N°. 10401. T>onderda,a: 18 Januari. A*. 1894. <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn~ en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. HET SLOT ELKRATH. LEIDSCH M&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 110< Franco por post Afzonderiyke Nommers i.40. 0.06. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regele f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. De Nederlanderhet orgaan der fractie- Kerdyk, weigert geloof te slaan aan hetgeen „de heer Van Houten insinueerend tracht te doen gelooven, en hetgeen de N. R. Ct. als een haar in het oor gefluisterd gerucht verder vertelt, dat toen in Juli 11. de kieswets voordracht in openbare beraad- "slag in g kwam, niet het ministerie als zoo- tanig er zyn zegel aan zou hebben gehecht." Het weekblad Nederland oppert de meening, dat, indien er werkelyk oneenigheid is, de zaak zich aldus moet hebben toegedragen Een of meer ministers, die vroeger zich ver- eenigoen met de denkbeelden van den heer Tak, nedergelegd in zyne wetsontwerpen en in do toelichting, die goedkeurden dat hij aan al de grieven en bezwaren, in het voorloopig verslag ontwikxelde, geen ander gevolg gaf dan upgosloten ligt in eenige by de memorie van antwoord gevoegde wijzigingen van niet verre strekking willen thans dat hy meer zal toegeven. HetzQ bevreesd geworden voor de gevolgen van het met hunne instemming voor gestelde kiesrecht, hetzij thans inziende, dat het vasthouden aan „do kern" der ontwerpen noodlottige gevolgen zal hebben voor het mi nisterie of voor de part\j waaruit het voortkwam, verlangen thans een of meer ministers, dat ook de heer Tak zal doen alsof hy evenzeer bevreesd ware geworden voor de gevolgen van zyn met warmte verdedigd voorstel. Alleen hierin kan de reden gezocht worden tot de oneenigheid, waarvan de geruchten gesteld zy zyn gegrond - spreken. Aan die gegrond heid twyfelt Nederland echter blykbaar; dat blad doet opmerken, dat, al bleef verborgen of de ministerraad gekend is in het gewyzigd ontwerp, dat trouwens de kern onaangetast liet, niet verborgen ble.f, dat de collega's van den heer Tak rustig raast dezen bleven zitten niet alleen, maar by wyze van mani fest zelfs naast hem gingen zitten by de behandeling van het ontwerp in de Tweede Kamer. Overigens is, als er stryd is in den ministerraad, do minister van binnenl. zak^n reeds daarom sterk, omdat zyrie ervaring en scherpzinnigheid hom bytyds naar een wapen deden grypen, dat hem onkwetsbaar en on verwinneiyk maakt tegenover ztytie collega's. Dat wapen vinat by in de wyze waarop de memorie van toelichting op den voorgrond treedt. Elk denkbeeld, elk systeem op éón na dat zich denken liet, werd onderhanden genomen, ontkleed, ontleed en als onbruikbaar weggeworpen. En daarna werd geconcludeerd, dat er dus slechts één raiddel overbleef om aan de grondwet uitvoering te geven, of liever dat slechts éón regeling van het kiesrecht mogeiyk was. De minibreriaad, genoegen nemende met de indiening van zulk een memorie van toe lichting, benam zichzelven voor altyd de ge legenheid om iets toe te geven aan de voor standers van elk ander systeem dan dat van den minister v?n binnenlanos» he zaken. De Haagsche corr. van de Zutf. Ct. betuigt (altyd in de onderstolling dat het gerucht waarheid bevat) instemming met de opmer king van het Vaddat de ambtgenooten van den minister óf, evenals hy, hernieuwd overleg in den ministerraad onnoodig hebben geacht, óf in het uitblyven van dat hernieuwd overleg hebben berust. In beide gevallen hebben zy de mede-verantwoordeiykheid aanvaard. „Iritusschen ook nog een derde is mogelyk. Het kan ook