N°. 10416.
Maandag 5 Februari.
A0. 1894.
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon por 3 maanden.f I.IO.
Franco per poat 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Het standbeeld van Van der Weif in ons
Park kan er wel eens een beetje wankleurig
uitzien, een weinigje met groene stralen be-
loopen en hier en daar met groene vlekken
bedauwd wezen, vooral op oen tijdstip, verre
verwijderd van de groote jaarlyksche schoon
maak, maar te klagen hebben we over dit
beeld en over dat tegenover „Amicitia" geens
zins, vooral niet als we het volgende in De
Standaard lezen omtrent het oudere beeld
van Thorbecke in de hoofdstad:
Het standbeeld van Thorbecke begint er
derwjjs verweerd, verkleurd en verroest uit te
zien, dat hy als een verbronede havelooze
op zyn voetstuk staat.
Hit nu mag niet.
Stellig had men beter gedaan met Groen's
raad van 1874 te volgen, en met de oprichting
van het standbeeld voor een erkend partij
hoofd te wachten, tot de waardeering van
zijn optreden meer algemeen, zoo mogelijk
nationaal ware geworden.
Maar nu hy er eenmaal in brons staat,
nu gaat het niet aan, zijn beeld tot eene
ergernis voor het oog te laten worden.
En daarom wordt het hoog tijd dat de
roost er af ga en het brons zijn glans her-
krijge.
Ook al verkleurt en verweert de Libera
listische party, daarom behoeft deze vervaling
nog niet in Thorbccke'a standbeeld gesym
boliseerd te worden.
By deze opmerking dat het standbeeld er
als een verbronede havelooze uitziet, teekent
het Handelsblad aan:
Indeidaad eischt het beeld eenige opkuap-
ging. Wie is daartoe geroepen Het standbeeld
is in Mei 1876 onthuld en werd, nadat tegen
le oprichting in Den Haag bezwaren waren
gerezen, te Amsterdam geplaatst, omdat aan
het hoofdcomitó door het Dagelyksch Bestuur
van Amsterdam was geschreven„Wy schro
men niet de overtuiging uit te spreken, dat
elke gemeente van ons vaderland fier mag
en moet- zyn, om de hulde aan Thorbecke's
nagedachtenis in haar midden gebracht te zien.
In die overtuiging hebben wy, daartoe door
den Raad dezer gemeente gemachtigd, de eer
u mede te deelen dat, indien veranderde om
standigheden het uwer commissie wenschoiyk
mochten coen achten het standbeeld in de
hoofdstad van Nederland te plaatsen, zy
daarby op de medewerking van den Raad
kan rekenen."
Aan dit aanbod is gevolg gegeven en op
18 Mei 1876 sprak de heor Dullert by de
plechtige onthulling de leden van den ge
meenteraad alaus toe: „Het beeld bieden wy
der gemeente Amsterdam. Wil dat van ons
aanvaarden, wil het in uwe bescherming en
hoede nemen, het onderhouden en be-
waron."
De burgemeester verklaarde namens de ge
meente het standbeeld te aanvaarden en
daarmede heeft de gemeente du* ook de
verplichting op zich genomen het beeld te
onderhouden. Ofschoon de financiën der ge
meente niet zeer bloeiend zyn, is Amsterdam
toch nog wel ryk genoeg om de weinige
standbeelden, die bot bezit, behooriyk te onder
houden."
Aangezien er in Leiden en omstreken nogal
muziekonderwijzers en onderwy-
ze.ressen te vinden zyn, aarzelden we niet
uit Het Nieuws van den Dag het volgende
artikeltje van een „Musicus" in ons overzicht
op ts nemen. Wellicht kan dan iemand der
velen een antwoord geven op de vraag, welke
dit stukje sluit.
Die „Musicus" dan schryft:
Meer dan vroeger wordt er gedaan aan
muziek.
Toch is de positie van muziekonderwyzers
niet zoo gunstig als die van onderwyzers in
andere vakken. Er is veel meer behoefte aan
onderricht in lozen, schryven, rekenen, talen,
enz., dan aan onderricht in de muziek. Daaren
boven moet het onderwys in die andere vakken
worden volgehouden, terwyi, door gebrek aan
rust, aanleg of tijd, de voortzetting van het
muziekonderwys door velen van de weinigen,
die er mede beginnen, wordt gestaakt.
