel doenlyk „schalten und walten", ook daarbuiten, in zaken, door de wet tot Rykabelang verheven, sluite men dat bestuur niet uit, noch beperke zyne macht, maar late men het eene bevoegdheid zóó groot ale maar eenigszins mogelyk is. Indien de ontheffing van den finantiëelen druk, die toch eigeniyk slechts eene verplaatsing kan zyn, gekocht moet worden voor den prys van het verlies van het zelfbestuur der plaatselyke overheid, dan gelooft De Gemeentestemdat die ontheffing te duur gekocht en het genees middel erger dan de kwaal zou zyn. De Nieuwe Rotterdamsche Courant betuigt haar leedwezen over de officiéél bevestigde ontslagaanvrage van den Gouver neur van Suriname. Op een tydperk toch van groote verbittering onder den vorigen gouverneur is onder jhr. mr. Van Asch van Wyck eene periode ge volgd, waarin gouverneur on koloniale staten eendrachtig samenwerkten om de kolonie uit haar verval op te heffeneene samenwerking, waarvan voor de kolonie veel goeds mocht worden verwacht. Uit het met algemoene stemmen door de Staten genomen besluit, om hun leedwezen te betuigen over de ontslagaanvrage en den wensch uit te drukken, dat de overweging van het belang der kolonie den gouverneur er toe zou leiden daarop terug te komen, blykt hoezeer het aanbiy ven van den gouverneur op prys gesteld wordt. De gouverneur heeft ge antwoord, dat hy aan dien wensch niet kon voldoen. Dat neemt niet weg, dat het wen- scheiyk biyft, dat het bestaand conflict tus- schen opperbestuur en gouverneur, indien mogelyk, worde uit den weg geruimd. De minister van koloniën zelf herinnerde er nog in de Eerste Kamer aan, dat hy in de andere Kamer had doen blyken, dat hy den yver en de toe wy ding van den gouverneur op prys stelt. Van den minister is dus te verwachten, dat hy zal doen, wat hy in de gegeven om standigheden kan en mag doen, om den gouverneur te behouden. Wat de oorzaak van de aanvrage om ont slag is, blykt niet; want wel heeft de gouver neur zich gevoelig getoond over het antwoord van den minister van koloniën op het verslag der Tweede Kamer over het wyzigingsvoor- stel der Surinaamsche begrooting voor 1892; maar hy voegde er by, dat hy aat stuk eerst ontvangen had nadat hy zyne ontslagaanvrage had gereed gemaakt en dat ook geheel andere redenen hem noopten, zyn ontslag te vragen redenen, die hy geen vryheid vond mede te deelen. Wellicht dat, indien de Tweede Kamer weder byeenkomt, de gelegenheid zal worden aangegrepen om over de zaak meer licht te ontvangen. Dat er tegenwoordig met de boter druk geknoeid wordt, is bekend; minder mis schien dat die knoeieryen in ons land reeds van vry ouden datum zyn, hetgeen echter blykt uit eene resolutie van de Staten van Holland van 25 April 1652, waaruit C. J. S. in hot jongste nommer van het N. Landbouw weekblad het volgende meedeelt „Alsoo wy om verscheidene redenen be kommert syn, dat eenige baatsoekendo Men schen binnen deese Provincie, soo Huysluiden als andere, teegens alle goede ordre aan, haar niet ontsien Booter buyten deese Provincie gemaakt, te vertonnen en in Hollands vaat werk te leggen, of ook wel onder booter binnen deese Provincie gemaekt te vermengen, en in dier voege voor Hollandse Booter te debiteren en verkoopen, alles strekkende tot sonderling nadeel van soo een important pro duct van deese Provincie endesselfslanderyen." En ten bewyze, dat deze bedriegeryen nogal eens voorkwamen, en de Staten door rigoureuse maatregelen begrepen het te moeten tegengaan, diene de mededeeling, dat in dezelfde resolutiën de straf, welke op die bedriegeryen gesteld was, aldus wordt omschreven: „Op de boete van vijfhonderd guldens voor de eerste reyse te verbeuren, op eene boete van duysend guldens voor de tweede reyse, en ten derden- male daarin overtredende, op een boete van duysend