zyn, dat de memories van ant woord nooit of te nimmer in den minister raad een püht van behandelihg uitmaken en dat dus daarvan ook in dit geval geer. sprake kon wezen. Zoo zou het ministeriëele raadsel op de meest eenvoudige wyze zyn opgelost en al het geschryf over deze zoo hoogst ge wichtige quaestie op een misverstand berusten." Onder den naam van „Studiën" over staat kunde en staatsrecht is het eerste stuk ver schenen van de verzameling van opstellen, geschreven door wyien prof. Buys, welke onder toezicht van mr. W. H. De Beaufort, lid, en mr. A. R. Arntzenius, grilfier der Tweede Kamer, wordt uitgegeven. Dit eerste gedeelte bevat de artikelen, die voor en na den val van het twoede ministerie Tborbecke in 1866 werden geschreven en die over de ontbinding der Tweede Kamer in 1866. De inteekenaren ontvangen bij het werk het portret van prof. Buys, door Jan Veth geutst. Zooals men weet, is op het Kers t- congre8 te Groningen der sociaal democratische party een hevige stryd gevoerd over de vraag, of de socialisten, (vooral l>y uitbreiding van kiesrecht) ook zouden deel nemen aan verkiezingen, ten einde aldus invloed op de wetgeving te verkrygen. De meerderheid beantwoordde deze vraag ont kennend, en dit besluit moet thans aan het referendum der party onderworpen worden. In afwachting daarvan bonden verschillende socialistische bladen zich met de vraag bezig. De Nieuwe Tyd, een van de grootste voor standers van de „parlementaire tactiek", haalt de meening van een aantal bladen aan. Zoo hopen de Volksvriend en Vrijh'i t (red Helsdingen) dat bot referendum het. congres- besluit zal verwerpen, het eerste blad, omdat dan de socialisten, die wel aan de verkie zingen willen meedoen, zich afr.onderiyk moeten aansluiten, het tweede, omdat men in het parlement „alles mag zeggen", en de verkiezingen een uitstekend propaganda middel zyn. De Wachter (red. Schaper) is wel voor pailementaire tactiek, doch vreest dat de parlementairen de arbeiders zullen „inpalmen", vooral in die districten, uie nog niet door de soc.-dem. „bewerkt" zyn. Voor waarts (red. Van Emmenes) juicht daaren tegen het congresbesluit toe en wil niets van de parlementaire tactiek weten. In Recht voor Allen plaatste Vliegen te Maastricht een ingezonden stuk, waarin hy tegen het Congresbesluit opkwam. Ook vond hy het onbillijk, dat aldus de minderheid zich van parlementaire tactiek zou moeten onthouden. Recht voor Allen zelf is natuur lijk met het Congresbesluit ingenomen, het acht de zaak niet een personenquaesiie, maar een beginselverschil en zegt bovendien: er zyn onder de parlementairen, dio er niets van meenen en om andere redenen dien weg op gaan," eene insinuatie, die De Nieuwe Tyd „laat voor hetgeen ze is." De heer R. Van Zinderen Bakker, die, sedert de meeroerheid van den gemeenteraad van Opsterland in handen is van de Fnesche volksp nty, als weihouder zitting heeft in het dagelyks bestuur van uie gemeente, heeft in het Sociaal Weekblad geschetst hoe het tot dusver gegaan is met de plannen, welke door het bestuur van die gemeente beraamd zyn tot vermindering der armoede. Deze is in die gemeente byna 16,000 zielen zeer groot; het burgeriyk armbestuur goeft jaarlyks ƒ50,000 aan bedeeling uit, en onder do be deelden zyn v -le valide werklieden, die arbeiden kunnen en willen, maar geen werk kunnen bekomen. Het gemeentebestuur is er daarom op bedacht zooveel mogelijk werkverschaffing te stellen in plaats van de gewone bedeeling. Met dat doel werd ©en plan tot grondver betering ontworpen, dat volgens den beer v. Z. B., zonder schade, ja zelfs met voordeel voor de gemeentekas zou kunnen worden