DE STADSZAAL PERSOVERZICHT. De discussie over de rapporten van de deskundigen in zake de Gehoorzaal en van de Commissie van Fabricage luidde volgens het thans daarvan verschonen officiéél verslag van den Gemeenteraad, aldus: De hoor Siegenbeek van Houkelom: Do hoeren zullen zich herinneren dat toen door de heeren Fockoma Andre®, Van Hoeken en m(j een rapport omtrent de Gehoorzaal werd uitgebracht, daarin op min of meer ver goelykende wijze werd gesproken over do aannemers. Wij hebben toen gezegd dat zy misbruik hebben gemaakt van de slechte controle, maar dat hun dit niet zoo kwalijk was to nemon, omdat zo doden wat ze konden doen om geld te verdiouen. Sinds dien tijd en vooral sedert de drie heeron deskundigen hun rapport hebben uit gebracht, is myne meening omtrent de aan nemers eenigszins veranderd. Uit het rapport van deze deskundigen blijkt toch dat de aannemers niet alleen gebruik hobben gemaakt van do slechte contróle om zooveel mogelijk to rekenen, maar dat zy bovendien slecht werk hobben geleverd. En dat is eene zaak, die ik veel erger vind. Mot het oog daarop wensch ik den Raad voor te stollen een besluit te nemen in dezen vorm „de Gemeenteraad besluit Burg. en Weths. uit te noodigen in het vervolg geene leve rantion voor de gemeente meer te gunnen $an de aannemers van de nieuwe Stads- GoUoorzaal, nóch ondershands nöch bfi open bare aanbesteding." Ik meen dat ik dit voorstel niet verder behoef to motiveeren, maar wanneer ik myn oordeel over de oorzaken van den slechten toostand der Gehoorzaal mag uitspreken, dan liggen deze niet alleen in het slechte werk, maar in veel hoogere mate in do slechte controle, gedurende de werkzaamheden uit geoefend. Als ik als lid van den Raad ooit berouw zal voelen over een door my uitge bracht votum, dan zal het z\jn over de stem, waartoe ik my heb laten brengen om al mede den vorigen gemeente-architect te dcchargoeron van zyn geldelijke verplichtingen. Het is toch gebleken dat niet alleen zyne finantiëele controle, doch ook zyn toezicht op "let werk zeer slecht is geweest. Ik zal m\j nu Diet verder verdiepen in de /raag of behalve die architect de onder hem werkonde ambtenaren hun plicht hebben ge daan of niet, maar mij thans alleen bepalen tot bot door my gedane voorstel. De heer Van Hoekon: In wat de heer Siogenbetk van Heukelom heeft gezegd, is vool waarser is door de aannemors gedaan K<xl niet behoorde gedaan te worden. Maar m hen nu daarvoor voor altyd uit to sluiten aar de mededinging voor de uitvoering van ;emeenteweikon, dit vind ik wel wat kras. den aannemer van welk werk ook is het niet ten kwado te duiden dat hy er van haalt wat er van te halen is. Dat wil niet zeggen dat hy daarom knoeien moet, maar als het ':oezicht gebrekkig is, laat het zich best be grijpen dat zaken worden gedaan, die niet in den haak zyn. Ik kan dus met hot voorstel /an den heer Van Heukelom niet raedegaan. De heer Fockoma Andre®: Ik moet erkennen dat het peil van zedelykheid, door den heer Van Hoeken voor een aannemer gesteld, my nogal bedenkeiyk voorkomt. Ik betwyfel ook of alle aannemers zich den maatstaf, door den heer Van Hoeken hun aangelegd, zullen laten welgevallen. Uit een werk halen wat er uit te halen valt mag de aannemer maar langs een eerlyken weg. Wanneer hy evenwel, omdat hem dooreen gebrekkig toezicht de vrye hand wordt ge laten, een gebouw zet, dat niet hecht is, zelfs gevaar oplevert voor de bezoekers, een ge bouw, waarvan de commissie van onderzoek zegt „De uitvoering voornamoiyk van die onder dooien van het gebouw, welke buiten het gezicht gelegen zyn, kan naar onze meening niet genoeg veroordeeld worden;" dan is dit