N°. 10401.
T>onderda,a: 18 Januari.
A*. 1894.
<§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn~ en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
LEIDSCH
M&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 110<
Franco por post
Afzonderiyke Nommers
i.40.
0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regele f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
De Nederlanderhet orgaan der fractie-
Kerdyk, weigert geloof te slaan aan hetgeen
„de heer Van Houten insinueerend tracht te
doen gelooven, en hetgeen de N. R. Ct. als een
haar in het oor gefluisterd gerucht verder
vertelt, dat toen in Juli 11. de kieswets
voordracht in openbare beraad-
"slag in g kwam, niet het ministerie als zoo-
tanig er zyn zegel aan zou hebben gehecht."
Het weekblad Nederland oppert de meening,
dat, indien er werkelyk oneenigheid is, de
zaak zich aldus moet hebben toegedragen
Een of meer ministers, die vroeger zich ver-
eenigoen met de denkbeelden van den heer
Tak, nedergelegd in zyne wetsontwerpen en
in do toelichting, die goedkeurden dat hij aan
al de grieven en bezwaren, in het voorloopig
verslag ontwikxelde, geen ander gevolg gaf dan
upgosloten ligt in eenige by de memorie van
antwoord gevoegde wijzigingen van niet verre
strekking willen thans dat hy meer zal
toegeven. HetzQ bevreesd geworden voor de
gevolgen van het met hunne instemming voor
gestelde kiesrecht, hetzij thans inziende, dat
het vasthouden aan „do kern" der ontwerpen
noodlottige gevolgen zal hebben voor het mi
nisterie of voor de part\j waaruit het voortkwam,
verlangen thans een of meer ministers, dat
ook de heer Tak zal doen alsof hy evenzeer
bevreesd ware geworden voor de gevolgen
van zyn met warmte verdedigd voorstel. Alleen
hierin kan de reden gezocht worden tot de
oneenigheid, waarvan de geruchten gesteld
zy zyn gegrond - spreken. Aan die gegrond
heid twyfelt Nederland echter blykbaar; dat
blad doet opmerken, dat, al bleef verborgen
of de ministerraad gekend is in het gewyzigd
ontwerp, dat trouwens de kern onaangetast
liet, niet verborgen ble.f, dat de collega's
van den heer Tak rustig raast dezen bleven
zitten niet alleen, maar by wyze van mani
fest zelfs naast hem gingen zitten by de
behandeling van het ontwerp in de Tweede
Kamer. Overigens is, als er stryd is in den
ministerraad, do minister van binnenl. zak^n
reeds daarom sterk, omdat zyrie ervaring en
scherpzinnigheid hom bytyds naar een wapen
deden grypen, dat hem onkwetsbaar en on
verwinneiyk maakt tegenover ztytie collega's.
Dat wapen vinat by in de wyze waarop de
memorie van toelichting op den voorgrond
treedt. Elk denkbeeld, elk systeem op éón
na dat zich denken liet, werd onderhanden
genomen, ontkleed, ontleed en als onbruikbaar
weggeworpen. En daarna werd geconcludeerd,
dat er dus slechts één raiddel overbleef om aan
de grondwet uitvoering te geven, of liever dat
slechts éón regeling van het kiesrecht mogeiyk
was. De minibreriaad, genoegen nemende met
de indiening van zulk een memorie van toe
lichting, benam zichzelven voor altyd de ge
legenheid om iets toe te geven aan de voor
standers van elk ander systeem dan dat van
den minister v?n binnenlanos» he zaken.
De Haagsche corr. van de Zutf. Ct. betuigt
(altyd in de onderstolling dat het gerucht
waarheid bevat) instemming met de opmer
king van het Vaddat de ambtgenooten van
den minister óf, evenals hy, hernieuwd overleg
in den ministerraad onnoodig hebben geacht,
óf in het uitblyven van dat hernieuwd overleg
hebben berust. In beide gevallen hebben zy
de mede-verantwoordeiykheid aanvaard.
„Iritusschen ook nog een derde is mogelyk.
Het kan ook zyn, dat de memories van ant
woord nooit of te nimmer in den minister
raad een püht van behandelihg uitmaken en
dat dus daarvan ook in dit geval geer. sprake
kon wezen. Zoo zou het ministeriëele raadsel
op de meest eenvoudige wyze zyn opgelost
en al het geschryf over deze zoo hoogst ge
wichtige quaestie op een misverstand berusten."