uitgevoerd. Op advies van de raads-commissio van welke dit plan uitging, besloot de raad eenige hectaren gronds aan te koopen; waartoe een leening van ƒ2600 zou worden gesloten. De aan te koopen grond, tien hectaren zoo genaamde ondergrond, zou door werkloozen tot bouwland geschikt worden gemankt, en by raadsbesluit werd bepaald, dat de rente der leening en ook de kosten van bewerking, be mesting en hebouwing gevonden zouden worden uit de opbrengst der landbouwproducten en uit een oydrage uit de gemeentekas tot geen hoogtr bedrag dan, ten gevolge van uit te hi talen arbeidsloonen, aan de kas van het burgeriyk armbes'uur zou worden betaald. Het land zelf zou sléchts ƒ1700 kosten, maar de kosten van de eerste bewerking, het zoogenaamd doorzetten en egallseeren, be nevens het graven van slooten en wijken werd geschat op 350 per H. A., dus 3500 voor tien H. A. Volgens een gedetailleerde be rekening zou de gemeente het eerste jaar slechts ƒ174 voor subsidie hebben uit te geven, terwijl ƒ4500 aan wei klo m zou zyn besleed en daardoor de gewone bedeeling aan- merkeiyk zou afnemen. De gemeente zou dan wtl met een schuldenlast van 5200 zyn bezwaard, maar daarvoor in het bezit zyn gekomen van 10 hectaren goed bewerkten en goed bemesten grond, waaruit de rente van de geldleening, zynde eeri bedrag van ƒ234, naar men meende, wel gevonden zou kunnen worden. Do uitvoering van dit plan, dat in de ge meente zelve vry algemeen werd toegejuicht als een eerste stap in de goede richting, is echter afgestuit op ae weigering van Ged. S aten van Friesland om het besluit van den raad goed te keuren. Die weigering berust op de volgende gronden: 1. dat een zoodanige bewerking vau grond niet behoort tot de roeping van het gemeentebestuur; 2. dat de levensvatbaarheid van de onderneming vol strekt niet was gebleken; 3. dat een aergeiyke proef op zoo bescheiden schaal slechts enkelen zou bevoorrechten; 4. dat het dooaend zou zyn voor het particulier initiatief; 5. dat bet storend zou werken op de maatschappeiyke verhoudingen; 6. dat het van te ver strek kende gevolgen zou zyn. De heer v. Z. B. past op dit weigerend bescheid van Ged. Staten de spreuk toe, dat het met onwillige honden slecht hazen vangen is. Ook de Friesche Crt. keurt de beschikking van Ged. Staten af. Zy zegt daarvan: „Zes redenen derhalve voor één, maar welke redenen? Gedeputeerde Staten spreken zichzdlf tegen. Wat praat men van „te vèr strekkende gevolgen," „verlamming van het particulier initiatief" en „verstoring van de maatschappeiyke verhoudingen," als men zelf moet erkennen, dat het een zeer bescheiden proef is. En waarom geweigerd die proef te nemen? Waarom zou het niet op den weg van een gemeentebestuur liggen, maatregelen te beramen tot voorkoming van armoede en om in den grooten nood te voorzien langs anderen weg dan die van de gewone demo- raliseerende bedoeling? Er worden door tal van gemeenten voor geheel andere doeleinden, waarby het algemeen belang veel minder op den voorgrond treedt, gelden besteed. Hier zyn het subsidiön van kerken, daar subsidien voor schouwburgen, elders subsidiën voor congressen en tentoonstellingen, die door het hoogere gezag grif worden goedgekeurd. Wy weten wel, dat Ged. Staten van Friesland de roeping van gemeentebesturen over 't alge meen beperkter opvatten dan hunne collega's in andere provinciën. Voor twee jaren werd ook goedkeuring geweigerd voor een subsidie aan een vereeniging tot het verstrekken van voedsel op school, waartoe de gemeenteraad van Sneek had besloten, maar zouden zy b. v. ook een weigerend antwoord hebben gegeven, als de gemeenteraad van OpsterlanU gelden