Feuilleton. HET SLOT ELKRATH. INGEZONDEN. Critiek en Protest Vergun my, Manheer de Redacteur, voor het onderstaande eene plaats in Uw blad. Gisteravond was ik in de welgevulde zaal van „Pniöl", waar dr. Muiier zijne voordracht hield over een bezoek aan Londen en zyne aohter buurten. Dr. Muller sprak dus op bekend terrein tenminste dat toch mag ondersteld In eene reuw als deze, nu Londen dicbter bü Amster dam ligt, dan een 50 jaren geleden onze hoofdstad van b. v. Arnhem verwijderd was Ik moet zeggen dat ik niet met geheel onbevangen, doch eer met critisch oor zat te luisteren, omdat ik, drie jaren in Londen ge woond hebbende, daar óók nogal een en and«r, óók van East-End zag. Ik heb White chapel gezien op Zondag en werkdag, dee daag3, des avonds, des nachts; ik ken de plekjes, waar Jack the Ripper zyne slachtoffers gemaakt heeft, was in de z. g. Chineesche wijk, bezocht verschillende „opium dens", kortom ben overal geweest waar de geachte spreker zijn gehoor heenleidde. Pit nu, Mijnheer de Redacteur, geeft my, een eenvoudig en onbekend burger, den moed in het openbaar critiek te oefenen op en pro test aan to tockonen tcgon do lozing van den aooggeleerJe. De beschouwing over Westminster-abbey iaat ik daar, het is meer eene persoonlijke opvatting. Waar Dr. M. grootheid ziot, z e ik een bewijs van 'smenschen nietigheid, waar Dr. II. wijst op de pracht der grafteekenen, boor ik door de gepleisterde graven de pre- <kking van 's menschen vergankelijkheid, óók van den grootste, en wie juist dddr nog durft üoemen op menschen? Allerminst toch wel dft Christen. En in die omwandeling werd dan nog wel over Dickens uitgeweid en Livingstone niet dan nauwelijks genoemd 1 Ren oordeel te vellen over een man als Spurgeon, na hem oonmaal (van meermalen toch bleek niets) geboord te hebben, is zachts gezegd, oppervlakkig. Of het fijn gevoeld is, in eene publieke vergadering, zich ongunstig uit te laten over het uiterlijk van eene vrouw en dan nog wel van eene vorstin, laat ik aan ieders smaak ter beoordeeling over. Hoe het mogelijk zou zijn, dat eene geheele Ohineescho wijk in Londen dd&r onbekend zou zijn of blijven, eene wijk waar dan nog wel een Mission-house" staat, zal wel ieder, die er over nagedacht heeft, onbegrijpelijk en onwaarschijnlijk voorgeko men zijn. Het Is dan ook niet zoo. De Christenen in Londen kennen Rev. George Piercey en ztjno echtgenoote, die reeds sedert ruim 9 jaren in West India Dock road onder de Chineesche kolonie aldaar werken, en waar deeren hunnen arbeid. Ook hiervan geen verdere uitweiding. Maar ik kom op tegen de voorstolling alsof de Engelsche Christenen het Evangelie verkondigen uit eigenbelang en bedachtzaamheid naar zelfbehoud en ik protest oor tegen het bespottelijk maken van hen, die op hun wijs en, in ieder geval met opoffering van alles wat als offer geêisoht wordt, traohten hot veriorone te redden! Of te het geen valsohe voorstelling der Engelscho CCwistenen, wanneer ons verteld wordt, dat het Evangello brengen om de menigte in toom te houden? Dr. M. zegt, het staat 4 tegon vier millioen niets bezittenden tegen één millioen bezittenden. Behalve nu dat de statistiek aanwijst, dat te Londen in ronde cOfers nog geen 50,000 „paupers" zijn en verder, dat 1 millioen personen tot 1 pd. st. per week, 2 millioen tot 2 pd. st. en de rest meer dan 8 pd. st. per week inkomen heeft, gaat hot toch ook niet aan die 4 millioen maar zoo en bloc voor