DE STADSZAAL
PERSOVERZICHT.
De discussie over de rapporten van de
deskundigen in zake de Gehoorzaal en van
de Commissie van Fabricage luidde volgens
het thans daarvan verschonen officiéél verslag
van den Gemeenteraad, aldus:
De hoor Siegenbeek van Houkelom:
Do hoeren zullen zich herinneren dat toen
door de heeren Fockoma Andre®, Van Hoeken
en m(j een rapport omtrent de Gehoorzaal
werd uitgebracht, daarin op min of meer ver
goelykende wijze werd gesproken over do
aannemers.
Wij hebben toen gezegd dat zy misbruik
hebben gemaakt van de slechte controle, maar
dat hun dit niet zoo kwalijk was to nemon,
omdat zo doden wat ze konden doen om geld
te verdiouen.
Sinds dien tijd en vooral sedert de drie
heeron deskundigen hun rapport hebben uit
gebracht, is myne meening omtrent de aan
nemers eenigszins veranderd.
Uit het rapport van deze deskundigen blijkt
toch dat de aannemers niet alleen gebruik
hobben gemaakt van do slechte contróle om
zooveel mogelijk to rekenen, maar dat zy
bovendien slecht werk hobben geleverd. En
dat is eene zaak, die ik veel erger vind.
Mot het oog daarop wensch ik den Raad voor
te stollen een besluit te nemen in dezen vorm
„de Gemeenteraad besluit Burg. en Weths.
uit te noodigen in het vervolg geene leve
rantion voor de gemeente meer te gunnen
$an de aannemers van de nieuwe Stads-
GoUoorzaal, nóch ondershands nöch bfi open
bare aanbesteding."
Ik meen dat ik dit voorstel niet verder
behoef to motiveeren, maar wanneer ik myn
oordeel over de oorzaken van den slechten
toostand der Gehoorzaal mag uitspreken, dan
liggen deze niet alleen in het slechte werk,
maar in veel hoogere mate in do slechte
controle, gedurende de werkzaamheden uit
geoefend. Als ik als lid van den Raad ooit
berouw zal voelen over een door my uitge
bracht votum, dan zal het z\jn over de stem,
waartoe ik my heb laten brengen om al
mede den vorigen gemeente-architect te
dcchargoeron van zyn geldelijke verplichtingen.
Het is toch gebleken dat niet alleen zyne
finantiëele controle, doch ook zyn toezicht op
"let werk zeer slecht is geweest.
Ik zal m\j nu Diet verder verdiepen in de
/raag of behalve die architect de onder hem
werkonde ambtenaren hun plicht hebben ge
daan of niet, maar mij thans alleen bepalen
tot bot door my gedane voorstel.
De heer Van Hoekon: In wat de heer
Siogenbetk van Heukelom heeft gezegd, is
vool waarser is door de aannemors gedaan
K<xl niet behoorde gedaan te worden. Maar
m hen nu daarvoor voor altyd uit to sluiten
aar de mededinging voor de uitvoering van
;emeenteweikon, dit vind ik wel wat kras.
den aannemer van welk werk ook is het niet
ten kwado te duiden dat hy er van haalt
wat er van te halen is. Dat wil niet zeggen
dat hy daarom knoeien moet, maar als het
':oezicht gebrekkig is, laat het zich best be
grijpen dat zaken worden gedaan, die niet in
den haak zyn. Ik kan dus met hot voorstel
/an den heer Van Heukelom niet raedegaan.
De heer Fockoma Andre®: Ik moet
erkennen dat het peil van zedelykheid, door
den heer Van Hoeken voor een aannemer
gesteld, my nogal bedenkeiyk voorkomt. Ik
betwyfel ook of alle aannemers zich den
maatstaf, door den heer Van Hoeken hun
aangelegd, zullen laten welgevallen. Uit een
werk halen wat er uit te halen valt mag de
aannemer maar langs een eerlyken weg.