disponibel had willen stellen voor de verbete ring van het paardenras? En staan hier niet veel hoogere en grootere belangen op het spel O, zeker, de gemeenteraad heeft zich geen oogenblik kunnen voorstellen, dat door dit plan alle werkloozen op eens kunnen worden ge holpen; hun aantal wordt in Opsterland op 600 geschatmaar mag dat een redon zyn om niets te doen? Moest het niet veoleer op prijs wurden gesteld, dat men zich voorloopig met een bescheiden proef wil tevreden stellen en de resultaten wil afwachten, voor dat men de gemeenten een groote verantwoordelykheid laat op zich nemen? Natuurlijk, do resultaten kunnen tegenvallen; de kosten zullen grooter blyken dan geraamd werd, maar dat zouden rodonen kunnen zyn, om alsdan een „tot hier toe en niet verder" uit te spreken, maar niet om reeds nu een onvoorwaardeiyk veto te doen hooren. In het ergste goval zou de voorziening, in den grootsten nood dor gemeente nog een ƒ200 meer kosten dan reeds nu het goval is, maar mag dat een reden zyn, om, waar men staat voor zoo treurige toestanden, ge heel de mogelykheid af te sluiten, daarin met een kleine financioele opoffering althans eenige verbetering te brengen? „Maar het particulier initiatief! Klinkt dat woord tegenover een zoo toenemende arm lastige bevolking ten gevolge van werkloosheid niet als wreede ironie? Wie zou niet gaarne wenechen, dat er door particulieren zooveel werd gedaan en zooveel werk werd ver schaft, dat maatregelen als Opsterland wil uitvoeren, overbodig waren, maar dat Is nu eenmaal niet het geval, on mag men niet met grond verwachten, dat juist het goede voorbeeld van het gemeentebestuur, in plaats van anderen af te schrikken, veeleer zal strekken om ook andereu aan te moedigen om hun plicht te doen? En bovendien, wat wordt dan wol door Ged. Staten beraamd om het „particulier initiatief' te steunen en op te wekken? „En dan de „verstoring der maatschappe iyke verhoudingen." Het kost moeite om by zulke argumenten ernstig te biyven. Hoe zou ooit ter wereld verschaffing van behooriyk betaalden, productieven arbeid, waaraan zoo groote behoefte bestaat, storend kunnen in werken op de maatschappeiyke verhoudingen. Zien Ged. Staten dan niet in, dat juist hun besluit storend zal werkenhebben zy or nooit aan gedacht dat juist door hunne be slissing, waardoor de met zooveel instemming begroete plannen van het gemeentebestuur voorloopig in duigen vallen, de kiemen worden gezaaid van ontevredenheid, haat en ver bittering?" De Fr. Ct. acht de verontwaardiging over dit besluit, waaraan de heer v. Z. B. in bittere woorden lucht geeft, volkomen verklaarbaar van hem, van wien men op grond van zyne antecedenten mag aannemen, dat hy zich niet laat meesleepen door onbekookte haat tegen regeerders en machthebbenden, maar ln zyn ziel overtuigd is, dat het provinciaal bestuur een besluit heeft genomen, dat noodlottige gevolgen moot hebben voor de gemeente zyner inwoning. Als de zaak zich werkelijk zoo heeft toegedragen als de heer v. Z. B. haar schetste, dan aarzelt ook de Fr. Ct. niet, de beslissing hoogst bedroevend te noemen. Daarom verheugt zy zich, dat volgens mode- deeling van den heer Bakker, eerstdaags een beroep op de hooge regeering zal worden ge daan I Men kan dan ten minste zeker zyn, dat de zaak opnieuw grondig zal worden onderzocht, en met te meer hoop op goeden uitslag kan, dunkt de Fr. Cteene nadere beslissing van den minister van binnenl. zaken worden ingeroepen, omdat deze door de sub sidiön, eenige maanden geleden aan West- stellingwerf en Havelte toegekend, reeds ge toond heeft tot maatrogelen als door Opster land worden beoogd, zyne medewerking wel te willen verleenen. Nader wordt aan het S. W. geschroven, dat op nog eon ander plan door het gemeente bestuur van Opsterland do goedkeuring van Ged. Staten is gevraagd. Hier betrof het eene aanbiodiDg van een dor uitwonende grond eigenaren, baron v. Lynden, die een Btuk thans waardeloozen grond ter beschikking van GOLO KAIMUND. 