N°. 104-19. Donderdag 8 Februari. A*. 1894. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. HST SLOT ELKRATH. LEIDSCH DAGBLAD. PEXJS DEZKH OOUBAKT: Voor Leidon per 8 maanden. - - - - Franco per post Afzonderlijke Nommer» f 1.10. 1.40. 0.06. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. PRU8 DEB ADVEETKN T1ÜN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. Grooter» letters naar plaatsruimte. Voor het inoasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Allereerst nog ieta zy het dan ook, en ■wol met opzet, weinig ineens over de ontheffing by het personeell Het Handelsblad dan meent dat de voor gestelde onthoffing wol van eenige beteekenia ia, want de F^geering mocht niet raken aan wat van hot personeel aan provincie en ge- moente toekomt. Het ^eft echter enLole opmerkingen. Het bevn het blad, dat de Minister de eenheid dor -ug heeft losgelaten, d. w. z.de altrol: «vegens talrykheid van gezin had niet enael op de huurwaarde gevonden moeten zyn; dien toe te staan over alle grondslagen to zamen ware rationeeler geweest. Ook be vreemdt het blad het stellen van het gezin op l e s personendaarop bouwend werd het offer der schatkist op een aftrek van '76 pOt. geraamd. Zyn de gezinnen gemiddeld lueinor, zooals het H.blad meent, en zal de schatkist dus belangryk minder verliezen, zouden dan de hateiyke 16 opcenten op het meubilair niet overbodig zyn? Eene derde bedenking is: het ontwerp komt niet tegemoet aan degenen, die, wegens hun bedryf, huizen van hooge huurwaarde gebruiken en toch geon relatief hooger inkomen hebben. Eene aanvulling in dezen geest zou het "lad gewenacht achten, maar in ieder geval eene spoedige tot-stand-koming der voordracht. De Standaard heeft ei bezwaar tegen, dat de 75 pCt. remissie op de huurwaarde op niet te verdedigen wijze geheel ongeiyk over het land verdeeld is. Op het platteland wordt die remissie verleend op huishuren niet boven de ƒ500, in Amsterdam byv. op eene huur niet bovun de 700. Die nu, zegt het blad, heeft alleen zin by de onderstelling, dat 500 huur waarde in Schipluiden geiykstaat met ƒ700 in do hoofdstad, wat er niets naar )ykt, want voor eerstgenoemde som hebt ge op de beste dorpen ean huis als een paleis, als waarvoor ge in Amsterdam minstens 1400 huur moest betalen Het maximum te Amsterdam zy hooger. Vrouwen in armbesturen. In hot Sociaal TVukblad hield H. B. een pleidooi voor pneming van do vrouw in armbesturen. En we) in het byzonder in de officieel©, niet alleen de particuliere armbesturen. De schr. (schry ver of schryfstor) vindt daartoe aanleiding in de a. s. herziening der wet op het armbestuur. De inz. wyst er op, dat voor het armbezoek voel tart, vole opofferingen, veel tyd noodig zyn. De eerste eigenschappen zal men zeker de vrouw niet ontzeggen, en wat het laatste betreft: do hoeren, die men voor dergelyke betrekkingen uitkiest, zyn veelal dezelfde, het/ij wegens hunne bijzondere geschiktheid of wegens hunne sympathie voor zulke aan gelegenheden, en het gevolg is, dat hun dikwyis de uoodige tyd ontbreekt, om zich met nog meer te belasten. Daarby is hun aantal zelden groot. Ligt het dus niet voor de hand, vraagt de schr., dat men de gewenschte hulp zoekt d&Ar, waar zy zeker zou worden gevonden en gaarne zou worden geboden; dA&r, waar tact noch opoffering ontbreken en meestal tyd en lust voorhanden zyn? Niemand kan ontkennen, ver volgt de inz., dat tegenwoordig de particuliere liefdadigheid byna uitsluitend in hare handen berust, en de daarin veelal ontbrekende een