te stellen als men schen, die, zoodra ze de kans schoon zien, tegen de aristocratische minderheid in revo- lutionnalr verzet zullen komen. Uw zogsman moet wel aristocraat in merg en been geweest zijn, en ik twijfel er aan of bil van onverdacht Engelsche afstamming is. Welk een kaakslag voor z(jn eigen volk! En dat voor een Brit, zoo fier op zijne natie! En mag ik vragen of, om by sprekers voor stelling te blijven, die één millioen bezittenden hoofd voor hoofd Christenen ztfn en die vier millioenen daartegenover allen ongeloovigen en verkapte revolutionnairen? Is dkt het ge wone verschijnsel of schuilt de waarachtige Christen niet veel meer in de gelederen der massa der minder met aardsche goederen be deelden, dan bij de rijken? Welnu, dat is in Engeland niet anders dan overal, al is daar de verhouding veel gunstiger voor de bezit tende klasse, dan dit in ons vaderland het geval is. Waarom niet op den voorgrond gestelddat het „de liefde van Christus dringt ons" de drijfveer i6 van hunnen arbeid. Van waar, ik vraag het dr. Muller als evangelie-dienaar, van waar dan de zegen op hun werk En zijn ook eigenbelang en liefde niet twee elkaar vernietigende eigenschappen En waarom het Leger des Heils bespotte lijk voorgesteld? Zit het in den hoed? Ik weet wel, dat hunne wijze van optreden op ons, Nederlanders, een vreemden indruk maakt, maar óók weet ik, dat onze Hollandsche lauwheid en slapheid in Engeland tot een spreekwoord is geworden. Wie onzer heeft het recht op den splinter te wijzen in hun oog, waar de balk in eigen oog zoo groot is? Waarlijk, wfi, Christenen, behoeven het getal, die zich vrooiyk maken over den geloovige, die wil leven naar Gods Woord en Zijne geboden doenniet te ver- grooten. Past het niet veel eerder de tekort komingen onzer broederen met den mantel der liefde te bedekken? Het is bovendien altfid mijne meening geweest, dat iemand, die eene zaak bespottelijk voorstelt, zwak staat on er geen weg mede weet. Belachelijk maken, Jawel! Aber besser thun! Auch? Zeer dank ik U, Mijnheer de Redacteur, voor de misschien al te groote plaatsruimte. Hoogachtend, Leiden, Uw Dw. Dnr. 2 Febr. '94. D. A. Daambn. Het Reservekader. Het Hoofdbostuur der Vereeniging van Leeraron aan Inrichtingen van Middelbaar Onderwijs geeft, in het dezer dagen versohenen nummer van de Berichten en Modedeelingen dier Vereoniging, een overzicht van de op leiding bij het Roservekader. Naar wij vernemen, is dat overzicht af zonderlijk verkrijgbaar. Daarbij is, als bijlage, opgenomen het Koninklijk Besluit betreffende het Reservekader. Aan hot slot van bet overzicht betuigt het Hoofdbestuur zijne warme ingenomenheid met deze nieuwe instelling. Het zegt daar omtrent o. a. „De inderdaad milde en oordeelkundige be palingen, door het legerbestuur ontworpen, eerbiedigen in hooge mate alle eischen der wetenschappelijke opleiding. Zij nemen alle schade weg, tot heden onvermijdelijk verbon den aan het persoonlijk vervullen van den militairen dienstplicht. Vele nadeelen, tot heden daarmede gepaard, hebben plaats gemaakt voor belangrijke voor deel en. De instelling van het Reservekader, die een door en door nationaal karakter draagt, is eene weldaad voor het vaderland. Die instelling toch opent eene heilzamo oefen school tot versterking van de lichamelijke en de zedelijke kracht. Uit een opvoedkundig oogpunt verdient daarom de dienst by het Reservekader warme aanbeveling. De jonge man, die, gedreven