Wanneer hy evenwel, omdat hem dooreen
gebrekkig toezicht de vrye hand wordt ge
laten, een gebouw zet, dat niet hecht is, zelfs
gevaar oplevert voor de bezoekers, een ge
bouw, waarvan de commissie van onderzoek
zegt
„De uitvoering voornamoiyk van die onder
dooien van het gebouw, welke buiten het
gezicht gelegen zyn, kan naar onze meening
niet genoeg veroordeeld worden;"
dan is dit een aannemer, van wien mag en
moet verklaard wordenmet zulk een willen
wy later in bet belang der gemeente niets
meer te maken hebben. Ik geloof zeker, dat
er tal van aannemors zyn, die hunne taak an
ders opvatten, goen misbruik zullen maken
van eene slochte contröle, en daarom is myn
oordeel over de motie van den heer Siegenbeek
van Heukelom ook anders dan dat van den
heer Van Hoeken.
De heer Van Hoeken: Do heer Fockema
Andre® heeft gezegd dat het gebouw niet
becht is, ja zelfs gevaar oplevert voor de
bezoekers. Dit nu ben ik niet met hem eons,
die voorstelling is overdreven. De aannemers,
zooals uit hot rapport der Commissie van
Fabricage blykt, hebben gewerkt naar het
bostok, en nu mogen er kleinere, wellicht
enkele grootero fouten zyn gemaakt, ik werp
voor my hot grootste gedeelte van de schuld
daaraan op don architect, die een zeer zwak
hoofd was. En wanneer er een zwak hoofd
is, dan kan iodoreen wel begrypen hoe het
- met do minderon gaat.
Do hoer Siegonboek van Heukelom.
Ik ben het m«t den heer Van Hoeken eens
dat het toezicht zoor voel te wenschen heeft
overgelaten, maar dat daaraan de schuld van
alle te*o iteming®:. moet geweten worden,
geloot ik nut.
Oo a4uneu» >:s nebben wol degoiyk beproefd
miodoro vftjo- te leveren dan hun was voor-
gMchreveu, en dat hun dit golukt is, is de
schuld van het sloohte toezicht Maar des
niettemin zyn zy toch ook schuldig. Ik mem
mii to herinneren dat toon v y als Commissie,
de heeren Fockema Andre®, Van Hoeken
on ik, ovor de zaak spraken, de heer Van
Hoeken zeide, dat hy wel wist dat het hout
van de bokupping van mindere qualitoit was
dan het bostok bedoolde.
De heeren zullen zich herinneren dat in
ons rapport op den voorgrond werd gesteld,
dat wy alleen de finantiëele zyde van de zaak
hadden beschouwd on ons geheel hadden
onthouden van een oordeel over de uitvoering
van het werk. Niet omdat wy daarvan
onkundig waren, want in de antwoorden,
door de deskundigen op onze vragen gegeven,
schemerde by voorbeeld zeer duidelyk door
dat de constructie der kap alles te wenschen
overliet, terwyi ons later nog van meer
fouten bleek.
Het spreekt vanzelf dat door het tweede
onderzoek, hetwelk zooveel later heeft plaats
gehad, de fouten, waarvan de gevolgen toen
verergerd waren, nog me6r aan het licht moes
ten komen Overigens komt het rapport der
drie deskundigen bijna geheel overeen met
den indruk, indertyd door onze deskundigen
van het werk ontvangen.
De heer Fockema Andre®: Een enkel
woord nog aan den heer Van Hoeken. Hij
verwyst my naar het rapport van de Commis
sie van Fabricage. Doch dit rapport verwyst
my weder naar het rapport der drie des
kundigen, met den inhoud waarvan de Com
missie van Fabricage zich over het algemeen
kan vereenigen.
Wel blykt uit het rapport van de Commis
sie van Fabricage, wat ons by nauwkeurige
lezing van het rapport der deskundigen ook
reeds is gebleken, dat tal van fouten zyn te
wyten aan bestek en plannen, maar uit het
rapport der deskundigen, waarmede de Com
missie van Fabricage zich over het algemeon
vereenigt, blykt tovens dat ook do uitvoering
van het werk, waaraan eene afzonderlijke
paragraaf wordt gewijd, alles te wenschen
overlaat. De uitvoering kan niet genoeg ver
oordeeld worden, staat er.
Nu moge de heer Van Hoeken zeggen:
„het gebouw gevaar opleveren? Kom, zoo
erg is het niet". Ja, M. d. V., zoo erg is
hot wel, er staat toch in het rapport der
deskundigen, dat, wanneer de voorgestelde
wyzigingen zyn aangebracht, het gebouw in
een staat zal zyn gebracht, dat het geene
reden tot bezorgdheid voor de veiligheid meer
zal behoeven te geven. Aanvankelyk gaf het
dus wel reden tot bezorgdheid.