De gewone onderwyzor kan les geven in
onderscheidene vakken, tervvyl de musicus
(ik spreek voor het gemak in 't maniyk)
per se specialiteit moet wezen. Iemand,
die beweert pianist, violist, fluitist, enz., te
zyn, zooals uit sommige annonces biykt,
wordt meestal gewantrouwd, en niet zonder
grond.
Gaan we nu eens na welke eischen eene
goede muzikale opleiding stelt, en nemen
wy aan, dat de lust, de aanleg en de middelen
niet ontbreken, dan komen wy tot hot vol
gende schema:
Gewooniyk begint de toekomstige musicus
op achtjarigen leeftyd en krygt, terwyi
hy tot zyn 16de jaar het voor eene beschaafde
opvoeding onmisbare schoolonderwys geniet,
twee maal per week muziekles. Het studeeren
bepaalt zich gedurende die zeven jaren ge
middeld tot een paar uren daags.
Na dezen tyd dient hy een jaar of vyf een
muziekschool of conservatoire te bezoeken of
by specialiteiten les te nemen. Eene studie
van minstens 7 a 8 uren daags wordt dan
van hem gevorderd. Eerst dèn is hy gereed
zyne loopbaan te beginnen. Dat dit alles veel
kost, behoeft geen betoog. (Natuuriyk zyn de
kinderen eens muziekonderwyzers, en zy, die
in eene stad wonen, waar eene muziekschool
i6, onder gunstiger omstandigheden.)
Wat moet by nu doen, om de vruchten te
plukken van zyne bekwaamheden?
Vaste betrekkingen zyn er weinig. Het Ryk
oiedt er slechts veertien aan, die een fatsoen
lek inkomen en pensioen verzekerenvyf
aan do kweekscholen voor onderwyzers en
negen by de rogimenten. Verder zyn er aan
eenige stedelyke muziekscholen en schutteryen
plaatsen met eene bezoldiging, in den regel
geiykstaande met die van een politie-agent
of nachtwacht. De overige zyn alle aan par
ticuliere inrichtingen, slecht bezoldigd, zonder
GOLO IIALUUND.
86)
Toen zy echter weder beneden was, kwam
de kamenier haar eene lastige vraag doen
omtrent haar toilet, die tot wydloopige be
raadslagingen leidde, en het kind ging daar
door uit hare gedachten; het onderwerp, dat
zy daarna met Wolfgangs knecht had, gaf aan
hare denkbeelden eene geheel andere richting,
tot de komst van Wolfgang zelf haar de
kleine Hedwig geheel deed vergeten.
De gouvernante hoorde Adelbeid wegryden
zy hoopte dat de knecht op den terugweg
zyne boodschap zou verrichten, indien hy dat
niet reeds vroeger had gedaan, en zy wachtte
dus de eerste twee uren met het grootste
geduld. Zy kon niet beoordeelen hoe ver de
dokter af woonde, noch of deze dadelyk be
schikbaar zou zyn, en stelde zich te gemak-
keiyker gerust, nu er voorloopig geen gevaar
schoen to bestaan.
Toen het echter elf uren was, toen alles
in huis zoo stil werd, toen eerst gevoelde zy
den wensch iemand in hare nabyheid te heb
ben. Zy schelde, maar er kwam niemandzy
riep de kamenier by haren naam, den knecht,
de andere dienstmoisjosniemand vertoonde
zich. Het kind werd intusschen zichtbaar
ergerhitte en benauwdheid namen op schrik
barende wyze toe en nu eerst ontstond by
het meisje het denkbeeld, dat er werkoiyk
gevaar was. Zy dacht niet eens aan de nala
tigheid der bedienden. Dezen bewezen haar,
naar het voorbeeld harer meesteres, weinig
opmerkzaamheid, en als de generaal er niet
was, verdween ook de belangstelling in het
kind. Maar dat de dokter uitbleef, was haar
onbegrypeiyk; de boodschap moest öf ver
keerd zyn gedaan öf hy had voortdurend
verhindering.