een aannemer, van wien mag en moet verklaard wordenmet zulk een willen wy later in bet belang der gemeente niets meer te maken hebben. Ik geloof zeker, dat er tal van aannemors zyn, die hunne taak an ders opvatten, goen misbruik zullen maken van eene slochte contröle, en daarom is myn oordeel over de motie van den heer Siegenbeek van Heukelom ook anders dan dat van den heer Van Hoeken. De heer Van Hoeken: Do heer Fockema Andre® heeft gezegd dat het gebouw niet becht is, ja zelfs gevaar oplevert voor de bezoekers. Dit nu ben ik niet met hem eons, die voorstelling is overdreven. De aannemers, zooals uit hot rapport der Commissie van Fabricage blykt, hebben gewerkt naar het bostok, en nu mogen er kleinere, wellicht enkele grootero fouten zyn gemaakt, ik werp voor my hot grootste gedeelte van de schuld daaraan op don architect, die een zeer zwak hoofd was. En wanneer er een zwak hoofd is, dan kan iodoreen wel begrypen hoe het - met do minderon gaat. Do hoer Siegonboek van Heukelom. Ik ben het m«t den heer Van Hoeken eens dat het toezicht zoor voel te wenschen heeft overgelaten, maar dat daaraan de schuld van alle te*o iteming®:. moet geweten worden, geloot ik nut. Oo a4uneu» >:s nebben wol degoiyk beproefd miodoro vftjo- te leveren dan hun was voor- gMchreveu, en dat hun dit golukt is, is de schuld van het sloohte toezicht Maar des niettemin zyn zy toch ook schuldig. Ik mem mii to herinneren dat toon v y als Commissie, de heeren Fockema Andre®, Van Hoeken on ik, ovor de zaak spraken, de heer Van Hoeken zeide, dat hy wel wist dat het hout van de bokupping van mindere qualitoit was dan het bostok bedoolde. De heeren zullen zich herinneren dat in ons rapport op den voorgrond werd gesteld, dat wy alleen de finantiëele zyde van de zaak hadden beschouwd on ons geheel hadden onthouden van een oordeel over de uitvoering van het werk. Niet omdat wy daarvan onkundig waren, want in de antwoorden, door de deskundigen op onze vragen gegeven, schemerde by voorbeeld zeer duidelyk door dat de constructie der kap alles te wenschen overliet, terwyi ons later nog van meer fouten bleek. Het spreekt vanzelf dat door het tweede onderzoek, hetwelk zooveel later heeft plaats gehad, de fouten, waarvan de gevolgen toen verergerd waren, nog me6r aan het licht moes ten komen Overigens komt het rapport der drie deskundigen bijna geheel overeen met den indruk, indertyd door onze deskundigen van het werk ontvangen. De heer Fockema Andre®: Een enkel woord nog aan den heer Van Hoeken. Hij verwyst my naar het rapport van de Commis sie van Fabricage. Doch dit rapport verwyst my weder naar het rapport der drie des kundigen, met den inhoud waarvan de Com missie van Fabricage zich over het algemeen kan vereenigen. Wel blykt uit het rapport van de Commis sie van Fabricage, wat ons by nauwkeurige lezing van het rapport der deskundigen ook reeds is gebleken, dat tal van fouten zyn te wyten aan bestek en plannen, maar uit het rapport der deskundigen, waarmede de Com missie van Fabricage zich over het algemeon vereenigt, blykt tovens dat ook do uitvoering van het werk, waaraan eene afzonderlijke paragraaf wordt gewijd, alles te wenschen overlaat. De uitvoering kan niet genoeg ver oordeeld worden, staat er. Nu moge de heer Van Hoeken zeggen: „het gebouw gevaar opleveren? Kom, zoo erg is het niet". Ja, M. d. V., zoo erg is hot wel, er staat toch in het rapport der deskundigen, dat, wanneer de voorgestelde wyzigingen zyn aangebracht, het gebouw in een staat zal zyn gebracht, dat het geene reden tot bezorgdheid voor de veiligheid meer zal behoeven te geven. Aanvankelyk gaf het dus wel reden tot bezorgdheid. Wanneer