heid kan haar niet tot verwyt gemaakt worden. Waarom dan deze uitnemende krachten nog langer ongebruikt te laten? Voor emancipatie in den ongunstigen zin des woords behoeft men in deze zeker niet te vreezen. Het Dagblad v. Nederland komt op tegen het plaatsen in het Ryksmuseum van eene buste van den heer Laurillard, die dezer dagen 40 jaren predikant was. Deze moge een zeer aangenaam mensch, een goed predikant, een guitig, boertig, gezellig prater zyn, in het Ryksmuseum behoort zyne buste niet, wel in de kerkkamer of in eene der vergaderzalen van de vele genootschappen en vereenigingetje8, waarmede de heer Lauril lard relaties onderhoudt. .Maar Laurillards buste in het Ryksmuseum eeriyk gezegd, daar hadden wy nooit van gedroomd," zogt het D. v. Ned. En dat niet, wyi er iets in ons zou zyn, om Laurillard een greintje van de eer te misgunnen, die hem werkeiyk toekomt. Ook wy, afgaando op hetgeen wy omtrent hem hoorden, denken geenszins gering over z\jne verdienste als yverig, verdraagzaam, goedhartig en biymoedig monsch. Maar in het Rijks museum, zoo meenden wy, in de onmiddellijke nabyheid van de schitterende stralen der Holland8che kunst, behoorde uitsluitend hun eene plaats verleend te worden, die als kun stenaars hadden gestreefd of iets biyvends hadden gewrocht. Laurillard met zyne rymen en rympjes in hot Rijksmuseum het maakt op ons den indruk, alsof wy vernamen, dat meD de buste van Bigot in het huis van Molière had geplaatst I Het Ryksmuseum moge een museum worden onzer grooto mannen, daar is niets tegen. Maar dan ook van onze groote mannen alleen. Zoo hoog behooren wy, kinderen der 19de eeuw, toch te staan, dat wy de voorhalle en het binnenhof van onzen heiligsten kunst tempel niet verlagen tot eene uitstalkast van de middelmatigheden uit onzen tyd. Het is waariyk niet om Laurillard te grieven, dat wy dit 8chryven, maar wat moet er worden van ons Ryksmuseum, als daar de commissie ter feestelyke herdenking van dierbare data voor oude heeren en oude dame6, de eeDe buste na do andere brengt. Want het spreekt vanzelf, als Laurillard recht heeft op een plekje in dat Museum, zullen in vyf en twintig jaren hem minstens vyftig volgen, indien het niet vyf honderd zollen zyn. Nietwaar, reeds nu zou eene kleine tempelreiniging daar niet onwelkom kunnen heeten. Het doel moet wezen langzamerhand allerlei, dat daar onwaar- digiyk de plaats beslaat, door beter te ver vangen en geenszins omgekeerd, daarheen te sjouwen wat er gansch niet past. Belangstellenden in, vyanden en vrienden van buitenlandsche en binnenland- sche loteryen wordt aanbevolen en ver zocht te lezen wat hier volgen gaat en welke lectuur zy hebben te danken aan den Haag- schen briefschryver van de Zaanlandsche Grt. Deze briefschry ver vraagt de aandacht voor een by het Pruisische Heerenhuis ingediend ontwerp ter beteugeling van een kwaad, dat ook in ons land steeds grooter afmetingen dreigt aan te nemen en waarvan de bostry- ding hem toeschijnt plicht der overheid te zyn. Hy bedoelt bet wetsontwerp, waarby de stelselmatige splitsing van loten als bedryf en het verkoopen of verhandelen van derge lyke onderdeelen van loten met eene geld boete van 100—1500 mark (ƒ60 ƒ900) strafbaar gesteld wordt. Deze maatregel is noodig gebleken, omdat de Duitsche loteryhandelaren, meestal tevens sigarenhandelaren of dergelyken, ongehoorde reclame voor de loteryen maken en daardoor gelegenheid vinden om aandeelen van 3 a 5 mark te splitsen in 60 a 100 aandeelen van 10 pf. elk, waardoor aan het publiek nog meer geld uit den zak wordt geklopt dan door do lotery alleen. Ook hier te lande, meent de schr., moet hiertegen voorzien worden. Hy schryft: Want het is een feit, dat ook hier te lande het dobbelspel, op de bovenbedoelde wyze gedreven, ontzagiyk voortwoekert. Men kan byna geen nummer eener courant opnemen, of Amsterdam8che kantoren ik noem geene namen bieden '/i> '/o 7«» Vio> !