Onder den naam van „Studiën" over staat
kunde en staatsrecht is het eerste stuk ver
schenen van de verzameling van opstellen,
geschreven door wyien prof. Buys, welke
onder toezicht van mr. W. H. De Beaufort,
lid, en mr. A. R. Arntzenius, grilfier der
Tweede Kamer, wordt uitgegeven. Dit eerste
gedeelte bevat de artikelen, die voor en na
den val van het twoede ministerie Tborbecke
in 1866 werden geschreven en die over de
ontbinding der Tweede Kamer in 1866.
De inteekenaren ontvangen bij het werk het
portret van prof. Buys, door Jan Veth geutst.
Zooals men weet, is op het Kers t-
congre8 te Groningen der sociaal
democratische party een hevige stryd gevoerd
over de vraag, of de socialisten, (vooral l>y
uitbreiding van kiesrecht) ook zouden deel
nemen aan verkiezingen, ten einde aldus
invloed op de wetgeving te verkrygen. De
meerderheid beantwoordde deze vraag ont
kennend, en dit besluit moet thans aan het
referendum der party onderworpen worden.
In afwachting daarvan bonden verschillende
socialistische bladen zich met de vraag bezig.
De Nieuwe Tyd, een van de grootste voor
standers van de „parlementaire tactiek",
haalt de meening van een aantal bladen aan.
Zoo hopen de Volksvriend en Vrijh'i t (red
Helsdingen) dat bot referendum het. congres-
besluit zal verwerpen, het eerste blad, omdat
dan de socialisten, die wel aan de verkie
zingen willen meedoen, zich afr.onderiyk
moeten aansluiten, het tweede, omdat men
in het parlement „alles mag zeggen", en de
verkiezingen een uitstekend propaganda
middel zyn. De Wachter (red. Schaper) is
wel voor pailementaire tactiek, doch vreest
dat de parlementairen de arbeiders zullen
„inpalmen", vooral in die districten, uie nog
niet door de soc.-dem. „bewerkt" zyn. Voor
waarts (red. Van Emmenes) juicht daaren
tegen het congresbesluit toe en wil niets van
de parlementaire tactiek weten.
In Recht voor Allen plaatste Vliegen te
Maastricht een ingezonden stuk, waarin hy
tegen het Congresbesluit opkwam. Ook vond
hy het onbillijk, dat aldus de minderheid
zich van parlementaire tactiek zou moeten
onthouden. Recht voor Allen zelf is natuur
lijk met het Congresbesluit ingenomen, het
acht de zaak niet een personenquaesiie, maar
een beginselverschil en zegt bovendien: er
zyn onder de parlementairen, dio er niets van
meenen en om andere redenen dien weg op
gaan," eene insinuatie, die De Nieuwe Tyd
„laat voor hetgeen ze is."
De heer R. Van Zinderen Bakker, die,
sedert de meeroerheid van den gemeenteraad
van Opsterland in handen is van de Fnesche
volksp nty, als weihouder zitting heeft in het
dagelyks bestuur van uie gemeente, heeft in het
Sociaal Weekblad geschetst hoe het tot dusver
gegaan is met de plannen, welke door het
bestuur van die gemeente beraamd zyn tot
vermindering der armoede. Deze is in
die gemeente byna 16,000 zielen zeer groot;
het burgeriyk armbestuur goeft jaarlyks
ƒ50,000 aan bedeeling uit, en onder do be
deelden zyn v -le valide werklieden, die arbeiden
kunnen en willen, maar geen werk kunnen
bekomen. Het gemeentebestuur is er daarom
op bedacht zooveel mogelijk werkverschaffing
te stellen in plaats van de gewone bedeeling.
Met dat doel werd ©en plan tot grondver
betering ontworpen, dat volgens den beer
v. Z. B., zonder schade, ja zelfs met voordeel
voor de gemeentekas zou kunnen worden
uitgevoerd. Op advies van de raads-commissio
van welke dit plan uitging, besloot de raad
eenige hectaren gronds aan te koopen; waartoe
een leening van ƒ2600 zou worden gesloten.