verder in het rapport uitdruk- kelyk wordt gezegd dat het gekDoei met de kap en andere onderdeelen alleen heeft kunnen plaats hobben door gebrek aan behoorlyk toezicht, dan moet zeer steilig zulk een toe zicht worden afgekeurd, maar tevens mogen wy daarby dan ook den wensch uitdrukken, dat de gemeente niet meer worde overge loverd aan aannemers, die van dit slechte toezicht zulk een misbruik hebben gemaakt. Do heer Van Kempen: Ik geloof dat de Raad der gemeente Leiden het recht hoog moet houden. Zyn er aannemers geweest, die tegenover do gemeente hun plicht niet hebben gedaan, dan taoeten zy daarvoor worden gestraft. Is de architect een zwak man geweest, dan had dit voor de aannemers eene reden to meer moeten zyn om alles te doen wat moge- lyk was, ten einde het werk op te leveren. Dan haddon zy later kunnen zeggen: hoewel het hoofd, ons door de gemeente gegeven, een zwak man was, hebben wy toch, omdat wy menschen van beginselen zyn, gehandeld zoo als het behoorde, zooals onze plicht was. Daar dit ru niet het geval is geweest, stem ik van harte in met het voorstel van den heer Siegenbeek van Heukelom. Do heer Du Rieu: Terwyi de motie aan don eenen kant wyst op de verkeerdheden, die door de aannemers gepleegd zyn, doordat zy hebben misbruik gemaakt van do slechte contröle, geloof ik dat aan don anderen kant ook wel eens nadrukkeiyk mag gewezen worden op dat gebrekkige toezicht zelf. En daarom zoude ik wenschen dat Burg. en Weths. met nadruk werd verzocht om voort aan by werken van grooten omvang te zor gen dat het toezicht in goede handen is. De waarn. Voorzitter (de heer Do Stur- lor, wethouder): Ik kan den heer Du Rieu de verzekering geven dat Burg. en Weths. voor goed toezicht zorgen. Voor zoover ik met de leden van het Dag. Bestuur heb kunnen spreken, zyn zy het geheel met den heer Siegenbeek van Heukelom eens, dat aannemers, die hebben gehandeld zooals by de Gehoorzaal is geschied, in het vervolg geene werken meer voor de gemeente mogen uitvoeren. Wy kunnen de aannemers der Gehoorzaal niet beter straffen dan door aanneming van de motie. Wy bevelen die motie dus met warmte aan. De heer Hasselbach: Wanneer de Raad meent dat hy door aanneming van de motie de aannemers zoo zwaar zal straffen, dan geloof ik dat hy geheel buiten den waard rekent. Wanneer toch deze aannemers weder een werk van de gemeente willen aannemen, wel, dan zullen zy eenvoudig laten inschry ven door een ander en zy voeren het werk uit. Als de aannemers zich associëeren met een ander, die aannemer wordt van het werk, dan kan men hun ook niet het recht ontnemen om op het werk te komen. De heer Siegenbeek van Heukelom: Volkomen juist wat de heer Hasselbach daar zegt. En eens aannemende dat de aannemers zoo weinig eergevoel zullen bezitten, dat zy zich aan het gevallen besluit niets zullen storen, dan is nog op eene andere wyze daaraan tegemoet te komon door oene kleine by voeging in het voorstel. Ik zou aan de motie nog willen toevoegen de woordennoch middellyk, noch onmiddellyk, waardoor zij zoudo luiden: „Do Gemeenteraad besluit B. en Ws. uit te noodigen in het vervolg geene leverantiën voor de gemeente meer te gunnen, noch middellyk, noch onmiddellyk, aan de aanne mers der nieuwe Stadsgehoorzaal, noch onders hands, noch by openbare aanbesteding". De heer Eerstens: Ik geloof dat de by voeging weinig afdoende is. Het zal toch altyd zeer moeilyk zyn uit te maken of iemand door tusschenkomst van een ander een werk aanneemt, want de aannemers zullen dit natuurlyk wel geheim houden. Ik meen dus dat do motie geene practische waarde heeft. De heer Hasselbach: Ik geloof dat het veel beter zoude