/jo van loten of premie aandeelen aan, geldig voor éóne trekkiDg of somtyds voor den geheelen duur eener leoning, tegen pryzen, die den inge- wyde de haren te berge doen ryzen. De lichtgeloovigen, speellustigen, die de fortuin willen dwingen, besteden vaak, omdat zy het geld niet bezitten om loten voor de trekkingen te koopen en ze na de trekking, met eenig koersverlios weder van de hand te doen, ongehoorde sommen voor luttele kansen. Voor één twintigste of één tiende van een lot wordt soms aan huur meer be taald dan bet koersvorschil voor het ganscbe lot kan bedragen, terwyi de doorloopend ver kochte certificaten met minstens 100 pCt. winst worden aan den man gebracht. Tegen dezen woekerhandel, meent do schryver, moet de strafwet waken; aan dat speculeeren op de hartstochten der minder bedeelden moet paal en perk gesteld worden. Hy vindt bet treurig genoeg dat reeds een algeheel verbod van verkoop van buitenlandsche lotery-aandeelen in ons land op onoverkome- ïyke bezwaren afstuit. Maar publieke oplichterij, geiyk geschiedt door den verkoop van certi ficaten van aandeel op loten, kan en moet worden onderdrukt. Niet enkel om de schandolyke winsten, die de verkoopers van zulke certificaten maken, maar ook omdat er geen enkele waarborg voor de koopers is, dat zy de eventueel op het num mer, waarvan zy een deel in koop of huur hebben, vallende pryzen werkeiyk zullen ont vangen. Noch het zegel op de certificaten, noch de aanwezigheid der origineele loten op het kantoor, dat de certificaten uitgeeft, levert, zegt de schryver, ook maar den geringsten waarborg op, dat, valt er werkeiyk eens een hooge pry8 op zulk een gesplitst lot, de houders van certificaten van aandeel het kantoor niet na de trekking gesloten zullen vinden. Nu zegge men niet, merkt de schryver op, dat niemand gedwongen wordt om van zulke aanbiedingen gebruik te maken, en dus zyne schade aan zichzelven te wyten heeft. Dat zyn algemeenbeden, die alleen bewyzen dat men geen juist begrip heeft van de taak des wetgevers; hy moet de zwakken beschermen tegen sluw bedrog. En evenmin bewere men, dat men met preventieve maatregelen moet wachten tot in eenig byzonder geval de uit betaling niet geschied is. In De Nederlander schryft de heer N. Duk, secretaris der afdeeling Leiden van het Alg. Ned. Werklieden-Verbond, aan den heer G. Corneli8sen, die te Leiden in eene voordracht tegen dat Verbond te velde was getrokken, o. a. het volgende: „Dat Algem. Nederl. Werklieden-Verbond moet toch wat een doorn in uw oog zyn, en waarom? Is het omdat het zich beweegt langs geleidelyke en wettige wegen, zonder kanonnen of bommen in hun midden, en langs dien weg al heel wat tot stand heeft weten te brengen, o. m. de Zondagsrust voor de bakkers op verschillende fabrieken, de keuring op vleesch, visch en ooft; het oprichten van Kamers voor Arbeid, is het niet alles een uitvloeisel of op initiatief van de door u zoo gelaakte afdeeling Maar ik vraag u in gemoed©wat hebben de sociaal-democraten gesticht Niets dan ontevre denheid, opstaan tegen de bestaande machten, twist en tweedracht tot zolfs in eigen boezem. Zeg vry, zooals