Wanneer verder in het rapport uitdruk-
kelyk wordt gezegd dat het gekDoei met de
kap en andere onderdeelen alleen heeft kunnen
plaats hobben door gebrek aan behoorlyk
toezicht, dan moet zeer steilig zulk een toe
zicht worden afgekeurd, maar tevens mogen
wy daarby dan ook den wensch uitdrukken,
dat de gemeente niet meer worde overge
loverd aan aannemers, die van dit slechte
toezicht zulk een misbruik hebben gemaakt.
Do heer Van Kempen: Ik geloof dat
de Raad der gemeente Leiden het recht hoog
moet houden. Zyn er aannemers geweest,
die tegenover do gemeente hun plicht niet
hebben gedaan, dan taoeten zy daarvoor
worden gestraft.
Is de architect een zwak man geweest,
dan had dit voor de aannemers eene reden to
meer moeten zyn om alles te doen wat moge-
lyk was, ten einde het werk op te leveren.
Dan haddon zy later kunnen zeggen: hoewel
het hoofd, ons door de gemeente gegeven, een
zwak man was, hebben wy toch, omdat wy
menschen van beginselen zyn, gehandeld zoo
als het behoorde, zooals onze plicht was.
Daar dit ru niet het geval is geweest, stem
ik van harte in met het voorstel van den
heer Siegenbeek van Heukelom.
Do heer Du Rieu: Terwyi de motie aan
don eenen kant wyst op de verkeerdheden,
die door de aannemers gepleegd zyn, doordat
zy hebben misbruik gemaakt van do slechte
contröle, geloof ik dat aan don anderen kant
ook wel eens nadrukkeiyk mag gewezen
worden op dat gebrekkige toezicht zelf. En
daarom zoude ik wenschen dat Burg. en
Weths. met nadruk werd verzocht om voort
aan by werken van grooten omvang te zor
gen dat het toezicht in goede handen is.
De waarn. Voorzitter (de heer Do Stur-
lor, wethouder): Ik kan den heer Du Rieu
de verzekering geven dat Burg. en Weths.
voor goed toezicht zorgen.
Voor zoover ik met de leden van het Dag.
Bestuur heb kunnen spreken, zyn zy het
geheel met den heer Siegenbeek van Heukelom
eens, dat aannemers, die hebben gehandeld
zooals by de Gehoorzaal is geschied, in het
vervolg geene werken meer voor de gemeente
mogen uitvoeren. Wy kunnen de aannemers
der Gehoorzaal niet beter straffen dan door
aanneming van de motie. Wy bevelen die
motie dus met warmte aan.
De heer Hasselbach: Wanneer de Raad
meent dat hy door aanneming van de motie
de aannemers zoo zwaar zal straffen, dan
geloof ik dat hy geheel buiten den waard
rekent. Wanneer toch deze aannemers weder
een werk van de gemeente willen aannemen,
wel, dan zullen zy eenvoudig laten inschry ven
door een ander en zy voeren het werk uit.
Als de aannemers zich associëeren met een
ander, die aannemer wordt van het werk, dan
kan men hun ook niet het recht ontnemen
om op het werk te komen.
De heer Siegenbeek van Heukelom:
Volkomen juist wat de heer Hasselbach daar
zegt. En eens aannemende dat de aannemers
zoo weinig eergevoel zullen bezitten, dat zy
zich aan het gevallen besluit niets zullen
storen, dan is nog op eene andere wyze daaraan
tegemoet te komon door oene kleine by voeging
in het voorstel.
Ik zou aan de motie nog willen toevoegen
de woordennoch middellyk, noch onmiddellyk,
waardoor zij zoudo luiden:
„Do Gemeenteraad besluit B. en Ws. uit
te noodigen in het vervolg geene leverantiën
voor de gemeente meer te gunnen, noch
middellyk, noch onmiddellyk, aan de aanne
mers der nieuwe Stadsgehoorzaal, noch onders
hands, noch by openbare aanbesteding".
De heer Eerstens: Ik geloof dat de
by voeging weinig afdoende is. Het zal toch
altyd zeer moeilyk zyn uit te maken of
iemand door tusschenkomst van een ander
een werk aanneemt, want de aannemers
zullen dit natuurlyk wel geheim houden. Ik
meen dus dat do motie geene practische
waarde heeft.