door een hoog gevoel van plicht, uit vrije beweging minstens een acht maanden van z\jn leven wijdt aan don dienst van het vaderland, zal ervaren hoe hij in alle opzichten gesterkt wordt door de hoogere inspanning, die de vervulling eener edele taak van hem vordert. Krachtiger toegerust en tot hooger ernst gestemd zal hij zijne levenstaak in de maat schappij aanvaarden. Hy en allen, rond hem, zullen door zijn vrij willigen dienst in het leger, dieper bo teekenis en hooger waarde leeren hechten aan een zelfstandig vaderland binnen de gren zen van Nederland. Eerst door eigen inspanning wordt de erfenis volle eigendom. Daarom ook kan de dienst bij het Reserve kader de kracht van ons volksbewustzijn in haren oorsprong versterken." Namens het Hoofdbestuur, Dr. H. Van de Stadt, Voorzitter. Dr. J. Th. Cattie, Secretaris. Arnhem, 29 Januari 1894. De stryd tegeu liet misbruik van sterkeu drank. Het Hoofdbestuur der Nat. Chr. Geheel- Ontbouders-Vereeniging zond in het laatst der afgeloopen week aan de afdeelingen dier vereeniging een afdruk van de hieronder ge plaatste circulaire, welke door de Synode der Nedorl.-Herv. Kerk aan de Kerkeraden en Predikanten van genoemde Kerk is gezonden en waarvoor door het Bestuur der Afdeeling „Leiderdorp en omliggende Gemeenten" plaat sing is gevraagd „Waarde Broeders! Het is u bekend dat in het vorig jaar te 's-Gravenhage een inter nationaal congres tegen het misbruik van alcoholische dranken werd gehouden. Mannen uit verschillende landen van Europa, zelfs de bekende generaal Neal Dow uit Amerika, waren daar saamgekomen met mannen uit ons volk, om te spreken over de noodlottige gevolgen van het misbruik van alcoholische dranken en over de middelen die er aangewend kunnen worden om dat mis bruik, 't welk als een kanker knaagt aan het maatschappelijk, zedelijk en godsdienstig wel zijn der volken, te bestrijden en hen, die daaraan lijden, zoo mogelijk to genezen. Naar aanleiding van dat Congres gevoelde de Algemeene Synode der Noderlandsche Hervormde Kerk behoefte om aan die mannen hare warme ingenomenheid met hun doel en streven te betuigen en hun Gods besten zegen toe te wenschen. Maar zij gevoelt ook behoefte om een ernstig woord te spreken tot de voorgangers van de gemeenten der Nederlandsche Hervormde Kerk. Gij weet het, Mannen Broeders, dat het misbruik van alcoholische dranken, vooral van sterke dranken, alom in ons vaderland wordt aangetroffen; dat door Nederlands volk niet minder dan 80 millioen guldens jaarlijks daar aan wordt besteed en dat van deze som ook een aanmerkelijk deel komt ten laste van leden onzer gemeenten. En wat wordt van die som gekocht? Eerst kortstondige opwekking en bedwelming. En daarna een onafzienbare stroom van ellende, lichaamsziekte en krankzinnigheid, armoede en twist, zedeloosheid en misdaad, onver schilligheid voor God en godsdienst, gods lastering en verwildering des levens. Gij weet het. Maar staat u die stroom van ellende helder en klaar voor oogen?Dan kunt gij, geroepen om de zedelijke en gods dienstige belangen uwer gemeenten te be vorderen, niet nalaten deel te nemen aan den strijd tegen dat misbruik. Verschillend zijn de middelen en wegen, die daarbij gevolgd kunnen worden. Onder scheiden Vereenigingen, als daar zyn: de Christelijke Geheel-onthouder3bond, do Neder landsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank en de Volksbond, wijden zich aan dien strijd op verschillende