Maandag-avond, dat wy de lamlendige water-en-melkachtige slippendragers der liberale party zyn, maar wat de sociaal democraten zyn, is niet door u genoomdwy beschouwen ze als een troepje kemphanen, die allen de kuif hoog houden, en als ze hun zin niet krygen, op elkander losgaan, zooals vaak in ver schillende byeenkomsten is gebleken. En wat het fraaiste van het gros uwer geest verwanten is, het wil zonder werken aan den kost komen. Ik bid u, zeg my, wat hebben de sociaal-democraten tot stand gebracht gedurende hun woelen en wentelen Immers nietsEn zegt gyhet Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond loopt op zyne laatste beenen, ik kan u de verzekering geven, dat er weer twee nieuwe afdeelingen gesticht zyn, eene te Brielle en eene te Waddingsveon, en die waariyk ook levens vatbaarheid schynen te bezitten. Dus loopt het op zyne laatste beenen, kruipen doet het niot, en ik kan u de plechtige verzekering geven, dat zyn stervensuur nog in een ver, zeer ver verschiet ügt, en houd u overtuigd, dat uwe voordracht over vakorganisatie in sociaal- democrati8chen gee6t niets anders kan ten gevolge hebben dan propaganda voor het Alg. Nederl. Werkl.-Verbond. Want krachtig zullen wy blyven voortgaan op den door ons ingo- slagen weg. Spuw vry u vergift over ons uit, wy lachen er omlaat uw toom gerust over ons komen, rustig gaan wy door op den door ons ingeslagen wèg, en dan zullen we zien wat het nageslacht ons zal doen, vloeken of zegenen." By de opmerking, welke het Utrechtsch Dagblad zich veroorloofden over het besluit der Neerbosch-commissie om, totdat het rapport einde Februari verschyno» sal, geene enkele mededfceling te doen omtrent de resultaten van haar onderzoek, sluit zich aan eene ontevredonheidsuiting der Haagsche Ort. en eene opmerking van De Tijd over den prils, waarvoor dit rapport in den handel zal worden gebracht. Hot komt De Tyd verkeerd voor, dat een dergeiyk stuk, welks vorschynen door zeer velen met zoo groote belangstelling wordt te gemoet gezien, op die wyze wordt gehouden buiten het bereik van velen. „De Neorbosch-commi88ie heeft noodzakeiyk kosten gemaakt, maar er zal wel een ander middel kunnen worder gevonden om de kosten te dekken dan juist de uitgave van het rapport* Het was beter goweest den prys zóó te stellen, dat de volle waarheid over Neerbosch,— na zooveel tyd door rooveel commissie-leden met zooveel moeite uitgevorscht, overal had kunnen doordringen. Nu zullen er weinigen 4jn, die van het rapport meer te weten komen, dan wat do couranten er in hare uittreksels van willen zeggen. Wellicht verbiodt nog de uitgever het over drukken, want met eenigen opbof is hot recht van uitgave door de commiseie vorkocht. Zoo blyft een groot deel van hot publiek, en wel voornameiyk dat deel, waar de moost uitvoerige mededeelingen en meest krasse voorstellingen het diepat zyn doorgedrongen - onbekend met de volle waarheid. Onware beschuldigingen blyven op die wyze onwoer- legd by hen, die er het spoedigst geloof aaQ hebben geslagen. Deze fout van de Neerboach-commissie iykt ons inderdaad groot." Eene vraag aan de foorst-andors van den üüdden-Europee8chen lijd. Aan de voorstanders eener wettelyke invoe ring van den Mi ideu-Europeeschen tyd zjj bescheidoniyk de volgende vraag voorgelegd. Indien het waar is dat wy in ons land door onze klokken veertig minuten vooruit te laten loopen op den middelbaren-natuurlyken tyd, zooveel zullen winnen aan gezondheid en licht, dan volgt dat de bewoners van die streken in Pruisen, Oostenryk