De heer Hasselbach: Ik geloof dat
het veel beter zoude zyn om, wanneer deze
aannemers eventueel weder een werk van
do gemeente aannemen, een buitengewoon
streng toezicht op hen uit te oefenen.
De heer Van Kempen: Deze motie
heeft eene moreele waarde. De Raad is niet
gewoon met menschen te handelen, die aan
moraliteit niet hechten. Wy hebben hier de
zaak van het recht hoog te houden, en wan
neer wy nu in het publiek onze afkeuring
uitspreken over de handel wyze van de aan
nemers der Gohoorzaal, dan beteekent dit
zooveel, dat wii in het vervolg niet meer
gediend zyn van menschen, die ons hebben
misleid.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Siegenbeek van
Heukelom wordt in stemming gebracht en
aangenomen met 19 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden de heerenHasselbach,
Kerstens, Zillesen en Van Hoeken.
Nu door het overlyden van mr. Keuche-
nius het district Goes eerlang een nieuwen
afgevaardigde heeft te kiezen, wordt als zoo
danig van anti revolutionnaire zyde genoemd
mr. De Savornin Lobman1)-
De Standaarddie van oordeel is dat ,het
haast wel niet anders kan," maakt reeds by
voorbaat aangaande eeno eventueele candida-
tuur Lohman de volgende opmerkingen:
De vraag, of deze het oogenblik geschikt
zal achten, om weer in de Tweede Kamer
op te treden, kan door niemand buiten hem
beantwoord. De vraag, of de Directeuren van
de Vrye Universiteit hem nogmaals zullen
kunnen toestaan, om het lidmaatschap der
Tweedo Kamer met zyn professoraat to ver
eenigen, kan eerst beantwoord, indien de
quaestie concreet komt te staan. En do vraag
of de Eerste Kamer hem missen kan, zal in
Goes geen beletsel zyn voor zyne candidatuur.
Wy voor ons hadden den heer Lohman
liever toegewenscht, dat hy niet weer in de
Tweede Kamer had behoeven op te treden,
alvorens de nieuwe Kamer zetelde en alzoo
nieuwe toestanden geboren waren.
Voor een staatsman toch is het een onge
meen voordeel, indien hy buiten zyn toedoen,
zich onttrekkende aan den storm, dien elke
reform bill ploegt te voroorzaken, eerst
naar gelang de nieuwe toestanden zyn, die
uit zulk een re form bill goboren worden,
zyn plan de campagne kan inrichten.
Maar we twijfelen zeer, of de heer Lob
man zich ditmaal zal kunnen onttrekken.
In ICouchonius ontviel aan de Kamer
eene kracht van den eersten rang, die alleen
door eene kracht van soortgelyken rang kan
vervangen wordenon dan is de heer L o fa-
ma n de vanzelf aangewezene.
Waar dan nog bykomt, dat er tusschen
Goes en don heer Lohman oude betrek
kingen bestaan.
En zulk eene liefde roest niet.
De bladen hebben zich in de laatste dagen
druk beziggehouden met de plannen tot vorming
en opleiding van Reservekader, gelyk
die zyn neergelegd in het Kon. Besl. van
29 Sept. jl.
De Zwolschc Courant bevatte een zeer
waardeerend artikel over de instelling van
het reservekader, waarvan wy den inhoud
vroeger reeds hebben vermeld. Zy schryft:
De voordeelen dezer regeling, niet het minst
voor onze Hollandscho jongens, springen by
eene eerste kennismaking reeds in het oog.
Voor een groot deel ondervindt de persoonlyke
dienstplicht nog tegenkanting door het feit,
dat de jongelui der meergegoeden, die thans
hunne plaats in het leger verzaken, daarin
gebracht zouden worden op een leeftyd, waarop
hunne studiën nog niet zyn voltooid. Voor
één jaar of meer in dat levenstydperk in de
gelederen te moeten treden, brengt eene be-
langryke storing met zich in de opvoeding.