wijzen. En ook zonder aansluiting aan die Vereenigingen kan men door woord en voorbeeld aan dien strijd deelnemen. Ieder beoordeele voor zich- zelven, op welke wfize by dit moet en kan doen. Maar nat Gij als voorganger der gemeente geen onverschillig aanschouwer moogt zijn van dien stryd tegen den vijand van godsdienst, zedelijkheid en volkswelvaart, is nze h eilige overtuiging. Vooral in onze d.igjn is dit noodig. Er is iD den laatston tyd nionw loven op dit gebied ontstaan. In allengs \nijloren kring on met meer aandrang wordt de strijdleus tegen de heerschappij van den sterken drank aange heven; niet het minst door eene party, die over 't geheel met minachting, zooal niet van den godsdienst zelf, dan toch van zijne diena ren en voorstanders, zich uitlaat. Waar wij dit laatste in hen afkeuren, daar moeten wij tooh het eerste prijzen. Maar doen wij dit, laat ons dan allereerst waken, dat de naamonzos Gods en de eer van onzen godsdienst niot om onzentwille door anderen gelasterd worde. Laat toch nooit een strijder tegen het misbruik van sterken drank van een kerkeraadslid of predikant kunnen zeggen: hy is onverschillig in dezen, hy neemt geen deel aan dien stryd, hy heult met den vijand! Waakt, wy bidden het U, in dezen niet alleen over U zei ven, maar ook over de U toevertrouwde zielen; let op het kwaad, dat ook in Uwe gemeenten wel niet onbekend zal zyn; waarschuwt en vermaant hen, die daaraan zich overgeven, en geeft zeiven een voorbeeld van matigheid en ingetogenheid! Zoo mogo door de vereenigde pogingen van allen, die God en den naaste liefhebben en die daardoor met afschuw voor de zonde der dronkenschap en met deernis over de ellende harer slachtoffers vervuld zyn, al wat raogelyk is worden gedaan om dit kwaad te stuiten en die ellende te keerenZoo toch alleen kan er ruimte komen voor de werking dier zalig makende genade Gods, [die ons leert matig, rechtvaardig en godzalig te leven in de tegen woordige wereld, verwachtende het heil van Hem, die zichzelven heeft gegeven, opdat Hy ons zou reinigen tot een volk Hem gewyd, yverig in goede werken. Daartoe schenke U God zyn besten zegen, die U van harte wordt toegewenscht door De Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, M. A. Perk, President. L. Overman, Secretaris. Midden-Europeesche tjjd. Ingevolge de bezwaren, welke door mr. Fockema Andre® tegen de invoering van den Midden-Europeeschen tyd in Nederland ont wikkeld zyn, op grond van de schooltyden ten onzont, heeft het centraal-comité tot bevorde ring van de aansluiting van Nederland by de M.-E.-tydregeling, zich sohrifteiyk gewend tot den hoogleeraar Snellen, van wien zy het volgende antwoord mocht ontvangen: „In antwoord op uw geëerd schryven van 29 dezer, heb ik het voorrecht u te mogen verklaren, dat, ook naar myn gevoelen, het aansluiten van Nederland aan den Midden- Europeeschen tyd, inzonderheid ook met het oog op de scholen, een dadeiyk voordeel zal aanbrengen. Er heeft ten onzent eene neiging gewerkt om het dagwerk te laat te doen beginnen en daarmede te laat te doen eindigen. De scholen openen te 9 uren, d. 1. 