guldens, en bovendien sonder ver schooning publiqueiyk gegeesseld en voor altoos uit deese Provincie verbannen te wor den", terwyi de overheidspersonen „bevoegt en gequaliflceert" verklaard werden: „om de Huizen en Bouweryon, daar Boter gemaakt werd, te visiteeren wanneer dit noodig was." Dezelfde straf, die hier tegen botervervalsching wordt bedreigd, werd by resolutie van 1723 ovenzoo op vervalsching van kaas vastgesteld. Wee de margarine, zoo zy toen bestaan hadt ALFEN. Overleden: G. Vreeewgk, Z. 10m. G. H. G. Groen, eebtgen. van O. C. Hgnabergen 74 J. Gehuwd: Th. F. Angeraaro en K. Zaad. BOSKOOP. Bevallen: J. J. Bulk goh. Van Leeuwen D. J. A. Veiling» geb. Klere Z. W. Mathot geb. Pannebakker D. Overleden: B. Edelaar geb. Verklefj, 44 J. M. Do Rgk 10 m. Gehuwd: H. Boor 80 j. en G. De Graaf 81 j. HAZERÖWOUDE. Bevallen: J. Vla-vold geb. v. d. Werf Z. M. Opdam geb. v. Nobelon Z. G. Haeeefr&e, geb. De Gelder D. L. Goudriaan geb. v. Heiningen D. J. Muller gob. Fillokee Z. Overleden: J. Boero D. 18 cL O. De Boog Z. 3 m. KOUDEKERK. Bevallen: M. J. Van Harekamp geb. Van den Bosoh levenL Z. Overleden: J. 8. Van der Graaf 7 J. T.Van Diggole, wed. van H. Batelaan, 82 j. M. J. Van den Boech, eobtgen. van M. Van Harekamp, 29 j. A. De Horn, wed. van G. Sameom, 42 j. B. Do Wit 6 J. LEIDERDORP. Bevallen: M. O. Hemerlk geb. Albeiao Z. J. 8ohreuder geb. Rooe Z. Overleden: D. Rooe D. 14 m. A. Griffioen, wed. van A. Oats, 79 J. J. J. Strobol, cchtgen. van J. Do Kort, 08 j. H. A. Landwehr, eohtgen. van 8. E. Plugter, 36 j. NIEUWKOOP. Bevallen: O. J. De Graaf geb. Bekker D. Overleden: KI. Verwaal D.la-G.Proeman, wed. van G. 8andera, 68 j. OUD8HOOBN. Bevallen: B. Ottena geb. Van der Roeet D. O verleden: A.Ververs.wed. van N Kelderman, 69 J. REEU WIJK. B e v a 11 e nA Perdyk gob. Perdjjk D. Overleden: A. Hoogeveen, echtgen. van A. Kongo 27 J. TER-AAB. Bevallen: M. F. Vis geb. Verbaar Z. G. Wegge geb. Edelman Z- Overleden: B. Van der Vlagt Z. 8 m. J. Eberhart D. 3 m. WOUBRUGGE. Bevallen: M. Van Wieringen geb. Mnneterman, twee Zoons. Overleden: A. Brooro. eohtgen. van W. Boot 71 J. ZWAMMERDAM. Bevallen: J. v. Eeuwen geb. Schouten D. A. Olieman geb- Do KoniDg Z. T. Van Do Lagocuaat geb. Uithol Z. O. A. Graafland gob. De Bru n D. Ovorledon: Een leveulooe aangegeven Z. van P. G. H. Blommeetegn en O. M. Van don Ham. O. M. Van Bonten D. 10 m. E. Van Dam D. 7J. UCITATËBKTE. Datum. Uur AaDtal. Gem. Eng. ÖUadk. 28 jan. 6.15 7.— 7 16.2 29 6.15 7.15 8 16. 30 6.15 7.15 7 161 81 5.16 7.16 8 16. 1 Febr. 6.16 7. 7 16.4 9 6.16 7.16 8 16.6 3 6.16 7.16 8 16.4 Dit beteekent: Wanneer men 5 onblo feet 141.6 liters per nnr van zulk gaa verbrandt in een 8ogg'B London-Argand-Standard burner No. 1, mot 24 g&atjw, wordt oen licht verkrogen, dat in sterkte golgk staat mot 16.2 16. enz. Standaard! aareoo, waarvan elke kaare 20 grains 7.8 grammen 8permaoeti per nnr verbrandt. Hoofddorp, (Haarlemmermeer), 8 Pebr. Jarige tarwe a f Witte tarwe 6.25 a 5.75. Zomer ristarwe f a Roggo 4.a ƒ4.80. Haver C.76 a 7.60. Ohevaliergorst 6 a 6.20. WiDtorgerst 0.— a 4.60. Zomergerst a f Dulvenboonen 5.75 a 6.20. Paardouboonen 5. a ƒ5.86. Brnineboonen a Groene Erwten 5.50 a 6.75, (een weinig kokend 6.50,) Kanariozaod ƒ6.75 a ƒ7.00. om die te geven. Hy wist slechts, dut zy hem gered hadhy las dat in de schitterende oogen, die hem zoo vrooiyk en geruststellend aaDzagon. Hoe het mogelyk was geweest, dit bleef hom een raadselhy scheen ook voor al het andere oog en oor verloren to hebben hy bleef naast haren stoel staan en verge noegde zich haar tusschenbeide de hand te drukken, die hy nog altyd, als een waarborg harer redding, in de zyne hield. „Er biyft nu niets over dan de jonge dame zelve te doorzoeken'", zeide de luitenant na eenige aarzeling. „Word niet driftig, mynheer; geloof