Terwyl degene, die tusschen het 12de en 14de
jaar de werkplaats intreedt, op het 20ste levens
jaar meestal reeds een vak uitoefent en daarin
de noodige bedrevenheid verkregen heeft, zoo
dat een verbiyf in het leger hem niet dan tot
voordeel kan zyn, was dat voor hem, die eene
wetenschappelyke opleiding geniet, geheel
anders. Dit bezwaar wordt door de instelling
van reservekader geheel uit den weg geruimd.
Wie roeping gevoelt persoonlyk by te dragen
tot handhaving onzer onafhankelykheid, meldt
zich vóór het tydstip der loting aan als
vrywilliger voor het reservekader. Hierdoor
heeft hy wettige reden van vrystelling by de
loting. De verplichte diensttyd in het leger
wordt nu verkort tot 8 maanden, teiwyi men
dezen diensttyd naar goedvinden kan ver
doelen over de jaren der verbintenis. Het
Zio hieromtrent het schrijven ttit Goee aan .De
Ttjd" in het „L. D." van gieteren.
wordt dus mogoiyk, den geheolen .iiensttyd
te volbrengen in do grooto vacanties. De
overige opleiding ontvangt de vry williger van
hot resorvokader buiten het legor, doch steeds
in nauwo aanraking daarmede. Waarschynlyk
zal dit onderricht worden geregeld op den
voet van de vrywillige oefeninga-i in den
wapenhandel, dus plaats bobben **edurondo
de wintermaanden en op uren, die'^'^wone
schoolonderwys niet in den weg staan.
Finantiëel biedt de nieuwe regeling ook
vele voordoelen aan voor onze Hollandsche
zonen. Menigeen, die wel de gaven bezit om
aan eene universiteit te studeeren, doch die
de middelen mist, daartoe vereischt, beschikt
thans door dienstneming by het reservekader
over een middel, om, zonder storing zyner
wetenschappelyke opleiding, een belangryk
deel zyner studiekosten zelf te bestryden.
Bovendien zal hem het verbiyf in het leger
in menig opzicht ten goede komen en zyn
blik verruimen. Aan het einde zyrier studiën
vindt hy, zoolang eene beboorlyke betrekking
in de burgermaatschappy nog niet is gevon
den, als vaandrig eene eervolle positie in het
leger en voorloopig eene ruime bezoldiging.
Doch niet alleen de spes patria, ook de
Nederlandsche Staat en als zoodanig het ge-
heele Nederlandsche volk zal in ruime mate
den gezegenden invloed van het reservekader
ondervinden. Volgens de bestaande organisatie
zal het kader in tyd van oorlog blyken
in geheel onvoldoenden getale aanwezig te
zyn. Voor aanvulling van geleden verliezen
is weinig of niets aanwezig en ook de schut
tery is onvoldoende van kader voorzien, vooral
wat betreft de militaire kennis.
Het reservekader kan hierin een gunstigen
ommekeer brengen. By voldoende deelneming
zal men in tyd van oorlog beschikken over
tal van jongelui, toegerust met de noodige
militaire kennis, voortkomende uit de eerste
klassen der maatschappy en alzoo beschikkende
over tal van moreele eigenschappen, zoonoo-
dig in den oorlog. De schuttery zal van boter
kader, niet het minst wat officieren betreft,
kunnen worden voorzien, terwyl de verliezen
aan kader, in het leger geleden, op uitstekende
wyze zullen kunnen worden aangevuld.
Deze en meer andere voordeelen biedt de
instelling van het reservekader. Naarmate het
donkbeeld meer populair en men er meer
vertrouwd modo wordt, zal de band tusschen
leger en volk meer worden aangehaald.
De Nieuwe Botterdamsche Courant wydde
aan de zaak een drietal artikelen en toonde
zich ten hoogste ingenomen met dezen maat
regel, welks hoofddoel is om jonge mannen
van zekere ontwikkeling en beschaving in
vredestyd te bekwamen voor het optreden in
tyd van oorlog als korporaal, sergeant of
vaandrig, zonder dat hunne studiën schade
lyden.