8 uren vóór het middaguur, en sluiten reeds vier uren na den middag. Het gevolg daarvan is dat in onze noordsche korte winterdagen, op de scholen, waar geen kunstlicht wordt aangebracht, het ontoereikende schemerlicht te zeer samenvalt juist met het slot van den arbeid, als reeds de oogen door langdurige inspanning vermoeid zyn. Een verzetten van den klokketyd, indien dit om andere reden uitgelokt wordt, zal tevens het meest geleidelyke middel zyn om deze wanverhouding te herstellen. Het steeds toenemend internationaal verkeer door spoorwegen, post- en telegraphen dqpt ons vooral in de oen tra van verkeer en van bedrfivigheid gevoelen, dat ons land, ten op zichte van den klokketyd, niet als eene af- zonderiyke smalle zöno tusschen "West Europa en Midden-Europa zal kunnen ingeschoven biy ven, en dat we reeds thans hebben te kiezen tusschen eene aansluiting naar rechts of naar links. Ontegenzeglyk acht ik in de gegeven omstandigheden de keuze niet moeiiyk: het is voor ons voordeeliger, dat we onze scholen en de daarmede zich aansluitende werkzaam heden feitelyk 40 minuten zien vervroegen, dan dat we door aansluiting aan den West- Europee8chen tyd het einde van onze dag taak nog weder 20 minuten verschuiven in de richting der avondschemering. Met betuiging van waardeering van nw streven in dezen, enz. Prof. H. Snellen." EERSTE KA!TEER. Hoofdstuk Waterstaat. Vervolg.) De heer Wertheim zeide dat wy ons moeten stellen op een practisch standpunt. Hy hoopt dat de minister voortaan suppletoirs begroo tingen voor dit doel zal voorstellen, maar nu dit nagelaten is, zal hy niet tegen deze be grooting stemmen. De minister van xoaterstaai vereenigt zich met de bezwaren van den heer L. Van Nispen tegen de heropening van den ouden Rijnmond. De zaak der landaanwinning in Groningen eischt groote voorbereiding. De landaanwinning in de Friesche wadden gaat hem zeer ter harte. Er zal echter een geheel andore weg moeten worden ingeslagen, dan tot dusver. Wat de verschuiving op het baanvak Beek Bunde betreft, hy en zyne adviseurs zyn heilig overtuigd, dat de veiligheid verzekeid is. Uitstel van den aanleg van het kanaal Drongelen 's-Hertogenbosch is niet mogoiyk; voor staking bestaat geen grond. Voor de Noord-Oo8terlocaalspoor heeft men geen on- redeiyke eischen gesteld. Gaarne zal hy, zoo het hem mogeiyk is, een voorstel doen voor de doorgraving van het Oranjekanaal, maar onderzoek is noodig. Wat de subsidien voor de stoomtramwegen betreft, geen gemis aan deferentie bewoog hem; geen wensch der Kamer was geuit tot een afzonderiyk voorstel. Deze Kamer heeft herhaaldeiyk veel belangryker werken by een begrootingspost gevoteerd. Nadat nog eenig debat is gevoerd, werd de begrooting aangenomen met 40 tegen 8 stemmen. Gemengd Nieuws. Door de Haagsche politie is de hand gelegd op eene bende van 3 personen, die in den laatsten tyd de omgeving van derf Dennenweg te 's-Gravenhage 's avonds onveilig maakten. Zy moeten o. a. diefstal met inbraak gepleegd hebben in bewoonde hulzen aan dei* Dennenweg, deFrederikstraat en Sumatrastraaè aldaar. Ook zyn naar het Huis van Bewaring g^' bracht een paar personen, verdacht van diefstal van gereedschappen uit panden, in aanbouw aan de Deli-straat te 's-Gravenhage. Te Sas-van-Gent verdween 8 wekeq geleden de marechaussee Van Damme; spoedig liep het gerucht, dat hy naar Amerika zou vertrokken zyn. Woensdag ochtend is zyn lyk in de kom der nieuwe sluis dryvende gevoir- den. De verklaring van het raadsel, hoe de verdronkene byna acht weken onder water kon blyven, ligt hierin, dat een voet, blykenfi afdruksels aan de laar6, heeft vastgezoten aan een der voorwerpen, welke naby de sluisdeuren in de muren worden aangetroffen. Overigens werden geene sporen van geweld bespeurd en was de ontbinding van het lftk nog nauwelyks ingetreden. t Op het lyk werd o. a. gevonden een zilveren horloge, dat op 10 u. 20 m. stond. Meh houdt het er voor, dat do man 's avonds 't was ruw weer bezyden de sluisdeur leuning is gestapt en boven de deur in het water is gevallen. door GOLO RAIMUND. 