De aan te koopen grond, tien hectaren zoo
genaamde ondergrond, zou door werkloozen
tot bouwland geschikt worden gemankt, en
by raadsbesluit werd bepaald, dat de rente
der leening en ook de kosten van bewerking, be
mesting en hebouwing gevonden zouden worden
uit de opbrengst der landbouwproducten en
uit een oydrage uit de gemeentekas tot geen
hoogtr bedrag dan, ten gevolge van uit te
hi talen arbeidsloonen, aan de kas van het
burgeriyk armbes'uur zou worden betaald.
Het land zelf zou sléchts ƒ1700 kosten,
maar de kosten van de eerste bewerking, het
zoogenaamd doorzetten en egallseeren, be
nevens het graven van slooten en wijken
werd geschat op 350 per H. A., dus 3500
voor tien H. A. Volgens een gedetailleerde be
rekening zou de gemeente het eerste jaar
slechts ƒ174 voor subsidie hebben uit te
geven, terwijl ƒ4500 aan wei klo m zou zyn
besleed en daardoor de gewone bedeeling aan-
merkeiyk zou afnemen. De gemeente zou dan
wtl met een schuldenlast van 5200 zyn
bezwaard, maar daarvoor in het bezit zyn
gekomen van 10 hectaren goed bewerkten en
goed bemesten grond, waaruit de rente van
de geldleening, zynde eeri bedrag van ƒ234,
naar men meende, wel gevonden zou kunnen
worden.
Do uitvoering van dit plan, dat in de ge
meente zelve vry algemeen werd toegejuicht
als een eerste stap in de goede richting, is
echter afgestuit op ae weigering van Ged.
S aten van Friesland om het besluit van den
raad goed te keuren. Die weigering berust
op de volgende gronden: 1. dat een zoodanige
bewerking vau grond niet behoort tot de
roeping van het gemeentebestuur; 2. dat de
levensvatbaarheid van de onderneming vol
strekt niet was gebleken; 3. dat een aergeiyke
proef op zoo bescheiden schaal slechts enkelen
zou bevoorrechten; 4. dat het dooaend zou
zyn voor het particulier initiatief; 5. dat bet
storend zou werken op de maatschappeiyke
verhoudingen; 6. dat het van te ver strek
kende gevolgen zou zyn.
De heer v. Z. B. past op dit weigerend
bescheid van Ged. Staten de spreuk toe, dat
het met onwillige honden slecht hazen vangen
is. Ook de Friesche Crt. keurt de beschikking
van Ged. Staten af. Zy zegt daarvan:
„Zes redenen derhalve voor één, maar
welke redenen? Gedeputeerde Staten spreken
zichzdlf tegen. Wat praat men van „te vèr
strekkende gevolgen," „verlamming van het
particulier initiatief" en „verstoring van de
maatschappeiyke verhoudingen," als men zelf
moet erkennen, dat het een zeer bescheiden
proef is. En waarom geweigerd die proef te
nemen? Waarom zou het niet op den weg
van een gemeentebestuur liggen, maatregelen
te beramen tot voorkoming van armoede en
om in den grooten nood te voorzien langs
anderen weg dan die van de gewone demo-
raliseerende bedoeling? Er worden door tal
van gemeenten voor geheel andere doeleinden,
waarby het algemeen belang veel minder op
den voorgrond treedt, gelden besteed. Hier
zyn het subsidiön van kerken, daar subsidien
voor schouwburgen, elders subsidiën voor
congressen en tentoonstellingen, die door het
hoogere gezag grif worden goedgekeurd. Wy
weten wel, dat Ged. Staten van Friesland de
roeping van gemeentebesturen over 't alge
meen beperkter opvatten dan hunne collega's
in andere provinciën. Voor twee jaren werd
ook goedkeuring geweigerd voor een subsidie
aan een vereeniging tot het verstrekken van
voedsel op school, waartoe de gemeenteraad
van Sneek had besloten, maar zouden zy b. v.