62) Ware hy echter vroeger gekomen, toen de oude Worlitz u nog d9 verplichting oplegde, u in te houden, toen de uiterlijke omstan digheden u minder zorg en meer genot baar den, de zaak zou, zooals ik gezegd heb, ge makkeiyker te verdragen zijn geweest. Nu vordert zy dubbel zooveel kr.-.cht en moet gy alles inspannen om uzelven roeenter te worden. Ik mag toch niet verondeistellen, dat gy met uw harteleed voor de wereld te koop zult gaan loopen, die vroeger ook niets van uw geluk geweten hebben en nog minder, dat gy den schyn op u wilt laden, a-sof gy weaklaagdet als eene vrouw of als een grya- aard over het verloren vermogen, dat gy als man weder terug kunt winnen. Kom daarom tot uzelven, Elkrath, doe het om uw zelfs wil en doe het ook om my, indien gy nog eenigszms aan my gehecht zflt." Wolfgang sprong op en sloot met harts tochtelijke beweging de hand zyns vriends in de zyne. ,Ik hecht veel waarde aan uwe vriendschap," zelde hy, „dat weet gy, en op dit oogenblik zyt gy de eenigste mensch op aarde, op wiens achting ik nog piqjs stel. Ik wil beproeven, de dingen met uwe oogen te beschouwen, maar ik moet het eerst leeren en daartoe beboort tyd. Laat my daarom voorloopig met rust; voor het uiterlijke zal ik u en myzelven eer aandoen, maar hier, binnen myne vier muren, wil ik my geen dwang aandoen en niet scbynen, wat ik niet. ben." Gradiowski knikte goedkeurend. „Meer ver lang ik ook niet; het andere komt vanzelf. En nu nog iets, Elkrath, wat u by uwe oogenblikkelyke opgewondenheid misschien met zoo onverschillig zal laten, als ik voor een uur gedacht zou hebben. Ik keer naar Europa terug, binnen zeer konen tyd en wel voor altyd. Dezelfde stoomboot, die u die ongelukkige tyding bracht, roept my als erf genaam van myn overleden oom naar Breslau. waar ik my tevens aan het hoofd der zaken moet stellen. Gy kent myne familie-omstan digheden, en weet dat deze broeder van mijne moeder baar wel steeds innig beeft liefgehad, maar, zwak «als hy was, noch tegen het misnoegen der overige broeders en zusters, noch tegen den scherp uitgesproken afkeer van zyne eigen heerschzuchtige vrouw tegen bet huweiyk myner moeder bestand was Ik wil ook gaarne aannemen dat de Poolsche sympathieën van myne ouders aan deze be krompen en alledaagsche lieden veel zorg gebaard hebben en vind het zelf heden nog zeer begrilpeiyk, dat myn vader, na de treurige ervaringen, die by onder de familie zyner vrouw heeft opgedaan, myne hulplooze kinds heid liever aan do Greys dan aan die lieden toevertrouwde. Die vervreemding en onaan gename gebeurteniseen hebben evenwel by mfin oom de stem der bloedverwantschap niet zoo ver tot zwijgen kunnen brengen, dat hy my by het maken van zyn testament kon vergeten. De goede man heeft blykbaar moed gevat by de gedachte, dat zyne goede bedoelingen eerst Da zyn dood ontdekt zouden worden, wanneer zyne vrouw hem niet meer lastig kon vallen. Ik ben dus. onder do ver plichting aan myne taDte, behalve haar eigen pereoouiyk vermogen, eene niet onaanzienlyke lijfrente en aan eenige andere familieleden logaten uit te koeren, de eenige erfgenaam van een groot vermogen en van eene groote zaak geworden en moet ray nu haasten myne nieuwe plichten te gaan vervullen. Het spreekt vanzelf, dat ik gaarne ga, vooral naar Breslau, waar ik