zyn om, wanneer deze aannemers eventueel weder een werk van do gemeente aannemen, een buitengewoon streng toezicht op hen uit te oefenen. De heer Van Kempen: Deze motie heeft eene moreele waarde. De Raad is niet gewoon met menschen te handelen, die aan moraliteit niet hechten. Wy hebben hier de zaak van het recht hoog te houden, en wan neer wy nu in het publiek onze afkeuring uitspreken over de handel wyze van de aan nemers der Gohoorzaal, dan beteekent dit zooveel, dat wii in het vervolg niet meer gediend zyn van menschen, die ons hebben misleid. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Siegenbeek van Heukelom wordt in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heerenHasselbach, Kerstens, Zillesen en Van Hoeken. Nu door het overlyden van mr. Keuche- nius het district Goes eerlang een nieuwen afgevaardigde heeft te kiezen, wordt als zoo danig van anti revolutionnaire zyde genoemd mr. De Savornin Lobman1)- De Standaarddie van oordeel is dat ,het haast wel niet anders kan," maakt reeds by voorbaat aangaande eeno eventueele candida- tuur Lohman de volgende opmerkingen: De vraag, of deze het oogenblik geschikt zal achten, om weer in de Tweede Kamer op te treden, kan door niemand buiten hem beantwoord. De vraag, of de Directeuren van de Vrye Universiteit hem nogmaals zullen kunnen toestaan, om het lidmaatschap der Tweedo Kamer met zyn professoraat to ver eenigen, kan eerst beantwoord, indien de quaestie concreet komt te staan. En do vraag of de Eerste Kamer hem missen kan, zal in Goes geen beletsel zyn voor zyne candidatuur. Wy voor ons hadden den heer Lohman liever toegewenscht, dat hy niet weer in de Tweede Kamer had behoeven op te treden, alvorens de nieuwe Kamer zetelde en alzoo nieuwe toestanden geboren waren. Voor een staatsman toch is het een onge meen voordeel, indien hy buiten zyn toedoen, zich onttrekkende aan den storm, dien elke reform bill ploegt te voroorzaken, eerst naar gelang de nieuwe toestanden zyn, die uit zulk een re form bill goboren worden, zyn plan de campagne kan inrichten. Maar we twijfelen zeer, of de heer Lob man zich ditmaal zal kunnen onttrekken. In ICouchonius ontviel aan de Kamer eene kracht van den eersten rang, die alleen door eene kracht van soortgelyken rang kan vervangen wordenon dan is de heer L o fa- ma n de vanzelf aangewezene. Waar dan nog bykomt, dat er tusschen Goes en don heer Lohman oude betrek kingen bestaan. En zulk eene liefde roest niet. De bladen hebben zich in de laatste dagen druk beziggehouden met de plannen tot vorming en opleiding van Reservekader, gelyk die zyn neergelegd in het Kon. Besl. van 29 Sept. jl. De Zwolschc Courant bevatte een zeer waardeerend artikel over de instelling van het reservekader, waarvan wy den inhoud vroeger reeds hebben vermeld. Zy schryft: De voordeelen dezer regeling, niet het minst voor onze Hollandscho jongens, springen by eene eerste kennismaking reeds in het oog. Voor een groot deel ondervindt de persoonlyke dienstplicht nog tegenkanting door het feit, dat de jongelui der meergegoeden, die thans hunne plaats in het leger verzaken, daarin gebracht zouden worden op een leeftyd, waarop hunne studiën nog niet zyn voltooid. Voor één jaar of meer in dat levenstydperk in de gelederen te moeten treden, brengt eene be- langryke storing met zich in de opvoeding. Terwyl degene, die tusschen het 12de en 14de jaar de werkplaats intreedt, op het 20ste levens jaar meestal reeds een vak uitoefent en daarin de noodige bedrevenheid verkregen heeft, zoo dat een verbiyf in het leger hem niet dan tot voordeel kan zyn, was dat voor hem, die eene wetenschappelyke opleiding geniet, geheel