ook een weigerend antwoord hebben gegeven,
als de gemeenteraad van OpsterlanU gelden
disponibel had willen stellen voor de verbete
ring van het paardenras? En staan hier niet
veel hoogere en grootere belangen op het spel
O, zeker, de gemeenteraad heeft zich geen
oogenblik kunnen voorstellen, dat door dit plan
alle werkloozen op eens kunnen worden ge
holpen; hun aantal wordt in Opsterland op
600 geschatmaar mag dat een redon zyn om
niets te doen? Moest het niet veoleer op prijs
wurden gesteld, dat men zich voorloopig met
een bescheiden proef wil tevreden stellen en
de resultaten wil afwachten, voor dat men de
gemeenten een groote verantwoordelykheid
laat op zich nemen? Natuurlijk, do resultaten
kunnen tegenvallen; de kosten zullen grooter
blyken dan geraamd werd, maar dat zouden
rodonen kunnen zyn, om alsdan een „tot hier
toe en niet verder" uit te spreken, maar niet
om reeds nu een onvoorwaardeiyk veto te doen
hooren. In het ergste goval zou de voorziening,
in den grootsten nood dor gemeente nog een
ƒ200 meer kosten dan reeds nu het goval
is, maar mag dat een reden zyn, om, waar
men staat voor zoo treurige toestanden, ge
heel de mogelykheid af te sluiten, daarin
met een kleine financioele opoffering althans
eenige verbetering te brengen?
„Maar het particulier initiatief! Klinkt dat
woord tegenover een zoo toenemende arm
lastige bevolking ten gevolge van werkloosheid
niet als wreede ironie? Wie zou niet gaarne
wenechen, dat er door particulieren zooveel
werd gedaan en zooveel werk werd ver
schaft, dat maatregelen als Opsterland wil
uitvoeren, overbodig waren, maar dat Is nu
eenmaal niet het geval, on mag men niet
met grond verwachten, dat juist het goede
voorbeeld van het gemeentebestuur, in plaats
van anderen af te schrikken, veeleer zal
strekken om ook andereu aan te moedigen
om hun plicht te doen? En bovendien, wat
wordt dan wol door Ged. Staten beraamd om
het „particulier initiatief' te steunen en op
te wekken?
„En dan de „verstoring der maatschappe
iyke verhoudingen." Het kost moeite om by
zulke argumenten ernstig te biyven. Hoe zou
ooit ter wereld verschaffing van behooriyk
betaalden, productieven arbeid, waaraan zoo
groote behoefte bestaat, storend kunnen in
werken op de maatschappeiyke verhoudingen.
Zien Ged. Staten dan niet in, dat juist hun
besluit storend zal werkenhebben zy or
nooit aan gedacht dat juist door hunne be
slissing, waardoor de met zooveel instemming
begroete plannen van het gemeentebestuur
voorloopig in duigen vallen, de kiemen worden
gezaaid van ontevredenheid, haat en ver
bittering?"
De Fr. Ct. acht de verontwaardiging over
dit besluit, waaraan de heer v. Z. B. in bittere
woorden lucht geeft, volkomen verklaarbaar
van hem, van wien men op grond van zyne
antecedenten mag aannemen, dat hy zich niet
laat meesleepen door onbekookte haat tegen
regeerders en machthebbenden, maar ln zyn
ziel overtuigd is, dat het provinciaal bestuur
een besluit heeft genomen, dat noodlottige
gevolgen moot hebben voor de gemeente zyner
inwoning. Als de zaak zich werkelijk zoo
heeft toegedragen als de heer v. Z. B. haar
schetste, dan aarzelt ook de Fr. Ct. niet,
de beslissing hoogst bedroevend te noemen.
Daarom verheugt zy zich, dat volgens mode-
deeling van den heer Bakker, eerstdaags een
beroep op de hooge regeering zal worden ge
daan I Men kan dan ten minste zeker zyn,
dat de zaak opnieuw grondig zal worden
onderzocht, en met te meer hoop op goeden
uitslag kan, dunkt de Fr. Cteene nadere
beslissing van den minister van binnenl. zaken
worden ingeroepen, omdat deze door de sub
sidiön, eenige maanden geleden aan West-
stellingwerf en Havelte toegekend, reeds ge
toond heeft tot maatrogelen als door Opster
land worden beoogd, zyne medewerking wel
te willen verleenen.
Nader wordt aan het S. W. geschroven, dat
op nog eon ander plan door het gemeente
bestuur van Opsterland do goedkeuring van
Ged. Staten is gevraagd. Hier betrof het eene
aanbiodiDg van een dor uitwonende grond
eigenaren, baron v. Lynden, die een Btuk
thans waardeloozen grond ter beschikking van
GOLO KAIMUND.