„"Welke wyze van legervorming de toekomst
ook brenge," zegt het blad, „de thans van
Regeeringswege genomen maatregelen tot op
lossing van het kadervraagstuk zullen elk
stelsel ten goede komen. Het zal den wet
gever op militair gebied steeds zeer welkom
zyn, als hy do waarborgen bezit, dat, tot uit
voering der wetten betreffende de militie en
de schuttery, alleszins bruikbaar kader reeds
in voldoende sterkte gereed staat. Daarom, al
mochten de betrekkeiyk zeer geiinge geldelyke
offers, die uit de oprichting van het reserve
kader voortvloeien, belangryk hoogerzyn, dftn
nog zouden die offers voldoende gerechtvaar
digd zyn, want gelyk uit het voorgaande
bleek, wordt eeno leemte, die in ons krygs-
wezen gevaailyke afmetingen heeft aange
nomen, doeltreffend aangevuld door de
vereenigde werking van verschillende hulp
middelen, die voorname militaire, maatschappe-
lyke en staatkundige belangen, in gepaste
overeenstemming gebracht, krachtdadig be
hartigen."
Het blad acht het daarom ook van het
hoogste belang, dat men de nieuwe regeling
algemeen begroet als eene waarachtig natio
nale zaak, verheven boven den stryd der
partyen, en dat ieder, wie ook, met ingeno
menheid medewerkt aan de taak, waartoe het
legerbestuur het jonge Nederland roept.
Ook De Standaard is er mee ingenomen.
We zouden zoo niet spreken, zegt ze, indien
vooruit werd geloopen op de legerorganisatie.
Maar nu de Min. in zyne Mem. v. Antw.
uitdrukkeiyk verklaart, dat het aldus te ver-
krygen personeel by elk denkbaar stelsel past,
nu is het wat anders. Ook wyst ze er op, dat
het voorstel op geheel onpartydige leest is
geschoeid. „Geen diploma van H. B.-S. is
vereischte."
Datzelfde noemt ook Het Centrum. „Ons
lacht vooral één ding toe: dat de toegang
openstaat voor ieder en dat er geene privi
leges aan welke schoolinrichting ook worden
verstrekt." Natuurlyk ook pryst Het Centrum
„dat op geen enkel stelsel van legerorganisatie
schynt te worden vooruitgeloopen." Al bly ven
er by dit blad vragen bestaan over de uit
voering, het meent niettemin, dat de regeling
noch met pessimisme, noch met optimisme
behoort te worden ontvangen. Het schynt eene
ernstige poging om het vry willig persoonlyk
dienstdoen van de intellectueel ontwikkelde
jonge mannen te bevorderen en de nadoelen,
die het remplasanten-stolsel voor de defensie
kracht van het leger oplevert, te ondervangen.
De Kamper Courant is zeer voor strenge
maatregelen tegen opruiing. Dit blad
acht het een zeor behartigenswaard woord,
dat de liberalo Daily News schroef, toen »y,
na op Iiot ondei scheid tusschen anarchisten
en socialisten gewezen to hebbon do laat-
sten vormon, zegt zy, eene staathuishoudkun
dige richting, de eersten zyn de vyandonvan
het menschelijk geslacht, daar evenwel vol
gen laat:
„Maar waar, gelyk in Frankiyk, en met
alleen daar, de vreedzame staathuishoudkun
digen opruien on ophitsen en spreken van
roof en doodslag en ook al recepten geven
voor opstanden en aanslagen waar is het
verschil?"
Inderdaad, vraagt do Karper Ctwa-ir is
hot vers- jI tusschen de misdadigers, dio do
herhaaldo dynamiet aanslagen te Parys en die
te Barcelona pleegden, en de opruiers tot
misdaden hier te lande, die zich sociaal demo
craten noemen?
Er is verschil in theorieën. Zóó stork, dat
de anarchisten die der- socialisten bespotten.
Maar met theorieën heeft men niet te doen.
Zoolang het blyft, zegt de Kamper Ctby
het verkondigen van denkbeelden, kunnen
anarchisten en socialisten beiden ongemoeid
blyven. Waar echter de misdaad verheerlykt
en aangemoedigd wordt, waar diefstal en moord
openlyk aanbevolen worden, daar wil de Kam
per Ct. niet gevraagd hebben: noomeu de
schuldigen zich anarchisten of sociaal-demo
craten? De naam is hier onverschillig. Mee
heeft te doon mot misdadigers, togen wie de
maatschappy behoort te worden beschermd.
Eene rogeering, die deze beschorming niet
verleent, blyft, meent de Kamper Ct., ver be
neden hare taak.