anders. Dit bezwaar wordt door de instelling van reservekader geheel uit den weg geruimd. Wie roeping gevoelt persoonlyk by te dragen tot handhaving onzer onafhankelykheid, meldt zich vóór het tydstip der loting aan als vrywilliger voor het reservekader. Hierdoor heeft hy wettige reden van vrystelling by de loting. De verplichte diensttyd in het leger wordt nu verkort tot 8 maanden, teiwyi men dezen diensttyd naar goedvinden kan ver doelen over de jaren der verbintenis. Het Zio hieromtrent het schrijven ttit Goee aan .De Ttjd" in het „L. D." van gieteren. wordt dus mogoiyk, den geheolen .iiensttyd te volbrengen in do grooto vacanties. De overige opleiding ontvangt de vry williger van hot resorvokader buiten het legor, doch steeds in nauwo aanraking daarmede. Waarschynlyk zal dit onderricht worden geregeld op den voet van de vrywillige oefeninga-i in den wapenhandel, dus plaats bobben **edurondo de wintermaanden en op uren, die'^'^wone schoolonderwys niet in den weg staan. Finantiëel biedt de nieuwe regeling ook vele voordoelen aan voor onze Hollandsche zonen. Menigeen, die wel de gaven bezit om aan eene universiteit te studeeren, doch die de middelen mist, daartoe vereischt, beschikt thans door dienstneming by het reservekader over een middel, om, zonder storing zyner wetenschappelyke opleiding, een belangryk deel zyner studiekosten zelf te bestryden. Bovendien zal hem het verbiyf in het leger in menig opzicht ten goede komen en zyn blik verruimen. Aan het einde zyrier studiën vindt hy, zoolang eene beboorlyke betrekking in de burgermaatschappy nog niet is gevon den, als vaandrig eene eervolle positie in het leger en voorloopig eene ruime bezoldiging. Doch niet alleen de spes patria, ook de Nederlandsche Staat en als zoodanig het ge- heele Nederlandsche volk zal in ruime mate den gezegenden invloed van het reservekader ondervinden. Volgens de bestaande organisatie zal het kader in tyd van oorlog blyken in geheel onvoldoenden getale aanwezig te zyn. Voor aanvulling van geleden verliezen is weinig of niets aanwezig en ook de schut tery is onvoldoende van kader voorzien, vooral wat betreft de militaire kennis. Het reservekader kan hierin een gunstigen ommekeer brengen. By voldoende deelneming zal men in tyd van oorlog beschikken over tal van jongelui, toegerust met de noodige militaire kennis, voortkomende uit de eerste klassen der maatschappy en alzoo beschikkende over tal van moreele eigenschappen, zoonoo- dig in den oorlog. De schuttery zal van boter kader, niet het minst wat officieren betreft, kunnen worden voorzien, terwyl de verliezen aan kader, in het leger geleden, op uitstekende wyze zullen kunnen worden aangevuld. Deze en meer andere voordeelen biedt de instelling van het reservekader. Naarmate het donkbeeld meer populair en men er meer vertrouwd modo wordt, zal de band tusschen leger en volk meer worden aangehaald. De Nieuwe Botterdamsche Courant wydde aan de zaak een drietal artikelen en toonde zich ten hoogste ingenomen met dezen maat regel, welks hoofddoel is om jonge mannen van zekere ontwikkeling en beschaving in vredestyd te bekwamen voor het optreden in tyd van oorlog als korporaal, sergeant of vaandrig, zonder dat hunne studiën schade lyden. „"Welke wyze van legervorming de toekomst ook brenge," zegt het blad, „de thans van Regeeringswege genomen maatregelen tot op lossing van het kadervraagstuk zullen elk stelsel ten goede komen. Het zal den wet gever op militair gebied steeds zeer welkom zyn, als hy do waarborgen bezit, dat, tot uit voering der wetten betreffende de militie en de schuttery, alleszins bruikbaar kader reeds in voldoende