my, het doet my zelf leed, maar de dame is te zeer gecompromitteerd. Wy vonden haar hier opgesloten, op een uur, dat de bewoner af wezig en een bezoek dus volstrekt niet gerecht vaardigd was; de dame opende oerat nalaDg talmen en na de waarschuwing, dat wy geweld zouden gebruiken. Zy had juist eene menigte papieren, wellicht dezelfde, die ik zoek, ver brand; zy kende het geheim van den lesse naar en is dus waarschynlijk in alles in- gewyd. Wie verzekert my, dat zy geene papieren in hare kleederen verborgen heeft?" „Myn woord," zeide Elizabeth snel en met trotschheid en in den toon harer stem was iets van Wolfgangs stem. De luitenant glimlachte. „Het spyt my, dame, dat ik in dit geval uw woord niet mag gelooven. Het gerecht verlangt geene verzekering, maar bewyzen." „Maar gy kunt er toch niet op aandringen, dat de jonge dame onderzocht wordt," riep Wolfgang toornig, „gy zult toch wel wil. len gelooven, dat ik dit niet duld." De luitenant haalde de schouders op. „En gy, mynheer, zult ook wel willen ge looven, dat ik myoe bevoegdheden niet te buiten ga. De dame zal door eene vrouw doorzocht wordeD, zoo verschoonend mogelyk, maar hot moet geschieden." Elizabeth, getroost en bemoedigd door Wolf gangs tegenwoordigheid, had hare bedaard heid allengs terug gekregen. „Waar moet dat geschieden?" vroeg zy. „In dit opzicht mag men aan uwe wenschen voldoen,'* antwoordde de luitenant. „O, breng my dan naar huis," zeide zy, „en laat het daar geschieden; de naam van mevrouw Eichsdorf zal u zeker voldoende waarborg zyn." Het was in dien tusschentyd laat geworden middernacht was reeds voorby en het jonge meisje dacht met schrik aan het opzien, dat zy in huis zou veroorzaken, als zy op dit uur en in zulk gezelschap terugkeerde. Yoor het laatst zou dit huis hare toevlucht zyn; zoo gecompromitteerd als zy nu was, kon zy geene gouvernante blyven en zou zy op de vaderiyke bescherming van den generaal niet meer kunnen rekenen. Haar fiaker stond nog voor de deur, de luitenant ging er met haar en een zyner ondergeschikten in zitten en daarop volgde Wolfgang, die haar volstrekt niet alleen wilde laten gaan. „Rydt gy mede? Ik dank u daarvoor," was alles wat zy zeide. „Ben ik dan niet met het volste recht uw verdediger?" vroeg hy vurig, terwyi hy hare hand greep. „Moet ik en niemand anders den generaal dit geval niet vorklaren, in zoo verre ik hot zelf begryp, en zyne ondersteu ning voor u dringender dan ooit inroepen?" Zy schudde het hoofd. „Dit laatste zal wel onnoodig zyn, graaf; na dezen avond ware het vermetel daarop nog te rekenen. Een jong meisje, dat men op zulk oen uur in de woning van een heor vindt, heeft met deze schrode, Welke hare beweegredenen ook mogen zyn, het recht op die bescherming verbeurd. Schrik niet, graaf, ik wist dat, ik had alles over wogen en het moest geschieden." De tegenwoordigheid van den luitenant ver hinderde elke verdere verklaring. Gords was niet weinig verbaasd, Elizabeth in het gezelschap van zoovele mannen terug te zien komen en schreeuwde het byna uit van schrik, toen zy de beambten dor politie herkende. „Hoezeer het my zeer voel leed doetzyne Excellentie in zyne nachtrust te moeten storen," zeide Wolfgang, „zyn er zaken voorgevallen, die zyne tegenwoordigheid noodig maken. De generaal moet gewekt worden." „Hemel 1" riep het meisje, „wat is er gaande, ik heb niets gedaan, mynheer de graaf. Voor myn part kan de generaal gewekt worden; ik heb niets te vroezen, want dat ik voor juffrouw Graun in de kinderkamer bleef, is noch diefstal noch bedrog." Wolfgang antwoordde haar niet, maar spoorde haar tot haast aan en de heeren hadden nog niet lang met het bevende jonge meisje gewacht, toen de generaal verscheen, spoedig gevolgd door Adelheid. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5