Wie geregeld het officiëel orgaan van do
sociaal-democratische partij hier te lande leest,
weet, merkt het blad aan, dat deze party meor
en meer is gaan overhellen naar de zyde der
anarchisten, niet wat de theorieën, maar wat
de keus der middelen betreft.
Wie aandringt op strenge maatregele/. tegen
hen, die de maatschappelyke orde, do voiligheid
der bezittingen en het loven dor burgers be^
dreigen, heeft niet te vreezen, meent do tam
per Ct., dat hy als een reactionr air zal worden
gekenmerkt. Integendeel loopt het beginsel
van vryheid, dat ons, Nedorlandors, zoo liet
is, juist gevaar door zulke maatregelen te
verzuimen. Het kan toch niet uitblyven, oi
er moet, als het anarchisme veld wint, eene
geweldige reactie volgen. Do geschiedenis is
in dit opzicht eene waarschuwing.
Het Vaderland dit blad, het zy hier
terloops ingelascht, viert eerst 1 April a. s.
zyn zilveren jubileum en dus niet met Nieuw
jaar herinnerende aan hetgeen de heer
Goeman Borgesius den 5den Dec. in de Tweedo
Kamer o. m. zeido omtrent de vryheid van
drukpers en het misdadige van schryvers in
sommige bladen, is eveneens van oordeel
dat maatregelen van veiligheid en tegen
weer noodig zyn tegen de verheerlykors
van misdaden en geeft als staaltje van het
geen Recht voor Allen byv. zich nu veroor
looft, het volgende, waarboven stond „Een
guerilla oorlog" en waarin eerst een vorhaal
wordt gegeven van een brand te St.-Anna-
Parochie en daarna de volgende commentaai
wordt gegeven
„Wy vernemen nader uit deze streken, dat
den boeren op 't Bildt de schrik om het hart
is geslagen en ze zich ternauwernood rustig
kunnen nederleggen.
In de huizen der arbeiderR op 't Bildt
wordt gezegd: de Regeering houdt ons voor
den gek; ze wil voor de werkloozen niet
zorgen, ze weigert zelfs, zooals Gedeputeerde
Staten, den aankoop van grond aan de ge
meente Opsterland. Dus moeten wy onszelvon
redden. Als wy nu maken dat de hoeven van
de ryke boeren in brand worden ge&token, dan
komt er vanzelf werk en brood, on de boeren
krygen minder praats!
Is het niet treurig, dat het zoover komen
moet onder de Nederlandsche Regeering van
onze dagen?
Zeker, de tyden worden ernstig en ze
zullen nog ernstiger worden. Want nog vree-
ïyker zou het voorzeker zyn, wanneer de
arbeidersbevolking, in plaats van de huizen,
de personen ging aantasten en in het geheim
de burgemeesters en notarissen ging vermoor
den op het platteland.
Waarom wordt er dan ook niets gedaan
voor de hongerlyders!
Men kan toch alles met bajonetten en
marechausseesabels niet goed maken.
De bevolking zegt: W(j kunnen toch geen
marechausseesabels vreten."
De strekking van het artikel ia, zegt Het
Vaderland, duioeiyk en tocbals eene
vervolging werd ingesteld, zou deze denkelijk
wel met eene vry spraak moeten eindigen. De
schr. raadt immers niet aan om de burge
meesters en notarissen in het geheim te ver
moorden; hy verklaart immers zelf dat hot
nog vreeseiyker zou zyn dan de hoeven der
boeren in brand te steken
Nog veel erger vindt Het Vaderland hetgeen
de redactie van Recht voor Allen schryft naar
aanleiding van het bericht, dat de keizer van
Duitschland heeft gezegd dat Vaillants daad
eene afschuweiyke laagheid is en dat zoo
wordt gehandeld niet door menecheD, maar
door wilde dieren:
„Hy vergat zeker in den spiegel tekyken,
want anders zou hy by eenige zelfkennis zich
geschaamd hebben over zichzelven. Of wie
heeft een grooter aantal slachtoffers op zyn
geweten, deze gekroonde monarch, die man,
noch vrouw, noch kind ontziet, óf Vaillant,
de bedryver van den aanslag te Parys. Het
eenige onderscheid bestaat hierin, dat de een
het gepatenteerd doet zonder gevaar voor z|jn
levon, terwyl de ander er zichzelven by
waagt, omdat hy het doet zonder patent"