sterkte gereed staat. Daarom, al mochten de betrekkeiyk zeer geiinge geldelyke offers, die uit de oprichting van het reserve kader voortvloeien, belangryk hoogerzyn, dftn nog zouden die offers voldoende gerechtvaar digd zyn, want gelyk uit het voorgaande bleek, wordt eeno leemte, die in ons krygs- wezen gevaailyke afmetingen heeft aange nomen, doeltreffend aangevuld door de vereenigde werking van verschillende hulp middelen, die voorname militaire, maatschappe- lyke en staatkundige belangen, in gepaste overeenstemming gebracht, krachtdadig be hartigen." Het blad acht het daarom ook van het hoogste belang, dat men de nieuwe regeling algemeen begroet als eene waarachtig natio nale zaak, verheven boven den stryd der partyen, en dat ieder, wie ook, met ingeno menheid medewerkt aan de taak, waartoe het legerbestuur het jonge Nederland roept. Ook De Standaard is er mee ingenomen. We zouden zoo niet spreken, zegt ze, indien vooruit werd geloopen op de legerorganisatie. Maar nu de Min. in zyne Mem. v. Antw. uitdrukkeiyk verklaart, dat het aldus te ver- krygen personeel by elk denkbaar stelsel past, nu is het wat anders. Ook wyst ze er op, dat het voorstel op geheel onpartydige leest is geschoeid. „Geen diploma van H. B.-S. is vereischte." Datzelfde noemt ook Het Centrum. „Ons lacht vooral één ding toe: dat de toegang openstaat voor ieder en dat er geene privi leges aan welke schoolinrichting ook worden verstrekt." Natuurlyk ook pryst Het Centrum „dat op geen enkel stelsel van legerorganisatie schynt te worden vooruitgeloopen." Al bly ven er by dit blad vragen bestaan over de uit voering, het meent niettemin, dat de regeling noch met pessimisme, noch met optimisme behoort te worden ontvangen. Het schynt eene ernstige poging om het vry willig persoonlyk dienstdoen van de intellectueel ontwikkelde jonge mannen te bevorderen en de nadoelen, die het remplasanten-stolsel voor de defensie kracht van het leger oplevert, te ondervangen. De Kamper Courant is zeer voor strenge maatregelen tegen opruiing. Dit blad acht het een zeor behartigenswaard woord, dat de liberalo Daily News schroef, toen »y, na op Iiot ondei scheid tusschen anarchisten en socialisten gewezen to hebbon do laat- sten vormon, zegt zy, eene staathuishoudkun dige richting, de eersten zyn de vyandonvan het menschelijk geslacht, daar evenwel vol gen laat: „Maar waar, gelyk in Frankiyk, en met alleen daar, de vreedzame staathuishoudkun digen opruien on ophitsen en spreken van roof en doodslag en ook al recepten geven voor opstanden en aanslagen waar is het verschil?" Inderdaad, vraagt do Karper Ctwa-ir is hot vers- jI tusschen de misdadigers, dio do herhaaldo dynamiet aanslagen te Parys en die te Barcelona pleegden, en de opruiers tot misdaden hier te lande, die zich sociaal demo craten noemen? Er is verschil in theorieën. Zóó stork, dat de anarchisten die der- socialisten bespotten. Maar met theorieën heeft men niet te doen. Zoolang het blyft, zegt de Kamper Ctby het verkondigen van denkbeelden, kunnen anarchisten en socialisten beiden ongemoeid blyven. Waar echter de misdaad verheerlykt en aangemoedigd wordt, waar diefstal en moord openlyk aanbevolen worden, daar wil de Kam per Ct. niet gevraagd hebben: noomeu de schuldigen zich anarchisten of sociaal-demo craten? De naam is hier onverschillig. Mee heeft te doon mot misdadigers, togen wie de maatschappy behoort te worden beschermd. Eene rogeering, die deze beschorming niet verleent, blyft, meent de Kamper Ct., ver be neden hare taak. Wie geregeld het officiëel orgaan van do sociaal-democratische partij hier te lande leest, weet, merkt het blad aan, dat deze party