en Italië, waar de Midden-Europeesche tyd geheel of onge veer samenvalt mot den natuuriyken, van de voordooien, die men ons voorspiegolt, versto ken zullen wezen. Om de zegeningen, die men ons belooft, deelachtig te worden, moeten de bewoners dier stroken hun klokken ook voer- tig minuten te vroeg zetten. Hoe komt hot nu dat zy geen beweging op hol getouw zetten om by hen den Oost Europeeschen tyd ingevoerd te krygen? Zyn zy soms alien te dom om die ongeëvenaarde voordooien te be seffen Of is de domheid elders te zoeken X. GOLO UAIWÜND. 01) Ik boorde er hem mot den beer Gradiowski, die 'e avonds kwam, over spreken, boe goed bet was, dat die scbryflessonaar bier met ge maakt was, dat men onmogeiyk iets fraaiers en meer practised kon vindon, en dat by byna onnv"."'i!k door iemand te openen was, die de u. ...,g met goed kende. De beer Gradiow8ki bewonderde den schrijflessenaar ook, hy had, zooais ik merkte, een groot pakket brieven by zich, toen hy kwam, dat hy niet weder medenam. Toen by weg was, pakte mynheer de graaf do schrifturen uit den ouden lessenaar, die nu in de voorkamer staat, godeeli' uit) ik moest hem helpen om een groot gedeelte daarvan naar de andere kamer te brengen 011 moest alles, wat hy op den grond wierp, in eene groote mand doen. Ik kreeg toon allerlei in papier gewikkelde dingen te dragen en eon pak brieven; bovt op lag een brief van dezelfde hand als het cou vert, dat ik de genadige vrouw heb laten zien on dien ic juist in de papiermand had moeten doen. De briof was samengevouwen, het slot naar boven: „Uwe dankbare Elizabeth." „Elizabeth 1" riep Adelheld buiton zichzelve. .Elizabeth, weet gy dat zeker, Frans?" .Zeer zeker, genadigo vrouw, het waren maar een paar woorden en het schrift was zeer duidelyk. Terwyi ik daarmede voortging, nep de graaf my weder by zich. Laat eens zien", zeide hy, nam den brief van het pakket en begon hem te lezen. Hy verdiepte er zich zoodanig in, dat ik geruimen tyd moest wach ten, vóór hy my weder wat te doen gaf, en hy legde den brief met weder uit de hand, maar heeft hem mot andere papioren, die hy zelf medenam, weggeborgen." Het ontging den knecht niet, dat Adelheid zeer opgewonden was; weinig gewoon zich zelve te beheerschen, achtte zy het hier vol strekt met de moeite waard. Nu eerst meende zy do bewyzen van Elizabeths schuld, van Wolfgangs liefde voor haar in handen te heb ben; door haar vernederd te zyn, nep een nyd, eene wraakzucht by haar in het leven, die haar alle zelf beheersching, elk gevoel van biliykheid uit het oog deed verliezen. „Gy kunt gaan", zeide zy; „ik ben nu over tuigd van uw yver en van uwe getrouwheid en heb daarvan geene verdere bewyzen meer noodig. Gy hebt uw heer een grooten dienst bewezen." De man zag haar dankbaar en ver baasd aan. „Mag ik nu ander werk doen?" vroeg hy verheugd. „Wat gy maar wilt", antwoordde zy kortaf en gaf hem met een wenk te kennen, dat hy kon gaan. „Nu, wat verlangt gy nog?" „Ik dank u voor uwe genadige straf', zoido hy deemoedig, terwyi hy de kamer ver liet, waarin hy zoo dikwyis zware boete had moeten doen. Adelheid bleef in een moeilyk te beschryven toestand achter. Zy was Wolfgang met hare liefdo te gemoet gekomen, zy had ze hem bekend en was versmaad! De korte en wei nige oogenblikken, waarin zyne genegenheid weder scheen te ontwaken, waren teleurstel lingen geweest zyn bloed was nog wel eens in beweging gekomen, maar zyn hart was koud gebleven; de liefde daarin was uitgedoofd I XX. „Wees toch zoo goed, Gerds, en haal Hedwig weder