Zoo was er een bang uur in allerlei ver
moedens en vrees voorbygegaan de gou
vernante klopte aan do bediendenkamer en
aan de keuken, alles bleef donker en stil en
eerst toen haar doodsangst ten top was ge
stegen, deed haar hard schollen de keuken
meid, die mtusschen thuis was gekomen,
ontwaken.
Nu was de lang gewenschte hulp daar on
het jonge meisje volgde nauwkeurig de voor
schriften van den dokter, zonder zich met
iets anders te bemoeien. Zy was het kalmst
en bedaardst van allen, ofschoon de moge-
ïykheid van een noodlottigen afloop haar het
helderst voor oogen stond; zy had slechts
woorden van vertroosting voor het zieke kind,
wier oogen haar onophoudeiyk zochten in den
doodsangst der benauwdheden.
Adelheid daarentegen legde hare bezorgd
heid op onstuimige wyze aan den dag en
herhaaldeiyk en ernstig moest de dokter haar
aanmanen, om door hartstochtelyke uitvallen
den angst van het kind, dat naar adem
snakte, niet te vermeerderen. Zy wilde van
allen troost, van allen eene geruststellende
zekerheid, zon Ier promotie, zonder pensioen.
Toch worden ze sterk begeerd, doch inoeilyk
verkregen, want de concumntie, bezwaard
bovendien door die uit het buitenland, is groot.
Den klavierspeler of zanger schiet niets
over dan zich hier of daar als onderwyzer
te vestigen, te annonceeren en geduldig af
te wachten.
De stryk- of blaas-instruraentalist heeft
eene geringe kans in een der weinige parti
culiere orkesten een plaatsje te vinden, of
anders stafmuzikant te wordenmaar dan
blyft er weinig tyd en gelegenheid over voor
lesgeven en moet hy zich biyven behelpen
met een inkomen van ƒ600 a ƒ800.
Voor organisten zyn de kansen grooter. In
alle gemeenten van eenige beteekenis heeft
men eene of meer kerkelyke betrekkingen,
waarvan het maximum salaris gemiddeld een
vier a vyfhonderd guldon niet te boven gaat.
De meeste geven echter minder, zelfs tot
35 jaarlyks.
De hoofdzaak blyft dus: onderwijs-geven.
De enkelen, die door uitstekende bekwaam
heden, door toevallige gelegenheid en door
'mt spreekwoordeiyk „onsje geluk" worden
begunstigd, verkrygen daardoor gedurende de
eerste jaren van hunne loopoaan een zeker
prestige en kunnen, in geval zy in eene
groote stad wonen, goede pryzen bedingen.
Dan moeten zy hun slag slaan, want na een
15 a 20 jair worden zy door nieuweren over
vleugeld en verbleekt hun gosternte.
De overigen hebben hoe langer zoo meer
te worstrlen, vooral met de beunhazen, die,
daar wettelyke bevoegdheid niet bestaat en
examens geene noodzaak zyn, als paddenstoe
len uit oen grond schieten en de muziek als
noodhaven gebruiken.
Zy hebben weinig of in 't geheel geene
onkosten van opleiding gehad en zyn, door
mine iocale connecties eu bescheidener golde-
lyke eischen, geduchte mededingers. Verder
kunnen wy er nog de dilettant-onderwyzers
byvoegen.
Daardoor ontstaat de bekende animositeit
tusscben de vakgenooten. De musicus is altyd
bovreesd en afgunstig, dat een ander ook ge
noemd of geprezen en hemzelf dientengevolge
nadeel berokkend worde, want zyne reputatie
is zyne eenige bezitting, en het publiek kiest
dikwyls zonder oordeel des onderscheids.
Pairschap durft of wil hy niet erkennen,
vooral waar het zyne specialiteit raakt, en
bovendien niets prikkelt eerzucht en eigenwaan
meer dan de muziek.
Tot zoover wat het tegenwoordige betreft.
En de toekomst?