meor en meer is gaan overhellen naar de zyde der anarchisten, niet wat de theorieën, maar wat de keus der middelen betreft. Wie aandringt op strenge maatregele/. tegen hen, die de maatschappelyke orde, do voiligheid der bezittingen en het loven dor burgers be^ dreigen, heeft niet te vreezen, meent do tam per Ct., dat hy als een reactionr air zal worden gekenmerkt. Integendeel loopt het beginsel van vryheid, dat ons, Nedorlandors, zoo liet is, juist gevaar door zulke maatregelen te verzuimen. Het kan toch niet uitblyven, oi er moet, als het anarchisme veld wint, eene geweldige reactie volgen. Do geschiedenis is in dit opzicht eene waarschuwing. Het Vaderland dit blad, het zy hier terloops ingelascht, viert eerst 1 April a. s. zyn zilveren jubileum en dus niet met Nieuw jaar herinnerende aan hetgeen de heer Goeman Borgesius den 5den Dec. in de Tweedo Kamer o. m. zeido omtrent de vryheid van drukpers en het misdadige van schryvers in sommige bladen, is eveneens van oordeel dat maatregelen van veiligheid en tegen weer noodig zyn tegen de verheerlykors van misdaden en geeft als staaltje van het geen Recht voor Allen byv. zich nu veroor looft, het volgende, waarboven stond „Een guerilla oorlog" en waarin eerst een vorhaal wordt gegeven van een brand te St.-Anna- Parochie en daarna de volgende commentaai wordt gegeven „Wy vernemen nader uit deze streken, dat den boeren op 't Bildt de schrik om het hart is geslagen en ze zich ternauwernood rustig kunnen nederleggen. In de huizen der arbeiderR op 't Bildt wordt gezegd: de Regeering houdt ons voor den gek; ze wil voor de werkloozen niet zorgen, ze weigert zelfs, zooals Gedeputeerde Staten, den aankoop van grond aan de ge meente Opsterland. Dus moeten wy onszelvon redden. Als wy nu maken dat de hoeven van de ryke boeren in brand worden ge&token, dan komt er vanzelf werk en brood, on de boeren krygen minder praats! Is het niet treurig, dat het zoover komen moet onder de Nederlandsche Regeering van onze dagen? Zeker, de tyden worden ernstig en ze zullen nog ernstiger worden. Want nog vree- ïyker zou het voorzeker zyn, wanneer de arbeidersbevolking, in plaats van de huizen, de personen ging aantasten en in het geheim de burgemeesters en notarissen ging vermoor den op het platteland. Waarom wordt er dan ook niets gedaan voor de hongerlyders! Men kan toch alles met bajonetten en marechausseesabels niet goed maken. De bevolking zegt: W(j kunnen toch geen marechausseesabels vreten." De strekking van het artikel ia, zegt Het Vaderland, duioeiyk en tocbals eene vervolging werd ingesteld, zou deze denkelijk wel met eene vry spraak moeten eindigen. De schr. raadt immers niet aan om de burge meesters en notarissen in het geheim te ver moorden; hy verklaart immers zelf dat hot nog vreeseiyker zou zyn dan de hoeven der boeren in brand te steken Nog veel erger vindt Het Vaderland hetgeen de redactie van Recht voor Allen schryft naar aanleiding van het bericht, dat de keizer van Duitschland heeft gezegd dat Vaillants daad eene afschuweiyke laagheid is en dat zoo wordt gehandeld niet door menecheD, maar door wilde dieren: „Hy vergat zeker in den spiegel tekyken, want anders zou hy by eenige zelfkennis zich geschaamd hebben over zichzelven. Of wie heeft een grooter aantal slachtoffers op zyn geweten, deze gekroonde monarch, die man, noch vrouw, noch kind ontziet, óf Vaillant, de bedryver van den aanslag te Parys. Het eenige onderscheid bestaat hierin, dat de een het gepatenteerd doet zonder gevaar voor z|jn levon, terwyl de ander er zichzelven by waagt, omdat hy het doet zonder patent"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 8