vele vrienden myns vaders zal aan treffen en in vele opzichten ook nut kan stichten. Het eenige, dat my hindert, ie, u, vooral in den toestand, waarin gy nu verkeert, achter te moeten laten." Alles komt nu ook ineens," zeide Wolfgang somber, „alles. Met u verlies ik het laatste, dat my uit den goeden ouden tyd is over gebleven, Gradiowski l En ik verzeker u dat al myn werken en zwoegen de moeite niet waard is, zekoriyk niet. Waartoe al die drukte om zyn stukje brood te verdienen, en waartoe dat brood? om een leven te rekken, dat noch voor my, Doch voor anderen eenige waarde beeft? Ik weet het wel, de moralisten komen met mooie phrasen voor den dag, dat men in de wereld is om nut te stichten, maar ik behoor nu niet tot die hoogdravende naturen, die met ascetische zelfverloochening aj hun geluk in de ver vulling hunner plichten vinden. Plicht ia geen geluk en ik behoef evenzeer liefde en vreugde, als de bloemen licht en zonneschyn, aan welke men er toch ook geen verwyt van maakt, dat zy die niet kunnen ontberen. Ik moet een nieuw bestaan beginnen en bet eerste, dat ik daartoe noodig heb en dat my meer waard is dan dollars, is gemoedsrust en kalmte. In myn toestand zyn die echter met te verkrygen zonder een oprecht vriend en daarom wil ik, als ook gy dit goed vindt, myn engagement hier verbreken en met u gaan. Of ik hier werk of daar er zal toch in uwe zaak wel een plaatsje zyn, waar gy my gebruiken kuntt" Met een luiden kreet van biydschap sprong de Pool op. „Dat is een woord uit uw hart, Elkrath, en nu koester ik ook geone vrees meer omtrent u. Dat ik het roer nog eenigen tyd voor u in handen houd, vind ik zelf zeer goed, en later, wanneer uw blik weder on- beneveld en uw hart verlicht is, zult gy zelf den koers wel weder vinden. Ik houd my op dit oogenblik voor den gelukkigsten mensch op aarde: nieuwe, aangename betrokkingen, eene geliefkoosde bezigheid en het vooruitzicht op ons voortdurend vriendschappeiyk samen- zyn, zeg het zelf, Elkrath, wat zou ik nog meer kunnen verlangen?" Wolfgang glimlachte smarteiyk: „Iets, wat gy niet kent „En wat ik ook niet wil kennen. De dwepers zeggen dat liefde en plicht hetzelfde betee- kenen, maar die dieper doordenken zeggen dat liefde en leed vaak even nauw verwant zyn. Ik stel my tevreden met de vriendscnap en misschien zult gy nog wel eens van het zelfde gevoelen worden. Morgen moet gfl nu alles met Kempton bespreken en binnen veer tien dagen vertrekken wy." Wolfgang knikte slechts evon met het hoofd. Na eenige oogenblikken, waarin hy in een diep gepeins verzonken was geweest, zeide hy: „Naar Europal Eigeoiyk, Gradiowski, moest ik het, indien ik my niet moest scha men bygeloovig te zyn, niet doen. Myne beste betrekkingen en ikzelf bebben in dat wereld deel slechts trouweloosheid gevonden; hoeveel vertrouwen en zielsrust heeft dat werelddeel my niet gekost I" „Juist daarom moet gy gaan en wat u toekomt terugeischen," beweerde Gradiowski; „ginds, over de zee, is men u zooveel schuldig gebleven, dat gy waariyk het terrein niet angstig behoeft te vermyden, maar integendoel moet trachten het terug te veroveren. Recht, jeugd, wil en kracht, alles is op uwe hand; wat zoudt gy dan vreezen?" Wolfgang antwoordde niet aanstonds. In zyne herinneringen verloren, staarde hy eenige oogenblikken als doelloos voor zich uit. „Heb dan geduld met my," zeide hy eindelfik. „Gy hebt geiyk, ik heb niets te vreezen dan myn eigen hart. Ik zal het echter leeren bedwingen, zoodat geluk noch ongeluk my ooit weder myne bedaardheid en zelf oeheersching doen verliezen." k Ver volg onmmijtU.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5