89) Het jonge meisje sloeg hare sohoone oogen met een emstigen blik tot haar op. „Vrees niets, genadige vrouw, ik zal be- proeven dezen nacht uit myn gekzugen te wiascben." Adelheid was zoo verstandig hier niets op te antwoorden. „Ik moet ray nu verwyderen", zeide zy, „laat my nu en dan weten hoe het is en verzoek den dokter even by my te komen." Elizabeth was harteiyk blyde dat ey weder alleen washet kind sluimerde weder in en zy kon er dus weder op haar gemak over nadenken, wat zy tooh eigeniyk gewild of bezeten had. Des middags, nadat do dokter de gerust stellende verzekering had gegeven, dat het kind in beterschap toenam, werd Wolfgang aangediond. Hy was verlangend het kind te zien en ook haar, „indien zy niet te ver moeid was", luidde het verzoek. Hem af te wyzon wm echter onmogelflkwat zouden de bedienden, wat zou hfjeelf wol gedacht hebben? Hy mocht niet wanen dat zy zich herinnerde wat in den afgeloopen nacht was voorgevallen; zy wist het immers, eg had geene rechten op hem. Hy was bleeker en verlegener dan zy, toen hy voor haar stond; het scheen hem onaan genaam te zyn, dat hy het kind slapende vond. Elizabeth zag, dat er eene verontschul diging, eene rechtvaardiging op zyne lippen zweefde, maar zy haastte zich hem te voorkomen. „Gy hebt u in den vroegen morgen reeds veel moeite voor my gegeven", zeide zy, zonder hem aan te zien, „ik dank u voor uw praobtigen bouquet, mynheer do graaf." Hy was naast haar gaan zitten. „Het verheugt my, dat gy dien aangeno men hebt, Elizabethhet verwekte in my de hoop, dat gy den gever zoudt aanhooron." Daar by tevergeefs op een toestemmend antwoord wachtte, ging hy voort; „Gy hebt my in myn slechtste uur aange troffen, Elizabeth; gy moogt niet gelooven, dat ik dlkwyis verval in eene dwaling als die, waaruit uwe nachteiyke verscbyning my redde. NeeD, wend u niet af, hoor my be daard aan; het geldt thans niet my, het betreft Adelheide eer en ik ben het haar verschuldigd, die in bescherming te nemen." Zy zag hem een oogenblik treurig aan. „Gy hebt niets van my te vreezen", zeMe zy. „Neen, neen", riep hy driftig, „zoo meende ik bet niet; niet van uwe woorden,neen, van uwe gedachfcon! Gy moet eerst hooren vóór gy veroordeelt." „Ik veroordeel niet", zeide zy zacht. „Maar gy moet my aanhooren", smeekte hy ongeduldig, „slechts dezen enkelen keer, Ehzabeth, en vermffd my dan, als gy niet auders kunt. Ik heb uwe meesteres sedert jaren gekend en hier ontmoette ik haar voor het eerst weder. Vóór zy de gade werd van Eichsdorf, was zy myne bruid!" „Adelheid Van der Wartl" nep het jonge meisje driftig, „is z y Adelheid Van der Wart?" Hy zag haar verwonderd aan. „Wat weet gy van haar en van myne vroegere betrekkingen?" vroeg hy nieuws gierig. „O, niets, niets", antwoordde zy verlegen; „ik meende er op het slot Elkrath van ge hoord te hebben, maar heb er nooit aan ge dacht, dat het dezelfde persoon kon zyn; tot nu toe was de naam my ontgaan." Hy stond verbaasd over hare onbegrypelyke ontroering, maar daar zy er geene verklaring van wilde geven, ging hy voort: „Adelheid was myne bruid, niet voor de menschen, want haar eigen vader wist