62)
Ware hy echter vroeger gekomen, toen de
oude Worlitz u nog d9 verplichting oplegde,
u in te houden, toen de uiterlijke omstan
digheden u minder zorg en meer genot baar
den, de zaak zou, zooals ik gezegd heb, ge
makkeiyker te verdragen zijn geweest. Nu
vordert zy dubbel zooveel kr.-.cht en moet gy
alles inspannen om uzelven roeenter te worden.
Ik mag toch niet verondeistellen, dat gy
met uw harteleed voor de wereld te koop
zult gaan loopen, die vroeger ook niets van
uw geluk geweten hebben en nog minder,
dat gy den schyn op u wilt laden, a-sof gy
weaklaagdet als eene vrouw of als een grya-
aard over het verloren vermogen, dat gy als
man weder terug kunt winnen. Kom daarom
tot uzelven, Elkrath, doe het om uw zelfs
wil en doe het ook om my, indien gy nog
eenigszms aan my gehecht zflt."
Wolfgang sprong op en sloot met harts
tochtelijke beweging de hand zyns vriends
in de zyne. ,Ik hecht veel waarde aan uwe
vriendschap," zelde hy, „dat weet gy, en op
dit oogenblik zyt gy de eenigste mensch op
aarde, op wiens achting ik nog piqjs stel. Ik
wil beproeven, de dingen met uwe oogen te
beschouwen, maar ik moet het eerst leeren
en daartoe beboort tyd. Laat my daarom
voorloopig met rust; voor het uiterlijke zal
ik u en myzelven eer aandoen, maar hier,
binnen myne vier muren, wil ik my geen
dwang aandoen en niet scbynen, wat ik
niet. ben."
Gradiowski knikte goedkeurend. „Meer ver
lang ik ook niet; het andere komt vanzelf.
En nu nog iets, Elkrath, wat u by uwe
oogenblikkelyke opgewondenheid misschien
met zoo onverschillig zal laten, als ik voor
een uur gedacht zou hebben. Ik keer naar
Europa terug, binnen zeer konen tyd en wel
voor altyd. Dezelfde stoomboot, die u die
ongelukkige tyding bracht, roept my als erf
genaam van myn overleden oom naar Breslau.
waar ik my tevens aan het hoofd der zaken
moet stellen. Gy kent myne familie-omstan
digheden, en weet dat deze broeder van mijne
moeder baar wel steeds innig beeft liefgehad,
maar, zwak «als hy was, noch tegen het
misnoegen der overige broeders en zusters,
noch tegen den scherp uitgesproken afkeer
van zyne eigen heerschzuchtige vrouw tegen
bet huweiyk myner moeder bestand was Ik
wil ook gaarne aannemen dat de Poolsche
sympathieën van myne ouders aan deze be
krompen en alledaagsche lieden veel zorg
gebaard hebben en vind het zelf heden nog
zeer begrilpeiyk, dat myn vader, na de treurige
ervaringen, die by onder de familie zyner
vrouw heeft opgedaan, myne hulplooze kinds
heid liever aan do Greys dan aan die lieden
toevertrouwde. Die vervreemding en onaan
gename gebeurteniseen hebben evenwel by
mfin oom de stem der bloedverwantschap
niet zoo ver tot zwijgen kunnen brengen,
dat hy my by het maken van zyn testament
kon vergeten. De goede man heeft blykbaar
moed gevat by de gedachte, dat zyne goede
bedoelingen eerst Da zyn dood ontdekt zouden
worden, wanneer zyne vrouw hem niet meer
lastig kon vallen. Ik ben dus. onder do ver
plichting aan myne taDte, behalve haar eigen
pereoouiyk vermogen, eene niet onaanzienlyke
lijfrente en aan eenige andere familieleden
logaten uit te koeren, de eenige erfgenaam
van een groot vermogen en van eene groote
zaak geworden en moet ray nu haasten myne
nieuwe plichten te gaan vervullen. Het spreekt
vanzelf, dat ik gaarne ga, vooral naar Breslau,
waar ik vele vrienden myns vaders zal aan
treffen en in vele opzichten ook nut kan
stichten. Het eenige, dat my hindert, ie, u,
vooral in den toestand, waarin gy nu verkeert,
achter te moeten laten."