Voor eenige jaren ontving ik eene g e-
drukte circulaire (dus niet vertrouwelijk),
waarin voor iemand geldeiyke bydragen wer
den gevraagd, om hem op zijn ouden dag te
ondersteunen. Niet als zoovele Ryks- of andere
ambtenaren genoot hy pensioen; niet als zoo
vele voormalige neringdoenden kon hy rente
nieren; uit zyne betrekking gestooten, schoot
bem niets over.
Eertyds was hy groot, krachtig, machtig,
gevierd, beroemd. Zyn naam was.
En zoo zyn er nog velen aan to wyzen,
die gedurende het beste van hun leven aan
het hoofd stonden van een muziekgezelschap
of eene mindere plaats innamen en daarna öf
eenvoudig aan den dyk werden gezet öf door
het te niet gaan van hun emplooi het karige
sommetje, waarop zy meenden te kunnen
rekenen, moesten missen. Voor les geven zyn
zy uit de mode. Sic transit gloria mundil
Is er aan deze toestanden niets te ver
anderen?
Aan de Baagsche Courant werd geschreven
Het heeft velen in het leger teleurgesteld,
dat zy, na tot hunne verbazing te hebben
vernomen dat ook officieren indirect by de
sergeantenzaak betrokken waren, daarvan tot
dusverre geen ander gevolg hebben gezien dan
de indaging van den lsten luitenant v. D
uit Leiden. Is er, vraagt men zich af, eens
klaps verslapping in den dienstyver gekomen,
ter onderdrukking van hei gruwelyke kwaad,
sinds men ontdekte, dat er niet enkel mindere
militairen by betrokken waren? Wy kunnen
ons dat niet donken; de auditeur is daar de
man niet voor. Maar intusschen zegt men
toch, dat er andere verdachten zyn, dat een
officier op een hem gesteld ultimatum zich
gehaast heeft, daaraan gevolg te geven en
ontslag te vragen. "Wy kunnen ons denken
dat er in deze groote moeilykheden aan ver
bonden zyn, gegevens te verkrygen, die vol
doende zyn om iemand voor den krygsraad
te brengen; en wy weten, dat dit, wegens
de gtdeelteiyke straffeloosheid van het feit,
slechts onder enkele omstandigheden mogelyk
is. Maar gaat het nu aan, personen uit den
diei.st te verwyderen enkel op een advies van
den auditeur?
Is het officierscorps c. q. met zulk een
„eervol" ontslag gebaat? En is 't voor dat
corps niet uiterst onaangenaam, dat er allerlei
geruchten loopen, die natuuriyk allicht ook
onschuldigen in veidenking brengen? Ons
müitairwezen heeft daarvoor eene aanvulling:
den raad van onderzoek door kameraden.
Waarom beveelt de militaire autoriteit niet,
in overleg met den militairen auditeur, dat
daarvan in dit geval gebruik worde gemaakt
tegenover de terecht of ten onrechte
verdachten?
In een hoofdartikel bespreekt het Week
blad of Brielsche Courant orgaan van het
Tweede-Kamerlid mr. H. Ph. De Kanter, lid
der „Commissie van Onderzoek in zake Noer-
bosch" (voorzitter der flnantiëele commissie)
eene zaak, waarmede de gansche natie zich
bemoeit: de Weesinrichting te Neer
bosch. Eon tweetal conclusies trekt de
schryver van het artikel:
De eerste daarvan is deze: Bedelen is by do
wet verboden, indien hei strekt om in eigen
nooddruft te voorzien. Doch bedelen voor een
liefdadig doel is geoorloofd, en geoorloofd op
de grootst raogelyke schaal, zonder dat men
gebonden is aan eenige contröle, welke ook,
betreffende de wyze, waarop het byeen-
gebedelde geld besteed wordt. Als de stichting
maar bestaat en uitwendig goed gaat, wordt
er al heel weinig, neen, in het geheel niet
vanwege datzelfde publiek, dat opbrengt,
naar verantwoording gevraagd, en de Staat
doet het evenmin. De Lindenhout-beweging
kon wel eens hiertoe strekken, dat van den
Staat op dit punt de oogen opengingen. De
heer Van Dyk, te Doetinchem, heeft ook ens
al was het op kleiner schaal zulk eene
beweging doorleefd, waarin hy op allerlei
wyze beschuldigd werd van malversaties; hy
kwam zegevierend uit dien stryd te voorschyn,
doch waarom zyn zulke bewegingen moge
ïyk Is het goed, dat de Staat op zulke wyze
inrichtingen laat ontstaan van die uitgebreid
heid, op zulk een lossen grondslag gebouwd,
die als ze in elkaar vallen wezeniyk
ernstige gevolgen kunnen hebben Men stelle
zich eene voor, dat Van Deth zyn doel be
reikte en de stichting omverwierp waar
zou men heen met de weezen en verwaar
loosden, ten getale van ruim 1000? Men zou
er leeiyk mee staan te kyken.