er niets vanin alle stilte was zy de myne ge worden. Wat zal ik u zeggen van hot geluk dier dagen? Gy zult het ook eens begrypen, wanneer de lente in uw hart zal zyn aange broken. Ik was in die dagen een vrooiyk, gelukkig mensch, vol vertrouwen, moedigen nog niet door het ongeluk getroffen het was dus zeer natuuriyk, dat ik van de toe komst niets dan goeds verwachtte. Ik had nauwelyks Adelheids jawoord ontvangen, toen verontrustende tydingen my naar Nieuw-York terugriepen; het waren de eerste teekenen van het dreigend onweder, dat weldra los barstte. Er bleef my geen Ujd over, om per- sooniyk by Adelheids vader aanzoek te doen om hare hand, maar mooht vertrouwen dat zyzelve myne beste voorspraak zou zyn. Ik stelde dus ons geluk in hare handen en reisde gerust af. „Weinige uren na myne terugkomst te Nieuw-York verloor ik myne grootmoeder, de liefdevolle verzorgster myner kindsheidin de volgende weken werd myn grootvader beroofd van het grootste gedeelte van zyn vermogen, de vrucht van een geheel leven van arbeid zaamheid, besparing en ontbering. Hy bezweek onder deze beide slagen; ik echter bleef standvastig, want ik bezat Adelheid en met haar eene geheele wereld vol hoop en ver wachting. „Maar nauwelyks had ik plannen ontworpen voor de toekomst, om haar een bestaan, harer waardig, aan te bieden, of zy nam haar woord terug uit kinderiyke liefde, schreef zy. „Waarom ziet gy my zoo verwonderd aan, Ehzabeth; ik beklaagde my tooh niet? Zulk een oogenblik laat zich evenmin in woorden teruggeven, als de zaligheid, die daaraan was voorafgegaan. Er was my een vriend overge bleven, een waarachtig vriend; oene veran dering in zyne omstandigheden riep hem naar Breslau terugik ging met hem mede, kwam in zyne zaken en werd zyn oompagnon. Dat myn lor intussohen gestorven was en my z, vie nalatensohap had achtergelaten, dat wtet gy. Nu zou myne positie voor Adel heids vader wellicht toereikend verzekerd zyn geweest, maar nu was het te laat." „Was zy reeds gehuwd?" vroeg Elizabeth vol deelneming. „Ik weet het niet, maar ik geloofde het", antwoordde by; „het was even wel* te laat; ik kon haar het verbreken harer trouwbelofte niet vergeven, omdat myn trots er zioh tegen verzette, dat zy my zonder stryd had kunnen opgeven. Ik gevoelde daarenboven nu ook ten volle, hoezeer onze karakters van elkander versohilden en werd genezen van dien onza- ligen hartstocht, die een ander mensoh v%n my gemaakt had. Ik was daartoe op den besten weghad ik al de vrooiykheid en op gewondenheid myner jeugd verloren, de ernst, dien ik daarvoor had ingeruild, deed my d® moDscben en zaken met andere oogen be schouwen en my begrypen dat een man meer te doen heeft dan zich met de droombeelden zyner jeugd bezig te houden. Daar bracht het toeval my met gonoraal Eichsdorf in kennis ik ontdekte in hem myn peet, den vriend myner ouders, den eenigen, die hen in moei- lyke tyden had terzyde gestaan. „Wie zulke smartelyke ondervindingen heeft opgedaan als ik, die is blyde een braaf mensoh te vinden, dankbaar voor elk bswys van een oprecht, warm gevoel. Ik nam eene uitnoodi- ging, om hem in zyne woning te bezoeken, aanik moest zyne eohtgenoote leeren kennen, ik kwam en vond Adelheid. „De vrouw, die men eens bemind heeft, te ontmoeten als de vrouw van een ander, onver moed, onverwacht, dat is in staat zelfs in het kalmste gemoed een storm te doen opstekeo. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2