Alles komt nu ook ineens," zeide Wolfgang
somber, „alles. Met u verlies ik het laatste,
dat my uit den goeden ouden tyd is over
gebleven, Gradiowski l En ik verzeker u dat
al myn werken en zwoegen de moeite niet
waard is, zekoriyk niet. Waartoe al die
drukte om zyn stukje brood te verdienen,
en waartoe dat brood? om een leven te
rekken, dat noch voor my, Doch voor anderen
eenige waarde beeft? Ik weet het wel, de
moralisten komen met mooie phrasen voor
den dag, dat men in de wereld is om nut
te stichten, maar ik behoor nu niet tot die
hoogdravende naturen, die met ascetische
zelfverloochening aj hun geluk in de ver
vulling hunner plichten vinden. Plicht ia geen
geluk en ik behoef evenzeer liefde en vreugde,
als de bloemen licht en zonneschyn, aan
welke men er toch ook geen verwyt van
maakt, dat zy die niet kunnen ontberen. Ik
moet een nieuw bestaan beginnen en bet
eerste, dat ik daartoe noodig heb en dat my
meer waard is dan dollars, is gemoedsrust
en kalmte. In myn toestand zyn die echter
met te verkrygen zonder een oprecht vriend
en daarom wil ik, als ook gy dit goed vindt,
myn engagement hier verbreken en met u
gaan. Of ik hier werk of daar er zal toch
in uwe zaak wel een plaatsje zyn, waar gy
my gebruiken kuntt"
Met een luiden kreet van biydschap sprong
de Pool op. „Dat is een woord uit uw hart,
Elkrath, en nu koester ik ook geone vrees
meer omtrent u. Dat ik het roer nog eenigen
tyd voor u in handen houd, vind ik zelf zeer
goed, en later, wanneer uw blik weder on-
beneveld en uw hart verlicht is, zult gy zelf
den koers wel weder vinden. Ik houd my
op dit oogenblik voor den gelukkigsten mensch
op aarde: nieuwe, aangename betrokkingen,
eene geliefkoosde bezigheid en het vooruitzicht
op ons voortdurend vriendschappeiyk samen-
zyn, zeg het zelf, Elkrath, wat zou ik nog
meer kunnen verlangen?"
Wolfgang glimlachte smarteiyk: „Iets, wat
gy niet kent
„En wat ik ook niet wil kennen. De dwepers
zeggen dat liefde en plicht hetzelfde betee-
kenen, maar die dieper doordenken zeggen
dat liefde en leed vaak even nauw verwant
zyn. Ik stel my tevreden met de vriendscnap
en misschien zult gy nog wel eens van het
zelfde gevoelen worden. Morgen moet gfl nu
alles met Kempton bespreken en binnen veer
tien dagen vertrekken wy."
Wolfgang knikte slechts evon met het hoofd.
Na eenige oogenblikken, waarin hy in een
diep gepeins verzonken was geweest, zeide
hy: „Naar Europal Eigeoiyk, Gradiowski,
moest ik het, indien ik my niet moest scha
men bygeloovig te zyn, niet doen. Myne beste
betrekkingen en ikzelf bebben in dat wereld
deel slechts trouweloosheid gevonden; hoeveel
vertrouwen en zielsrust heeft dat werelddeel
my niet gekost I"
„Juist daarom moet gy gaan en wat u
toekomt terugeischen," beweerde Gradiowski;
„ginds, over de zee, is men u zooveel schuldig
gebleven, dat gy waariyk het terrein niet
angstig behoeft te vermyden, maar integendoel
moet trachten het terug te veroveren. Recht,
jeugd, wil en kracht, alles is op uwe hand;
wat zoudt gy dan vreezen?"
Wolfgang antwoordde niet aanstonds. In
zyne herinneringen verloren, staarde hy eenige
oogenblikken als doelloos voor zich uit. „Heb
dan geduld met my," zeide hy eindelfik. „Gy
hebt geiyk, ik heb niets te vreezen dan myn
eigen hart. Ik zal het echter leeren bedwingen,
zoodat geluk noch ongeluk my ooit weder
myne bedaardheid en zelf oeheersching doen
verliezen."
k Ver volg onmmijtU.)