De tweede conclusie, die de schryver trekt,
is deze, dat onze wet op hoon en laster slecht
is. De wyze, waarop Van Deth ageert, is toch
beneden alle critiek. Letteriyk van allezyden
worden zyne mededeelingen door zeer geloof
waardige menschen tegengesprokeneenmaal
zelfs is hy deswege veroordeeld en toch gaat
hy thans maar voort met het houden van
voordrachten, geheel bestaande uit dezelfde
heele en halve lasteringen, en het op schandaal
beluste publiek stroomt by honderden en
duizenden toe en offert zyne kwartjes aan den
redenaar. Dat moest niet kunnen en mogen.
Op welke wyze Van Deth 6chynt te specu-
leeron op dien volkskaraktertrek, kan biyken
uit de mededeelingen, die wy dezer dagen uit
Groningen ontvingen, waaruit bleek, dat hy
wel naar die stad wilde komen, en dan maar
verzocht om eene kerk of ander lokaal, waar
2000 of 2500 menschen in konden en dan
tegen een kwartje entrée. Als dat maar toe
gelaten blyft, zullen er wel meer liefhebbers
komen, om van beschuldigen en lasteren een
métier te maken.
UITLOTINGEN. Madrid 1868. No. 66082
Pea. 4U,u00, noa. 48208 en 3U8614 olk Poe. 1000. do».
25784 115426 849444 885180 od 424891 olk Pea. 500,
dos. 3 21 64219 95» 57 200890 229559 274297 336458
346125 360681 on 884565 olk Pea. 300. nos. 28042
89-93 62D53 79957 115102 125470 143980 197465
20*970 227909 231798 232275 24181-1 244662 264292
275678 296801 821055 360566 867546 411599 en
419758 olk Pee. 200.
LiiCM'TeTAOIHl&TJEu
Resultaten der waarnemingen aan de Qasfabriek.
Datum.
Uur
Aantal.
Gom. Eog.
Btaudk.
21 Jan.
6.15 7.—
7
16.2
22
0.16 7.
8
16.2
23
6.15 7.15
7
16.4
24
6.16 7.16
8
16.
25
5.15 7.—
7
10.
26
6.16 7.15
8
16.2
27
5.16 7.16
8
16.4
Dit beteekont: WaDneer men 5 oubio feet 141.6
liters por uor van zulk gaa verbrandt in een Sagg'e
London-Argaud-Standard burne No. 1, mot 24 gaatjea,
wordt ©en licht verkregen, dat ln etorkte gelijk etaat
met 16.2 16.2 onz. Btanda&rdiiAaraen, waarvan olko
kaï.ra 20 grains 7.8 gTammen Spermaceti por uur
verbrandt.
verzekering, die niemand haar kon geven;
nadat zy zoo veel verzuimd had, werd
zy lastig.
Woifgang n-m een diep stilzwygen in acht
Het hoog ernstige van het oogonblik deed
by hem zyne rechten gelden; de voorafge
gane uren met hunne bedwelming en verzoe
king waren voorbygegaan; alles verstomde
in de bange verwachting van de naderende
beslissing.
En deze kwam weldra en was gunstig
het kind was gered en Adelheid bleef ge
spaard voor verwyten, die zelfs op dit licht
zinnige gemoed voor altyd eene zwarte schaduw
geworpen zouden hebben.