boven", zeido de gouvernante, die by het vallen van den avond van eene boodschap terugkwam. „Ik heb my zooveel mogeiyk gehaast, maar het heeft toch langer geduurd dan ik gedacht had 6n ik vrees dat Hedwig beneden lastig zal worden." „Nu, gy kunt toch maar één dood sterven", zeido het meisje, „boodschappen doen voor mevrouw of op het kind passen." Elizabeth antwoordde met; boe vriendeiyk en beleefd zy ook jegens de bedienden was, zy liet zich met hen nooit in gesprekken over hare meesteres iD. De wandeling in het heldere April-weder had haar goed gedaanzy was zoo zelden zonder het kind, dat de eenzaamheid haar liof was. En heden was zy niet alleen geweest; zy had Wolfgang ontmoet, zy had hem na geruimen tyd weder oens gesproken en zich in zyn byzyn verheugd, zonder de verbitte rende nabyheid van Adelheid. Er was nog altyd oene zekero schuwheid tusschen haar en Wolfgang blyven heerscben het was alsof hy het vertrouwen In haar verloren en tevens afgezion had van die vriendscbappelyke bescherming, waarvan hy haar eens de verzekering had gegeven. Toch lag er oone eigenaardige bekoorlijkheid voor haar in zyn byzyn en gevoelde zy iets van de lang ontbeerde vrybeid on onafhankeiyk- beid, als zy naast zyne zijde wandelde. By kwam tegenwoordig zeer zelden by Eicbsdorf aan huis, en als hy kwam, dan was hy en hierover klaagde zelfs do generaal zóó stil en verstrooid, dat zy vreesde, dat hy nog altyd treurde over het verlies van Adolbeid. Zy moest dat wel gelooven, daar by in zyne verklaring grootmoedig Adelheide zwak heid had verzwegen, en deze moedigde do hulde van anderen thans zóó zichtbaar aan, dat Elizabeth niet kon gelooven, dat er ooit een waarachtig en innig gevoel voor Wolf gang in hare borst had kunnen huisvesten. Wat het echter ook waB, dat zyn voorhoofd zoo somber maakte, Elizabeth sloeg zyne stemming met onrust gade, alsof het opko mend onweder haarzelve bedreigde en de aDgstige bezorgdheid, waarmede zy dagelyks aan hem dacht, bewees, hoe spoedig en grondig zy hem zyne lichtzinnigheid had vergeven. Zy riep juist, terwyi zy aan hot venster stond, elk zyner woorden in hare herinne ring terug, toen de kamenier weder boven kwam. „Zyne Excellentie is uitgegaan", zeide zy; „daar er zoo vroeg gegoten is, ls hy ook vroeg weg. Hedwig is zeker by de genadige vrouw, maar men mag op hot oogenbiik niet by baar binnenkomen, omdat de preeidont van de rechtbank bU haar ie." „O, Gerds, als gy eenvoudig maar oens wildet zoggen, dat ik weder thuis beu, zal dat niet storen. Wees zoo goed en doe dat even." „Neen, juffrouw, dat doo ik niet", zeide het meisje. „Gy kent mevrouw even goud als ik, al laat gy u ook over haar niet uit. Als mynheer de president er is, komt uion altyd ongelogen, on daarenboven zal mevrouw het kind wel wegzbndtn als bet te lastig wordt. Blyf maar bedaard op uwe kamor; als do president weg is, zal ik u het kind brengen." Elizabeth wist niet wat te doen; sedert Adelheid haar op zoo trotscho en bittero wyze had verboden, hare vortrekkon onge roepen binnen te komen, mooet zy ten slotte by zichzelve bekennen, dat Gerds golyk had, dat zy minder waagde mot het kind te laten waar het was, dan het te ongelogonor tyd, terwyi er bezoek was, te halen. Eindeiyk, na oen halfuur waohtens, hoorde zy den president vertrekken en weinige minu ten later ook Adelheid. Nu ging Elizabeth naar beneden, om naar bet kind te zien, on ging Adelheide vertrek binnen, waarin eene lamp brandde. (Vervolg ommezijde)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5