De wintermorgen wierp zyne bleeke, vale
schemering in de ziekenkamer, toen Elizabeth
snikkend op de knieën lag voor het kleine
bed en het kind met kussen bedekte, dat
haar gelaat met hare handjes streelde. Zoo
lang de nood duurde, hadden hare krachten
haar niet begeven; met de gelukkige zeker
heid was hare kracht gebroken en gaf zy
eindeiyk lucht aan hare verkropte gewaar
wordingen.
In een warmen handdruk, een stommen,
innigen dank aan den geneesheer, uitte zy
hare erkenteiykheid geen blik noch voor
Wolfgang, noch voor Adelheid.
Met het gevaar verdween by deze laatste
weldra ook de berouwhebbende en onderwor
pen stemming, waarm zy, met het oog op de
ontzettende verantwoordeiykheid, die zy op
zich had geladen, verkeerd had. Zy was al
te spoedig geneigd, het geval als overdreven
te beschouwen, en evenals by alle onedele
naturen veranderde het gevoel der ge eden
nedorlaag in haat tegen degene, die haar
zwak had gezien. Hot hoofd veel hooger
dragende dan zy gekomen was, verliet zy de
ziekenkamer, niet zonder het jonge meisje op
oen on beleefden toon eenige bevelen en aan-
wyzingen gegeven te hebben, die na het voor
gevallene op zyn zachtst genomen belachiyk
kouden genoemd worden.
Wolfgang echter liet zich niet afwyzen,
Doch door eon valsch gevoel van schaamte
weerhouden. In de diepste ontroering bracht
by, vóór hy de kamer verliet, de hand van
het weerstrevende meisje aan zyne lippen.
„God is zeer genadig met ons geweest",
zeide hy„het was om uwentwille."
XVIII.
In het huis van den generaal werd het den
volgenden dag eerst laat levondig; na den
nacht van angst en vreugde, gunde iedereen
zich rust tot diep in den morgen.
Ook Elizabeth ontwaakte na eene korte
sluimering, toen de winterzon hare koudeen
heldere stralen door de gordynen wierp, en
haar eerste blik vol gelukkige zekerheid trof
het rustig slapende kind. Het gevaar was nu
voorbij en hare gedachten konden zich thans
weder met iets anders bezighouden dan met
Hedwig en tot de gebeurtenissen van den
vorigen nacht terugkeeren.
Het kind was gered, maar het jonge meisje
gevoelde dat zy toch iets verloren had, iets,
dat haar onbeschryflyk treurig maakte. Wat
kon het toch zyn, dat haar zoo a ep be
droefde? Was er een besmettelijke ademtocht
over hare jonkvrouweiyke reinheid gegaan,
had zy gezondigd of had men tegenover haar
gezondigd? Ais ontkennend schudde zy het
schoone hoofd haar was geen trouw bo-
loofd en men had die ook met verbrokon;
indien Adelheid zich iets te verwyten had,
behoefde zy zich by Elizabeth niet te veront
schuldigen. Hare gedachten gingen nog vor
der terug, of zy ooit kenteekenen van deze
betrekking tusschen Wolfgang en Adelheid
bespeurd bad. Zy herinnerde zich geen blik,
geen woord van zyne zyde, dat tot oenig
vermoeden aanleiding kon geven. Adelbeid
bezat in haar karakter oene onloochenbare
ccquetterie jegens alle mannen; Elizabeth had
daar vaak hare gedachten over laten gaan,
maar zy herinnerde zich niet, dat zy ooit
tegenover Wolfgang do grenzen had over
schreden hoe zyne eigen kalmte en beradon-
heid. zyn op den Kerstavond levendig gewor
den argwaan jegens Adelheid haar onbowust
in toom hield en leidde, daarvan wist Eliza
beth even weinig als van de onophoudelyko
verleidingen, waarmede zy hem omgaf.
Zy riep eiken blik en elk woord in haar
gehougen terug, waarmede by haar gelukkig
had gemaakt, wat aan haar eenzaam leven
geur en kleur had gegeven, wat aan hare
stille inneriyke wereld eenige droomen van
geluk had geschonken.
Wordt vervolad).